Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 JULI 2001. - Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-2001 en tekstbijwerking tot 18-07-2017)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 63; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 1
Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 64; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2, 2bis, 2ter, 3, 3bis, 4, 4bis, 4ter, 5-7, 7/1
Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 7sexies, 7septies, 7octies, 7nonies, 7decies, 8-9
Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art. 9bis, 9ter
Hoofdstuk III. - Evaluatie. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 78; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10
Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10bis
Hoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen [2 en administratieve geldboeten]2]1
Art. 10ter, 10quater, 10quinquies, 10sexies, 10septies
Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen [2 ...]2]1
Art. 10octies
Hoofdstuk V. Inwerkingtreding. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 81; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard.
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen.
Art.2.(§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van [5 het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]5 in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;
  2°) uitgiftebedrijf : [5 ...]5 bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft;
  (3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque [5 die hun hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben]5;
  5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
  (6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  7° [5 het bestuur : het door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen bevoegde bestuur.]5
  8° [1 ...]1.
  [1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1.
  (§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
  a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling ";
  b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1;
  c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
  d. de onderneming verbindt er zich toe de loons- en arbeidsvoorwaarden na te leven die op haar van toepassing zijn overeenkomstig deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten en de op haar geldende collectieve arbeidsovereenkomsten;
  e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , noch achterstallen in de betaling van de door [5 het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, om welke reden ook]5 teruggevorderde bedragen]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  f. [3 [4 De onderneming verbindt zich ertoe om :
   - niet in staat van faillissement te verkeren;
   - in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest te zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije vijf jaar aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 213, 229, 231, 265, 314, 315, 456, 4°, of 530 van het Wetboek van vennootschappen, of die door de rechtbank niet verschoonbaar zijn verklaard op basis van artikel 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar verwikkeld waren in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting.]4 ]3
  g)[3 de onderneming heeft deelgenomen aan de door [5 het bestuur]5 georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques.]3
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven.
  Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid, na advies van een adviescommissie erkenningen, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. De Koning bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen.) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag.]4
  [5 § 3. De onderneming die erkend is, hetzij in het Waals Gewest, hetzij in het Vlaams Gewest, verzoekt om haar erkenning in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volgens de vereenvoudigde procedure vastgelegd door een samenwerkingsakkoord of door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. De onderneming moet evenwel voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2.
   De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan, al naargelang de nadere regels die zij bepaalt of via een samenwerkingsakkoord, de onderneming ervan vrijstellen aan te tonen dat ze aan deze verplichtingen voldoet.
   De Regering kan, al naargelang de nadere regels die zij bepaalt, of via een samenwerkingsakkoord, de onderneming volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2bis.]5
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
  (2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (5)<ORD 2017-07-13/04, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 2bis.[1 § 1. [2 De onderneming stort een borgsom aan het bestuur.
   De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt het bedrag, de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de storting en de bestemming van de borgsom, alsook wat er met deze borgsom gebeurt in geval van een faillissement.
   Zij kan deze borgsom ook schrappen of aanpassen al naargelang de onderneming erkend is, of een erkenning heeft aangevraagd, in één Gewest of in meerdere Gewesten die zo'n borgsom eisen in het kader van het verlenen van een erkenning.]2
   § 2. Indien wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, zal een deel van de tegemoetkoming [2 van het Gewest]2 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden.
   In afwijking van het vorige lid zal de nominale waarde van de dienstencheque en het volledige bedrag van de tegemoetkoming [2 van het Gewest]2 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden indien [2 het bestuur]2 oordeelt dat het een zware inbreuk betreft.
   De ingehouden bedragen, bedoeld in de vorige leden, worden op een rekening van [2 het bestuur]2 gestort.
   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
   1° het bedrag van de tegemoetkoming [2 van het Gewest]2 in de kostprijs van de dienstencheque dat wordt ingehouden overeenkomstig het eerste lid;
   2° de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de inhouding, de storting en de bestemming van de bedragen bedoeld in het eerste en het tweede lid, alsook wat er met deze bedragen gebeurt in geval van faillissement;
   3° wat wordt verstaan onder zware inbreuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012, met uitzondering van art. 2bis, § 2, die in werking treedt op 01-01-2013; zie ook W 2012-06-22/02, art. 9, L2>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.2ter. [1 In het geval van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfsafdeling, afstand van algemeenheid of bedrijfsafdeling, bedoeld in boek XI van het Wetboek van vennootschappen, evenals in de gevallen bedoeld in de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, als de bedrijvigheid die bestaat uit het verlenen van buurtwerken of -diensten bedoeld in artikel 2, § 1, 3° ), in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voortgezet wordt door de begunstigde onderneming van de overdracht van het geheel of een deel van het patrimonium van de erkende overdragende onderneming, wordt de erkenning van deze laatste overgedragen aan de begunstigde onderneming.
   Voor het behoud van de erkenning dient de begunstigde onderneming alle erkenningsvoorwaarden bedoeld bij of krachtens deze wet na te leven, met uitzondering, voor de onderneming die vóór 1 januari 2013 al begunstigde was van een erkenning die werd overgedragen vanaf een erkende overdragende onderneming, van de voorwaarden die bedoeld zijn bij of krachtens de artikelen 2, § 2, h), en 2bis.
   De begunstigde onderneming dient het bestuur in te lichten over de besloten operaties als bedoeld in het eerste lid.
   De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan de nadere toepassingsregels bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-07-13/04, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>


Art.3.Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, overhandigt de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan een erkende onderneming.
  Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een [...] werknemer in dienst [...]. <W 2003-12-22/42, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-09/30, art. 273, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  [1 De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels bepalen met betrekking tot de verplichting tot aanwerving van [2 niet-werkende of deeltijds werkende werkzoekenden]2 en leefloners.]1
  [Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.] <W 2003-12-22/42, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 Het bestuur]2 betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques.
  De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
  Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met [het aanvullend bedrag bedoeld in het [2 vijfde]2 lid]. <W 2003-12-22/42, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2011-12-28/01, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 3bis.[1 [2 Het bestuur]2 kan de gebruiker, die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming, verbieden om gedurende een periode van ten hoogste één jaar dienstencheques te bestellen en te gebruiken.
   Dit verbod kan worden hernieuwd ten aanzien van de gebruiker die opnieuw zou deelgenomen hebben aan een door de onderneming gepleegde inbreuk nadat hij reeds een dergelijk verbod heeft ondergaan.
   In de gevallen, onder de voorwaarden en volgens de regelen vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan [2 het bestuur]2 van de gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming, haar aangestelde of lasthebber, de terugbetaling vorderen van de [2 gewestelijke]2 tegemoetkoming voor de ten onrechte ingediende cheques.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/03, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.4.[3 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt : ]3
  1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan;
  2° [2 de nominale waarde van de cheque die kan variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [2 2bis° het aanvullend bedrag dat kan variëren teneinde de erkende ondernemingen ertoe aan te zetten om de stabiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid van de dienstenchequewerknemers te bevorderen, in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [1 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. De uitgaven verbonden aan dit stelsel van sociale dienstencheques worden aangerekend op de begroting dienstencheques van [3 het bestuur]3.]1
  [3 Zij bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques volgens de middelen die jaarlijks beschikbaar zijn op de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met het oog op de financiering van de gewestelijke tegemoetkoming in de kosten van de dienstencheques, wordt een jaarlijkse voorafname toegepast op de beschikbare middelen in de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het bedrag van deze voorafname is ingeschreven op de begroting van het bestuur, dat het uitgiftebedrijf betaalt.]3
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
  (2)<W 2012-06-22/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2014>
  (3)<ORD 2017-07-13/04, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 4bis.[1 De Koning bepaalt de nadere regels die de opvolging van de financiële situatie van de sector en de erkende ondernemingen verzekeren. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaraan de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze opvolging mogelijk te maken en de eventuele gegevens die de erkende ondernemingen daartoe moeten meedelen [2 aan het bestuur]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 4ter. [1 De Koning kan een " kwaliteitshandvest " voor de dienstencheques-ondernemingen vaststellen evenals de verplichte bepalingen die hierin moeten vermeld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>

Art.5. Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de dienstencheques. "

Art.6.De overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is van rechtswege ontbonden :
  1°) wanneer de onderneming haar erkenning verliest;
  2°) wanneer er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit.
  [1 De Koning kan de minimale bepalingen vaststellen die in de overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt moeten vermeld worden, evenals het model van deze overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<W 2009-12-30/02, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>

Art.7.[4 Het bestuur]4 treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte (aanvullend) bedrag. <W 2003-12-22/42, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De Koning wijst de instellingen aan belast met de (uitvoering) [3 ...]3 van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 Hij bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende tegemoetkoming [4 van het Gewest]4 in de kostprijs van de dienstencheque en van het ten onrechte toegekende bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque.]2 <W 2003-12-22/42, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [3 Onverminderd de maatregelen bedoeld in het vorige lid en in de artikelen 2, § 2, vierde tot zesde lid, en 3bis van deze wet, worden de inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]3
  ----------
  (2)<W 2011-07-04/03, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011 ; zie ook art. 13>
  (3)<W 2012-06-22/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
  (4)<ORD 2017-07-13/04, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 7/1.[1 Met uitzondering van de bepalingen als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II, controleren de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaren de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen daarvan, en houden toezicht op de naleving ervan.
  Deze ambtenaren oefenen die controle of dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>

Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques.
Art. 7bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder de arbeidsovereenkomst dienstencheques, de arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder gezag van een werkgever, erkend in het kader van dit hoofdstuk en tegen loon arbeidsprestaties te verrichten die recht geven op de toekenning van een dienstencheque.

Art. 7ter. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt geregeld door de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten behalve voor wat betreft de bijzondere bepalingen die in deze wet worden voorzien.

Art. 7quater. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De bedoeling een arbeidsovereenkomst dienstencheques te sluiten moet, voor iedere werknemer afzonderlijk, door beide partijen schriftelijk worden vastgelegd uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal prestaties levert voor de erkende onderneming onder het stelsel van de dienstencheques.
  De arbeidsovereenkomst dienstencheques moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.

Art. 7quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst voor dienstencheques bevat ten minste volgende specifieke vermeldingen :
  1° de identiteit van de partijen;
  2° het erkenningsnummer dat de werkgever werd toegekend in het kader van dit hoofdstuk;
  3° de datum waarop de uitvoering van de overeenkomst wordt aangevat;
  4° de einddatum van de overeenkomst zo zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten;
  5° de arbeidsduur en het werkrooster; indien de overeenkomst voor een onbepaalde tijd is gesloten bepaalt de overeenkomst hoe en binnen welke termijn de werknemer over zijn werkrooster wordt geïnformeerd; bij ontstentenis van een bepaling in de overeenkomst voor een onbepaalde tijd moet de uurregeling ten minste zeven dagen vooraf ter kennis van de werknemer worden gebracht.

Art. 7sexies.
  <Opgeheven bij W 2008-12-22/33, art. 192, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 7septies.[1 Het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd heeft niet het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot gevolg gedurende een periode van drie maanden te rekenen vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van tewerkstelling van de arbeidsovereenkomst dienstencheques bij dezelfde werkgever.
   Tijdens de periode van drie maanden als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens dezelfde periode van drie maanden kan er nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Indien na het verstrijken van de voormelde periode van drie maanden, prestaties worden geleverd ten gunste van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, zijn de partijen verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 193, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7octies.[1 Vanaf de eerste werkdag van de vierde maand te rekenen vanaf de eerste voorafgaandelijke verklaring van tewerkstelling bij dezelfde werkgever, stellen de partijen het arbeidsregime vast dat van toepassing is op de voor onbepaalde duur gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst kan worden gesloten voor voltijdse arbeid of voor deeltijdse arbeid overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Er kan nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Er kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De minimale wekelijkse arbeidsduur mag niet lager liggen dan de grens bepaald door de Koning.
   Voor de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques die tijdens hun tewerkstelling recht hebben op een werkloosheidsuitkering, op leefloon of op financiële sociale hulp, mag de arbeidsduur in geen geval lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van toepassing op een voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De Koning bepaalt de minimale wekelijkse arbeidsduur van de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 194, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7nonies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De Koning bepaalt de bijzondere modaliteiten van de reglementering inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk die van toepassing zijn bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.

Art. 7decies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité, opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, worden de loons- en arbeidsvoorwaarden bepaald door de Koning op basis van de bepalingen van toepassing op de werknemers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
  Op advies van de Nationale Arbeidsraad kan een andere referentie van toepassing zijn.
  Deze door de koning vastgestelde loon- en arbeidsvoorwaarden houden op van toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van specifieke reglementaire en conventionele bepalingen voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art.8. Het opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : " en voor prestaties betaald met dienstencheques. ".

Art.9. In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : " of op de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met dienstencheques. ";
  2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : " of met de nominale waarde van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. "

Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 9bis.<Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007> § 1. De [2 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2 erkende onderneming kan bij [2 het bestuur]2 de gedeeltelijke terugbetaling verkrijgen van de opleidingskosten van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
  [2 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de criteria, de voorwaarden en de regels betreffende de aanvraag en de toekenning van deze gedeeltelijke terugbetaling.]2
  § 2. [2 Met het oog op de financiering van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in paragraaf 1, wordt een jaarlijkse voorafname toegepast op de beschikbare middelen in de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
   Het bedrag bedoeld in het vorig lid is ingeschreven op de begroting van het bestuur dat de erkende onderneming zal terugbetalen.]2
  ----------
  (1)<W 2015-12-26/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 9ter.[1 De bepalingen van de ordonnantie van [...] houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten als bedoeld in artikel 9bis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2015-10-08/02, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2016 (BESL 2016-04-14/08, art. 16, 1°)>

Hoofdstuk III. - Evaluatie.
Art.10.<W 2003-12-22/42, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [2 Elk jaar]2 wordt aangaande het stelsel van de dienstencheques door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid een jaarlijks evaluatieverslag opgemaakt, uiterlijk in de maand [2 oktober ]2. Dit evaluatieverslag wordt overgemaakt aan [2 het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering]2. <W 2008-06-08/30, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [2 Dit evaluatieverslag houdt rekening met de bijzonderheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zal inzonderheid betrekking hebben op :
   - het werkgelegenheidseffect van de maatregel ;
   - de globale bruto en netto kostprijs van de maatregel ;
   - de toepasselijke loons- en arbeidsvoorwaarden.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 195, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De fiscale behandeling verbonden aan de dienstencheques bedoeld in hoofdstuk II, kan voor andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard slechts toegekend worden indien cumulatief de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° het gaat om banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap worden geselecteerd als activiteiten die kunnen vergoed worden met een dienstencheque;
  2° de gebruikers zijn natuurlijke personen;
  3° de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming die daartoe erkend is door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap;
  4° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet in zijn erkenningsvoorwaarden inschrijven dat de erkende onderneming ten aanzien van zijn werknemers voor wat betreft het soort arbeidsovereenkomst en de minimale arbeidsregeling minstens dezelfde garanties biedt als voorzien in Hoofdstuk II, Afdeling 2, en dat de erkenning kan worden ingetrokken indien niet voldaan is aan deze garanties;
  5° aan de gebruiker wordt de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten gegarandeerd;
  6° hierover heeft het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap een bilateraal samenwerkingsakkoord gesloten met de federale overheid.

Hoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen [2 en administratieve geldboeten]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 10ter.[1 § 1. Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet :
   1° in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoert die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
   2° dienstencheques aanneemt ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
   3° meer dienstencheques voor betaling aanvaardt en overzendt aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   § 2. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet :
   1° dienstencheques van de gebruiker aanvaardt als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
   2° buurtwerken of -diensten laat uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van deze buurtwerken of -diensten;
   3° de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseert dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
   4° buurtwerken of -diensten levert zonder hiertoe erkend te zijn;
   5° indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op grond van de wet en in haar schoot geen " sui generis afdeling " heeft die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a);
   6° werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laat uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
   7° een ander dan het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard laat betalen met dienstencheques.
   § 3. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet :
   1° een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling geniet van een werkloosheidsuitkering, een leefloon of van financiële sociale hulp geen voorrang geeft tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij reeds werkt;
   2° de gebruiker vertegenwoordigt voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigt om de dienstencheques te ondertekenen;
   3° de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling overzendt aan het uitgiftebedrijf.
   Voor de in het eerste lid, 1° bedoelde inbreuk wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
   § 4. Worden bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in de §§ 1 of 2 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.
   § 5. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in de § 3 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.]1
  [2 § 6. De erkende onderneming die onjuiste informatie verstrekt in het kader van de aanvragen om een gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten krijgt een administratieve boete van 10 tot 100 euro. Deze geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.]2
  ----------
  (1)<Hersteld bij ORD 2015-07-09/17, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 10quater.[1 De bepalingen van de ordonnantie van 9 juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald in artikel 10ter.]1
  ----------
  (1)<Hersteld bij ORD 2015-07-09/04, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>

Art. 10quinquies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>

Art. 10sexies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>

Art. 10septies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>

Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen [2 ...]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 10octies.[1 Tegen de beslissingen die door [2 het bestuur]2 zijn genomen tot uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten kan een beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank bevoegd [2 in het gerechtelijke arrondissement Brussel]2.
   Dit beroep moet, op straffe van verval, binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, of bij gebrek aan kennisgeving, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene er kennis van heeft gekregen, door middel van een verzoekschrift ingediend worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank.]1
  [2 Als de onwillige schuldenaar blijft nalaten de krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bepaalde bedragen binnen de vastgelegde termijn te betalen, bezorgt de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaar zijn beslissing of de in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing aan de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaar die met de invordering is belast. Die laatste kan een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.
   De Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de invordering van de in het voorgaande lid bedoelde bedragen.
   Dit artikel is niet van toepassing op de beslissingen die worden genomen krachtens artikel 9ter.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 19-07-2011>
  (2)<ORD 2017-07-13/04, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Hoofdstuk V. Inwerkingtreding.
Art. 11. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.