Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 AUGUSTUS 2001. - Wet betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 15-09-2001 en tekstbijwerking tot 15-09-2001)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Collectieve arbeidsduurvermindering.
Art. 5-13
HOOFDSTUK IV. - Het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
Art. 14-26
HOOFDSTUK V. - Vaderschaps- en adoptieverlof.
Afdeling 1. - Vaderschapsverlof.
Art. 27-28
Afdeling 2. - Adoptieverlof.
Art. 29-30
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 31-32
HOOFDSTUK VI. - Brugpensioen.
Afdeling 1. - Voltijds brugpensioen.
Art. 33
Afdeling 2. - Halftijds brugpensioen.
Art. 34-35
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding.
Art. 36



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1936040101  1944122850  1963082803  1978070303  1985021271  1996021236  1997012044  1997012782  1998012670  1999012205 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week.
Art.2. § 1. De voltijdse werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, van de arbeidswet van 16 maart 1971, moeten op 1 januari 2003 de toepassing genieten van een arbeidsregeling opgesteld in het kader van een vóór deze datum gesloten collectieve arbeidsovereenkomst of, bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, in het kader van een arbeidsreglement dat van kracht is op deze datum, waardoor de arbeidsduur beperkt wordt tot maximum 38 uren per week of waardoor de arbeidsduur op een gelijkwaardige wijze beperkt wordt op een andere basis dan de wekelijkse.
  § 2. De grens van 40 uren per week bepaald in artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt verminderd tot 38 uren voor de voltijdse werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, van de arbeidswet van 16 maart 1971, en die op 1 januari 2003 geen beperking van de wekelijkse arbeidsduur genieten overeenkomstig § 1.
  § 3. Artikel 28, § 3, van de arbeidswet van 16 maart 1971 is van toepassing op de verminderingen bepaald in de §§ 1 en 2.
  § 4. Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 bepaalt de Koning de nadere regelen voor de afschaffing van het overloon onder de grens van 40 uren vastgesteld in artikel 29, § 2, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art.3. Artikel 48 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt opgeheven vanaf 1 januari 2003.

Art.4. Er wordt een eenmalige vermindering van de werkgeversbijdragen toegekend aan de werkgevers wier werknemers, overeenkomstig artikel 2, § 1, een vermindering van de arbeidsduur tot 38 uren per week genieten vóór 1 januari 2003, voorzover de wekelijkse arbeidsduur 39 uur op 31 december 2000 bedroeg.
  Deze vermindering van de werkgeversbijdragen bedraagt per betrokken werknemer :
  1° 6 000 Belgische frank wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tussen 1 januari 2001 en 30 september 2001;
  2° 5 000 Belgische frank wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het vierde kwartaal van het jaar 2001;
  3° 100 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het eerste kwartaal van het jaar 2002;
  4° 75 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het tweede kwartaal van het jaar 2002;
  5° 50 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het derde kwartaal van het jaar 2002;
  6° 25 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het vierde kwartaal van het jaar 2002.
  De vermindering van de arbeidsduur kan in meerdere stappen gebeuren.
  De in het tweede lid bedoelde vermindering wordt toegekend in het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de wekelijkse arbeidsduur tot 38 uur wordt verminderd. Zij wordt toegekend in het vierde kwartaal van 2001 wanneer de arbeidsduurvermindering tussen 1 januari 2001 en 30 juni 2001 werd ingevoerd, op voorwaarde dat een collectieve arbeidsovereenkomst na 1 januari 2001 daartoe gesloten wordt en dat het arbeidsreglement daartoe aangepast wordt.
  De in het tweede lid bedoelde bijdragevermindering kan gecumuleerd worden met andere verminderingen van werkgeversbijdragen die voor dezelfde werknemer worden toegekend. Zij kan evenwel het bedrag van de werkgeversbijdragen die normaal verschuldigd zijn voor elke betrokken werknemer niet overschrijden.
  De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van deze vermindering van de werkgeversbijdragen en de nadere regelen inzake bewijs van de vermindering van de arbeidsduur.

HOOFDSTUK III. - Collectieve arbeidsduurvermindering.
Art.5. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.6. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.7. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.8. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.9. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.10. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.11. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.12. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.13. § 1. Onverminderd het bepaalde in §§ 2 en 3, worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, gewijzigd bij de wetten van 26 maart 1999 en 24 december 1999;
  2° de artikelen 35 tot en met 40 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.
  § 2. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 3. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 4. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

HOOFDSTUK IV. - Het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
Art.14. Artikel 99, eerste lid, van hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985, houdende sociale bepalingen, vervangen bij het koninklijk besluit nr.424 van 1 augustus 1986 en gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 99. - De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de werknemers en de werkgevers.".

Art.15. In artikel 102bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1995, worden de woorden "met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2" vervangen door de woorden "met 1/5 of 1/2".

Art.16. In Hoofdstuk IV, afdeling 5, van dezelfde wet wordt een onderafdeling 3bis ingevoegd luidende :
  " Onderafdeling 3bis. - Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en halvering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
  Art. 103bis. - Deze onderafdeling is van toepassing op de werkgevers en de werknemers bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
  Art. 103ter. - De artikelen 100 en 102 zijn niet van toepassing op de in artikel 103bis bedoelde werknemers, in de mate dat die bepalingen eenzelfde voorwerp hebben als de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
  Art. 103quater. - Aan de in artikel 103bis bedoelde werknemers wordt een uitkering toegekend wanneer zij de toepassing vragen van het recht zoals bepaald en of krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
  De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het bedrag van de uitkeringen alsmede de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. ".

Art.17. In artikel 104 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.424 van 8 augustus 1986, worden de woorden "de toepassing van de artikelen 100 en 102" vervangen door de woorden "de toepassing van de artikelen 100, 102 en van onderafdeling 3bis".

Art.18. In artikel 104bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 1995 en gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998 en 25 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 3 wordt vervangen als volgt :
  " § 3. Voor de toepassing van dit artikel zijn uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen voorgeschreven door hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 tot bevordering van de werkgelegenheid niet nakomen. ";
  2° er wordt een § 7 toegevoegd, luidende :
  " § 7. De voordelen van dit artikel zijn niet van toepassing wat de vervangers van de in onderafdeling 3bis bedoelde werknemers betreft en wat de vervangingen bedoeld in artikel 105, § 3, betreft. ".

Art.19. In artikel 105 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Het recht op een vermindering van de arbeidsprestaties, bedoeld in het eerste lid, kan enkel ten belope van 1/5 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking. ";
  2° § 2 wordt vervangen als volgt :
  " § 2. De Koning neemt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nodige maatregelen met het oog op de aanpassing van de sociale-zekerheidswetgeving ten behoeve van de werknemers bedoeld in deze afdeling. ";
  3° § 3, opgeheven bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, wordt hersteld in de volgende lezing :
  " § 3. De werkgevers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ressorteren, worden ontslagen van de plicht tot vervanging in de gevallen waar een recht wordt toegekend krachtens § 1. ".

Art.20. Artikel 7, § 1, derde lid, (l)), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 22 januari 1985, wordt vervangen als volgt : <Erratum, B.S. 09-10-2001, p. 34387>
  " (l)) de uitbetaling verzekeren van de vergoedingen bedoeld bij afdeling 5 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. <Erratum, B.S. 09-10-2001, p. 34387> ".

Art.21. De bepalingen in collectieve arbeidsovereenkomsten die met verwijzing naar de artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen werden gesloten en die een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of een vermindering van de arbeidsprestaties regelen, houden op uitwerking te hebben op 1 januari 2002.

Art.22. § 1. De in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen bedoelde werknemers, die voor de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze wet een aanvraag hebben ingediend bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overeenkomstig artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, kunnen hun loopbaanonderbreking verderzetten tot het verstrijken van de duur die overeenkomstig de regelgeving op de loopbaanonderbreking in de aanvraag werd vermeld.
  § 2. Voor de in artikel 103bis van voornoemde wet van 22 januari 1985 bedoelde werknemers, die sinds de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze wet een aanvraag hebben ingediend bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overeenkomstig artikel 19 van hetzelfde besluit van 2 januari 1991, moet de loopbaanonderbreking een aanvang nemen tijdens het jaar 2001 en mag de duur één jaar niet overschrijden.
  § 3. De in paragrafen 1 en 2 bedoelde werknemers blijven ook na 1 januari 2002 onderworpen aan het stelsel gebaseerd op de artikelen 100 en 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985.
  § 4. De op artikel 105 van voornoemde wet van 22 januari 1985 gebaseerde loopbaanonderbrekingen, die voor de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk een aanvang hebben genomen, zijn niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 19, 1°, van deze wet.

Art.23. Bij toepassing van artikel 22 neemt de vervangingsplicht bedoeld bij de artikelen 100 en 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985 een einde op 1 januari 2002.

Art.24. § 1. De werkgever, bedoeld bij artikel 103bis van voornoemde wet van 22 januari 1985, die vóór 1 januari 2002 is overgegaan tot de vervanging van een werknemer in loopbaanonderbreking door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 104bis van dezelfde wet en waarvan de naam voorkomt op het getuigschrift bedoeld bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 tot uitvoering van artikel 104bis, § 4, tweede lid, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, blijven voor deze werknemer de vrijstelling genieten van de socialezekerheidsbijdragen bedoeld bij artikel 104bis van dezelfde wet.
  § 2. Artikel 106bis van voornoemde wet van 22 januari 1985, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 4 augustus 1986, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De forfaitaire schadevergoeding bedoeld in dit artikel is niet meer verschuldigd door de werkgevers bedoeld in onderafdeling 3bis vanaf de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. ".

Art.25. Het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking wordt opgeheven.

Art.26. Elk jaar, en voor de eerste keer in december 2002, maakt de Nationale Arbeidsraad een globale evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk.
  Deze evaluatie slaat onder meer op :
  - het gebruik van het tijdskrediet, de loopbaanvermindering en de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking naargelang de grootte van de ondernemingen;
  - het gebruik van de mogelijkheid om het recht op tijdskrediet bij collectieve arbeidsovereenkomst te verlengen tot maximaal 5 jaar;
  - het gebruik van de mogelijkheid om de drempel van 5 %, zoals bedoeld in artikel 15, § 1, van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001, te wijzigen;
  - het gebruik van de mogelijkheid tot uitstel en intrekking van het tijdskrediet, de loopbaanvermindering en de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
  Deze evaluatie wordt meegedeeld aan de minister die de Werkgelegenheid onder zijn bevoegdheden heeft, die daarover de Ministerraad inlicht. De evaluatie wordt overgezonden aan de federale Wetgevende Kamers.

HOOFDSTUK V. - Vaderschaps- en adoptieverlof.
Afdeling 1. - Vaderschapsverlof.
Art.27. Artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1985, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende :
  " § 2. De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat, gedurende tien dagen, door hem te kiezen binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
  Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werknemer het behoud van zijn loon.
  Gedurende de volgende zeven dagen geniet de werknemer een uitkering waarvan het bedrag wordt bepaald door de Koning en die hem wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. ".

Art.28. Artikel 25quinquies van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen, ingevoegd bij de wet van 10 december 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1971, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende :
  " § 2. De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat, gedurende tien dagen, door hem te kiezen binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
  Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werknemer het behoud van zijn loon.
  Gedurende de volgende zeven dagen geniet de werknemer een uitkering waarvan het bedrag wordt bepaald door de Koning en die hem wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. ".

Afdeling 2. - Adoptieverlof.
Art.29. Artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1985, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
  " § 3. De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een adoptie, gedurende tien dagen, te kiezen binnen dertig dagen volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van het gezin.
  Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werknemer het behoud van zijn loon.
  Gedurende de volgende zeven dagen geniet de werknemer een uitkering waarvan het bedrag wordt bepaald door de Koning, en die de werknemer wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. ".

Art.30. Artikel 25quinquies van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen, ingevoegd bij de wet van 10 december 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1971, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
  " § 3. De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een adoptie, gedurende tien dagen, te kiezen binnen dertig dagen volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van het gezin.
  Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werknemer het behoud van zijn loon.
  Gedurende de volgende zeven dagen geniet de werknemer een uitkering waarvan het bedrag wordt bepaald door de Koning, en die de werknemer wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. ".

Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.31. § 1. Afdeling 1 van dit hoofdstuk is enkel van toepassing voor zover de bevalling heeft plaatsgevonden na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
  § 2. Afdeling 2 van dit hoofdstuk is enkel van toepassing voor zover de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van het gezin, heeft plaatsgevonden na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

Art.32. Artikel 2, 4° en 14°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 februari 1991, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VI. - Brugpensioen.
Afdeling 1. - Voltijds brugpensioen.
Art.33. In artikel 110, § 1, eerste lid, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, worden de woorden "in de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000" vervangen door de woorden "in de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002".

Afdeling 2. - Halftijds brugpensioen.
Art.34. In artikel 112, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden "voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000" vervangen door de woorden "voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002".

Art.35. § 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen met betrekking tot het halftijds brugpensioen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, worden de woorden "voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000" vervangen door de woorden "voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002".
  § 2. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "30 juni 1998" vervangen door de woorden "30 juni 2000".
  § 3. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "31 december 2000" vervangen door de woorden "31 december 2002".

HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding.
Art. 36. Hoofdstuk II heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2001.
  HOOFDSTUK III treedt in werking op 1 oktober 2001.
  HOOFDSTUK IV treedt in werking op 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 22 en 24, § 2, die in werking treden de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De Koning is gemachtigd om vóór deze datum de uitvoeringsbesluiten te nemen.
  HOOFDSTUK V treedt in werking op 1 juli 2002.
  HOOFDSTUK VI heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.