Details





Titel:

1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden en de toekenningsprocedure van concessies voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat] <Opschrift vervangen door KB2014-03-20/03, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-10-2004 en tekstbijwerking tot 11-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepaling van en toegang tot de controlezones en sectoren toegekend door een exploratie- of exploitatieconcessie.
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - Indiening van de aanvragen.
Art. 8
HOOFDSTUK IV. - Behandeling van de aanvragen.
Art. 9, 9/1, 10-16
HOOFDSTUK V. - Algemene verplichtingen van de titularissen van een exploratie- of exploitatieconcessie.
Art. 17
HOOFDSTUK VI. - Uitbreiding, overdracht en verlenging van een exploratie- en/of een exploitatieconcessie.
Art. 18-20
HOOFDSTUK VII. - [1 Verstrijken]1 van, intrekking van en verzaking aan een exploratie- en/of exploitatieconcessie.
Art. 21-23
HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere bepalingen.
Art. 24, 24/1
HOOFDSTUK IX. - Bepaling van het maximaal toegestane exploitatievolume.
Art. 25-28
HOOFDSTUK X. - Vergoedingen.
Art. 29-30
HOOFDSTUK XI. - Algemene exploratie- en exploitatievoorwaarden.
Art. 31-34
Art. 34 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 35-45, 45/1
HOOFDSTUK XII. - Bevoegde [1 ambtenaren]1 en toezicht.
Art. 46
HOOFDSTUK XIII. - De exploratie door de Algemene Directie.
Art. 47
HOOFDSTUK XIV. - Overgangsmaatregelen.
Art. 48
HOOFDSTUK XV. - Diverse bepalingen.
Art. 49, 49/1, 50-51
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1974100701  1977051606  2003011601 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " de minister " : de Federale Minister bevoegd voor Economie;
  2° " de bevoegde minister " : de Minister die de Bescherming van het mariene milieu onder zijn bevoegdheid heeft;
  3° " Algemene Directie " : de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;
  4° " de afgevaardigde van de minister " : de directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;
  5° " de commissie " : de commissie ingesteld bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 tot instelling van de raadgevende commissie belast met de coördinatie tussen de administraties die betrokken zijn bij het beheer van de exploratie en exploitatie van het continentaal plat en de territoriale zee en tot vaststelling van de werkingsmodaliteiten en -kosten ervan;
  6° " de wet " : wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
  7° " de EEZ-wet " : wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee;
  8° " MEB-besluit " : koninklijk besluit van [4 21 oktober 2018]4 houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
  9° " concessiebesluit " : ministerieel besluit zoals bedoeld in artikel 15, § 1;
  10° [3 ...]3;
  11° " het KBIN " : het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen;
  12° [2 "de BMM" : de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-estuarium, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 29 september 1997 houdende de overdracht van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-estuarium naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen;]2
  13° " zand " : mineraal materiaal waarvan de proportie in gewicht van de korrels met een diameter kleiner dan of gelijk aan 4 millimeter minstens 85 % bedraagt in het monster;
  14° " grind " : mineraal materiaal waarvan de proportie in gewicht van de korrels met een korreldiameter groter dan 4 millimeter meer dan 15 % bedraagt in het monster;
  15° " controlezone " : gebied waarbinnen een exploratie- en/of exploitatieconcessie mag worden toegekend [1 ...]1;
  16° [1 ...]1;
  17° " sector " : oppervlakte binnen een controlezone;
  18° " uitzonderlijk project " : exploitatie waarvoor per maand meer dan 100 000 m3 zand of grind ontgonnen wordt en welke in de tijd beperkt is;
  19° " betekenen " : het verzenden bij ter post aangetekende brief, met bericht van ontvangst;
  20° " cedent " : de houder van een concessie die zijn concessie overdraagt;
  21° " cessionaris " : de persoon of het bedrijf aan wie een concessie wordt overgedragen;
  22° " bevoegde [2 ambtenaren]2 " : de [2 ambtenaren]2 aangeduid volgens artikel 46, § 1;
  23° " lading " : totaliteit van de materialen van een scheepsruim;
  24° " monster " : deel van de lading die hiervan als representatief beschouwd wordt;
  25° " ontginningsvaartuig " : elk vaartuig dat gebruikt wordt voor het baggeren of het ontginnen van grondstoffen van de zeebodem;
  26° " transportvaartuig " : elk vaartuig, met uitzondering van de ontginningsvaartuigen, dat gebruikt wordt voor het vervoer van de gebaggerde of ontgonnen grondstoffen;
  27° [6 continue monitoring: monitoring uitgevoerd in toepassing van artikel 3, § 4, van de wet;]6
  28° " exploratie onderzoek " : onderzoek uitgevoerd door de Algemene Directie of de industrie, met als doel nieuwe afzettingen te vinden;
  29° [4 de lidstaten: de lidstaten van de Europese Unie;]4
  30° " Verdragsluitende Partijen " : Partijen bij het Verdrag van Espoo : het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband en zijn Aanhangsels I, II, III, IV, V, VI en VII, gedaan te Espoo op 25 februari 1991 en goedgekeurd bij wet van 9 juni 1999;
  [2 31° "de Dienst Marien Milieu" : de Dienst Marien Milieu behorende tot het Directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   32° "een ramp" : men spreekt van een ramp :
   a) wanneer er een doorbraak is in de zeewering, of;
   b) wanneer er zware, al dan niet zichtbare, schade aan de zeewering is, die een onverantwoord hoog risico voor overstroming vormt;
   33° "dag" : kalenderdag;
   34° "het IMO-nummer" : het scheepsidentificatienummer, overeenkomstig Resolutie A.600 (15) van de Internationale Maritieme Organisatie voorzien in bijlage I bij het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van zeeschepen en het in werking treden van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen;]2
  [1 35° "MRP-besluit" : koninklijk besluit [5 van 22 mei 2019 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden]5;
   36° "habitat-gebied" : de speciale zone voor natuurbehoud "Vlaamse Banken", zoals bepaald in artikel 7, § 1 van het MRP-besluit;]1
  [4 37° een Natura 2000-toelating: een toelating om een activiteit uit te voeren die plaatsvindt in of een impact kan hebben op een Natura 2000 gebied. Deze toelating is opgenomen in het advies van de bevoegde minister, opgesteld op basis van artikel 15 van het MEB-besluit.]4
  ----------
  (1)<KB 2014-03-20/03, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>
  (2)<KB 2014-04-19/49, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (3)<W 2015-12-26/03, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<KB 2018-10-21/03, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>
  (5)<KB 2022-07-12/13, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>
  (6)<KB 2024-06-12/03, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

HOOFDSTUK II. - Bepaling van en toegang tot de controlezones en sectoren toegekend door een exploratie- of exploitatieconcessie.
Art.2.[1 De sectoren waarvoor concessiebesluiten kunnen worden verleend, zijn vastgelegd in [2 artikel 15, § 1]2, van het MRP-besluit.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-03-20/03, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>
  (2)<KB 2022-07-12/13, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

Art.3.
  <Opgeheven bij KB 2014-03-20/03, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>

Art.4.[1 Onverminderd de beslissingen genomen in toepassing van het artikel 7 [2 ...]2 en het artikel 36, zijn alle sectoren waarvoor een concessie verleend is, met uitzondering van sectoren 3a en 3b, toegankelijk gedurende het ganse jaar.
   De sectoren 3a en 3b zijn afwisselend open voor ontginning. De Algemene Directie deelt tijdig deze wijzigingen mee aan de concessiehouders.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-06-12/03, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

Art.5.
  <Opgeheven bij KB 2014-03-20/03, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>

Art.6.In het kader van uitzonderlijke projecten kunnen concessiebesluiten toegekend worden buiten de controlezones vermeld in [1 [2 artikel 15, § 1]2, van het MRP-besluit]1.
  ----------
  (1)<KB 2014-03-20/03, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>
  (2)<KB 2022-07-12/13, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

Art.7.[1 Indien uit [2 de continue monitoring]2 zou blijken dat de exploitaties mogelijke nadelige gevolgen hebben voor het mariene milieu, kan de minister, op gemotiveerd advies van de commissie, een deel van de controlezones voor ontginning sluiten.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-06-12/03, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

HOOFDSTUK III. - Indiening van de aanvragen.
Art.8.§ 1. De concessieaanvragen voor de exploratie en de exploitatie van de niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat worden aan de afgevaardigde van de minister betekend.
  [1 Voor het indienen van zijn aanvraag gebruikt de aanvrager het formulier `Aanvraag concessie zandwinning' opgesteld door de Algemene Directie. De aanvrager betekent het ingevulde formulier met zijn bijlagen, evenals het [2 milieueffectbeoordelingsrapport]2, zoals beschreven in [2 hoofdstuk 2]2 van het MEB-besluit, in één van de landstalen in één papieren en één elektronisch exemplaar aan de afgevaardigde van de minister.]1
  Voor zijn aanvraag kiest de aanvrager domicilie in België.
  § 2. [1 In het formulier `Aanvraag concessie zandwinning' wordt gevraagd naar volgende gegevens :]1
  1° naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager;
  2° [1 indien het gaat om een vennootschap, de firmanaam of handelsnaam en het ondernemingsnummer ervan. Indien het om een gewestelijke overheidsdienst gaat, de volledige benaming van deze dienst, alsook zijn adres;]1
  3° een algemene nota met het voorwerp en de beschrijving van het project met vermelding van de gezochte (zand en/of grind) of te exploiteren materialen en, volgens het geval :
  - de indicatieve planning en de overwogen middelen als het om een exploratie gaat;
  - de exploitatiemiddelen;
  4° in het geval van een exploratie- en/of exploitatieaanvraag in de controlezones, de aanduiding van de gevraagde controlezones en/of sectoren;
  5° in het geval van [1 ...]1 een exploitatieaanvraag voor een uitzonderlijk project, een dieptekaart in projectie [1 ...]1 Mercator WGS 84 op schaal 1/100 000 of 1/150 000 waarop voor de gevraagde sector het volgende wordt aangeduid :
  - de gegevens van de afbakeningspunten in breedte en in lengte en de oppervlakte in km2;
  - de locatie ten opzichte van de belangrijke scheepvaartroutes;
  - de grenzen van de eventuele naburige sectoren waarvoor een concessie reeds werd toegekend;
  - de pijpleidingen en elektriciteitskabels die gelegen zijn in een strook van 1 000 meter breed rond de geplande sector;
  - de kunstmatige eilanden en windmolens die gelegen zijn op een maximumafstand van 500 meter van de geplande sector;
  - de telecommunicatiekabels die gelegen zijn in een strook van 250 meter breed rond de geplande sector.
  6° in het geval van een exploitatieaanvraag voor een uitzonderlijk project, een raming van het te ontginnen volume en de duur van de operaties.
  § 3. [1 Gelijktijdig dient de aanvrager een identiek dossier in bij de BMM in het kader van het MEB-besluit.]1
  § 4. [1 De afgevaardigde van de minister kan bijkomende inlichtingen eisen die nodig zijn voor het onderzoek van het dossier.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

HOOFDSTUK IV. - Behandeling van de aanvragen.
Art.9.§ 1. De afgevaardigde van de minister gaat binnen de vijftien dagen na ontvangst van het dossier na of dit alle documenten bevat zoals bedoeld in artikel 8, §§ 1 en 2.
  § 2. Indien het dossier onvolledig is, wordt de aanvrager daarvan betekend binnen vijftien dagen door de afgevaardigde van de minister, met vermelding van de vastgestelde ontbrekende elementen, waarna de aanvrager zijn aanvraag binnen een termijn van vijftien dagen dient aan te vullen. Deze termijn gaat in op de dag volgend op de verzendingsdatum van de aanvraag om bijkomende inlichtingen door de afgevaardigde van de minister.
  Indien de aanvrager na deze termijn de gevraagde bijkomende inlichtingen niet heeft gegeven, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard en wordt dit aan de aanvrager door de afgevaardigde van de minister betekend.
  § 3. Wanneer de aanvraag volledig bevonden wordt, wordt ze door de zorg van de afgevaardigde van de minister binnen de tien dagen in een register van concessieaanvragen ingeschreven.
  De inschrijving vermeldt het voorwerp van de aanvraag en verwijst naar de documenten die met toepassing van artikel 8 bij de aanvraag gevoegd zijn.
  [1 De afgevaardigde van de minister betekent de inschrijving aan de aanvrager en informeert de bevoegde minister en de BMM van deze inschrijving.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art. 9/1.[1 Indien de bevoegde minister beslist dat het [2 milieueffectbeoordelingsrapport]2 niet volledig en afdoende is, wordt de procedure opgeschort. De procedure wordt hernomen op het moment dat de BMM de hervatting van de MER-procedure, conform [2 artikel 11]2, § 3, van het MEB-besluit, meldt aan de afgevaardigde van de minister.
   Wanneer de bevoegde minister geen beslissing aan de afgevaardigde van de minister vóór de dertigste dag heeft overgemaakt, wordt, conform artikel 12, § 4, van het MEB-besluit, de aanvraag geacht volledig en ontvankelijk te zijn op de eenendertigste dag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/49, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.10.[1 § 1. Binnen veertig dagen die volgen op de ontvangst van de verklaring van de bevoegde minister dat het milieueffectbeoordelingsrapport volledig en afdoende is, overeenkomstig artikel 11 van het MEB-besluit, of nadat het milieueffectbeoordelingsrapport, overeenkomstig artikel 9/1, tweede lid, stilzwijgend als volledig en ontvankelijk beschouwd werd, wordt de aanvraag door de zorg van de afgevaardigde van de minister bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad.
   De bekendmaking bevat volgende elementen:
   1° het voorwerp van de aanvraag;
   2° het feit dat de activiteit aan een milieueffectbeoordelingsprocedure is onderworpen, en, voor zover relevant, het feit dat de activiteit vermoedelijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten zal hebben;
   3° de nadere gegevens betreffende de bevoegde instanties die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming, die waarbij relevante informatie kan worden verkregen, die waaraan opmerkingen of vragen kunnen worden voorgelegd en nadere gegevens betreffende de termijnen voor het toezenden van opmerkingen en vragen;
   4° de aard van de eventuele besluiten;
   5° de indicatie van de beschikbaarheid van de in artikel 12, § 1, tweede lid, van het MEB-besluit opgelijste informatie;
   6° de vermelding van de tijd en plaats waar de relevante informatie ter beschikking van het publiek wordt gesteld en de middelen waarmee ze verstrekt worden;
   7° de nadere gegevens inzake de regeling voor inspraak door het betrokken publiek.
   § 2. Zo spoedig mogelijk na de publicatie van de in § 1 vermelde bekendmaking, wordt de raadpleging van het betrokken publiek aangekondigd op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en door minstens een ander communicatiemiddel dat door de aanvrager van de concessie wordt gekozen.
   § 3. De kosten van bekendmaking zijn ten laste van de aanvrager.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-10-21/03, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.11.(§ 1.) De aanvraag wordt door de afgevaardigde van de minister in voldoende exemplaren aan de commissie bezorgd, [1 binnen twintig dagen]1 na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bedoeld in artikel 10.
  [1 § 2. De standpunten, opmerkingen en bezwaren, die de BMM, in toepassing van [2 artikel 12, § 3]2, van het MEB-besluit, heeft overgemaakt aan de afgevaardigde van de minister, worden aan het dossier voor aanvraag tot concessie toegevoegd. Een kopie van deze standpunten, opmerkingen en bezwaren wordt door de afgevaardigde van de minister aan de commissie bezorgd.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.12.§ 1. [1 Binnen [2 tachtig]2 dagen]1 na de voorlegging van het dossier aan de commissie, brengt de commissie, aan de afgevaardigde van de minister, advies uit. Dit advies kan gepaard gaan met technische voorwaarden betreffende de toelating, inzonderheid wat betreft artikel 15, § 2.
  § 2. Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt dit verondersteld gunstig te zijn.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.13.§ 1. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het advies krachtens artikel 12, § 1, of, bij gebrek aan advies wordt het dossier voor aanvraag tot concessie aan de minister voor beslissing overgemaakt. Het dossier wordt vergezeld van het advies van de commissie, bedoeld in artikel 12.
  § 2. De bevoegde minister maakt, conform [1 artikel 15]1 van het MEB-besluit, zijn advies over aan de minister.
  ----------
  (1)<KB 2018-10-21/03, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.14.[1 § 1.]1 Mits gunstig advies van de bevoegde minister, spreekt de minister zich [2 binnen de dertig dagen]2 te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de minister van het dossier bedoeld in artikel 13, § 1, uit over de aanvraag. [2 De minister volgt hierbij de [3 voorwaarden gekoppeld aan de Natura 2000-toelating]3.]2
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2014-03-20/03, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>
  (2)<KB 2014-04-19/49, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (3)<KB 2018-10-21/03, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art.15.§ 1. Indien de minister beslist om de concessie toe te kennen, wordt deze verleend bij een met redenen omkleed besluit. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 2. De voorwaarden eigen aan elke verleende concessie worden bepaald bij het in § 1 vermeld besluit, waaronder inter alia de controlezones, de gemeenschappelijke sectoren of de bijzondere sector, alsook [2 de in artikel 15 van het MEB-besluit bedoelde gemotiveerde conclusie en]2 de eventuele bijkomende technische maatregelen.
  § 3. Het concessiebesluit wordt betekend aan de aanvrager [1 binnen de tien dagen te rekenen vanaf de ondertekening van het concessiebesluit door de minister]1. [2 ...]2 Een afschrift van het ministerieel besluit wordt aan de leden van de commissie overgemaakt.
  § 4. Indien de minister beslist om de concessie niet toe te kennen of het advies van de bevoegde minister ongunstig is, wordt dit [2 in een met redenen omklede brief]2 door de minister aan de aanvrager betekend, [1 binnen de tien dagen te rekenen vanaf de beslissing van de minister om de concessie niet toe te kennen]1. De minister deelt zijn beslissing mee aan de commissie.
  [2 § 5. De toekenning of het weigeren van de concessie wordt aangekondigd op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en, in gevallen bedoeld in artikel 13 van het MEB-besluit, schriftelijk meegedeeld aan de betrokken lidstaten en/of verdragsluitende partijen.
   Deze aankondiging bevat de volgende elementen:
   1° de inhoud van de beslissing en de eventuele voorwaarden die daaraan zijn gekoppeld zoals bedoeld in § 2;
   2° de voornaamste redenen en overwegingen waarop de beslissing is gebaseerd, met inbegrip van informatie over de inspraakprocedure van het publiek. Dit omvat tevens de samenvatting van de resultaten van de raadplegingen en de wijze waarop deze zijn meegenomen of op een of andere manier behandeld.]2
  [3 Deze aankondiging is minimaal zestig dagen beschikbaar.]3
  [3 § 6. Een overzicht van de toegekende en lopende concessies wordt op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gepubliceerd]3
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>
  (3)<KB 2022-07-12/13, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

Art.16.Het concessiebesluit wordt verleend voor een bepaalde duur, die beperkt is [2 ...]2 tot ten hoogste tien jaar voor een exploratie en exploitatie in de controlezones zoals [2 bepaald]2 in [1 [3 artikel 15, § 1]3, van het MRP-besluit]1.
  ----------
  (1)<KB 2014-03-20/03, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>
  (2)<KB 2014-04-19/49, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (3)<KB 2022-07-12/13, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

HOOFDSTUK V. - Algemene verplichtingen van de titularissen van een exploratie- of exploitatieconcessie.
Art.17.De titularissen van een concessie :
  1° moeten [1 ]1 voorafgaandelijk inlichten over elk plan tot wijziging van de rechtspersoon die titularis van de concessie is, die van aard zou zijn, door een nieuwe verdeling van de maatschappelijke aandelen of door elk ander middel, een wijziging teweeg te brengen in de controle van het bedrijf of het geheel of een gedeelte van de rechten die voortvloeien uit het bezit van de concessie over te dragen aan een derde;
  2° [1 ...]1
  3° mogen de exploitatie gedurende een periode van meer dan twee opeenvolgende jaren niet stopzetten zonder wettige reden;
  4° moeten alle noodzakelijke maatregelen treffen voor de bescherming van de openbare veiligheid en het behoud van het mariene milieu. Dit kan de vorm nemen van een noodplan, een verzekering of een financiële zekerheid, die voldoet aan de eisen van de minister en wordt opgenomen in het concessiebesluit;
  5° moeten de exploratie of exploitatie van andere concessiehouders aanvaarden in de sectoren van de controlezones;
  6° in het geval van een exploratieconcessie :
  a) mogen niet aan prospectie doen met een vaartuig uitgerust met een [1 laadruimte]1 voor stortgoederen;
  b) moeten, aan boord van het exploratievaartuig, vanuit een Belgische haven, de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het KBIN en van de afgevaardigde van de minister, tijdens de hele of gedeeltelijke duur van de campagnes, vrij aanvaarden;
  c) moeten aan de vertegenwoordiger van het KBIN en aan de afgevaardigde van de minister, onder eventueel voorbehoud van vertrouwelijkheid gedurende maximum 5 jaar, de volledige analyseresultaten bezorgen van de staalnames of geofysische opnemingen met vermelding van de geografische gegevens ervan, op papier of elektronische drager volgens afspraak;
  7° mogen de maximumvolume voor de exploitatie van zand en grind [1 toegekend door de minister]1 krachtens artikel 26, niet overschrijden.
  8° mogen geen exploratie of exploitatie uitvoeren buiten de toegekende gemeenschappelijke of bijzondere zones of sectoren;
  9° moeten het bedrag van de vergoeding betalen volgens de modaliteiten voorgeschreven in het concessiebesluit;
  10° moeten de instructies van de bevoegde [1 ambtenaren]1 naleven.
  [1 Indien de titularis niet zelf de exploratie of de exploitatie van zijn concessie uitoefent, maar dit overlaat aan een andere partij die eigenaar of beheerder is van het vaartuig dat wordt aangewend voor de eigenlijke exploratie of exploitatie, dan is deze eigenaar of beheerder ook onderworpen aan de verplichtingen die worden opgesomd in het eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 10°.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

HOOFDSTUK VI. - Uitbreiding, overdracht en verlenging van een exploratie- en/of een exploitatieconcessie.
Art.18. Elke aanvraag tot uitbreiding van een exploratieconcessie of een exploitatieconcessie wordt ingediend volgens de bepalingen van artikel 8 en wordt behandeld volgens de bepalingen van de artikelen 9 tot 15.

Art.19.§ 1. Elke overdracht van een concessie moet aan de afgevaardigde van de minister betekend worden. [1 Hiervoor maken de cedent en de cessionaris gebruik van het formulier hiervoor opgesteld door de Algemene Directie, waarin onder meer aan de cessionaris gevraagd wordt de inlichtingen te verschaffen die gevraagd worden in artikel 8, § 2, 1° en 2°. De cedent en de cessionaris ondertekenen het ingevulde formulier voor akkoord.]1
  De cessionaris moet domicilie in België kiezen.
  § 2. De minister kent de overdracht van de concessie toe bij ministerieel besluit. Dit besluit tot overdracht stelt de nieuwe concessiehouder in de rechten en plichten van de oorspronkelijke concessie.
  § 3. Een afschrift van het ministerieel besluit tot overdracht wordt betekend aan de nieuwe concessiehouder en overgemaakt aan de leden van de commissie.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art.20. Elke aanvraag tot verlenging van een exploratie- of exploitatieconcessie wordt ingediend volgens de bepalingen van artikel 8 ten minste één jaar voor het verstrijken van de geldigheidsduur ervan en wordt behandeld volgens de bepalingen van de artikelen 9 tot 15.

HOOFDSTUK VII. - [1 Verstrijken]1 van, intrekking van en verzaking aan een exploratie- en/of exploitatieconcessie.   ----------   (1)
Art.21.De rechten die met de concessie verbonden zijn, eindigen door het [1 verstrijken]1 van de concessie of door intrekking hiervan wegens verval of verzaking van de titularis.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-04/11, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>

Art.22.§ 1. Indien wordt vastgesteld dat de voorwaarden van dit besluit of van het concessiebesluit niet worden nageleefd, betekent de afgevaardigde van de minister een ingebrekestelling aan de titularis van de concessie, waarin een termijn wordt vastgelegd, hetzij om uitleg te verschaffen, hetzij om te voldoen aan zijn verplichtingen en aan de voorwaarden inzake exploratie of exploitatie.
  § 2. [1 Indien de titularis, bij het verstrijken van de toegekende termijn, zijn verplichtingen weigert na te leven, geen enkele uitleg verschaft of ongerechtvaardigde of onvoldoende uitleg verschaft, dan richt de afgevaardigde van de minister het dossier aan de minister en voegt daarbij zijn voorstel om de concessie al dan niet in te trekken.
  [2 ...]2]1
  § 3. De minister spreekt, bij besluit, het verval van de concessie [2 ...]2 uit, indien de voorgeschreven verplichtingen en voorwaarden niet zijn nageleefd.
  Dat besluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 4. Het besluit tot intrekking voor verval van de concessie wordt binnen twintig dagen na de beslissing betekend aan de titularis.
  [2 ...]2
  Een afschrift van [2 dit besluit]2 wordt aan de leden van de commissie overgemaakt.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-07-04/11, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>

Art.23. Een melding tot verzaking aan een concessie moet door de titularis betekend worden aan de afgevaardigde van de minister.
  De aanvaarding van een verzaking wordt door de minister bij besluit uitgesproken.
  Dat besluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  Het besluit wordt binnen twintig dagen na de aanvaarding betekend aan de titularis van de concessie.
  Een afschrift van het besluit wordt aan de leden van de commissie overgemaakt.

HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere bepalingen.
Art.24.[2 § 1. In het kader van de exploratie- of exploitatieactiviteiten uitgevoerd door gewestelijke overheidsdiensten in het kader van hun bevoegdheden bepaald in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 3° en 4°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, worden alle concessieaanvragen of aanvragen tot uitbreiding of verlenging van een concessie ingediend volgens de bepalingen in artikel 8.
   Elke aanvraag tot verlenging wordt minstens één jaar voor het verstrijken van de geldigheidsdatum ingediend.
   § 2. De aanvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de artikelen 9, 9/1 en 10.
   § 3. De bevoegde minister maakt, overeenkomstig artikel 15 van het MEB-besluit, zijn advies over aan de minister.]2
  § 4. [1 Mits positief advies van de bevoegde minister, verleent de minister het concessiebesluit. Dit concessiebesluit bepaalt de voorwaarden eigen aan elke verleende concessie, waaronder de controlezones, de gemeenschappelijke sectoren of de bijzondere sector, alsook [2 de in artikel 15 van het MEB-besluit bedoelde gemotiveerde conclusie,]2 de eventuele bijkomende technische maatregelen en de maatregelen genomen in toepassing van [2 artikel 16]2 van het MEB-besluit. De minister volgt hierbij de [2 voorwaarden gekoppeld aan de Natura 2000-toelating]2.
   Het besluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.]1
  § 5. Het concessiebesluit wordt betekend aan [1 de gewestelijke overheidsdienst]1.
  Een afschrift van het concessiebesluit wordt aan de leden van de commissie overgemaakt.
  § 6. [1 De gewestelijke overheidsdiensten zijn]1 niet onderworpen aan de vergoedingen bedoeld in hoofdstuk X.
  [1 § 7. De gewestelijke overheidsdiensten zijn niet onderworpen aan de bepalingen van het artikel 17, 3°. ]1
  [2 § 8. De toekenning of het weigeren van de concessie wordt bekendgemaakt op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en, in gevallen bedoeld in artikel 13 van het MEB-besluit, schriftelijk meegedeeld aan de betrokken lidstaten en/of verdragsluitende partijen.
   Deze bekendmaking bevat de volgende elementen:
   1° de inhoud van de beslissing en de eventuele voorwaarden die daaraan zijn gekoppeld zoals bedoeld in § 4;
   2° de voornaamste redenen en overwegingen waarop de beslissing is gebaseerd, met inbegrip van informatie over de inspraakprocedure van het publiek. Dit omvat tevens de samenvatting van de resultaten van de raadplegingen en de wijze waarop deze zijn meegenomen of op een of andere manier behandeld.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2018-10-21/03, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>

Art. 24/1.[1 § 1. Wanneer een ramp zich voordoet, hebben de bevoegde gewestelijke overheidsdiensten het recht zand en grind te ontginnen zonder te beschikken over een concessiebesluit.
   § 2. De ontginningen mogen enkel plaatsvinden in de controlezones, rekening houdend met de bepalingen in artikel 4 en met de beslissingen genomen in toepassing van het artikel 7.
   § 3. De bepalingen uit hoofdstuk XI zijn niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 31, 32, 35, 36, 37, 40, 41, 44, 45 en 45/1.
  [2 ...]2
   § 4. De bevoegde gewestelijke overheidsdiensten informeren, door middel van e-mail of fax, de Algemene Directie, de Dienst Marien Milieu en de BMM over de situatie volgens volgend schema :
   1° binnen 24 uren na vaststelling van de ramp beschrijven zij het voorval en de getroffen maatregelen;
   2° binnen 7 dagen na de vaststelling van de ramp stellen zij een uitgebreide beschrijving van de ramp en getroffen maatregelen op, alsook een schatting van de hoeveelheid zand en grind die zal ontgonnen worden, de timing van de werkzaamheden en de lijst van de gebruikte schepen.
   § 5. Na afloop van de werken bezorgen de bevoegde gewestelijke overheidsdiensten volgende informatie aan de Algemene Directie :
   1° een lijst bevattende de data van de ontginningen, de naam van de ontginningsvaartuigen en de geloste hoeveelheid, opgegeven in kubieke meters;
   2° voor de vaartuigen die niet zijn uitgerust conform de bepalingen van artikel 34, een databestand waarin, op zijn minst, de scheepsbewegingen tijdens de werkzaamheden zo accuraat mogelijk zijn vastgelegd.
   De Algemene Directie maakt, na alle informatie van de bevoegde gewestelijke overheidsdiensten ontvangen te hebben, een beknopt verslag over aan de leden van de commissie.
   § 6. De gewestelijke overheidsdiensten zijn niet onderworpen aan de vergoedingen bedoeld in hoofdstuk X.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/49, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-07-04/11, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>

HOOFDSTUK IX. - Bepaling van het maximaal toegestane exploitatievolume.
Art.25.[1 [3 In de sectoren bepaald in artikel 15, § 1, van het MRP-besluit mag, door het geheel van de concessiehouders, maximaal een volume van 3 miljoen m3 per jaar ontgonnen worden]3.
   Hierbij wordt geen rekening gehouden met de volumes ontgonnen voor uitzonderlijke projecten, met uitzondering van deze ontgonnen in het habitatgebied.
  [2 Het maximaal volume in het habitat-gebied bedraagt voor de periode 2020-2025 per jaar 1.578.000 m3.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2019-05-22/23, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 20-03-2020>
  (3)<KB 2022-07-12/13, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

Art.26.[1 De minister legt jaarlijks]1 op voorstel van de commissie, [1 het maximaal [2 ...]2 exploitatievolume]1 per concessiehouder vast, [2 rekening houdend met]2 van de ontgonnen hoeveelheden gedurende de vorige 5 [1 jaar]1. [1 Deze volumes voor het komende kalenderjaar worden vóór [2 1 augustus]2 aan de concessiehouders betekend.]1
  [2 Per concessie wordt minimaal 30.000 m3 per jaar toegekend, zolang het volume bepaald in artikel 25 niet overschreden wordt]2.
  [1 De concessiehouder kan een gemotiveerde aanvraag voor het bekomen van bijkomende volumes voorleggen aan de afgevaardigde van de minister. Op voorstel van de commissie kunnen deze volumes door de minister worden toegekend.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2022-07-12/13, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 04-08-2022>

Art.27.
  <Opgeheven bij KB 2014-04-19/49, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art.28.
  <Opgeheven bij KB 2014-04-19/49, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

HOOFDSTUK X. - Vergoedingen.
Art.29.§ 1. [3 Om de continue monitoring naar de invloed van de exploratie- en exploitatieactiviteiten op de sedimentafzettingen en op het mariene milieu en het duurzaam beheer ervan te garanderen, is een vergoeding aan de FOD Economie en de BMM jaarlijks verschuldigd.]3
  § 2. [3 De vergoeding is gelijk aan het product van een vast bedrag per ontgonnen kubieke meter en een aanpassingscoëfficiënt.
   De vaste bedragen voor zand ontgonnen in controlezone 3 en voor zand en grind ontgonnen in de andere controlezones worden hieronder bepaald.


JaarZand ontgonnen in controlezone 3 (€/m3)Zand ontgonnen in andere controlezones (€/m3)Grind (€/m3)
20250,671,002,00
20260,841,252,50
20270,841,252,50
Vanaf 20281,001,503,00
De vergoeding wordt als volgt verdeeld tussen de betrokken diensten:
   5/7 voor de FOD Economie;
   2/7 voor de BMM.
   De minimum jaarlijkse vergoedingen voor de FOD Economie en de BMM bedragen respectievelijk 20.000,00 euro en 10.000,00 euro, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt.]3
  § 3. [3 De aanpassingscoëfficiënt voor het jaar X+1 wordt bekomen door het jaargemiddelde van de consumptieprijsindex van het jaar X-1 te delen door het jaargemiddelde van de consumptieprijsindex van het jaar 2023. Hierbij worden de gegevens voor de consumptieprijsindex gebruikt zoals beschikbaar op de website van Statbel op 1 april, of de dichtstbijzijnde werkdag, in het jaar X.]3
  § 4. De verschuldigde vergoedingen moeten betaald worden binnen de [3 dertig dagen]3 volgend op de datum van de factuur van de betrokken diensten.
  Elke op de vervaldatum onbetaalde factuur wordt ambtshalve verhoogd met een verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet.
  § 5. [3 ...]3
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<W 2015-12-26/03, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2024-06-12/03, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

Art.30.
  <Opgeheven bij KB 2024-06-12/03, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

HOOFDSTUK XI. - Algemene exploratie- en exploitatievoorwaarden.
Art.31.[2 § 1.]2 De ontginningen kunnen slechts plaatsvinden in de controlezones, sectoren of gebieden toegekend in het concessiebesluit.
  [1 De ontginning van zand en grind mag slechts gebeuren met ontginningsvaartuigen van het type " sleephopperzuiger ". De ontginning moet gebeuren over een aaneensluitend gebied in lagen van maximaal 0,5 meter. Tijdens de ontginning moet het ontginningsvaartuig een gemiddelde snelheid ten opzichte van de zeebodem aanhouden die groter is dan 0,5 knoop. [2 ...]2]1
  In controlezone 3 is buiten het gebruik van ontginningsvaartuigen van het type " sleephopperzuiger ", ook het gebruik van ontginningsvaartuigen van het type " steekhopperzuiger " toegestaan.
  Indien verschillende ontginningsvaartuigen werken in elkaars nabijheid moet men tijdens de ontginning steeds een minimumafstand van 500 meter tussen de vaartuigen behouden.
  [2 § 2. De minister bepaalt, bij besluit en op gemotiveerd advies van de commissie, een wetenschappelijk onderbouwde maximale ontginningsdiepte. De afgevaardigde van de minister duidt jaarlijks, op gemotiveerd advies van de commissie, de gebieden aan waar de maximale ontginningsdiepte bereikt is en de exploitatie niet toegelaten is.
   § 3. De lading van het schip wordt ingedeeld als zand of als grind afhankelijk van het resultaat van de korrelanalyse van een monster.
   De minister bepaalt bij besluit de wijzen van monstername en korrelanalyse.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-06-12/03, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>

Art.32. Het scheiden van zand en grind op zee kan op bepaalde plaatsen door de Algemene Directie verboden worden.

Art.33.Aan boord van de ontginningsvaartuigen moeten volgende documenten ter beschikking zijn :
  1° een afschrift van het concessiebesluit en van dit koninklijk besluit;
  2° een recente nautische kaart op 1/100 000 of 1/150 000, waarop de grenzen van de concessie zijn aangegeven;
  3° [3 het papieren reserveregister zoals bepaald in artikel 43;]3
  4° de akte van keuring [2 van het registreersysteem]2 zoals voorzien in artikel 34, § 3;
  [1 5° de explosievenkaart zoals beschikbaar bij de Algemene Directie.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-07-04/11, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>
  (3)<KB 2024-09-01/02, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.34.§ 1. [2 Aan boord van elk ontginningsvaartuig moet op kosten van de concessiehouder een automatisch registreersysteem geplaatst worden waarmee tenminste de volgende gegevens worden geregistreerd:
   1° identificatie van het ontginningsvaartuig;
   2° datum van de registraties;
   3° tijd (U.T.C.) van de registraties;
   4° positie van het ontginningsvaartuig;
   5° snelheid van het ontginningsvaartuig;
   6° status van de pompen (aan/uit);
   7° status van het ontginnen (ja/neen).]2
  § 2. Het [2 registreersysteem]2 en de geregistreerde parameters moeten voldoen aan de technische specificaties opgelegd door de Algemene Directie.
  § 3. Na de installatie [2 wordt het registreersysteem]2 op aanwijzing van de Algemene Directie gekeurd [2 ...]2. Van deze keuring [2 ...]2 wordt een akte opgesteld in viervoud. Eén exemplaar van deze akte is bestemd voor de Algemene Directie, het tweede exemplaar voor de BMM, het derde exemplaar voor de concessiehouder en het vierde exemplaar moet aan boord van het ontginningsvaartuig ter inzage gehouden worden van de ambtenaren die met het toezicht belast zijn.
  § 4. Het beheer van het [2 registreersysteem]2 en de verwerking van de geregistreerde gegevens gebeuren door de Algemene Directie die een derde hiermee kan belasten.
  De concessiehouder dient de door de Algemene Directie opgelegde richtlijnen betreffende het beheer van het [2 registreersysteem]2 [2 ...]2 strikt na te leven.
  De kosten verbonden aan het onderhoud [2 en de kalibratie]2 van het [2 registreersysteem]2 [2 ...]2 zijn ten laste van de concessiehouder.
  [2 § 5. Indien het registreersysteem niet meer beantwoordt aan de technische specificaties opgelegd door de Algemene Directie, kan de afgevaardigde van de minister de akte van keuring intrekken of opschorten.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-07-04/11, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>

Art.34 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. [2 Aan boord van elk ontginningsvaartuig moet op kosten van de concessiehouder een automatisch registreersysteem geplaatst worden waarmee tenminste de volgende gegevens worden geregistreerd:
   1° identificatie van het ontginningsvaartuig;
   2° datum van de registraties;
   3° tijd (U.T.C.) van de registraties;
   4° positie van het ontginningsvaartuig;
   5° snelheid van het ontginningsvaartuig;
   6° status van de pompen (aan/uit);
   7° status van het ontginnen (ja/neen);]2
  [3 8° positie en diepte van de sleepkop bij het ontginnen;
   9° diepgang van het ontginningsvaartuig.]3
  § 2. Het [2 registreersysteem]2 en de geregistreerde parameters moeten voldoen aan de technische specificaties opgelegd door de Algemene Directie.
  § 3. Na de installatie [2 wordt het registreersysteem]2 op aanwijzing van de Algemene Directie gekeurd [2 ...]2. Van deze keuring [2 ...]2 wordt een akte opgesteld in viervoud. Eén exemplaar van deze akte is bestemd voor de Algemene Directie, het tweede exemplaar voor de BMM, het derde exemplaar voor de concessiehouder en het vierde exemplaar moet aan boord van het ontginningsvaartuig ter inzage gehouden worden van de ambtenaren die met het toezicht belast zijn.
  § 4. Het beheer van het [2 registreersysteem]2 en de verwerking van de geregistreerde gegevens gebeuren door de Algemene Directie die een derde hiermee kan belasten.
  De concessiehouder dient de door de Algemene Directie opgelegde richtlijnen betreffende het beheer van het [2 registreersysteem]2 [2 ...]2 strikt na te leven.
  De kosten verbonden aan het onderhoud [2 en de kalibratie]2 van het [2 registreersysteem]2 [2 ...]2 zijn ten laste van de concessiehouder.
  [2 § 5. Indien het registreersysteem niet meer beantwoordt aan de technische specificaties opgelegd door de Algemene Directie, kan de afgevaardigde van de minister de akte van keuring intrekken of opschorten.]2

  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-07-04/11, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 05-08-2024>
  (3)<KB 2024-07-04/11, art. 6,1°,b, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2026>


Art.35. Bij exploratie- en exploitatieactiviteiten moet steeds een minimumafstand van 250 m en 1 000 m gehouden worden respectievelijk ten opzichte van kabels en gasleidingen. Deze minimumafstand vervalt voor kabels die buiten dienst werden gesteld.

Art.36. Uitzonderlijk kan in het belang van het behoud van het mariene milieu en/of van de zeevisserij in bepaalde zones de ontginning tijdelijk beperkt of verboden worden. De beperking of het verbod wordt ten minste één maand op voorhand door de commissie in een met redenen omschreven nota meegedeeld aan de Algemene Directie.
  De concessiehouder wordt hiervan door de Algemene Directie zo snel mogelijk en uiterlijk vijftien dagen op voorhand ingelicht.
  De minimumvergoedingen die bepaald worden in artikel 29 van dit besluit zijn niet verschuldigd voor de periodes waarvoor een volledig exploitatieverbod werd vastgesteld.

Art.37. _ Rekening houdend met het landsbelang kunnen beperkingen opgelegd worden inzake de ontginning in militaire gebieden op zee. De instructies van de militaire overheid ter zake moeten stipt nageleefd worden. In elk geval moet de concessiehouder zich houden aan de ter zake gegeven onderrichtingen in het " Bericht aan Zeevarenden ".

Art.38.De Staat behoudt zich het recht voor om binnen de zone [1 of sector]1 waarvoor de concessie geldt, [1 ...]1 concessies voor de exploratie of ontginning te verlenen aan derden.
  [1 ...]1
  De concessiehouders kunnen in dit verband tegenover de Staat geen aanspraken doen gelden op enigerlei schadevergoeding.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art.39.[1 § 1. De concessiehouders verstrekken, vóór de aanvang van de activiteiten de namen [2 , de IMO-nummers en de beunvolumes]2 van de vaartuigen die zij wensen in te zetten aan de Algemene Directie. De Algemene Directie kan bijkomende informatie vragen met betrekking tot deze vaartuigen.
   § 2. De concessiehouders delen elke wijziging in de gegevens verstrekt in uitvoering van § 1 onmiddellijk mee aan de Algemene Directie.
   § 3. [3 Maandelijks maken de concessiehouders een overzicht van de effectief ontgonnen hoeveelheden over aan de Algemene Directie, gebruikmakend van de online applicatie die hiervoor door de Algemene Directie ontwikkeld werd.]3]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-06-12/03, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2024>
  (3)<KB 2024-09-01/02, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.40. De concessiehouder moet de nodige maatregelen treffen om te beletten dat vaartuigen, die het opgehaalde zand en/of grind vervoeren, over de reglementaire uitwaterings- of ijkmerken worden beladen, zoals aangegeven in het certificaat van uitwatering of in de meetbrief.

Art.41.[1 Onverminderd de reglementering betreffende het onderwatererfgoed in de Noordzee, moet de concessiehouder]1 de Algemene Directie zo snel mogelijk en uiterlijk binnen een week verwittigen indien bij de ontginning voorwerpen, sporen of overblijfselen worden gevonden, die van historisch, oudheidkundig, wetenschappelijk of militair belang zijn of kunnen zijn.
  Indien de concessiehouder het desbetreffende voorwerp of overblijfsel onder zijn hoede heeft, moet hij het ter beschikking stellen van de bevoegde overheden.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art.42.De bevoegde ambtenaren hebben de bevoegdheid om na te gaan of de hoeveelheden zand en grind opgegeven in [2 het online aangifteformulier of het papieren reserveregister]2 bedoeld in artikel 43 overeenkomen met de effectief [1 ...]1 geloste hoeveelheden.
  Indien uit ten minste 3 tegensprekelijke metingen blijkt dat er een systematisch verschil bestaat, wordt dit verschil geëxtrapoleerd tot de volledige jaarproductie en is de aldus vastgestelde hoeveelheid bindend voor de concessiehouder. De vergoedingen die verschuldigd zijn op basis van artikel 29 van dit besluit worden dan berekend op basis van deze hoeveelheid.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
  (2)<KB 2024-09-01/02, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.43.[1 De kapitein van het ontginningsvaartuig is verplicht om aan boord het online aangifteformulier (https://sand-gravel-extraction.economie.fgov.be), dat hiervoor door de Algemene Directie ontwikkeld werd, in te vullen. Indien het online aangifteformulier omwille van overmacht, inzonderheid omwille van technische redenen niet beschikbaar is, is de kapitein verplicht om het papieren reserveregister, beschikbaar gesteld door de Algemene Directie, in te vullen.
   Een handleiding over het gebruik van het online aangifteformulier is online raadpleegbaar op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (https://economie.fgov.be).]1
  ----------
  (1)<KB 2024-09-01/02, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.44.[1 In geval van overmacht kan de concessiehouder afwijkingen bij de bevoegde ambtenaar aanvragen op de bepalingen opgenomen in het artikel 33, 4° en het artikel 34.
   De concessiehouder dient hiervoor een verzoekschrift in bij de bevoegde ambtenaar.
   Binnen de tien werkdagen maakt de afgevaardigde van de minister, op gemotiveerd advies van de commissie, zijn beslissing over aan de concessiehouder en de leden van de commissie. Deze beslissing omvat in het bijzonder de aard van de overmacht, het positief of negatief advies aangaande de aanvraag en de eventuele opgelegde voorwaarden.
   Bij zeer dringende gevallen, maakt de afgevaardigde van de minister, op gemotiveerd advies van de bevoegde ambtenaar en BMM, zijn beslissing binnen de twee werkdagen over aan de concessiehouder en de leden van de commissie. Deze beslissing omvat de aard van de overmacht, het positief of negatief advies aangaande de aanvraag en de opgelegde voorwaarden. De duur van deze uitzonderlijke toelating is beperkt tot maximum vijftien dagen. Deze periode kan verlengd worden op gemotiveerd advies van de commissie.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

Art.45. Schade voor de Staat, voor derden of voor het mariene milieu, welke ten gevolge van het gebruik van de concessie mocht ontstaan, moet door de concessiehouder hersteld of vergoed worden.
  De Staat kan door de concessiehouder nooit en in generlei vorm worden aangesproken voor schade die de concessiehouder mocht ondervinden door de aanwezigheid van wrakken, mijnen of explosieve stoffen en voorwerpen, in, op of boven het continentaal plat of in de territoriale zee.
  De concessiehouder vrijwaart de Staat voor alle vorderingen, welke derden jegens de Staat mochten doen gelden tot vergoeding van schade, welke met het gebruik van deze concessie in enigerlei verband staat.

Art. 45/1. [1 Bijkomende exploitatie-voorwaarden kunnen door het beleidsplan voor het habitat-gebied worden opgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/49, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

HOOFDSTUK XII. - Bevoegde [1 ambtenaren]1 en toezicht.   ----------   (1)
Art.46.§ 1. [1 De minister wijst de ambtenaren van de Algemene Directie aan die de opdracht krijgen :
   1° hem te vertegenwoordigen bij het vervullen van de formaliteiten zoals bepaald in dit besluit;
   2° in toepassing van artikel 11 van de wet, te waken over de toepassing van dit besluit en de concessiebesluiten.
   De minister legt bij besluit de identiteit van deze ambtenaren vast.]1
  § 2. De [1 ambtenaren]1 aangewezen in § 1 mogen op elk ogenblik het peil van de zeebodem in de territoriale zee en op het continentaal plat nagaan om onder meer de impact van de winningen te evalueren door een historische opvolging van de bathymetrie. De opnames uitgevoerd door deze [1 ambtenaren]1 hebben bewijskracht.
  Onverminderd de bepalingen omtrent de administratieve maatregelen, beschreven in hoofdstuk VII, is het niet naleven van de in hoofdstukken V en XI omschreven voorwaarden, alsook van de bijzondere voorwaarden die zouden kunnen resulteren uit de milieu-effectenbeoordeling, zoals vastgesteld in het MEB-besluit, strafbaar overeenkomstig artikel 10 van de wet.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

HOOFDSTUK XIII. - De exploratie door de Algemene Directie.
Art.47.[1 De Algemene Directie behoudt zich het recht voor om exploratiewerken uit te voeren in de territoriale zee en op het continentaal plat, hierbij inbegrepen de toegekende controlezones of sectoren.]1
  De exploratiewerken uitgevoerd door de Algemene Directie mogen niet belemmerd worden.
  De concessiehouders mogen geen vergoeding ten laste van de Algemene Directie opeisen uit hoofde van deze exploratiewerken.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/49, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2014>

HOOFDSTUK XIV. - Overgangsmaatregelen.
Art.48. De concessiebesluiten, verleend krachtens het koninklijk besluit van 7 oktober 1974 betreffende het verlenen van concessies voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat, waarvan de geldigheid gedurende het jaar 2004 eindigt, worden met één jaar verlengd op enige en uitsluitende voorwaarde dat de concessiehouder binnen maximum 4 maanden na het inwerking treden van dit besluit een nieuwe aanvraag indient overeenkomstig artikel 8.

HOOFDSTUK XV. - Diverse bepalingen.
Art.49. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 7 oktober 1974 betreffende het verlenen van concessies voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 1983;
  2° het koninklijk besluit van 16 mei 1977 houdende maatregelen tot bescherming van de scheepvaart, de zeevisserij, het milieu en andere wezenlijke belangen bij de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de zeebedding en de ondergrond in de territoriale zee en op het continentaal plat;
  3° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit 8M/93/A 2175/45 van 6 augustus 1993 verleend aan de NV Charles KESTELEYN te Gent voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  4° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit 8M/93/A 2171/42 van 6 augustus 1993 verleend aan de NV INSAGRA te Nieuwpoort voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  5° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit 8M/93/A 2173/44 van 6 augustus 1993 verleend aan de NV CAMBEL Agregats te Kallo voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  6° het koninklijk besluit van 23 mei 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/M/96/A 2170/64 van 19 februari 1996 verleend aan de NV DRANACO te Antwerpen voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  7° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/M/95/A 1997/32 van 8 september 1995 verleend aan de NV SATIC te Antwerpen voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  8° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/M/95/A 1980/62 van 27 november 1995 verleend aan de Tijdelijke Vereniging NV Baggerwerken DE CLOEDT EN ZOON, DREDGING INTERNATIONAL NV en NV Ondernemingen Jan DE NUL te Zeebrugge voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  9° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/M/95/A 2000/60 van 27 november 1995 verleend aan de NV ALZAGRI te Brugge voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  10° het koninklijk besluit van 6 maart 1996 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/M/95/A 1994/61 van 27 november 1995 verleend aan de Tijdelijke Vereniging NV Nieuwpoortse Handelsmaatschappij - NV CEI Construct te Nieuwpoort voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  11° het koninklijk besluit van 10 november 1997 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/96/CP13 van 7 mei 1997 verleend aan de NV GHENT DREDGING te Gent voor de exploratie en exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België;
  12° het koninklijk besluit van 5 december 2000 betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/99/CP16/ van 18 januari 2000 verleend aan de NV BELMAGRI, Alverbergstraat 5, te 3500 Hasselt, voor de exploitatie van zand en grind uit de territoriale zee en op het continentaal plat van België;
  13° het koninklijk besluit van 7 september 2003 betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/2002/110/CP18/627 van 4 juni 2002 verleend aan de NV HANSON AGGREGATES BELGIUM, Lanceloot Blondeellaan 1, te 8380 Zeebrugge, voor de exploratie en exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat van België;
  14° het koninklijk besluit van 5 juni 2002 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het ministerieel besluit E6/2001/CP19/ van 9 januari 2002 houdende verlening aan DE HOOP HANDEL BV, co SATIC NV, Rietschoorvelden 20, te 2170 Merksem, van een concessie voor de exploratie en exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat van België;
  15° het koninklijk besluit van 3 december 2003 betreffende de exploratie- en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit E6/2003/82/CP20/ van 13 mei 2003 verleend aan firma DBM (DEME Building Materials), Haven 1025, Scheldedijk 30, te 2070 ZWIJNDRECHT, van een concessie voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België.

Art. 49/1. [1 De procedures zoals bepaald in de hoofdstukken IV en VI en in artikel 24 worden opgeschort tussen 15 juli en 15 augustus.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-10-21/03, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 08-11-2018>


Art.50. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 25 tot 28 die in werking treden op 1 januari 2005 en de artikelen 29 en 30 die uitwerking hebben op 1 juli 2004.

Art.51. Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.
  <Opgeheven bij KB 2014-03-20/03, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 07-04-2014>