Details





Titel:

27 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de omzetting van Brussels International Airport Company (B.I.A.C.) in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-06-2004 en tekstbijwerking tot 10-06-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Reorganisatie van B.I.A.C.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de personeelsleden.
Afdeling I. - Bepalingen met betrekking tot de collectieve arbeidsrelaties.
Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 5-6
Onderafdeling II. - Bepalingen met betrekking tot de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art. 7
Afdeling II. - Bepalingen met betrekking tot de individuele arbeidsrelaties van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 8-10
Onderafdeling II. - Verworven rechten.
Art. 11-14
Onderafdeling III. - Bepaalde promoties.
Art. 15
Afdeling III. - Overdracht van onderneming en stopzetting van activiteit voor wat betreft de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art. 16-19
Afdeling IV. - Bepalingen met betrekking tot de sociale zekerheid van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art. 20-24
HOOFDSTUK IV. - Exploitatie van luchthaveninstallaties.
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Art. 25
Afdeling II. - Exploitatielicentie.
Art. 26-29
Afdeling III. - Verplichtingen van de houder van een exploitatielicentie, tarificatie en boekhouding.
Art. 30-37
Afdeling IV. - Wijziging, herziening, intrekking en schorsing van een exploitatielicentie.
Onderafdeling I. - Wijziging van de luchthaveninstallaties.
Art. 38
Onderafdeling II. - Herziening van een exploitatielicentie.
Art. 39
Onderafdeling III. - Intrekking van een exploitatielicentie.
Art. 40-44
Onderafdeling IV. - Schorsing.
Art. 45
Afdeling V. - Overdracht, controlewijziging, fusie of splitsing.
Art. 46-47
Afdeling VI. - Sancties.
Art. 48-50
Afdeling VII. - Diverse bepalingen.
Art. 51
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 52-54
HOOFDSTUK VI. - Overgang -, opheffing - en slotbepalingen.
Afdeling I. - Overgangsbepalingen..
Art. 55-61
Afdeling II. - Opheffingsbepalingen.
Art. 62
Afdeling III. - Slotbepalingen.
Art. 63-64
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937062750  1939121901  1967070305  1970061204  1991021064 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° "B.I.A.C." : de naamloze vennootschap van publiek recht "Brussels International Airport Company" omgezet overeenkomstig artikel 2 van dit besluit;
  2° "luchthaveninstallatie" : elk bepaald grond- of wateroppervlak (met gebouwen, installaties en materiaal) in hoofdzaak bestemd om te gebruiken voor de aankomst, het vertrek, het stationeren, het onderhoud, de bevoorrading, het laden, het lossen en de ontwikkelingen aan het oppervlak van de luchtvaartuigen, alsook voor het ontvangen van passagiers;
  3° "exploitatie van luchthaveninstallaties" : de terbeschikkingstelling van luchthaveninstallaties;
  4° "exploitatielicentie" : de licentie bedoeld in artikel 26;
  5° "minister" : de federale minister bevoegd voor het Directoraat-generaal Luchtvaart;
  6° [1 economisch regulerende overheid : de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal bedoeld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2004 tot oprichting van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, tot vaststelling van zijn samenstelling en het administratief en geldelijk statuut dat van toepassing is op zijn leden]1
  7° "geassocieerde onderneming" : elke geassocieerde onderneming in de zin van artikel 12 van het Wetboek van vennootschappen;
  8° "verbonden onderneming" : elke verbonden onderneming in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen;
  9° "gebruiker" : elke natuurlijke of rechtspersoon die via luchtverkeer passagiers, bagage, post of vracht van of naar luchthaveninstallaties vervoert;
  10° "luchthavenvergoeding" : elke som die door de houder van een exploitatielicentie wordt ontvangen van gebruikers of passagiers ten titel van gereguleerde activiteiten;
  11° "verleners van grondafhandelingsdiensten" : elke natuurlijke of rechtspersoon die aan derden een of meer categorieën van grondafhandelingsdiensten verleent;
  12° "gereguleerde activiteiten" : de activiteiten ter exploitatie van de luchthaveninstallaties waarvan de inkomsten die de houder van een exploitatielicentie kan ontvangen, gecontroleerd worden door middel van de formule voor de tariefcontrole zoals bepaald in artikel 30, 7°, met name :
  (a) het landen en opstijgen van vliegtuigen;
  (b) het stationeren van vliegtuigen;
  (c) het gebruik door de passagiers van de luchthaveninstallaties die te hunner beschikking staan;
  (d) de brandstofvoorziening voor de vliegtuigen door middel van gecentraliseerde infrastructuren;
  (e) de verrichtingen met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de passagiers en de veiligheid van de luchthaveninstallaties;
  13° "referentieluchthavens" : de omliggende luchthaveninstallaties of de luchthaveninstallaties met een profiel vergelijkbaar met de luchthaveninstallaties die het voorwerp uitmaken van een exploitatielicentie waarvan een exemplatieve lijst in de exploitatielicentie is opgenomen.
  14° "paritair comité van B.I.A.C." : het paritair comité dat binnen B.I.A.C. werd opgericht in uitvoering van en is samengesteld overeenkomstig artikel 30 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
  15° "de vastbenoemde personeelsleden in de zin van het koninklijk besluit nummer 117" : de leden van het statutair personeel van B.I.A.C. die onmiddellijk voor de in artikel 2 van dit besluit bedoelde omzetting, arbeidsprestaties leveren onder het gezag van B.I.A.C. krachtens het personeelsstatuut aangenomen met toepassing van de artikelen 34 en 35 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. In dit koninklijk besluit worden ze verder aangeduid als de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
  16° personeelsreglement : het personeelsreglement in de zin van artikel 8.
  [1 17° " het ABC kostenmodel " : de door de houder in de eerste gereguleerde periode gebruikte " Activity Based Costing (ABC)-principes en model ter vaststelling van de formule voor de tariefcontrole. "]1
  [2 18° controle : controle in de zin van artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen, met dien verstande dat beleggingsfondsen of elke soortgelijke entiteit die wordt beheerd door een beleggingsvennootschap wordt geacht onder de controle van die beleggingsvennootschap te vallen;
   19° vijfjaarlijks ontwikkelingsplan : het plan bedoeld in artikel 18 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal;
   20° werkdagen : elke dag van de week waarop de banken in België doorgaans open zijn, met uitzondering van de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.]2
  [3 21° gereguleerde periode : gereguleerde periode zoals bedoeld in artikel 1, 23°, [4 en in artikel 1, 23° bis,]4 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal.]3
  ----------
  (1)<KB 2011-05-12/03, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>
  (2)<W 2014-05-15/54, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<W 2015-02-13/19, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<W 2020-05-20/26, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 12-05-2020>

HOOFDSTUK II. - Reorganisatie van B.I.A.C.
Art.2. B.I.A.C. wordt, zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid en zonder beperking van haar maatschappelijk doel, omgezet in een naamloze vennootschap van privaatrecht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen, op de datum bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit.

Art.3. B.I.A.C. past haar statuten aan bij de omzetting bedoeld in het vorige artikel.

Art.4. Niettegenstaande elke hiermee strijdige contractuele bepaling, kan de omzetting van B.I.A.C. overeenkomstig artikel 2 er niet toe leiden dat de bepalingen van enige overeenkomst die tussen B.I.A.C. en één of meer andere partijen vóór deze omzetting is gesloten, worden gewijzigd, of dat zulke overeenkomst wordt beëindigd. Evenmin geeft de omzetting enige partij het recht om zulke overeenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen.

HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de personeelsleden.
Afdeling I. - Bepalingen met betrekking tot de collectieve arbeidsrelaties.
Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.5. § 1. De bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités zijn slechts van toepassing op de collectieve arbeidsrelaties tussen B.I.A.C. en haar personeelsleden vanaf 1 juni 2008.
  § 2. Vanaf 1 juni 2008 is het paritair comité voor de handelsluchtvaart het voor B.I.A.C. bevoegde paritair comité. Te dien einde wijzigt de Koning het bevoegdheidsdomein van het paritair comité voor de handelsluchtvaart zonder de procedure voorzien in artikel 36 van de vermelde wet van 5 december 1968 te moeten volgen.
  § 3. Vanaf 1 juni 2008 wordt binnen het paritair comité voor de handelsluchtvaart een subcomité opgericht waaronder B.I.A.C. zal ressorteren.
  De bepalingen van artikels 36 en 37 van de vermelde wet van 5 december 1968 zijn niet van toepassing wanneer de Koning, met ingang van 1 juni 2008, het bevoegdheidsdomein van het subcomité vermeld in het eerste lid van deze paragraaf bepaalt.
  De overeenkomsten die binnen dit subcomité worden gesloten vereisen geen goedkeuring van het paritair comité.
  § 4. In toepassing van artikel 27 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités zijn de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen het paritair comité voor de handelsluchtvaart slechts van toepassing op B.I.A.C. wanneer het paritaire subcomité hun toepassing op B.I.A.C. heeft geregeld.

Art.6. In afwijking van artikel 14 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en van de artikelen 49 en 50 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk, worden één of meerdere ondernemingsraden en comités voor preventie en bescherming op het werk binnen B.I.A.C. opgericht, na de eerste sociale verkiezingen, die na 1 januari 2008 zullen worden gehouden.

Onderafdeling II. - Bepalingen met betrekking tot de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art.7. Vanaf de omzetting van B.I.A.C. als bedoeld in artikel 2, zijn de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen die de collectieve arbeidsbetrekkingen regelen, binnen het kader of in uitvoering van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, van toepassing op de relaties tussen B.I.A.C. en de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.

Afdeling II. - Bepalingen met betrekking tot de individuele arbeidsrelaties van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.8. Voor de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°, en zulks ongeacht hun administratieve toestand op het ogenblik van de in artikel 2 bedoelde omvorming, wordt de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing behoudens afwijkingen in dit besluit en in de bepalingen van de basisreglementering van het personeelsstatuut opgesteld overeenkomstig de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en opgenomen in het personeelsreglement in bijlage van huidig besluit. Deze afwijkingen zijn slechts van toepassing voor zover zij er op gericht zijn de continuïteit van de rechten van deze personeelsleden inzake vastheid van betrekking, bezoldiging en pensioen in deze reglementeringen te waarborgen.

Art.9. Na de in artikel 2 bedoelde omzetting, hebben de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° het persoonlijk en onvervreemdbaar recht te opteren voor een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 en zonder afwijking overeenkomstig dit koninklijk besluit. De nadere regels betreffende de uitoefening van dit recht, worden vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten volgens de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Op het moment van het uitoefenen van deze optie verlaat het betrokken personeelslid de categorie van leden van het personeel in de zin van artikel 1, 15°.

Art.10. § 1. Onverminderd de in de artikelen 11 tot en met 14 bedoelde verworven rechten, worden de individuele arbeidsrelaties tussen B.I.A.C. en de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° van B.I.A.C geregeld door het personeelsreglement.
  Het eerste personeelsreglement, waarvan de tekst bij dit besluit wordt gevoegd, wordt gevormd door het personeelsstatuut en het geldelijk statuut van B.I.A.C. evenals hun bijlagen aangenomen, op 1 februari 2002, in uitvoering van de artikelen 34 en 35 van de wet van 21 maart 1991.
  Voor wat de bepalingen opgesomd in § 2 van dit artikel betreft, wordt dit eerste reglement beschouwd als een collectieve arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt geacht afgesloten te zijn geweest buiten een paritair orgaan.
  De andere bepalingen van het reglement worden beschouwd als deel uitmakend van het arbeidsreglement toepasselijk op de personeelsleden bedoeld onder artikel 1,15° van de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. en worden er automatisch ingelast.
  § 2. De bepalingen van het personeelsreglement beschouwd als zijnde een collectieve arbeidsovereenkomst worden hierna "basisprincipes" genoemd.
  Indien wijzigingen aan de basisprincipes worden voorgesteld, brengt de directie van B.I.A.C. die voorstellen ter kennis van de personeelsleden bedoeld in artikel 1,15° door aanplakking op een zichtbare en toegankelijke plaats binnen de onderneming.
  Worden beschouwd als basisprincipes de regels met betrekking tot :
  1° de rechten en plichten van het personeel zoals omschreven in titel IV van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  2° de opleiding zoals omschreven in titel V van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  3° onverenigbaarheden zoals omschreven in titel VI van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  4° de tuchtregeling, zoals omschreven in titel VII van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  5° de beoordeling zoals omschreven in titel VIII van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  6° de bevorderingen met examens en vlakke loopbaan zoals omschreven in titel IX van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  7° de administratieve standen, met inbegrip van de regels met betrekking tot de disponibiliteit, zoals omschreven in titel X en XI van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  8° het doeltreffend inzetten van het personeel, zoals omschreven in titel XII van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  9° de definitieve neerlegging van de functie, zoals omschreven in titel XIII van het personeelsstatuut bedoeld in § 1, tweede lid;
  10° de berekening van de anciënniteit;
  11° de beroepsmogelijkheden zoals omschreven in titel XIV van het personeelsstatuut bedoeld in § 1 tweede lid.

Onderafdeling II. - Verworven rechten.
Art.11. De personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° genieten vastheid van betrekking. Onder vastheid van betrekking wordt verstaan dat de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° niet uit hun functies kunnen worden ontzet tenzij om de redenen vermeld in het personeelsreglement en overeenkomstig de daarin bepaalde procedures.

Art.12. Indien, na de in artikel 2 bedoelde omzetting, de jaarlijkse bezoldiging van een lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15° voor een jaar van effectieve prestaties niet overeenstemt met de hieronder bepaalde referentiebezoldiging, wordt aan het betrokken personeelslid de gunstigste bezoldiging betaald.
  Onverminderd de gunstigere bepalingen van bedoelde personeelsreglement, omvat de jaarlijkse referentiebezoldiging van een lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15°, na de omzetting van B.I.A.C., de wedde zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot vaststelling van de weddenschalen van de Regie der Luchtwegen, de eindejaarstoelage zoals bepaald in het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van de eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt en het vakantiegeld zoals bepaald in artikel 33 van het koninklijk besluit van 22 juni 1989 houdende bezoldigingsregeling van de Regie der Luchtwegen.
  De elementen van de jaarlijkse referentiebezoldiging worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Laatst vermelde wet is eveneens van toepassing op de premies en bijslagen toegekend aan de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.

Art.13. Onverminderd de gunstigere bepalingen van het personeelsreglement, behouden de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° de geldelijke voordelen die zijn vermeld in het koninklijk besluit van 8 november 1998 tot vaststelling van de voordelen bedoeld in artikel 25, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel - Nationaal, voorzover deze beschreven zijn in het personeelsreglement.

Art.14. De personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° genieten (ten laste van de Staatskas) een rustpensioen krachtens het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, gewijzigd door de wetten van 28 april 1958, 1 juli 1971, 11 juli 1975, 17 mei 1976 en 15 juli 1977, het koninklijk besluit nr. 429 van 5 augustus 1986 (,) het koninklijk besluit van 2 april 1998 (, de programmawet van 2 augustus 2002, de wet van 11 december 2003 en het koninklijk besluit van 22 december 2004). <KB 2004-12-22/32, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (De rechthebbenden van de leden van het personeel in de zin van artikel 1, 15° genieten ten laste van de Staatskas van een overlevingspensioen berekend overeenkomstig de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. De voornoemde rechthebbenden of bij gebreke elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen, genieten, desgevallend, ten laste van de Staatskas, van een begrafenisvergoeding berekend overeenkomstig de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren.) <KB 2004-12-22/32, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (De bezoldiging die als basis dient voor de berekening van het rust- en overlevingspensioen is het baremiek loon zoals vastgesteld in het personeelsreglement. De maandelijkse premie bedoeld in artikel 15, § 1, lid 1 en 2 wordt niet beschouwd als een baremiek loon voor de berekening van de rust- en overlevingspensioenen.) <KB 2004-12-22/32, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Onderafdeling III. - Bepaalde promoties.
Art.15. § 1. De promoties toegekend aan de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° op basis van het personeelsreglement, zijn het voorwerp van een sui generis contract dat de toekenning voorziet van een maandelijkse premie.
  Deze premie wordt inzake sociale zekerheidsbijdragen op dezelfde wijze behandeld als een baremiek loon.
  (In afwijking van het tweede lid, wordt de premie bedoeld in het eerste lid niet onderworpen aan de patronale bijdrage bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company noch aan de verplichte afhouding van 7,5 % bedoeld in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.) <KB 2004-12-22/32, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  De premie toegekend overeenkomstig het eerste lid geeft bovendien aanleiding tot het betalen van premies met het oog op de opbouw van een aanvullend pensioen. De bijdragen die toepasselijk zijn in de private sector op de stortingen verricht door de werkgevers met het oog op het toekennen aan hun personeelsleden van extralegale voordelen inzake pensioenen, zijn verschuldigd op deze premies.
  § 2. Het contract bedoeld in § 1, eerste lid kan door elk van de partijen worden beëindigd, met inachtneming van de hierna bepaalde procedures. De reserves die zijn verworven in het kader van het aanvullend pensioen, in toepassing van de in § 1 bedoelde premies, zijn definitief verworven door de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° die een promotie genieten zoals bedoeld in § 1.
  De personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° wier individueel contract zoals bedoeld in § 1, eerste lid, werd beëindigd, blijven de in de artikelen 11 tot en met 14 bedoelde verworven rechten genieten.
  § 3. De toekenning van een promotie bedoeld in § 1 kan worden beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn waarvan kennis wordt gegeven bij aangetekende brief die uitwerking heeft de 3e werkdag na de datum van verzending.
  De bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn bij analogie van toepassing om de opzegtermijn te berekenen alsook om de gevolgen van een schorsing van de uitvoering van het contract tijdens de opzeg te bepalen.
  De in aanmerking komende anciënniteit voor de berekening van de opzeggingstermijn is identiek aan deze die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de jaarlijkse referentiebezoldiging overeenkomstig artikel 12, tweede lid. Het niveau van de vergoeding die moet in acht genomen worden voor de berekening van de opzeggingstermijn is gelijk aan de totale wedde van het lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15° met inbegrip van premies bedoeld in § 1 die werden verworven tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van de promotie.
  Indien het lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15° een einde maakt aan het in § 1, eerste lid, bedoelde contract worden de opzeggingstermijnen herleid tot de helft zonder een termijn van drie maanden te mogen overschrijden en zulks onverminderd het recht van de partijen om een kortere termijn overeen te komen.
  De promotie bedoeld in § 1 kan ook worden beëindigd zonder opzeggingstermijn mits betaling van een vervangende opzeggingsvergoeding gelijk aan de premie toegekend overeenkomstig § 1, vermenigvuldigd met het aantal maanden van de opzeggingstermijn.
  § 4. Het in § 1, eerste lid bedoelde contract is niet onderworpen aan de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten maar wel aan de bepalingen van het personeelsreglement.

Afdeling III. - Overdracht van onderneming en stopzetting van activiteit voor wat betreft de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art.16. Voor de toepassing van de artikelen 17 en 18 moet worden verstaan onder :
  1° "onderneming" : de ondeelbare exploitatie - eenheid die bestaat uit alle luchthavengebonden activiteiten die uitgeoefend worden op het platform Brussel-Nationaal op het moment van de overdracht;
  2° "overdrager" : de vennootschap die in geval van overdracht van onderneming de hoedanigheid van werkgever ten aanzien van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° van de onderneming verliest;
  3° "exploitant" : de rechtspersoon die in geval van overdracht van de activiteiten van B.I.A.C. of haar rechtsopvolgers, de hoedanigheid van exploitant van de luchthaveninstallaties van de luchthaven Brussel-Nationaal verwerft en, bijgevolg, deze van werkgever ten aanzien van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.

Art.17. In geval van verandering van werkgever ten gevolge van een overdracht van onderneming, met inbegrip van de intrekking door de Koning, in uitvoering van artikel 40, van de exploitatielicentie van de luchthaven van Brussel-Nationaal waarvan B.I.A.C. of haar rechtsopvolgers houder is om ze aan een andere onderneming toe te kennen, evenals het geval waarin de onderneming wordt overgenomen als gevolg van een faillissement of gerechtelijk akkoord, wordt het behoud van de rechten van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° gewaarborgd overeenkomstig hetgeen is bepaald in de artikelen 18 en 19.

Art.18. De rechten en plichten van B.I.A.C. of haar rechtsopvolgers ten aanzien van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° van de onderneming op datum van de in artikel 17 bedoelde overdracht, inzonderheid de door dit hoofdstuk bedoelde rechten en plichten, worden van rechtswege overgedragen aan de exploitant onverminderd de toepassing van artikel 19.

Art.19. In elke omstandigheid van aard om de continuïteit van de luchthavendiensten in gevaar te brengen, met name in geval van gerechtelijk akkoord, faillissement en ontbinding met vereffening, wordt eenieder die bij de exploitatie van de luchthaven wordt betrokken, met inbegrip van de curator, gehouden om de nodige maatregelen te nemen, met inbegrip van deze die verband houden met het personeel, met het oog op het verzekeren van de continuïteit van deze diensten tot aan de intrekking van de licentie. De curator kan verzoeken dat de licentie wordt ingetrokken op grond van artikel 40 van het huidig besluit. De rechtbank van koophandel kan de stopzetting van de commerciële activiteiten slechts bevelen na de intrekking van de exploitatielicentie.
  De exploitant neemt de waarborg op zich van de in de artikelen 11 tot en met 14 bedoelde verworven rechten. De bepalingen van artikel 18 zijn van toepassing.

Afdeling IV. - Bepalingen met betrekking tot de sociale zekerheid van de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15°.
Art.20. § 1. De toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt, wat de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° van B.I.A.C. betreft, beperkt tot de regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, sector van de geneeskundige verzorging.
  § 2. Artikel 1, eerste lid, 2° van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, zoals gewijzigd door de wet van 2 augustus 2002, wordt, als volgt, aangevuld : "en de naamloze vennootschap van privaatrecht Brussels International Airport Company of zijn rechtsopvolgers, uitsluitend voor wat betreft de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties."
  § 3. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden der instellingen van openbaar nut en de autonome overheidsbedrijven, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk wordt, als volgt, aangevuld : "alsook tot de personeelsleden bedoeld bij artikel 1, 15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties."
  Het artikel 2, eerste lid, I,5°c) van hetzelfde besluit gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2002 wordt opgeheven.
  Een artikel 2bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  "Dit besluit wordt eveneens toepasselijk verklaard op de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties."
  Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt met volgend lid aangevuld :
  "Wat de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. betreft, worden de bevoegdheden vermeld in het eerste lid van dit artikel uitgeoefend door het orgaan belast met het dagelijks beheer."
  Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Het orgaan belast met het dagelijks beheer van de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. stelt het formulier op waarbij het ongeval wordt aangegeven alsook het model van het erbij te voegen doktersattest."
  Een paragraaf 3, luidend als volgt, wordt ingevoegd in artikel 9 van hetzelfde besluit :
  "Voor de toepassing van dit artikel wordt de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. beschouwd als zijnde "de instelling"."
  In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de woorden " alsook de N.V. van privaatrecht B.I.A.C." ingevoegd tussen de woorden "de instellingen van openbaar nut" en de woorden "waarvan het personeel".
  § 4. Artikel 3 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989 en 12 augustus 2000 wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De naamloze vennootschap van privaatrecht Brussels International Airport Company alsook zijn rechtsopvolgers zijn eveneens aan deze wetten onderworpen voor de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties."
  Artikel 18 van dezelfde wetten zoals laatst gewijzigd bij de programmawet van 2 augustus 2002 wordt aangevuld met het volgend lid :
  "Onverminderd de bepalingen van artikel 101, verlenen de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. alsook zijn rechtsopvolgers rechtstreeks de gezinsbijslagen aan hun personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties. Zij moeten zich niet aansluiten bij een compensatiekas voor de hiervoor vermelde personeelsleden. Het bedrag en de voorwaarden waaronder zij worden toegekend, zijn ten minste even gunstig als die van de bijslag toegekend door de Staat aan zijn personeelsleden."
  In artikel 101, derde lid van dezelfde wetten worden de volgende gen aangebracht :
  1°. In het 1° zoals gewijzigd bij de programmawet van 22 december 1989, worden de woorden " B.I.A.C. voor zover het de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties betreft" ingelast tussen de woorden "bedoeld in artikel 18," en de woorden "of een kinderbijslaginstelling";
  2° In het 2° gewijzigd door de wetten van 22 december 1989, 29 april 1996 en 24 december 2002, worden de woorden "voor zover het gaat om de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties" ingevoegd tussen de woorden "B.I.A.C." en de woorden ", de Regie" In artikel 111 van dezelfde wetten zoals gewijzigd door de wet van 29 april 1996, worden de woorden ", B.I.A.C." ingelast tussen de woorden "Gewesten" en de woorden "of de bij artikel 3, 2°".
  § 5. Het aantal dagen jaarlijks verlof waarop de personeelsleden van de N.V. van privaatrecht B.I.A.C. bedoeld bij artikel 1,15 ° van dit besluit mogen aanspraak maken wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, zoals dit bestond bij de afkondiging van het koninklijk besluit van 8 november 1998 tot vaststelling van de voordelen bedoeld in artikel 25, § 1, lid 2, van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Art.21. Wat de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° betreft, is de uitbater van de luchthaven hetgeen volgt niet verschuldigd :
  1° de bijdragen vastgesteld krachtens artikel 15 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen, krachtens artikel 10 van de wet van 30 juni 1967 houdende uitbreiding van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, en krachtens artikel 94 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
  2° de bijzondere bijdrage bedoeld in het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteittoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
  3° de bijdragen bedoeld in de artikelen 3 en 6 van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004.

Art.22. Hoofdstuk II van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen is van toepassing op B.I.A.C. in het geval waarin een lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15° uit zijn functies zou worden ontzet om een van de redenen bepaald in het personeelsreglement.

Art.23. De bedragen die B.I.A.C. stort in haar pensioenfonds dat is opgericht in toepassing van artikel 191 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven met het oog op de financiering van de in het eerste lid bedoelde pensioenen, worden uitgesloten uit de inninggrondslag van de bijzondere bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3ter, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers evenals de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten bedoeld in de artikelen 173 en 174 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen.

Art.24. § 1. De als pensioengeldende voordelen toegekend aan een gewezen lid van het contractueel personeel van B.I.A.C. in dienst op de datum van de in artikel 2 bedoelde omzetting zijn niet onderworpen aan de bepalingen van sectie 1 van hoofdstuk II van titel V van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de leden van de bestuur - en directieorganen van B.I.A.C. in dienst op de datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht, gelijkgesteld met contractuele personeelsleden.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de personeelsleden in de zin van artikel 1, 15° van B.I.A.C. die na de datum van de in artikel 2 bedoelde omzetting opteren voor een contractueel stelsel, gelijkgesteld met contractuele personeelsleden.
  § 2. De toepassing van de bepalingen van sectie 1 van hoofdstuk II van titel V van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen op een lid van het personeel in de zin van artikel 1, 15° van B.I.A.C. of aan zijn rechthebbenden gebeurt rekening houdend met de als pensioengeldende voordelen voortvloeiend uit de premies bepaald in artikel 15.
  § 3. De als pensioengeldende voordelen toegekend aan de rechthebbende van een in § 1 bedoelde persoon zijn evenmin onderworpen aan de bepalingen van sectie 1 van hoofdstuk II van titel V van voormelde wet van 5 augustus 1978.

HOOFDSTUK IV. - Exploitatie van luchthaveninstallaties.
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Art.25. Dit hoofdstuk is van toepassing op de luchthaveninstallaties van de luchthaven Brussel-Nationaal waarvan de bevoegdheid tot het regelen van de uitrusting en de exploitatie tot de federale Staat behoort, onverminderd de toepassing van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart en de bevoegdheden van het Directoraat-generaal Luchtvaart.

Afdeling II. - Exploitatielicentie.
Art.26. De exploitatie van elke luchthaveninstallatie is onderworpen aan de voorafgaande toekenning bij koninklijk besluit van een individuele exploitatielicentie van onbepaalde duur.

Art.27. Om een exploitatielicentie te bekomen, moet de aanvrager :
  1° zijn professionele betrouwbaarheid en ervaring, zijn technische en financiële capaciteiten en de kwaliteit van zijn organisatie aantonen;
  2° de capaciteit hebben om te beantwoorden aan de noden van het Belgisch luchtverkeer en om op lange termijn aan de noden van de gebruikers te voldoen;
  3° een ontwikkelingsplan voor een periode van vijf jaar voorleggen;
  4° de nodige kwaliteiten voorleggen om de veiligheid van de personen te waarborgen;
  5° de nodige kwaliteiten voorleggen om de veiligheid en de kwaliteit van de luchthaveninstallaties te waarborgen;
  6° de certificatie van de luchthaveninstallaties bekomen en zijn capaciteit tot het behoud ervan aantonen;
  7° zich ertoe verbinden een adequate dekking te voorzien voor het risico inzake burgerlijke aansprakelijkheid als gevolg van de exploitatie van luchthaveninstallaties met inbegrip van de oorlogsrisico's en het terrorisme binnen de perken van de internationale normen en gebruiken, alsook voor het risico van brand en daarmee verband houdende gevaren met betrekking tot de luchthaveninstallaties waarvan hij eigenaar of gebruiker is;
  8° zich ertoe verbinden zijn onafhankelijkheid tegenover de gebruikers te waarborgen.
  9° zijn geschiktheid aantonen inzake het beheer van de hinder, inzonderheid de geluidshinder veroorzaakt door de exploitatie van de luchthaven, evenals van de externe kosten.

Art.28. De exploitatielicentie stelt de luchthaveninstallaties waarop zij betrekking heeft vast, evenals de technische exploitatievoorwaarden die inzonderheid betrekking kunnen hebben op de kwaliteit van de diensten, de capaciteit en de ontwikkeling van de luchthaveninstallaties en de bescherming van het milieu.
  De exploitatielicentie regelt eveneens de terbeschikkingstelling van lokalen aan de overheid om haar toe te laten opdrachten uit te voeren in verband met het luchtverkeer. Te dien einde kan de overheid dienstenprotocollen afsluiten met de houder van de exploitatielicentie.

Art.29.§ 1. De aanvragen tot het bekomen van een exploitatielicentie worden tot de economisch regulerende overheid gericht.
  De aanvraag wordt ingediend door middel van een verzoekschrift in drie exemplaren, per aangetekend schrijven [1 met ontvangstbewijs]1.
  De minister stelt bij besluit de inhoud vast waaraan de aanvraag moet voldoen.
  De aanvrager van een exploitatielicentie duidt in zijn aanvraag de respectieve delen van zijn aanvraag aan waarvan de gegevens vertrouwelijk moeten blijven.
  [1 De aanvraag bedoeld in het eerste lid wordt geacht te zijn ingediend op de datum vermeld op het ontvangstbewijs.]1
  § 2. [1 Binnen de tien werkdagen na de indiening van de aanvraag bedoeld in paragraaf 1, bevestigt de economisch regulerende overheid de ontvangst van de aanvraag per aangetekend schrijven en brengt zij de minister hiervan op de hoogte.
   Binnen de dertig werkdagen na de indiening van de aanvraag bedoeld in paragraaf 1, brengt de economisch regulerende overheid de aanvrager per aangetekend schrijven op de hoogte dat :
   1° de aanvraag volledig is; of,
   2° de aanvraag onvolledig is en nodigt de aanvrager uit haar alle ontbrekende inlichtingen, uitleg of documenten die zij nuttig acht voor het onderzoek van de aanvraag op te sturen.
   Indien de economisch regulerende overheid geen aangetekend schrijven als bedoeld in het tweede lid verstuurt, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn op de datum waarop de in paragraaf 1 bedoelde aanvraag is ingediend.
   Binnen een termijn van tien werkdagen na de datum van ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in het tweede lid, 2°, verstrekt de aanvrager de gevraagde inlichtingen, documenten of uitleg. Deze bijkomende gegevens worden de economisch regulerende overheid per aangetekend schrijven toegestuurd
   Indien de aanvrager na het verstrijken van de in het vierde lid voorgeschreven termijn in gebreke blijft de gevraagde inlichtingen, documenten of uitleg te verstrekken, moet hij een nieuwe aanvraag indienen.]1
  § 3. [1 Binnen een termijn van twintig werkdagen na de indiening van een volledige aanvraag, bezorgt de economisch regulerende overheid, per aangetekend schrijven aan de minister of diens afgevaardigde, een voorstel tot toekenning of weigering van een exploitatielicentie, alsook het volledige dossier dat daarop betrekking heeft. Op de dag waarop het dossier aan de minister wordt bezorgd, zendt de economisch regulerende overheid aan de aanvrager per aangetekend schrijven een kopie van haar aan de minister verzonden voorstel.
   De exploitatielicentie wordt toegekend bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Dit koninklijk besluit kan bijzondere voorwaarden opleggen die zich er echter toe beperken te garanderen dat de houder van een exploitatielicentie de bepalingen van de afdelingen II en III van hoofdstuk IV van dit besluit zal naleven. Het koninklijk besluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
   De toekenning van de exploitatievergunning wordt betekend aan de aanvrager, per aangetekend schrijven, door de economisch regulerende overheid binnen een termijn van zestig werkdagen vanaf de datum waarop het voorstel van de economisch regulerende overheid aan de minister werd verzonden.
   Indien, ten gevolge van een beslissing van de Ministerraad om de toekenning van de exploitatielicentie te weigeren, de exploitatielicentie niet wordt toegekend, licht de economisch regulerende overheid de aanvrager hierover in per aangetekend schrijven binnen de zestig werkdagen na de datum waarop het voorstel van de economisch regulerende overheid aan de minister werd verzonden.]1
  ----------
  (1)<W 2014-05-15/54, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling III. - Verplichtingen van de houder van een exploitatielicentie, tarificatie en boekhouding.
Art.30. De houder van een exploitatielicentie moet :
  1° de luchthaveninstallaties onderhouden en ontwikkelen in economisch aanvaardbare omstandigheden op zodanige wijze dat de beveiliging van de personen en de veiligheid van de luchthaveninstallaties, de voortdurende certificatie van de luchthaveninstallaties, een voldoende capaciteit rekening houdend met de ontwikkeling van de vraag en de internationale rol van de luchthaven Brussel-Nationaal evenals een hoog kwaliteitsniveau worden verzekerd;
  2° om de vijf jaar een ontwikkelingsplan over een periode van vijf jaar opstellen;
  3° de gebruiksvoorwaarden van de luchthaveninstallaties opstellen en bekendmaken, zonder dat daarbij afbreuk kan worden gedaan aan de reglementaire bevoegdheid van het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart;
  4° binnen twaalf maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, na raadpleging van de gebruikers of de representatieve organisaties van de gebruikers, een charter opstellen waarin hij de kwaliteit van de diensten verbonden met de exploitatie van de luchthaveninstallaties aangeboden aan de gebruikers, waarborgt;
  5° binnen twaalf maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, na raadpleging van het Directoraat-generaal Luchtvaart en de representatieve organisaties van de gebruikers, een charter opstellen coherent met het charter voor de gebruikers, waarin hij de kwaliteit van de diensten aangeboden aan de passagiers waarborgt met betrekking tot enerzijds de ontvangst, en anderzijds de beschikbaarheid en het onderhoud van de luchthaveninstallaties;
  6° zonder onderbreking en voor de eerste maal binnen twaalf maanden vanaf de toekenning van de exploitatielicentie, met de verstrekkers van grondafhandelingsdiensten of de organisaties die hen vertegenwoordigen, overeenkomsten sluiten betreffende het niveau van de dienstverlening en die de kwaliteit regelen van de diensten verbonden met de exploitatie van luchthaveninstallaties;
  7° binnen vijftien maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, na raadpleging van de representatieve organisaties van de gebruikers, een formule voor de tariefcontrole opstellen, bestemd om de evolutie van de inkomsten die hij per verkeerseenheid voor de gereguleerde activiteiten mag innen, te beperken alsook een tariefsysteem;
  8° binnen twaalf maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, een lijst aan de economisch regulerende overheid voorleggen met kwaliteitsindicatoren van de diensten aan de gebruikers, de grondexploitanten en de passagiers, en elk jaar een rapport over de efficiëntie van het luchthavenbeheer in functie van deze kwaliteitsindicatoren en in verhouding tot de referentieluchthavens;
  9° zonder onderbreking en voor de eerste maal binnen achttien maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, een overeenkomst met betrekking tot het niveau van de dienstverlening aangaan met de rechtspersoon belast met de luchtverkeersleiding, die de wederzijdse samenwerking tussen de houder van een exploitatielicentie en genoemde persoon regelt, meer bepaald met betrekking tot de capaciteit van de luchthaveninstallaties, het beheer ervan, de stiptheid van de landingen en opstijgingen en de uitwisseling van inlichtingen;
  10° de economisch regulerende overheid inlichten over elke belangrijke wijziging die van aard is om zijn technische en financiële mogelijkheden te wijzigen;
  11° de economisch regulerende overheid voorafgaandelijk inlichten over elk voorstel tot overdracht van de exploitatielicentie of elk voorstel tot wijziging van de controle, fusie, splitsing of verrichting gelijkgesteld met een fusie of splitsing.

Art.31. § 1. De economisch regulerende overheid bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de gebruiksvoorwaarden, bedoeld in artikel 30, 3°, en specificeert de informatie die deze gebruiksvoorwaarden moeten bevatten.
  Deze informatie heeft inzonderheid betrekking op :
  1° de toelatingsvoorwaarden voor de gebruikers en de grondexploitanten tot de luchthaveninstallaties;
  2° de stroom van passagiers, bagage, post en vracht;
  3° de gedragsregels die de gebruikers en grondexploitanten in acht moeten nemen in het belang van de goede werking van de luchthaveninstallaties;
  4° de veiligheidsmaatregelen;
  5° de maatregelen met het oog op de beperking van de externe kosten, in het bijzonder veroorzaakt door de geluidshinder, naar aanleiding van de exploitatie van de luchthaveninstallaties;
  6° de tarieven van de luchthavenvergoedingen waarvan de economisch regulerende overheid in kennis werd gesteld overeenkomstig artikel 35, § 1;
  7° de maatregelen die de houder van een exploitatielicentie kan nemen in geval van niet-naleving van de gebruiksvoorwaarden;
  8° de vergoedingen die verschuldigd zijn door derden in geval van niet-naleving van de gebruiksvoorwaarden.
  § 2. De gebruiksvoorwaarden van de luchthaveninstallaties zijn tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking ervan overeenkomstig de nadere bepalingen aangenomen in uitvoering van § 1, eerste lid. Elke derde die gebruik maakt van de luchthaveninstallaties wordt geacht tot deze gebruiksvoorwaarden toe te treden.

Art.32. § 1. De exploitatielicentie bepaalt de diensten verstrekt aan de gebruikers en de passagiers, waarvan het kwaliteitsniveau moet geregeld worden in de charters respectievelijk bedoeld in de artikelen 30, 4°, en 30, 5°.
  § 2. De charters opgesteld in uitvoering van de artikelen 30, 4°, en 30, 5°, en elke wijziging van deze charters zijn onderworpen aan de goedkeuring van de economisch regulerende overheid en van de minister bevoegd voor het Directoraat-generaal Luchtvaart.
  § 3. De economisch regulerende overheid en de minister bevoegd voor het Directoraat-generaal Luchtvaart kunnen, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, wijzigingen aan deze charters eisen of weigeren deze goed te keuren indien zij :
  1° een inbreuk uitmaken op de bepalingen van dit besluit of van de exploitatielicentie;
  2° een inbreuk uitmaken op dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen en die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties;
  3° het onmogelijk maken de kwaliteitsniveaus te bereiken die de economisch regulerende overheid definieert met verwijzing naar de praktijken waargenomen op de referentieluchthavens;
  4° niet voldoende rekening houden met de belangen van de gebruikers of de passagiers, naargelang het geval.
  § 4. De charters bedoeld in § 1 worden geacht te zijn goedgekeurd indien de economisch regulerende overheid en de minister bevoegd voor het Directoraat-generaal Luchtvaart hun beslissingen niet hebben meegedeeld binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving ervan.
  § 5. Indien de charters bedoeld in § 1 niet worden vastgesteld of indien deze charters en alle wijzigingen aan deze charters niet worden goedgekeurd overeenkomstig de §§ 2 en 4, kunnen de economisch regulerende overheid en het Directoraat-generaal Luchtvaart, binnen hun respectievelijke bevoegdheden, de houder van een exploitatielicentie normen opleggen om te allen tijde de kwaliteit van de diensten verbonden met de exploitatie van luchthaveninstallaties die de gebruikers en/of passagiers worden aangeboden, te waarborgen.
  § 6. De economisch regulerende overheid en het Directoraat-generaal Luchtvaart kunnen, binnen hun respectieve bevoegdheden, ambtshalve wijzigingen opleggen aan de charters opgesteld in uitvoering van de artikelen 30, 4°, en 30, 5°, indien deze charters niet langer beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in § 3.
  § 7. De kwaliteitsnormen voor de dienstverlening en de wijzigingen aan de charters vastgesteld door de economisch regulerende overheid krachtens de §§ 5 en 6 zijn onderworpen aan de goedkeuring van de minister. Zij zijn verbindend vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad of, indien de kennisgeving plaatsvindt vóór deze bekendmaking, vanaf kennisgeving ervan aan de belanghebbenden.

Art.33. § 1. De exploitatielicentie bepaalt de diensten waarvan het kwaliteitsniveau het voorwerp uitmaakt van overeenkomsten met betrekking tot het niveau van de dienstverlening gesloten met de verleners van grondafhandelingsdiensten in uitvoering van artikel 30, 6°.
  § 2. De overeenkomsten met betrekking tot het niveau van de dienstverlening opgesteld in uitvoering van artikel 30, 6°, en elke wijziging aan deze overeenkomsten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de economisch regulerende overheid.
  § 3. De economisch regulerende overheid kan aanpassingen aan deze overeenkomsten eisen of weigeren deze goed te keuren indien zij :
  1° een inbreuk uitmaken op de bepalingen van dit besluit of van de exploitatielicentie;
  2° een inbreuk uitmaken op dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen en die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties;
  3° het onmogelijk maken de kwaliteitsniveaus te bereiken die de economisch regulerende overheid definieert met verwijzing naar de praktijken waargenomen op de referentieluchthavens.
  § 4. De overeenkomsten bedoeld in § 1 worden geacht te zijn goedgekeurd indien de economisch regulerende overheid haar beslissing niet heeft meegedeeld binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving ervan.
  § 5. Indien de overeenkomsten bedoeld in § 1 niet worden gesloten of indien zij niet worden goedgekeurd overeenkomstig §§ 2 en 4, dan komt de economisch regulerende overheid tussen als bemiddelaar teneinde de vereiste kwaliteit van de diensten verbonden met de exploitatie van luchthaveninstallaties die de verleners van grondafhandelingsdiensten worden aangeboden, te bereiken.

Art.34.§ 1. De formule voor de tariefcontrole bedoeld in artikel 30, 7°, wordt vastgesteld teneinde :
  1° [1 de totaal gereguleerde kosten weerspiegeld worden op basis van de resultaten van het ABC kostenmodel]1;
  2° een billijke winstmarge als vergoeding op de geïnvesteerde kapitalen te waarborgen, inzonderheid met het oog op het waarborgen van de ontwikkeling van de luchthaveninstallaties overeenkomstig artikel 30, 1°;
  3° de tarieven van de luchthavenvergoedingen af te stemmen op het niveau van de tariefpraktijken van de referentieluchthavens.
  § 2. De exploitatielicentie bepaalt :
  1° de raadplegingprocedure van de gebruikers bedoeld in artikel 30, 7° en de verslagen en informatie die de houder van een exploitatielicentie aan de economisch regulerende overheid dient te verstrekken met het oog op de goedkeuring, overeenkomstig § 3, van de formule opgesteld in toepassing van artikel 30, 7°;
  2° een vijfjaarlijkse herwaardering - en herzieningsprocedure van dezelfde formule;
  3° een bijzondere herwaardering - en herzieningsprocedure van deze formule in geval van uitzonderlijke economische omstandigheden die zich voordoen tussen de vijfjaarlijkse herwaarderingen en herzieningen.
  § 3. [5 De formule bedoeld in artikel 30, 7°, en elke wijziging van deze formule zijn onderworpen aan het onderzoek van de economisch regulerende overheid, tenzij er een akkoord bestaat tussen de houder van een exploitatielicentie en de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal over de door de houder van een exploitatielicentie voorgestelde formule bedoeld in artikel 30, 7°, of over elke wijziging van deze formule.
   Er bestaat een akkoord over de formule voor tariefcontrole bedoeld in artikel 30, 7°, en elke wijziging van deze formule wanneer hierover tussen de houder en de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal geen meningsverschil bestaat, zoals bedoeld in artikel 55 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   Bij gebrek aan akkoord van de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal, kan de economisch regulerende overheid aanpassingen of wijzigingen van de formule bedoeld in artikel 30, 7°, eisen, teneinde de evolutie van de inkomsten die de houder van een exploitatielicentie per verkeerseenheid voor de gereguleerde activiteiten mag innen, te beperken, indien de formule :
   1° een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dit besluit of van de exploitatielicentie met inbegrip van de procedures waarin deze exploitatielicentie voorziet overeenkomstig § 2;
   2° een inbreuk uitmaakt op de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen en die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties;
   3° van aard is om het de houder van een exploitatielicentie onmogelijk te maken de kwaliteitsniveaus te bereiken die de economisch regulerende overheid definieert met verwijzing naar de praktijken waargenomen op de referentieluchthavens;
   4° het onmogelijk maakt de operationele leefbaarheid van de luchthaveninstallaties op lange termijn te waarborgen.]5
  § 4. [3 ...]3.
  § 5. [5 Elke wijziging van de formule bedoeld in artikel 30, 7°, geëist door de economisch regulerende overheid in toepassing van § 3, is verbindend vanaf het begin van de gereguleerde periode, of vanaf de datum waarop de krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal toegepaste herziening van kracht wordt.
   De economisch regulerende overheid dient haar beslissing aan de houder van de exploitatielicentie ter kennis te geven uiterlijk drie maanden en zeven dagen vóór het begin van de gereguleerde periode, of drie maanden en zeven dagen vóór de datum waarop de krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal toegepaste herziening van kracht wordt. De economisch regulerende overheid publiceert haar beslissing eveneens in het Belgisch Staatsblad.]5
  § 6. [5 ...]5.
  § 7. [5 ...]5.
  ----------
  (1)<KB 2011-05-12/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>
  (3)<KB 2011-05-12/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>
  (5)<W 2015-02-13/19, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.35.§ 1. De houder van een exploitatielicentie deelt zijn tariefsysteem, dat het coherent geheel der luchthavenvergoedingen vaststelt, alsook alle wijzigingen van dit systeem of deze vergoedingen, aan de economisch regulerende overheid mee. Het tariefsysteem en de wijzigingen van dit systeem moeten worden vastgesteld na raadpleging van de gebruikers.
  § 2. [4 Het tariefsysteem en elke wijziging van het tariefsysteem is onderworpen aan het onderzoek van de economisch regulerende overheid, tenzij er een akkoord bestaat tussen de houder van een exploitatielicentie en de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal over het door de houder van een exploitatielicentie voorgestelde tariefsysteem of over elke wijziging van dit systeem.
   Er bestaat een akkoord over het door de houder voorgestelde tariefsysteem of elke voorgestelde wijziging van het tariefsysteem wanneer hierover tussen de houder en de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal geen meningsverschil bestaat, zoals bedoeld in artikel 55 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   Bij gebrek aan akkoord van de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal, kan de economisch regulerende overheid aanpassingen of wijzigingen van het tariefsysteem eisen, indien de economisch regulerende overheid vaststelt dat het tariefsysteem :
   1° de formule opgesteld overeenkomstig artikel 30, 7°, of artikel 34, § 3, niet eerbiedigt;
   2° discriminatoir en niet transparant is;
   3° niet op voldoende wijze is opgesplitst, inzonderheid in functie van de gebruiksvoorwaarden en -modaliteiten van de luchthaveninstallaties en verstrekte diensten;
   4° niet bepaalt dat een minimumpercentage van de luchthavenvergoedingen wordt geïnd op basis van een groeiformule in functie van het gewicht in ton en de geluidscategorieën van de luchtvaartuigen en een differentiatiecoëfficiënt tussen de dag en de nacht;
   5° een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dit besluit of van de exploitatielicentie.]4
  § 3. [2 ...]2
  § 4. [4 Elke wijziging van het tariefsysteem geëist door de economisch regulerende overheid in toepassing van § 2, is verbindend vanaf het begin van de gereguleerde periode of vanaf de datum waarop de krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal toegepaste herziening van kracht wordt.
   De economisch regulerende overheid dient haar beslissing aan de houder van de exploitatielicentie ter kennis te geven uiterlijk drie maanden en zeven dagen vóór het begin van de gereguleerde periode, of drie maanden en zeven dagen vóór de datum waarop de krachtens artikel 45 van het van het koninklijk besluit van 21 juni 2004 betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-nationaal toegepaste herziening van kracht wordt. De economisch regulerende overheid publiceert haar beslissing eveneens in het Belgisch Staatsblad.]4
  [3 § 5. [4 ...]4.
   § 6. [4 ...]4.
   § 7. De exploitatielicentie regelt :
   1° de procedure van raadpleging van de gebruikers bedoeld in § 1;
   2° de procedure van kennisgeving van de tarieven met toepassing van § 1;
   3° de verslagen en informatie die de houder van een exploitatielicentie aan de economisch regulerende overheid dient te verstrekken met het oog op de controle van zijn tariefsysteem.]3
  ----------
  (2)<KB 2011-05-12/03, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>
  (3)<KB 2011-05-12/03, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>
  (4)<W 2015-02-13/19, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.36.De bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook deze van boek IV, titels VI en VII, van het Wetboek van vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan betreffende naamloze vennootschappen, zijn van toepassing op elke houder van een exploitatielicentie, ongeacht zijn juridische vorm. De jaarrekening van een houder van een exploitatielicentie vermeldt in de bijlage alle significante operaties uitgeoefend met verbonden of geassocieerde ondernemingen tijdens het betrokken boekjaar.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  De economisch regulerende overheid kan voorschrijven dat de houder van een exploitatielicentie haar periodiek cijfermatige of beschrijvende informatie meedeelt betreffende zijn financiële of commerciële betrekkingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen teneinde de economisch regulerende overheid toe te laten na te gaan of deze verslagen de belangen van de gebruikers en/of passagiers niet kunnen schaden.
  Elk besluit genomen krachtens de artikelen 122, 123 en 149 van het Wetboek van vennootschappen voor de exploitatie van luchthaveninstallaties en elke afwijking die aan houders van een exploitatielicentie wordt toegestaan met toepassing van de artikelen 125 en 150 van hetzelfde Wetboek, zijn onderworpen aan het voorafgaand advies van de economisch regulerende overheid.
  ----------
  (1)<KB 2011-05-12/03, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>

Art.37. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning, op voordracht van de minister en na advies van de economisch regulerende overheid, aan elke houder van een exploitatielicentie de verplichting opleggen om de uitbreidingen of herlokalisaties te doen die noodzakelijk zijn om de operationele leefbaarheid van de luchthaveninstallaties op lange termijn te waarborgen of op billijke wijze de hinder als gevolg van de exploitatie van luchthaveninstallaties te spreiden.
  De uitbreidingen of herlokalisaties bedoeld in het eerste lid maken het voorwerp uit van voorafgaande studies door een onafhankelijke deskundige met internationale bekendheid in de luchthavensector en door een onafhankelijke deskundige met internationale bekendheid in de sector met betrekking tot de bescherming van het milieu, alsook van overleg met de houder van een exploitatielicentie.

Afdeling IV. - Wijziging, herziening, intrekking en schorsing van een exploitatielicentie.
Onderafdeling I. - Wijziging van de luchthaveninstallaties.
Art.38.§ 1. Wanneer de luchthaveninstallaties die het voorwerp uitmaken van een exploitatielicentie worden gewijzigd of aangepast, is een avenant aan de exploitatielicentie vooraf vereist wanneer deze wijzigingen of aanpassingen een verhoging van de aangegeven capaciteit van de luchthaveninstallaties [1 van meer dan tachtig gecoördineerde bewegingen per uur]1 meebrengt.
  § 2. De aanvraag en de behandeling van het avenant bedoeld in § 1 gebeuren volgens de procedure bedoeld in artikel 29.
  ----------
  (1)<KB 2011-05-12/03, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 23-05-2011>

Onderafdeling II. - Herziening van een exploitatielicentie.
Art.39. § 1. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning, na advies van de economisch regulerende overheid of het Directoraat-generaal Luchtvaart, binnen hun respectievelijke bevoegdheden, en na overleg met de houder van een exploitatielicentie, een of meer voorwaarden van de exploitatielicentie aanpassen en bijkomende voorwaarden opleggen wanneer Hij vaststelt dat de bestaande voorwaarden ondoeltreffend zijn wegens :
  1° technische evoluties op internationaal vlak in de luchtvaart- en luchthavensector;
  2° evoluties van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen en die verband houden met de exploitatie van luchthaveninstallaties;
  3° de evolutie van het luchtverkeer in België;
  4° uitzonderlijke economische omstandigheden die zich voordoen na de toekenning van de exploitatielicentie;
  5° de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit, de exploitatielicentie of het charter bedoeld in artikel 30, 5°, die niet is verholpen door de houder van de exploitatielicentie overeenkomstig artikel 49.
  § 2. De houder van een exploitatielicentie kan de herziening vragen van een of meer voorwaarden van een exploitatielicentie volgens de procedure bepaald in artikel 29.

Onderafdeling III. - Intrekking van een exploitatielicentie.
Art.40. De Koning kan de exploitatielicentie intrekken :
  1° op advies van de economisch regulerende overheid, indien de houder niet begonnen is met de uitoefening van zijn activiteiten binnen twaalf maanden vanaf de toekenning van de exploitatielicentie of de uitoefening van zijn activiteiten heeft stopgezet;
  2° op advies van de economisch regulerende overheid, in geval van gerechtelijk akkoord, behalve in geval de minister voorafgaandelijk specifiek van het intrekkingrecht afziet;
  3° in geval van faillissement of ontbinding met vereffening;
  4° in de gevallen bepaald in de artikelen 43 en 44.
  Het koninklijk besluit genomen in uitvoering van het eerste lid, 2° en 3° bepaalt :
  1° de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn in afwachting van de uitreiking van een nieuwe exploitatielicentie die betrekking heeft op alle of een deel van de luchthaveninstallaties;
  2° de regels van toepassing op de overdracht van goederen, rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties.

Art.41. Wanneer de economisch regulerende overheid vaststelt dat de houder van een exploitatielicentie niet handelt in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit of van de exploitatielicentie, of met dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties, of vaststelt dat zijn beheerstructuur of administratieve of boekhoudkundige organisatie ernstige leemten vertoont, stelt zij de houder in gebreke om de vastgestelde toestand te verhelpen binnen de door haar opgelegde termijn. Deze termijn bedraagt minstens drie maanden.
  De ingebrekestelling om een einde te stellen aan overtredingen van dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties, geschiedt enkel na voorafgaande vaststelling van zulke overtreding door het Directoraat-generaal Luchtvaart.

Art.42. § 1. Wanneer de toestand na afloop van de termijn bedoeld in artikel 41 niet is verholpen, kan de Koning, op voorstel van de economisch regulerende overheid, een bijzondere commissaris aanstellen wiens schriftelijke algemene of bijzondere toestemming is vereist voor de handelingen en beslissingen van alle organen van de houder van een exploitatielicentie, inclusief de algemene vergadering, die de Koning nader bepaalt.
  De bijzondere commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht aan alle organen van de houder van een exploitatielicentie, inclusief de algemene vergadering, ter beraadslaging voorleggen. De bezoldiging van de bijzondere commissaris wordt vastgesteld door de Koning en gedragen door de houder van een exploitatielicentie.
  § 2. De leden van de bestuurs- of beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de bijzondere commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de houder van een exploitatielicentie of voor derden voortvloeit.
  De handelingen en beslissingen genomen zonder de vereiste toestemming zijn nietig, tenzij de bijzondere commissaris ze bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering genomen zonder de vereiste toestemming van de bijzondere commissaris nietig, tenzij de bijzondere commissaris ze bekrachtigt.
  De Koning kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen.

Art.43. § 1. Indien de economisch regulerende overheid een ernstige tekortkoming aan de bepalingen van dit besluit of de exploitatielicentie vaststelt, of, zoals voorzien in artikel 41, tweede lid, aan de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen en die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties, die door de houder van een exploitatielicentie niet zijn verholpen binnen de termijn die hem werd toegekend krachtens artikel 41, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, een tweede termijn waarbinnen het vastgestelde gebrek moet zijn verholpen. Deze tweede termijn mag niet korter zijn dan drie maanden.
  § 2. Indien het vastgestelde gebrek na afloop van deze termijn niet is verholpen, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en op advies van de economisch regulerende overheid, de exploitatielicentie intrekken, zonder schadevergoeding, mits een opzeggingstermijn die niet korter mag zijn dan negen maanden.
  Het koninklijk besluit genomen in uitvoering van het eerste lid bepaalt :
  1° de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tijdens de duur van de opzeggingsperiode en, in voorkomend geval, in afwachting van de uitreiking van een nieuwe exploitatielicentie die betrekking heeft op alle of een deel van de luchthaveninstallaties;
  2° de regels van toepassing op de overdracht van goederen, rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de exploitatie van luchthaveninstallaties.

Art.44. § 1. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning, op advies van de economisch regulerende overheid, mits schadevergoeding, een exploitatielicentie intrekken in geval van weigering om over te gaan tot een uitbreiding of herlokalisatie van luchthaveninstallaties krachtens artikel 37.
  § 2. De schadevergoeding bedoeld in § 1 komt overeen met een redelijke schatting van het verlies van toekomstige nettowinsten die hadden kunnen worden gerealiseerd gedurende een periode van tien jaar normale exploitatie van de luchthaveninstallaties en activiteiten die met deze exploitatie verband houden volgens de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de intrekking van de exploitatielicentie. Deze schadevergoeding wordt berekend op basis van algemeen aanvaarde waarderingsmethodes voor een "going concern".
  Het bedrag van deze schadevergoeding wordt vastgesteld door een college van deskundigen dat samengesteld is uit drie leden gekozen onder de leden, die natuurlijke of rechtspersonen zijn, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of onder kredietinstellingen of beleggingsondernemingen met internationale bekendheid. De Staat en de houder van een exploitatielicentie stellen elk een deskundige aan binnen dertig dagen na de intrekking van de exploitatielicentie. Beide aldus aangestelde deskundigen benoemen binnen dertig dagen na hun aanstelling een derde deskundige die voornoemd college voorzit.

Onderafdeling IV. - Schorsing.
Art.45. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning een exploitatielicentie schorsen in geval van oorlog.

Afdeling V. - Overdracht, controlewijziging, fusie of splitsing.
Art.46. Onverminderd artikel 47 kan de exploitatielicentie slechts volledig of gedeeltelijk door de houder ervan worden overgedragen mits het voorafgaandelijk akkoord van de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit.
  De aanvraag tot overdracht van de exploitatielicentie door de houder van een exploitatielicentie en de behandeling van de aanvraag gebeuren volgens de procedure bepaald in artikel 29.

Art.47.§ 1. Vóór elke operatie die een wijziging met zich meebrengt van de controle, rechtstreeks of onrechtstreeks uitgeoefend op de houder van een exploitatielicentie, vóór elke fusie of splitsing van de houder van een exploitatielicentie (met inbegrip van met een fusie of splitsing geassimileerde operaties) of vóór elke overdracht van een exploitatielicentie bij wijze van inbreng of overdracht om niet of onder bezwarende titel van een algemeenheid of van een bedrijfstak door de houder van de exploitatielicentie, dient de houder van een exploitatielicentie bij de economisch regulerende overheid een verzoek in tot vernieuwing van de exploitatielicentie.
  De aanvraag wordt ingediend door middel van een verzoekschrift in drie exemplaren, per aangetekend schrijven [1 met ontvangstbewijs. De aanvraag bedoeld in het eerste lid wordt geacht te zijn ingediend op de datum vermeld op het ontvangstbewijs.]1
  [1 De aanvraag toont aan dat na de overwogen transactie de houder van de exploitatielicentie de volgende criteria in acht neemt :
   1° de criteria bedoeld in artikel 27, 1° tot 3° en 8°, indien het verzoek tot vernieuwing wordt ingediend vóór elke operatie die een wijziging van de controle met zich meebrengt;
   2° de criteria bedoeld in artikel 27, indien het verzoek tot vernieuwing wordt ingediend met het oog op een fusie, splitsing of elke andere operatie die vergelijkbaar is met een dergelijke fusie of splitsing of door een overdracht van de exploitatielicentie hetzij bij wijze van inbreng of overdracht van een algemeenheid of van een bedrijfstak.]1
  § 2. [1 Binnen de tien werkdagen na de datum van de aanvraag bedoeld in paragraaf 1, bevestigt de economisch regulerende overheid per aangetekend schrijven de ontvangst van de aanvraag en brengt de minister hiervan op de hoogte.
   Binnen de dertig werkdagen na de datum van de indiening van de aanvraag bedoeld in paragraaf 1, informeert de economisch regulerende overheid de aanvrager per aangetekend schrijven dat :
   1. de aanvraag volledig is; of,
   2. de aanvraag onvolledig is en nodigt de aanvrager uit haar alle ontbrekende inlichtingen, uitleg of documenten die zij nuttig acht voor het onderzoek van de aanvraag op te sturen.
   Indien de economisch regulerende overheid aan de aanvrager geen aangetekend schrijven zendt als bedoeld in het tweede lid, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn op de datum van de indiening van de aanvraag bedoeld in paragraaf 1.
   De aanvrager beschikt over een termijn van tien werkdagen te rekenen van de datum van ontvangst van het aangetekend schrijven van de economisch regulerende overheid die hem inlicht over de onvolledigheid van zijn aanvraag, om de gevraagde inlichtingen, documenten of uitleg te verschaffen. Deze bijkomende gegevens worden de economisch regulerende overheid per aangetekend schrijven toegestuurd.
   Indien de aanvrager na het verstrijken van de in het vierde lid voorgeschreven termijn in gebreke blijft de gevraagde inlichtingen, documenten of uitleg te verschaffen, moet de aanvrager een nieuwe aanvraag indienen.]1
  § 3. [1 Binnen de twintig werkdagen na de indiening van een volledige aanvraag, bezorgt de economisch regulerende overheid de minister of diens afgevaardigde per aangetekend schrijven een voorstel om al dan niet over te gaan tot vernieuwing van de exploitatielicentie, alsook het volledige dossier dat daarop betrekking heeft. De economisch regulerende overheid bezorgt de aanvrager, per aangetekend schrijven, de dag waarop het dossier aan de minister wordt opgestuurd, kopie van het aan de minister verzonden voorstel.
   De vernieuwing van de exploitatielicentie wordt toegekend bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
   De economisch regulerende overheid betekent de toekenning van de exploitatievergunning per aangetekend schrijven aan de aanvrager binnen een termijn van tachtig werkdagen na de indiening van een volledige aanvraag.
   Indien, ten gevolge van een beslissing van de Ministerraad om de vernieuwing van de exploitatielicentie te weigeren, de exploitatielicentie niet vernieuwd wordt, informeert de economisch regulerende overheid de aanvrager daarvan, per aangetekend schrijven, binnen een termijn van tachtig werkdagen na de datum van de indiening van een volledige aanvraag.
   Indien de Ministerraad geen beslissing over de vernieuwing van de exploitatielicentie heeft genomen binnen een termijn van tachtig werkdagen te rekenen van de indiening van een volledige aanvraag, wordt de exploitatielicentie automatisch vernieuwd bij het verstrijken van voormelde termijn van tachtig werkdagen. De automatische vernieuwing van de exploitatievergunning wordt bevestigd door een beslissing van de economisch regulerende overheid genomen bij het verstrijken van de voormelde termijn van tachtig werkdagen. De economisch regulerende overheid deelt deze beslissing binnen een termijn van tien werkdagen na de datum van de beslissing ter bevestiging van de automatische vernieuwing van de exploitatielicentie, per aangetekend schrijven mee aan de aanvrager en maakt deze beslissing bij uittreksel bekend in het Belgisch Staatsblad.
   Indien de Koning beslist om de exploitatielicentie te vernieuwen, of indien zij automatisch wordt vernieuwd met toepassing van het vijfde lid, wordt de exploitatielicentie automatisch voor onbepaalde duur verlengd onder haar bestaande voorwaarden.
   In geval van de realisering van een controlewijziging of van een fusie, splitsing of operatie die wordt gelijkgesteld met een fusie of splitsing bedoeld in paragraaf 1 en bij gebrek aan voorafgaande vernieuwing van de exploitatielicentie door de Koning of indien de exploitatielicentie niet automatisch is vernieuwd overeenkomstig het vijfde lid, vervalt de exploitatielicentie automatisch. Dit automatisch verval wordt bevestigd bij koninklijk besluit gepubliceerd, bij uittreksel, in het Belgisch Staatsblad. Het wordt betekend aan degene die houder is van de exploitatielicentie op de datum van het automatisch verval van de exploitatielicentie.]1
  § 4. De Koning kan de vernieuwing van de exploitatielicentie enkel weigeren indien de houder van de exploitatielicentie na een in § 1 bedoelde controlewijziging, niet langer beantwoordt aan de toekenningcriteria bedoeld in artikel 27, 1°, 2°, 3° en 8°, of indien de exploitant van de luchthaveninstallaties die het voorwerp uitmaken van de exploitatielicentie na een fusie, splitsing of operatie die wordt geassimileerd met een fusie of splitsing of een in § 1 bedoelde inbreng of overdracht van een algemeenheid of bedrijfstak, niet beantwoordt aan de toekenningcriteria bedoeld in artikel 27.
  ----------
  (1)<W 2014-05-15/54, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling VI. - Sancties.
Art.48. § 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en een geldboete van een tot vijfhonderd euro of met één van deze straffen alleen zij die inbreuk plegen op de bepalingen van artikel 26.
  § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in § 1.

Art.49. Onverminderd de overige in dit besluit bepaalde maatregelen en de bevoegdheden van het Directoraat-generaal Luchtvaart, kan de economisch regulerende overheid de houder van een exploitatielicentie bevelen om zich te schikken naar bepalingen vastgesteld in dit besluit, in een exploitatielicentie of in de in artikel 30, 4° en 5° bedoelde charters, binnen de termijn bepaald door de economisch regulerende overheid en die niet korter mag zijn dan drie maanden. In geval van absolute noodzakelijkheid, kan deze termijn van drie maanden door de economisch regulerende overheid worden verkort. Indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kan de economisch regulerende overheid, mits de persoon werd gehoord of behoorlijk werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag per kalenderdag niet lager zijn dan duizend euro noch hoger dan honderdduizend euro, noch, in totaal, twee miljoen euro of drie procent van het omzetcijfer dat de betrokken persoon heeft gerealiseerd in het kader van de exploitatie van luchthaveninstallaties tijdens het laatste afgesloten boekjaar, indien dit laatste bedrag hoger is, overschrijden. De geldboete wordt ten voordele van de Schatkist geïnd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, der registratie en domeinen.

Art.50. Elke administratieve geldboete die aan een persoon wordt opgelegd en die definitief is geworden vooraleer de strafrechter zich definitief over dezelfde feiten of samenhangende feiten heeft uitgesproken, wordt aangerekend op het bedrag van elke strafboete die voor deze feiten ten aanzien van dezelfde persoon wordt uitgesproken.

Afdeling VII. - Diverse bepalingen.
Art.51. In geval van een plotselinge crisis op de markt van het luchtverkeer, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de economisch regulerende overheid, de nodige vrijwaringmaatregelen treffen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art.52. In artikel 191, § 1, van de wet van21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven worden de woorden ", met de rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk," geschrapt.

Art.53. In artikel 38, § 1, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart, vervangen door de wet van 3 mei 1999, worden de woorden "en de reglementen bedoeld in de artikelen 176bis en 194 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven" vervangen door "de reglementen bedoeld in artikel 176bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en de gebruiksvoorwaarden van de luchthaven-installaties bedoeld in artikel 30, 3°, van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties.

Art.54. Artikel 39, § 1, lid 1, 1°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart en de bevoegdheden van het Directoraat-generaal Luchtvaart, gewijzigd door de programmawet van 30 december 2001, wordt vervangen door de volgende tekst :
  "1° de inbreuken op de reglementen bedoeld in artikel 176bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en op de gebruiksvoorwaarden van de luchthaveninstallaties bedoeld in artikel 30, 3°, van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties, die niet strafbaar zijn gesteld".

HOOFDSTUK VI. - Overgang -, opheffing - en slotbepalingen.
Afdeling I. - Overgangsbepalingen..
Art.55. De uitbating van de luchthaven-installaties die op de datum bepaald door de Koning overeenkomstig artikel 2 door B.I.A.C. worden geëxploiteerd, wordt geacht het voorwerp uit te maken van een exploitatielicentie.
  De Koning regelt de voorwaarden van de exploitatielicentie van B.I.A.C. bij een in Ministerraad overlegd besluit. Hoofdstuk IV van dit besluit is van toepassing op deze exploitatielicentie, met uitzondering van artikel 29.

Art.56. De reglementen die door B.I.A.C. zijn vastgesteld krachtens artikel 194, 1° tot 5°, van voornoemde wet van 21 maart 1991 en werden goedgekeurd en verplicht gemaakt overeenkomstig artikel 195 van laatst vermelde wet, blijven van toepassing tot op het ogenblik van de bekendmaking van gebruiksvoorwaarden die hetzelfde voorwerp hebben overeenkomstig artikel 30, 3° van dit besluit. Deze reglementen zijn in ieder geval niet langer van toepassing zes maanden na de vaststelling door de economisch regulerende overheid van de nadere regels voor de bekendmaking van de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig artikel 31, § 1, eerste lid.
  Het reglement dat door B.I.A.C. is vastgesteld krachtens 194, 6°, van voornoemde wet van 21 maart 1991 en werd goedgekeurd en verplicht gemaakt overeenkomstig artikel 195 van laatst vermelde wet, blijft van toepassing tot het verstrijken van een periode van maximum tien maanden na de goedkeuring of, in voorkomend geval, de vaststelling door de economisch regulerende overheid van een formule voor de beperking van de evolutie van de inkomsten per verkeerseenheid overeenkomstig artikel 34, §§ 3 en 6, of de vaststelling door de economisch regulerende overheid van een tariefsysteem overeenkomstig artikel 35, § 3 van dit besluit.

Art.57. De bestuurders en de gedelegeerd bestuurder van B.I.A.C. die op de datum van de omzetting overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 2 in functie zijn, zetten ieder hun lopend mandaat voort tot het verstrijken ervan of tot er een einde aan wordt gesteld overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen.
  Dit geldt eveneens voor de leden van het college van commissarissen van B.I.A.C. die door de algemene vergadering zijn benoemd. Het mandaat van de leden van dit college die door het Rekenhof zijn benoemd, neemt een einde op de datum van de omzetting van B.I.A.C. als bedoeld in artikel 2.
  (In afwijking van het tweede lid zetten de leden van het College van Commissarissen van BIAC die door het Rekenhof zijn benoemd, hun mandaat voort voor het vervullen van hun opdracht vervat in artikel 25, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, enkel wat betreft het boekjaar 2004 en dit tot na de gewone algemene vergadering van aandeelhouders van BIAC in 2005.) <W 2004-12-27/30, art. 318, 003; Inwerkingtreding : 29-12-2004>

Art.58. Tot aan de oprichting van de ondernemingsraad en van het comité voor preventie en bescherming op het werk, in de zin van voormelde wetten van 20 september 1948 en van 4 augustus 1996 en hun uitvoeringsbesluiten, alsook elk reglement, overeenkomst of regelgeving terzake, worden hun opdrachten en bevoegdheden uitgeoefend door het paritair comité dat binnen B.I.A.C. werd opgericht in uitvoering van artikel 30 van de voormelde wet van 21 maart 1991, hierna het "paritair comité van B.I.A.C." genoemd.
  Dit paritair comité van B.I.A.C. zal samengesteld blijven overeenkomstig de bepalingen van artikel 30, §§ 3, 4, 5 en 7, van voormelde wet van 21 maart 1991.
  Wanneer, tot aan de inrichting van het paritair subcomité voorzien in artikel 5, § 3 van huidig besluit, de procedure tot opstellen of tot wijziging van het arbeidsreglement voorziet in de tussenkomst van een ambtenaar aangesteld door de Koning op grond van artikel 21 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen of van een paritair comité opgericht in het kader van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, adieert de Voorzitter van de Ondernemingsraad de Directeur Generaal van het Directoraat Generaal van de Collectieve Relaties van de F.O.D. Werk, Arbeid en Sociaal Overleg. De Directeur Generaal duidt een sociaal bemiddelaar aan onder de leden van het korps van sociaal bemiddelaars. Indien de sociaal bemiddelaar ertoe komt de standpunten te verzoenen, treedt het arbeidsreglement of het gewijzigde arbeidsreglement dat uit het akkoord voortvloeit, 15 dagen na de datum van het akkoord of van de beslissing in werking, tenzij een andere datum van inwerkingtreding is vastgelegd.

Art.59. Tot aan de uitvoering van artikel 5, § 4 van dit besluit en onder voorbehoud van wijziging overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, worden de collectieve arbeidsverhoudingen tussen B.I.A.C. en de vakorganisaties die het personeel van B.I.A.C. vertegenwoordigen, geregeld door het syndicaal statuut van B.I.A.C.
  Het syndicaal statuut van B.I.A.C., aangenomen in uitvoering van de artikelen 34 en 35 van de wet van 21 maart 1991 en haar uitvoeringsbesluiten en opgenomen in bijlage van dit besluit, vormt het eerste syndicaal statuut. Dit syndicaal statuut wordt beschouwd als zijnde een collectieve arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt geacht gesloten te zijn geweest buiten een paritair orgaan.

Art.60. Tot aan de installatie van het paritair subcomité bedoeld in artikel 5, § 3 van dit besluit zijn de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van toepassing op de collectieve arbeidsrelaties tussen B.I.A.C. en haar personeelsleden met uitzondering van hoofdstuk III van deze wet alsook van artikel 51, 2°, b) en c) en van artikel 51, 3°, b) en c). Artikel 51, 3°, d) is enkel toepasselijk indien B.I.A.C. ondertekenaar is van de collectieve arbeidsovereenkomst.
  Tussen 1 juni 2008 en de installatie van het paritair subcomité, bedoeld in artikel 5, § 3 is het paritair comité van B.I.A.C. te beschouwen als het paritair subcomité bedoeld in artikel 5, § 3.

Art.61. Het paritair comité van B.I.A.C. wordt van rechtswege ontbonden na de installatie van de ondernemingsraden en comités voor preventie en bescherming op het werk, zoals voorzien in artikel 6, en het subcomité, voorzien in artikel 5, § 3.

Afdeling II. - Opheffingsbepalingen.
Art.62. In artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 augustus 1998, opgeheven op de datum van de omzetting van B.I.A.C. overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 2.
  Hetzelfde geldt voor Titel VII van deze wet met uitzondering van de artikelen 190 en 191.

Afdeling III. - Slotbepalingen.
Art.63. De koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van elke bepaling van dit koninklijk besluit.

(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 2 vastgesteld op 29-12-2004 door KB 2004-12-27/33, art. 1)
(NOTA : inwerkingtreding van dit tekst vastgesteld op 29-12-2004 door KB 2004-12-27/33, art. 1, en Bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 januari 2005, zie 2005-01-27/30)

Art.64. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Mobiliteit en Sociale Economie, Onze Minister van Werk en Pensioenen, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Syndicaal statuut van het personeel van de naamloze vennootschap van privaat recht "Brussels International Airport Company (B.I.A.C.)".
  (Voor het Syndicaal statuut, zie 2004-05-27/45).

Art. N2. Geldelijk statuut van het personeel van de naamloze vennootschap van privaat recht "Brussels International Airport Company (B.I.A.C.)".
  (Voor het Geldelijk statuut, zie 2004-05-27/46).

Art. N3. Personeelsstatuut van de naamloze vennootschap van privaat recht "Brussels International Airport Company (B.I.A.C.)".
  (Voor het Personeelsstatuut, zie 2004-05-27/47).