3 MEI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-2002 en tekstbijwerking tot 14-04-2021)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Maatregelen.
Art. 3
Afdeling 1. - Aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet.
Art. 4-6
Afdeling 2. - Aanmoedigingspremie in het kader van het loopbaankrediet.
Art. 7-9
Afdeling 3. - Aanmoedigingspremie in het kader van de landingsbanen.
Art. 10-13
Afdeling 4. - Aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
Art. 14-17
Afdeling 5. - Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Art. 18-22
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art. 23-24
HOOFDSTUK V. - Controle en sancties.
Art. 25
HOOFDSTUK VI. [1 - Evaluatie]1
Art. 26, 26/1
HOOFDSTUK VIBIS. [1 - Bepalingen inzake gegevensverwerking]1
Art. 26bis, 26ter, 26quater, 26quinquies
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 27, 27bis
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 28-29
BIJLAGE.
Art. N
2009200826 2013035688 2014036540 2016035913 2016035938 2019013625 2019014092 2020041964
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° akkoord : het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005, afgesloten op 29 maart 2000;
2° social profitsector : de private sectoren zoals opgesomd in de " Algemene doelstelling " van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005, behorende tot de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector en voor zover ze ressorteren onder een Vlaamse erkennings- en subsidieregelgeving, en de Vlaamse socio-culturele sector.
Onder de Vlaamse socio-culturele sector wordt verstaan de sectoren zoals bedoeld in artikel 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 14° en 15° van het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 betreffende het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1996 en bij het koninklijk besluit van 13 december 2000;
3° voltijdse arbeidsregeling : de voltijdse arbeidsregeling van toepassing op de werknemer, rekening houdend met de leeftijd, en bepaald in het arbeidsreglement dat in de instelling van toepassing is, of in elk ander document dat hiertoe wordt bijgehouden wanneer de werkgever geen arbeidsreglement dient op te maken. Voor het bepalen van de voltijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de schorsing werden geleverd;
4° [2 volledige loopbaanonderbreking : de onderbreking van de beroepsloopbaan, vermeld in artikel 100 tot en met 101bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend;]2
5°[2 gedeeltelijke loopbaanonderbreking : de vermindering van de arbeidsprestaties met [5 de helft, een vijfde of een tiende]5 van het normale aantal uren van een voltijdse betrekking, vermeld in artikel 102 tot en met 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend;]2
6° [2 tijdskrediet : de volledige schorsing van de arbeidsprestaties of de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, vermeld in artikel 3, 4 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis van 19 december 2001 en nr. 103 van 27 juni 2012, waarvoor een uitkering tijdskrediet wordt toegekend;]2
7° [2 landingsbaan : de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking voor werknemers van vijftig jaar en ouder, vermeld in artikel 9 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis van 19 december 2001 en nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking;]2
8° schorsing : de dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst
- die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, de werkloosheidsverzekering, de jaarlijkse vakantie, de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet;
- waarop niet werd gewerkt en waarvoor een loon werd betaald waarop sociale zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;
- wegens feestdagen waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden;
- wegens arbeidsongeschiktheid waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden;
- wegens het opnemen van inhaalrustdagen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de arbeidswet van 16 maart 1971 of ingevolge een regeling tot vermindering van de arbeidsduur;
- wegens staking of lock-out;
- waarop niet werd gewerkt en geen loon werd betaald als carensdag zoals bedoeld door de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
- waarop de werknemer het ambt van rechter in sociale zaken, van rechter in handelszaken of van raadsheer in sociale zaken heeft vervuld;
- wegens verlof om dwingende redenen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 11 oktober 1991;
9° omkaderingspersoneel : de personeelsleden van een beschutte of sociale werkplaats die instaan voor de begeleiding van het doelgroeppersoneel en de personeelsleden van een beschutte of sociale werkplaats die instaan voor de ondersteuning van de werkplaatsen;
10° [4 ...]4;
11° [4 ...]4;
12° onderneming in moeilijkheden : de onderneming die in de jaarrekeningen van de twee boekjaren die de datum van de aanvraag van de erkenning voorafgaan vóór belastingen een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boekt, wanneer voor het laatste boekjaar dit verlies het bedrag van de afschrijvingen en de waardevermindering op oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa overschrijdt;
13° onderneming in herstructurering : de onderneming die zonder de invoering van verminderde arbeidsduur zou moeten overgaan tot het collectief ontslag dat ten minste betrekking heeft op :
- 10 % van de werknemers indien zij meer dan 100 werknemers tewerkstelt;
- 10 werknemers als zij meer dan 20 en tot 100 werknemers tewerkstelt;
- 6 werknemers indien zij tussen 12 en 20 werknemers tewerkstelt;
- de helft van het aantal werknemers indien zij minder dan 12 werknemers tewerkstelt;
14° alleenstaande : de werknemer die alleen woont, eventueel met één of meerdere kinderen ten laste;
15° [1 minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid;]1
16° [3 Departement WSE: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie.]3
[2 De volgende verloven worden gelijkgesteld met het tijdskrediet, vermeld in het eerste lid, 6° :
1° het ouderschapsverlof, vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan;
2° het verlof voor medische bijstand, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;
3° het verlof voor palliatieve zorgen, vermeld in artikel 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
4° [6 het verlof voor erkende mantelzorgers, vermeld in artikel 100ter van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.]6]2
----------
(1)<BVR 2008-12-19/21, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2013-07-05/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<BVR 2014-06-20/29, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
(4)<BVR 2019-04-05/52, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(5)<BVR 2020-06-19/17, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(6)<BVR 2021-03-05/12, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werknemers die ressorteren onder de Vlaamse social profitsector. [1 In een bedrijf dat erkend is als collectieve maatwerkorganisatie]1 is het besluit van toepassing op de personeelsleden die tot het omkaderingspersoneel behoren. De werknemers zijn tewerkgesteld middels een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
§ 2 De bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 1 zijn eveneens van toepassing op de werknemers die tewerkgesteld zijn met andere arbeidsovereenkomsten dan deze van onbepaalde duur.
§ 3. [1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2019-04-05/52, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK III. - Maatregelen.
Art.3. De aanmoedigingspremies als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 14 en 18 van dit besluit kunnen slechts worden toegekend binnen de perken van de daartoe voorziene begrotingskredieten.
Afdeling 1. - Aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet.
Art.4.§ 1. Aan de werknemer, tewerkgesteld in de Vlaamse social profitsector, kan [1 een aanmoedigingspremie aanvullend bij de onderbrekingsuitkering worden toegekend]1 voor het opnemen van een in het akkoord voorzien zorgkrediet. Het betreft hier de werknemer die zijn loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreekt om een ouderschapsverlof, een verlof voor medische bijstand [2 , een verlof voor palliatieve zorgen of een verlof voor erkende mantelzorgers]2 op te nemen, zoals gelijkgesteld met tijdskrediet in artikel 1, 6°, van dit besluit.
§ 2. De aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet kan tijdens de beroepsloopbaan gedurende maximum één jaar worden toegekend. Voor het bepalen van de maximumduur van één jaar wordt gerekend vanaf 1 januari 2001.
§ 3. Voor het bepalen van de in § 2 vermelde maximumduur wordt de aanmoedigingspremie, toegekend in het kader van het loopbaankrediet of het opleidingskrediet, niet meegerekend.
----------
(1)<BVR 2013-07-05/12, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<BVR 2021-03-05/12, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.5.
<Opgeheven bij BVR 2013-07-05/12, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.6.[1 De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 421 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 223 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 223 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties vermindert met 20 % van de voltijdse arbeidsregeling, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 125 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 20 % en minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 125 euro bruto.]1
[2 De werknemer die gedurende twaalf maanden vóór de aanvang van het zorgkrediet gewerkt heeft in een arbeidsregeling die minimaal 75% van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties vermindert met 10% van de voltijdse arbeidsregeling, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 62,50 euro bruto.]2
----------
(1)<BVR 2013-07-05/12, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<BVR 2020-06-19/17, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 2. - Aanmoedigingspremie in het kader van het loopbaankrediet.
Art.7. § 1. Aan de werknemer, tewerkgesteld in de Vlaamse social profitsector, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het tijdskrediet dat wordt opgenomen, indien hij zijn loopbaan volledig onderbreekt in het kader van het in het akkoord voorziene loopbaankrediet.
§ 2. De aanmoedigingspremie kan tijdens de beroepsloopbaan gedurende maximum één jaar toegekend worden onder volgende modaliteiten :
- hetzij voor drie maanden per periode van vijf jaar beroepsactiviteit in de social profitsector, of een gelijkgestelde sector met een maximum van één jaar na twintig jaar beroepsactiviteit;
- hetzij voor twaalf maanden na twintig jaar beroepsactiviteit in de social profitsector, of een gelijkgestelde sector.
§ 3. Voor het bepalen van de maximumduur van één jaar wordt gerekend vanaf 1 januari 2001.
§ 4. Als gelijkgestelde sector zoals bedoeld in § 2 gelden :
- de ziekenhuizen;
- de thuisverpleging;
- de revalidatiecentra;
- de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en de rusthuizen voor opvang van bejaarden (ROB);
- de openbare instellingen voor gezinszorg;
- de openbare kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen;
- de openbare of private instellingen die onder de Vlaamse welzijnsbevoegdheid vallen, maar geen personeelssubsidies ontvangen.
§ 5. Voor het bepalen van de maximumduur van één jaar wordt de aanmoedigingspremie, toegekend in het kader van het zorgkrediet of het opleidingskrediet, niet meegerekend.
Art.8.
<Opgeheven bij BVR 2013-07-05/12, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.9.[1 De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het loopbaankrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst en die minder dan vijf jaar anciënniteit heeft in de instelling, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 359,16 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het loopbaankrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst en die minimaal vijf jaar anciënniteit heeft in de instelling, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 232,73 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het loopbaankrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst en die minder dan vijf jaar anciënniteit heeft in de instelling ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 192,09 euro bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het loopbaankrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst en die minimaal vijf jaar anciënniteit heeft in de instelling, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 124,50 euro bruto.]1
----------
(1)<BVR 2013-07-05/12, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Afdeling 3. - Aanmoedigingspremie in het kader van de landingsbanen.
Art.10.§ 1. Aan de werknemer, tewerkgesteld [2 in een zorggerelateerd beroep]2 in de Vlaamse sociale profitsector [2 at is opgenomen in de lijst van zorggerelateerde beroepen die door de minister wordt bepaald,]2 evenals aan de werknemer behorend tot het doelgroeppersoneel van de beschutte en sociale werkplaatsen, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij zijn loopbaan gedeeltelijk onderbreekt vanaf de leeftijd van 50 jaar in het kader van de in het akkoord voorziene landingsbanen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. De periode van één jaar voorafgaand aan de aanvang van de deeltijdse loopbaanonderbreking moet tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling die minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt.
----------
(1)<BVR 2013-07-05/12, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<BVR 2016-05-20/11, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
Art.11. § 1. De in artikel 10, § 1, van dit besluit bedoelde werknemer moet voldoen aan een van de volgende voorwaarden :
- voorafgaand aan de deeltijdse loopbaanonderbreking een loopbaan van minimum 25 jaar voltijdse of deeltijdse beroepsactiviteit hebben, waarvan er minstens een equivalent van 10 voltijdse jaren binnen de sociale profitsector of een gelijkgestelde sector moet gepresteerd zijn;
- voorafgaand aan de deeltijdse loopbaanonderbreking een loopbaan van minimum 20 jaar voltijdse of deeltijdse beroepsactiviteit in de sociale profitsector of een gelijkgestelde sector hebben.
§ 2. Als gelijkgestelde sector zoals bedoeld in § 1 gelden :
- de ziekenhuizen;
- de thuisverpleging;
- de revalidatiecentra;
- de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en de rusthuizen voor opvang van bejaarden (ROB);
- de openbare instellingen voor gezinszorg;
- de openbare kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen;
- de openbare of private instellingen die onder de Vlaamse welzijnsbevoegdheid vallen, maar geen personeelssubsidies ontvangen.
§ 3. Voor het bepalen van de beroepsactiviteit gelden alle arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen. Onder gelijkgestelde dagen worden hierbij verstaan :
- de schorsingen;
- alle dagen gepresteerd als tewerkgestelde werkloze of in een DAC-, GESCO-, IBF-, of PBW-statuut;
- de dagen besteed aan de zorg voor de eigen kinderen, met een maximum van 3 jaar per kind en 6 jaar over de volledige loopbaan.
§ 4. De werknemer van 50 jaar of ouder die reeds in gedeeltelijke loopbaanonderbreking 'stelsel 50+' is en op 1 januari 2001 reeds halftijds werkt, komt niet in aanmerking voor de in artikel 10, § 1, bedoelde aanmoedigingspremie.
Art.12.
<Opgeheven bij BVR 2013-07-05/12, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.13. De aanmoedigingspremie bedraagt bruto per volledige kalendermaand :
- 322 euro voor de werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang van de deeltijdse loopbaanonderbreking tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling en die de arbeidsprestaties vermindert met de helft van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- 248 euro voor de werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang van de deeltijdse loopbaanonderbreking tewerkgesteld is in een arbeidsregeling die minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en die de arbeidsprestaties vermindert tot de helft van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- 75 euro voor de werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang van de deeltijdse loopbaanonderbreking tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling en die de arbeidsprestaties vermindert met een vijfde van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking.
Afdeling 4. - Aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
Art.14.[1 Aan de werknemer in de Vlaamse sociale profitsector kan een aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het tijdskrediet dat hij opneemt om een opleiding te volgen, op voorwaarde dat de werknemer over een opleidingskrediet beschikt.
[2 De opleiding wordt gegeven door een dienstverlener die geregistreerd is conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie.]2
De opleiding, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het gaat om een opleiding als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
2° afhankelijk van de scholingsgraad van de werknemer geldt een van de volgende situaties:
a) voor kort- en middengeschoolden gaat het om een van de volgende opleidingen:
1) een arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 2, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, en die onderwijs- of beroepskwalificerend is, een ondernemerschapstraject is of leidt naar een knelpuntberoep;
2) een loopbaangerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 3, van de voormelde wet;
b) voor hooggeschoolden gaat het om een loopbaangerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 3, van de voormelde wet.".
In het tweede lid wordt verstaan onder:
1° hooggeschoold: ten minste beschikken over een diploma van hoger onderwijs;
2° kortgeschoold: niet beschikken over een diploma van secundair onderwijs;
3° middengeschoold: ten hoogste beschikken over een diploma van secundair onderwijs.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/52, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BVR 2019-05-24/16, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 02-09-2019>
Art.15.[1 De werknemer krijgt een opleidingskrediet waarvan de duur gelijk is aan de duur van de opname van zijn recht op voltijds tijdskrediet, halftijdse loopbaanvermindering of loopbaanvermindering met een vijfde om een opleiding te volgen als vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/52, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.16.[1 De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 421 euro]2 bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 223 euro]2 bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een arbeidsregeling die minimaal 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 223 euro]2 bruto.
De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 20 % en minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 125 euro]2 bruto.]1
[2 De werknemer die gedurende twaalf maanden vóór de aanvang van het opleidingskrediet voltijds werkt en zijn arbeidsprestaties vermindert met 20% van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 125 euro.]2
----------
(1)<BVR 2013-07-05/12, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<BVR 2019-04-05/52, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.17. Voor de werknemer die een opleidingskrediet opneemt en die alleenstaande is, wordt de aanmoedigingspremie verhoogd met 37 euro per maand.
Afdeling 5. - Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Art.18. Aan de werknemer, tewerkgesteld in de Vlaamse sociale profitsector in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij in het kader van een herstructureringsplan zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 10 % van de voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog minstens 50 % van de voltijdse arbeidsregeling werkt.
Art.19.Het bewijs van onderneming in moeilijkheden of in herstructurering moet blijken uit :
- hetzij het attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden afgeleverd door de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, of overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 maart 1997 houdende uitvoering van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
- hetzij het attest van erkenning als onderneming in herstructurering afgeleverd door de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 maart 1997 houdende uitvoering van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
- [2 hetzij een plan met opgave van de substantiële daling van de economische activiteiten van de onderneming ten gevolge van de impact van de coronavirusmaatregelen dat werd goedgekeurd door de ondernemingsraad of bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging of bij gebrek daaraan, door het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan, dat werd opgenomen in het arbeidsreglement.
In dit besluit wordt verstaan onder substantiële daling van de economische activiteiten: een daling met minimum 20 % van de omzet, de productie of het aantal bestellingen in de maand waarin de arbeidsduurvermindering start, ten opzichte van dezelfde maand van het jaar voordien.
Het plan bevat:
1° de opgave van de arbeidsherverdelingsmaatregelen en de link met het impact van de coronavirusmaatregelen;
2° de opgave van het aantal arbeidsplaatsen die het voorwerp uitmaken van de maatregelen;
3° de opgave van de periode van de maatregelen;
4° de btw-aangiften van alle betreffende maanden.]2
----------
(1)<BVR 2020-03-18/15, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
(2)<BVR 2020-07-17/16, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>
Art.20.Het recht op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur wordt verworven vanaf het ogenblik dat de onderneming, conform de in artikel 19 beschreven procedure, het statuut verkrijgt van onderneming in moeilijkheden of in herstructurering. Na opening van het recht kan de premie gedurende maximum 2 jaar worden toegekend.
[2 De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan in geval van een vermindering van de arbeidsduur met 20 % van de voltijdse arbeidsregeling niet gecombineerd worden met de looncompensatie, vermeld in artikel 28/6/4., § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 46 van 26 juni 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werkgevers en de werknemers.]2
----------
(1)<BVR 2020-03-18/15, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
(2)<BVR 2020-07-17/16, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 28-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>
Art.21. De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan niet gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling in hoofde van de werknemer, met de inkomsten uit een zelfstandige activiteit tenzij deze reeds in bijberoep werd uitgeoefend gedurende minstens 1 jaar vóór de aanvang van de verminderde arbeidsduur, met een onderbrekingsuitkering noch met een aanmoedigingspremie als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10 en 14 van dit besluit.
Art.22.§ 1. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang van de verminderde arbeidsduur, tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt een aanmoedigingspremie van 125 euro per maand.
§ 2. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 75 euro.
§ 3. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 10 % en minder dan 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro.
[2 § 4. Een wijziging van de arbeidsduurvermindering geldend voor de werknemers aan wie de aanmoedigingspremie wordt toegekend moet binnen de 30 dagen door de werknemer worden gemeld aan de administratie. De werkgever van de betrokken werknemers kan namens deze werknemers de wijzigingen aan de administratie meedelen, mits de werkgever daartoe uitdrukkelijk door de werknemers werd gemandateerd.]2
----------
(1)<BVR 2020-03-18/15, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
(2)<BVR 2020-07-17/16, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art.23.[1 § 1. De werknemer dient een aanvraag voor de aanmoedigingspremie in bij het [2 Departement WSE]2.
§ 2. De aanvraag wordt ingediend met het papieren aanvraagformulier of, voor zover dat door het [2 Departement WSE]2 ter beschikking wordt gesteld, met het elektronische aanvraagformulier.
De minister bepaalt het model van aanvraagformulier.
§ 3. De aanvraag is alleen ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° het aanvraagformulier wordt volledig en correct ingevuld en ondertekend;
2° alle verplichte bewijsstukken worden bij het aanvraagformulier gevoegd, conform de vereisten die zijn opgenomen in het aanvraagformulier.]1
----------
(1)<BVR 2008-12-19/21, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2014-06-20/29, art. 58, 004; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
Art.24.§ 1. Om geldig te zijn moet de werknemer zijn aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie indienen binnen zes maanden na aanvang van de loopbaanonderbreking waarvoor de aanmoedigingspremie wordt aangevraagd.
§ 2. Na betalingsopdracht door [1 het [2 Departement WSE]2 ]1 wordt de premie voor de afgelopen maand aan de rechthebbende werknemer uitgekeerd.
§ 3. De aanmoedigingspremies [3 met uitzondering van de aanmoedigingspremies in het kader van de landingsbanen geregeld in artikel 10, 11 en 13 van dit besluit,]3 worden geïndexeerd en zijn gekoppeld aan de spilindex 109,45. De indexering geschiedt vanaf de tweede maand die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
----------
(1)<BVR 2008-12-19/21, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2014-06-20/29, art. 59, 004; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
(3)<BVR 2016-05-20/11, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
HOOFDSTUK V. - Controle en sancties.
Art.25.§ 1. Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de werknemer op welke gronden dan ook de sector verlaat of niet meer aan de voorwaarden, waaronder de aanmoedigingspremie werd toegekend, voldoet, verliest hij het recht op de uitbetaling van de premie, [2 ...]2.
§ 2. Onrechtmatig verkregen aanmoedigingspremies worden teruggevorderd van de partij die aanleiding heeft gegeven tot het onrechtmatig karakter van de uitbetaling van de premie.
§ 3. De controle op de naleving van de voorwaarden wordt uitgeoefend door [1 de sociaalrechtelijke inspecteurs van de [3 afdeling Vlaamse Sociale Inspectie]3 van het departement Werk en Sociale Economie]1.
----------
(1)<BVR 2008-12-19/21, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2013-07-05/12, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<BVR 2019-04-05/52, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK VI. [1 - Evaluatie]1
----------
(1)
Art.26.[1 § 1. Er wordt een Opvolgingscommissie opgericht, die bestaat uit vertegenwoordigers van:
1° de Vlaamse sociale partners uit de sociale profitsector;
2° de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid;
3° de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden;
4° de Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijnsbeleid;
5° de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
§ 2. De Opvolgingscommissie wordt voorgezeten door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid.
§ 3. De Opvolgingscommissie bepaalt de deelsectoren van de Vlaamse gezondheidssector, de Vlaamse welzijnssector en de Vlaamse socioculturele sector waarop dit besluit van toepassing is. Ze begeleidt verder de uitvoering van de maatregelen in dit besluit, uitgezonderd de aanmoedigingspremie in het kader van opleidingskrediet, en zet een monitoringssysteem op voor die maatregelen.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-05/52, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 26/1. [1 Elke drie jaar evalueert het Departement WSE de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet en voert het onderzoek naar de evolutie van het gebruik van de aanmoedigingspremies, het profiel van de werknemers die ervan gebruikmaken en de inhoud van de gevolgde opleidingen.
De Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, volgt jaarlijks de budgettaire ontwikkeling op van de regeling over de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
De Opleidingscommissie, vermeld in het tweede lid, kan een advies uitbrengen in verband met de vraagstukken over de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/52, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK VIBIS. [1 - Bepalingen inzake gegevensverwerking]1
----------
(1)
Art. 26bis. [1 Het Departement WSE treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), hierna de algemene verordening gegevensbescherming te noemen, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toekenning, de controle en de terugvordering van de aanmoedigingspremies, het monitoringssysteem, vermeld in artikel 26, § 3, en de driejaarlijkse evaluatie, vermeld in artikel 26/1.
De persoonsgegevens die in het kader van het monitoringssysteem en de driejaarlijkse evaluatie worden verwerkt, worden geanonimiseerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/52, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 26ter. [1 Het Departement WSE wisselt in het kader van de toekenning, de controle en terugvordering van aanmoedigingspremies de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties van aanmoedigingspremies de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties:
1° de tewerkstellingsgegevens van de werknemer met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
2° het rijksregisternummer, de identificatiegegevens en de gezinssamenstelling van de werknemer met het Rijksregister van de natuurlijke personen;
3° de opname door de werknemer van het recht op voltijds tijdskrediet, halftijdse loopbaanvermindering of loopbaanvermindering met een vijfde om een opleiding te volgen met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
4° de scholingsgraad van de werknemer met de leer- en ervaringsbewijzendatabank, vermeld in artikel 19 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.
De uitwisselingen van persoonsgegevens vinden plaats met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/52, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 26quater. [1 Onverminderd artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens worden beveiligd volgens de dataclassificatie en de richtlijnen van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, 3°, van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/52, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 26quinquies. [1 De persoonsgegevens die overeenkomstig dit besluit worden opgevraagd, worden slechts zo lang bewaard als nodig voor de toekenning, de controle en de terugvordering van de aanmoedigingspremie]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/52, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.27.§ 1. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van zorgkrediet, blijven hun uitwerking behouden voor de toegekende duur met toepassing van artikel 24, § 3, van dit besluit.
§ 2. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van loopbaankrediet, blijven hun uitwerking behouden voor de toegekende duur en de toegekende bedragen met toepassing van artikel 24, § 3, van dit besluit.
§ 3. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van landingsbanen, blijven hun uitwerking behouden voor de toegekende duur met toepassing vanaf 1 januari 2002 van de bedragen vermeld in artikel 13 van dit besluit en toepassing van artikel 24, § 3, van dit besluit.
§ 4. De vervangingsplicht opgelegd door het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van zorgkrediet, loopbaankrediet en landingsbanen, vervalt met ingang van 1 januari 2002.
§ 5. In afwijking van artikel 24, § 1, van dit besluit is de aanvraag voor het bekomen van de aanmoedigingspremie, met betrekking tot de premie-aanvragen waarvan het tijdskrediet is aangevangen in de periode tussen 1 januari 2002 en 31 mei 2002, geldig als ze ingediend wordt binnen negen maanden na aanvang van de loopbaanonderbreking waarvoor de aanmoedigingspremie wordt aangevraagd.
[1 § 6. Aan een werknemer die een opleiding volgt die vóór 1 september 2019 recht geeft op de toekenning van een aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet, maar geen opleiding is die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 14, tweede lid, kan een aanmoedigingspremie toegekend worden conform de voorwaarden die van kracht waren vóór 1 september 2019, tot en met het derde jaar waarin hij de opleiding volgt, en uiterlijk tot en met 30 juni 2021.]1
[2 § 7. In afwijking van artikel 24, § 1, is de aanvraag van de aanmoedigingspremie voor het verlof voor erkende mantelzorgers, vermeld in artikel 1, tweede lid, 4°, bij de premie-aanvragen voor een verlof dat tussen 1 september 2020 en 31 december 2020 begonnen is, geldig als ze wordt ingediend binnen negen maanden nadat het verlof is begonnen waarvoor de aanmoedigingspremie wordt aangevraagd.]2
----------
(1)<BVR 2019-04-05/52, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BVR 2021-03-05/12, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 27bis. [1 Op de aanvragen van een aanmoedigingspremie in het kader van de landingsbanen, die zijn ingegaan vóór 1 juni 2016, wordt de beperking tot zorggerelateerde beroepen, vermeld in artikel 10, § 1, niet toegepast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2016-05-20/11, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.28. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002 en vervangt het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van zorgkrediet, loopbaankrediet en landingsbanen.
Art.29. De Vlaamse minister, bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Aanvraagformulier.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 27-07-2002, p. 33421-33424).