10 OKTOBER 2004. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2004 en tekstbijwerking tot 07-11-2016)
Art. 1
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
Art. 3-4
Artikel 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het OCMW en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de sociale economie-initiatieven die zijn erkend in het kader van :
1° het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie;
2° (het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven;) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008>
3° het decreet van 14 juli 1998 van de Vlaamse Gemeenschap inzake sociale werkplaatsen;
4° het decreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven worden erkend en gesubsidieerd;
5° het decreet van de Waalse regering van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiering van organismen voor socio-professionele inschakeling en de " Entreprises de formation par le travail " (Bedrijven voor vorming door arbeid);
6° Ordonnantie van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen;
7° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laag geschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling;
8° het koninklijk besluit van 3 mei 1999, artikel 1, § 1, 2°, tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
9° de ordonnantie van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 februari 1998 tot oprichting van sociale verhuurkantoren en bij het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 november 1998 tot organisatie van de sociale woningbureaus;
10° het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999 houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting en het ministerieel besluit van 10 juni 1999 houdende uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999;
11° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;
12° de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de Sociale Huisvesting;
13° (het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van kringloopcentra;) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008>
(14° het decreet van de Waalse regering van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel, afgekort : " I.D.E.S.S. ";
15° het decreet van de Vlaamse regering van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie.) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 3°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008>
Art.1_WAALS_GEWEST. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het OCMW en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de sociale economie-initiatieven die zijn erkend in het kader van : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie; 2° (het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven;) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008> 3° het decreet van 14 juli 1998 van de Vlaamse Gemeenschap inzake sociale werkplaatsen; 4° het decreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven worden erkend en gesubsidieerd; 5° het decreet van de Waalse regering van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiering van organismen voor socio-professionele inschakeling en de " Entreprises de formation par le travail " (Bedrijven voor vorming door arbeid); 6° Ordonnantie van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen; 7° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laag geschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling; 8° [1 de initiatieven van sociale economie die als dusdanig erkend worden door de Waalse gewestelijke Minister die voor sociale economie bevoegd is;]1 9° de ordonnantie van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 februari 1998 tot oprichting van sociale verhuurkantoren en bij het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 november 1998 tot organisatie van de sociale woningbureaus; 10° het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999 houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting en het ministerieel besluit van 10 juni 1999 houdende uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999; 11° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren; 12° de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de Sociale Huisvesting; 13° (het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van kringloopcentra;) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008> (14° het decreet van de Waalse regering van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel, afgekort : " I.D.E.S.S. "; 15° het decreet van de Vlaamse regering van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie.) <MB 2008-04-24/40, art. 1, 3°, 002; Inwerkingtreding : 07-06-2008>
----------
(1)<DWG 2016-10-20/06, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt eveneens, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het O.C.M.W. en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de volgende sociale economie-initiatieven :
1° De beschutte werkplaatsen van de Duitstalige gemeenschap erkend in het kader van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen en het koninklijke besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen;
2° de vennootschappen met een sociaal oogmerk bedoeld in artikel 661 van het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999;
3° de projecten, ingericht door openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die erkend zijn door de Waalse regering bij ministerieel besluit tot toekenning van een toelage in het kader van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord betreffende de tewerkstellingsbevorderende sociale economie;
4° de diensten van openbare centra voor maatschappelijk welzijn die de basisprincipes toepassen, vermeld in artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000, goedgekeurd bij wet van 26 juni 2001 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, die initiatieven inzake sociale inschakelingseconomie organiseren, waarvoor een specifieke verantwoordelijke is aangeduid en een afzonderlijke administratie wordt gevoerd en die zich van de overige activiteiten van het centrum onderscheiden door hun specifieke identiteit en dito erkenning. Deze erkenning wordt verleend door de Minister van Sociale Economie voor een duur van twee jaar en wordt automatisch verlengd voor zover deze erkende initiatieven geen negatieve beoordeling hebben gekregen. Gedurende de erkenningsperiode kan de minister, bevoegd voor Sociale Economie, steeds de door hem verleende erkenning intrekken wanneer vastgesteld wordt dat de initiatieven de hen opgelegde verplichtingen niet naleven;
5° pilootprojecten en innoverende experimenten inzake sociale economie, die de basisprincipes toepassen, vermeld in artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000, goedgekeurd bij wet van 26 juni 2001 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, die de doelgroep voldoende kunnen begeleiden en waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor sociale economie. Deze erkenning wordt verleend voor een duur van twee jaar en wordt automatisch verlengd voor zover deze erkende pilootprojecten en innoverende experimenten geen negatieve beoordeling hebben gekregen. Gedurende de erkenningsperiode kan de minister, bevoegd voor Sociale Economie, steeds de door hem verleende erkenning intrekken wanneer vastgesteld wordt dat de pilootprojecten en innoverende experimenten de hen opgelegde verplichtingen niet naleven.
Art.2_WAALS_GEWEST. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt eveneens, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het O.C.M.W. en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de volgende sociale economie-initiatieven : 1° De beschutte werkplaatsen van de Duitstalige gemeenschap erkend in het kader van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen en het koninklijke besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen; 2° de vennootschappen met een sociaal oogmerk bedoeld in artikel 661 van het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999; 3° de projecten, ingericht door openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die erkend zijn door de Waalse regering bij ministerieel besluit tot toekenning van een toelage in het kader van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord betreffende de tewerkstellingsbevorderende sociale economie; 4° [1 ...]1 5°[2 ...]2
----------
(1)<DWG 2016-10-20/06, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
(2)<DWG 2016-10-20/06, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.3. Het ministerieel besluit van 21 december 2000 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, wordt opgeheven.
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2004.