Details





Titel:

1 MAART 2002. - Besluit van de Vlaamse regering houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privé-sector(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-03-2002 en tekstbijwerking tot 14-04-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Maatregelen.
Art. 5
Afdeling 1. - Aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
Art. 6-9
Afdeling 2. - Aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet.
Art. 10-12
Afdeling 3. - Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Art. 13-17
Afdeling 4. - Suppletieve regeling.
Art. 18-19
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art. 20-22
HOOFDSTUK V. - Evaluatie.
Art. 23
HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties.
Art. 24
HOOFDSTUK VIbis. [1 - Bepalingen inzake gegevensverwerking]1
Art. 24bis, 24ter, 24quater, 24quinquies
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 25
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 26-28
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998036287  2002035041 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [2 volledige loopbaanonderbreking : de onderbreking van de beroepsloopbaan, vermeld in artikel 100 tot en met 101bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend;]2
  2° [2 gedeeltelijke loopbaanonderbreking : de vermindering van de arbeidsprestaties met [5 de helft, een vijfde of een tiende]5 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, vermeld in artikel 102 tot en met 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend;]2
  3° [2 tijdskrediet : de volledige schorsing van de arbeidsprestaties of de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, vermeld in artikel 3, 4 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis van 19 december 2001 en nr. 103 van 27 juni 2012, waarvoor een uitkering tijdskrediet wordt toegekend;]2
  4° sectorakkoord : het in het betrokken paritair comité afgesloten akkoord met betrekking tot het stelsel van de aanmoedigingspremies, dat neergelegd en geregistreerd is ter griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en overgemaakt aan de administratie;
  5° bedrijfsakkoord : de in de onderneming afgesloten CAO of het in de overlegorganen van de onderneming overeengekomen akkoord met betrekking tot het stelsel van de aanmoedigingspremies, dat neergelegd en geregistreerd is ter griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en overgemaakt aan de administratie, en voor zover het sectorakkoord geen bepalingen bevat inzake de aanmoedigingspremies;
  6° toetredingsakte : het in de onderneming die op 30 juni 2001 minder dan 50 werknemers tewerkstelde en waar geen vakbondsafvaardiging bestaat, opgestelde document met betrekking tot het stelsel van de aanmoedigingspremies, dat neergelegd en geregistreerd is ter griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en overgemaakt aan de administratie, en voor zover het sectorakkoord geen bepalingen bevat inzake de aanmoedigingspremies;
  7° schorsing : de dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst
  - die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, de werkloosheidsverzekering, de jaarlijkse vakantie, de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet;
  - waarop niet werd gewerkt en waarvoor een loon werd betaald waarop sociale zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;
  - wegens feestdagen waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden;
  - wegens arbeidsongeschiktheid waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden;
  - wegens het opnemen van inhaalrustdagen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de arbeidswet van 16 maart 1971 of ingevolge een regeling tot vermindering van de arbeidsduur;
  - wegens staking of lock-out;
  - waarop niet werd gewerkt en geen loon werd betaald als carensdag zoals bedoeld door de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  - waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
  - waarop de werknemer het ambt van rechter in sociale zaken, van rechter in handelszaken of van raadsheer in sociale zaken heeft vervuld;
  - wegens verlof om dwingende redenen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 11 oktober 1991;
  8° voltijdse arbeidsregeling : de voltijdse arbeidsregeling van toepassing op de werknemer en bepaald in het arbeidsreglement dat in de onderneming van toepassing is, of in elk ander document dat hiertoe wordt bijgehouden wanneer de werkgever geen arbeidsreglement moet opmaken. De werknemer tewerkgesteld in een arbeidsregeling die minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt, wordt voor de toepassing van dit besluit geacht tewerkgesteld te zijn in een voltijdse arbeidsregeling.
  Voor het bepalen van de voltijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de schorsing werden geleverd;
  9° halftijdse arbeidsregeling : de deeltijdse arbeidsregeling die de helft bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling van toepassing in de onderneming.
  Voor het bepalen van de halftijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de schorsing werden geleverd;
  10° deeltijdse arbeidsregeling : het gemiddelde, genomen over het jaar voorafgaand aan het opnemen van de aanmoedigingspremie, van het breukdeel van de arbeidsregeling van toepassing op de werknemer ten opzichte van de voltijdse arbeidsregeling van toepassing in de onderneming.
  Voor het bepalen van de deeltijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de schorsing werden geleverd;
  11° verminderde arbeidsduur : de arbeidsregeling die op de werknemer van toepassing is en waarbij de arbeidsduur ten minste 50 % en ten hoogste 90 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt.
  Voor het bepalen van de verminderde arbeidsduur worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de schorsing werden geleverd;
  12° loopbaananciënniteit : de tijdens de beroepsloopbaan gepresteerde arbeidsdagen. De dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst worden met arbeidsdagen gelijkgesteld.
  13° (...) <BVR 2005-03-25/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
  14° [4 ...]4
  15° [4 ...]4
  16° onderneming in moeilijkheden : de onderneming die in de jaarrekeningen van de twee boekjaren die de datum van de aanvraag van de erkenning voorafgaan vóór belastingen een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boekt, wanneer voor het laatste boekjaar dit verlies het bedrag van de afschrijvingen en de waardevermindering op oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa overschrijdt;
  17° onderneming in herstructurering : de onderneming die zonder de invoering van verminderde arbeidsduur zou moeten overgaan tot het collectief ontslag dat ten minste betrekking heeft op :
  - 10 % van de werknemers indien zij meer dan 100 werknemers tewerkstelt;
  - 10 werknemers als zij meer dan 20 en tot 100 werknemers tewerkstelt;
  - 6 werknemers indien zij tussen 12 en 20 werknemers tewerkstelt;
  - de helft van het aantal werknemers indien zij minder dan 12 werknemers tewerkstelt;
  18° alleenstaande : de werknemer die alleen woont, eventueel met één of meerdere kinderen ten laste;
  19° Vlaamse minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid;
  20° [1 [3 Departement WSE: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;]3 ]1
  [4 21° kortgeschoold: niet beschikken over een diploma van secundair onderwijs.]4
  [2 De volgende verloven worden gelijkgesteld met het tijdskrediet, vermeld in het eerste lid, 3° :
   1° het ouderschapsverlof, vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan;
   2° het verlof voor medische bijstand, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;
   3° het verlof voor palliatieve zorgen, vermeld in artikel 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
   4° [6 het verlof voor erkende mantelzorgers, vermeld in artikel 100ter van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.]6]2
  ----------
  (1)<BVR 2008-12-19/20, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BVR 2013-07-05/11, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<BVR 2014-06-20/29, art. 54, 008; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
  (4)<BVR 2019-04-05/51, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (5)<BVR 2020-06-19/16, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (6)<BVR 2021-03-05/12, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
  Worden met werknemers gelijkgesteld : de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, met uitzondering van de leerlingen.
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. De werknemers tewerkgesteld in de Vlaamse social profitsector als bepaald in artikel 1, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van dit besluit.
  § 4. Onverminderd de bepalingen van § 3 is dit besluit van toepassing op de werknemers tewerkgesteld [1 in een bedrijf dat erkend is als collectieve maatwerkorganisatie]1, met uitzondering van de personeelsleden die tot het omkaderingspersoneel behoren.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.3.De in artikel 2 genoemde werknemers kunnen slechts aanspraak maken op de aanmoedigingspremie als bedoeld in het [3 artikel 10]3 van dit besluit voor zover het sectorakkoord, het bedrijfsakkoord of de toetredingsakte de toepassing van de maatregel van de desbetreffende afdeling heeft voorzien.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BVR 2020-03-18/15, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
  (3)<BVR 2020-07-17/16, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>

Art.4. De suppletieve regeling als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 4 van dit besluit is van toepassing op de in artikel 2 genoemde werknemers tewerkgesteld in een onderneming die behoort tot een sector die geen sectorakkoord heeft neergelegd.

HOOFDSTUK III. - Maatregelen.
Art.5.§ 1. [1 De aanmoedigingspremies als bedoeld in de artikelen 6, 10, 13, 17, 18 en 19 van dit besluit kunnen slechts worden toegekend binnen de perken van de daartoe voorziene begrotingskredieten.]1
  § 2. [1 De alleenstaande ontvangt boven op de aanmoedigingspremie als vermeld in de artikelen 6, 10, 17, § 1, tweede lid, § 2, tweede lid, 18 en 19 een aanvullende premie van 43,35 euro.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-03-20/33, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>

Afdeling 1. - Aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
Art.6.Aan de werknemer, tewerkgesteld in [1 een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest]1, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het tijdskrediet dat opgenomen wordt voor het volgen van een opleiding, en voor zover de werknemer over een opleidingskrediet beschikt.
  [2 De opleiding wordt gegeven door een dienstverlener die geregistreerd is conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie.]2
  [1 De opleiding, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° het gaat om een opleiding als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
   2° afhankelijk van de scholingsgraad van de werknemer geldt een van de volgende situaties:
   a) voor kort- en middengeschoolden gaat het om een van de volgende opleidingen:
   1) een arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 2, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, en die onderwijs- of beroepskwalificerend is, een ondernemerschapstraject is of leidt naar een knelpuntberoep;
   2) een loopbaangerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 3, van de voormelde wet;
   b) voor hooggeschoolden gaat het om een loopbaangerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 109, § 3, van de voormelde wet.".
   In het tweede lid wordt verstaan onder:
   1° hooggeschoold: ten minste beschikken over een diploma van hoger onderwijs;
   2° middengeschoold: ten hoogste beschikken over een diploma van secundair onderwijs.]1

  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BVR 2019-05-24/16, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 02-09-2019>

Art.7.[1 De werknemer krijgt een opleidingskrediet waarvan de duur gelijk is aan de duur van de opname van zijn recht op voltijds tijdskrediet, halftijdse loopbaanvermindering of loopbaanvermindering met een vijfde om een opleiding te volgen als vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.8.
  <Opgeheven bij BVR 2019-04-05/51, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.9.[1 § 1. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 421 euro]2 bruto.
   § 2. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 223 euro]2 bruto.
   § 3. De werknemer die voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 223 euro]2 bruto.
   § 4. De werknemer die voorafgaand aan de aanvang van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 20 % en minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van [2 125 euro]2 bruto.]1
  [2 § 5. De werknemer die gedurende twaalf maanden vóór de aanvang van het opleidingskrediet voltijds werkt en zijn arbeidsprestaties vermindert met 20% van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 125 euro.]2
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-05/11, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<BVR 2019-04-05/51, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - Aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet.
Art.10.<BVR 2005-03-25/33, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2005> Aan de werknemer, [1 die werkt in een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest]1, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het tijdskrediet dat opgenomen wordt om zorg te verlenen aan een kind ten laste tot en met de leeftijd van 7 jaar, een moeder/vader ouder dan 70 jaar, een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt, en voor zover de werknemer over een zorgkrediet beschikt.
  Wanneer het zorgkrediet wordt opgenomen voor een kind ten laste dat voor ten minste 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt de bovenvermelde leeftijd van 7 jaar gebracht op 11 jaar.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.11. <BVR 2005-03-25/33, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2005> De in artikel 10 genoemde werknemer verkrijgt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een basis zorgkrediet van maximum 1 jaar. Voor het bepalen van de maximumduur van 1 jaar worden de maanden waarvoor de werknemer voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds een aanmoedigingspremie voor zorgkrediet heeft ontvangen, effectief meegerekend.

Art.12.[1 § 1. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 159,18 euro bruto.
   § 2. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 106,12 euro bruto.
   § 3. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert met 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 53,06 euro bruto.
   § 4. De werknemer die voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 106,12 euro bruto.
   § 5. De werknemer die voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimaal 20 % en minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 53,06 euro bruto.]1
  [2 § 6. De werknemer die gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert met 10% van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 26,53 euro bruto.]2
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-05/11, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<BVR 2020-06-19/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Afdeling 3. - Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Art.13. Aan de werknemer, tewerkgesteld in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering met uitbatingszetel in het Vlaamse Gewest, kan een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij in het kader van een herstructureringsplan zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 10 % van de voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog minstens 50 % van de voltijdse arbeidsregeling werkt.

Art.14.Het bewijs van onderneming in moeilijkheden of in herstructurering moet blijken uit :
  - hetzij het attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden afgeleverd door de federale Minister van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, of overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 maart 1997 houdende uitvoering van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
  [1 - Daarnaast wordt er een plan opgemaakt dat werd goedgekeurd door de ondernemingsraad of bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging of bij gebrek daaraan, door het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan, dat werd opgenomen in het arbeidsreglement.
   Het plan moet minstens aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen :
   a) opgave van de arbeidsherverdelingsmaatregelen;
   b) opgave van het aantal arbeidsplaatsen die het voorwerp uitmaken van de maatregelen;
   c) opgave van de toepassingsperiode van de maatregelen;
  [4 d) opgave van de opleidingsinspanningen gedurende de duurtijd van de arbeidsherverdelende maatregelen;
   e) opgave van de wijze waarop de arbeidsduurvermindering zal worden georganiseerd in functie van de combinatie werk en opleiding.]4
   [4 De Vlaamse minister kan de voorwaarden, vermeld in punten a) tot en met e) nader bepalen.]4]1
  - [8 hetzij een plan met opgave van de substantiële daling van de economische activiteiten van de onderneming ten gevolge van de impact van de coronavirusmaatregelen, dat werd goedgekeurd door de ondernemingsraad of bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging of bij gebrek daaraan, door het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan, dat werd opgenomen in het arbeidsreglement.
   In dit besluit wordt verstaan onder substantiële daling van de economische activiteiten: een daling met minimum 20 % van de omzet, de productie of het aantal bestellingen in de maand waarin de arbeidsduurvermindering start, ten opzichte van dezelfde maand van het jaar voordien.
   Het plan bevat:
   1° de opgave van de arbeidsherverdelingsmaatregelen en de link met het impact van de coronavirusmaatregelen;
   2° de opgave van het aantal arbeidsplaatsen die het voorwerp uitmaken van de maatregelen;
   3° de opgave van de periode van de maatregelen;
   4° de btw-aangiften van alle maanden.]8
  [2 - Daarnaast wordt er een plan opgemaakt dat werd goedgekeurd door de ondernemingsraad of bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging of bij gebrek daaraan, door het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan, dat werd opgenomen in het arbeidsreglement.
   Het plan moet minstens aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen :
   a) opgave van de arbeidsherverdelingsmaatregelen;
   b) opgave van het aantal arbeidsplaatsen die het voorwerp uitmaken van de maatregelen;
   c) opgave van de toepassingsperiode van de maatregelen;
  [5 d) opgave van de opleidingsinspanningen gedurende de duurtijd van de arbeidsherverdelende maatregelen;
   e) opgave van de wijze waarop de arbeidsduurvermindering zal worden georganiseerd in functie van de combinatie werk en opleiding.]5
   [5 De Vlaamse minister kan de voorwaarden, vermeld in punten a) tot en met e) nader bepalen.]5]2
  - [3 hetzij een plan met opgave van de substantiële daling van de economische activiteiten van de onderneming, dat werd goedgekeurd door de ondernemingsraad of bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging of bij gebrek daaraan, door het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan, dat werd opgenomen in het arbeidsreglement.
   [6 oor de toepassing van dit besluit wordt onder een substantiële daling van de economische activiteiten verstaan een daling met minimum 20 % van de omzet of van de productie in één van de vier kwartalen die voorafgaat aan de aanvraag, ten opzichte van hetzelfde kwartaal van het jaar of van twee jaren voordien. Als niet wordt uitgegaan van het laatste kwartaal voor de aanvraag, moet de dalende trend in de daaropvolgende kwartalen bevestigd worden.]6
   In uitzonderlijke gevallen en mits bijzondere motivering kan de onderneming aan de Vlaamse regering vragen om een daling van de economische activiteiten met minder dan 20 % te beschouwen als substantiële daling voor de toepassing van dit besluit.
   Het plan moet minstens aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen :
   a) opgave van de arbeidsherverdelingsmaatregelen;
   b) opgave van het aantal arbeidsplaatsen die het voorwerp uitmaken van de maatregelen;
   c) opgave van de periode van de maatregelen;
  [6 d) opgave van de opleidingsinspanningen gedurende de duurtijd van de arbeidsherverdelende maatregelen;
   e) opgave van de wijze waarop de arbeidsduurvermindering zal worden georganiseerd in functie van de combinatie werk en opleiding.]6
   [6 De Vlaamse minister kan de voorwaarden, vermeld in punten a) tot en met e) nader bepalen.]6]3
  ----------
  (1)<BVR 2009-03-20/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>
  (2)<BVR 2009-03-20/33, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>
  (3)<BVR 2009-03-20/33, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>
  (4)<BVR 2010-05-07/15, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (5)<BVR 2010-05-07/15, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (6)<BVR 2010-05-07/15, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (7)<BVR 2020-03-18/15, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
  (8)<BVR 2020-07-17/16, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>

Art.15.Het recht op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur wordt verworven vanaf het ogenblik dat de onderneming, conform de in artikel 14 beschreven procedure, het statuut verkrijgt van onderneming in moeilijkheden of in herstructurering. Na opening van het recht kan de premie gedurende maximum 2 jaar worden toegekend.
  [4 Als het bewijs van onderneming in moeilijkheden of in herstructureringen blijkt uit een plan, zoals vermeld in artikel 14, derde gedachtestreepje, kan de terugwerking, vermeld in artikel 21, in afwijking van het voormelde artikel op zijn vroegst op 1 april 2020 beginnen.]4
  [1 De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan slechts worden toegekend gedurende de periode van de maatregelen vermeld in het plan zoals bedoeld in artikel 14 van dit besluit.]1
  [1 Voor de aanvragen tot en met 30 juni 2010 wordt het recht op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur zoals vermeld in artikel 17, § 1, tweede lid, § 2, tweede lid en § 3, tweede lid van dit besluit toegekend voor een periode van maximum zes maanden. Deze periode is verlengbaar. Elke verlenging mag niet meer dan 6 maanden bedragen en de totale toekenningsduur mag de [2 18 maanden]2 niet overschrijden. De verlenging van de toekenningsperiode van de aanmoedigingspremie dient aangevraagd te worden aan de administratie met voorlegging van een attest van de werkgever waarin wordt aangegeven dat de voorwaarden zoals vermeld in artikel 2, artikel 3 en artikel 4 nog steeds gelden in de periode van de aangevraagde verlenging. De aanvraag tot verlenging moet uiterlijk in de laatste maand van de lopende periode van toekenning van de aanmoedigingspremie gebeuren en ten laatste op 30 juni 2010.]1
  [1 Voor de aanvragen tot en met 30 juni 2010 wordt het recht op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur zoals vermeld in artikel 17, § 1, tweede lid, § 2, tweede lid en § 3, tweede lid van dit besluit toegekend op voorwaarde dat de loonderving wegens de arbeidsduurvermindering met minder dan 50 % van het percentage van de arbeidsduurvermindering wordt gecompenseerd door de werkgever.]1
  [2 In afwijking van het vierde lid is, in geval van collectieve vermindering of individuele vermindering van de arbeidsduur als vermeld titel I en titel II, hoofdstuk II van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen in tijden van crisis, de compensatie door de werkgever niet van toepassing.]2
  ----------
  (1)<BVR 2009-03-20/33, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>
  (2)<BVR 2010-05-07/15, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<BVR 2020-03-18/15, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
  (4)<BVR 2020-07-17/16, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>

Art.16.De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan niet gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling in hoofde van de werknemer, met de inkomsten uit een zelfstandige activiteit tenzij deze reeds in bijberoep werd uitgeoefend gedurende minstens 1 jaar vóór de aanvang van de verminderde arbeidsduur, met een onderbrekingsuitkering [1 , met een werkloosheidsvergoeding,]1 noch met een aanmoedigingspremie als bedoeld in de artikelen 6 en 10 van dit besluit.
  [2 De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan in geval van een vermindering van de arbeidsduur met 20 % van de voltijdse arbeidsregeling niet gecombineerd worden met de looncompensatie, vermeld in artikel 28/6/4., § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 46 van 26 juni 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werkgevers en de werknemers.]2
  ----------
  (1)<BVR 2009-03-20/33, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009>
  (2)<BVR 2020-07-17/16, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 28-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>

Art.17.§ 1. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang van de verminderde arbeidsduur, tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt een aanmoedigingspremie van 125 euro per maand.
  [1 In afwijking van het eerste lid, ontvangt de werknemer een aanmoedigingspremie van 492,85 euro per maand indien de vermindering van de arbeidsprestaties in de periode van 20 maart 2009 tot en met 31 december 2010 valt. De aanvraag van deze premie moet uiterlijk op 30 juni 2010 worden ingediend.]1
  § 2. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 75 euro.
  [1 In afwijking van het eerste lid, ontvangt de werknemer een aanmoedigingspremie van 207,14 euro per maand indien de vermindering van de arbeidsprestaties in de periode van 20 maart 2009 tot en met 31 december 2010 valt. De aanvraag van deze premie moet uiterlijk op 30 juni 2010 worden ingediend.]1
  § 3. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 10 % en minder dan 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro.
  [1 In afwijking van het eerste lid, ontvangt de werknemer een aanmoedigingspremie van 135,71 euro per maand indien de vermindering van de arbeidsprestaties in de periode van 20 maart 2009 tot en met 31 december 2010 valt. De aanvraag van deze premie moet uiterlijk op 30 juni 2010 worden ingediend.]1
  [4 § 4. Een wijziging van de arbeidsduurvermindering geldend voor de werknemers aan wie de aanmoedigingspremie wordt toegekend moet binnen de 30 dagen door de werknemer worden gemeld aan de administratie. De werkgever van de betrokken werknemers kan namens deze werknemers de wijzigingen aan de administratie meedelen, mits de werkgever daartoe uitdrukkelijk door de werknemers werd gemandateerd.]4
  ----------
  (1)<BVR 2009-03-20/33, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 20-03-2009; Opheffing : 01-01-2011>
  (2)<BVR 2010-05-07/15, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<BVR 2020-03-18/15, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2020; Opheffing : 01-07-2020>
  (4)<BVR 2020-07-17/16, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2020; Opheffing : 01-01-2021>

Afdeling 4. - Suppletieve regeling.
Art.18.
  <Opgeheven bij BVR 2019-04-05/51, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.19.(§ 1. Aan de werknemer als bedoeld in artikel 4 van dit besluit kan een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij een ouderschapsverlof, een verlof voor medische bijstand [1 , een verlof voor palliatieve zorgen of een verlof voor erkende mantelzorgers opneemt als vermeld in artikel 1, tweede lid]1, of indien hij een tijdskrediet opneemt voor het verstrekken van palliatieve zorgen of het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid.) <BVR 2003-06-20/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2003>
  § 2. De in § 1 bedoelde werknemer wordt gelijkgesteld met de in artikel 10 bedoelde werknemer. De bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 2 van dit besluit zijn op hem van toepassing.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/12, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art.20.[1 § 1. De werknemer dient een aanvraag voor de aanmoedigingspremie in bij het [2 Departement WSE]2.
   § 2.
   2. De aanvraag wordt ingediend met het papieren aanvraagformulier of, voor zover dat door het [2 Departement WSE]2 ter beschikking wordt gesteld, met het elektronische aanvraagformulier.
   De minister bepaalt het model van aanvraagformulier.
   § 3. De aanvraag is alleen ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
   1° het aanvraagformulier wordt volledig en correct ingevuld en ondertekend;
   2° alle verplichte bewijsstukken worden bij het aanvraagformulier gevoegd, conform de vereisten die zijn opgenomen in het aanvraagformulier.]1

  (NOTA : De wijziging gebracht door artikel 8, van BVR 2009-03-20/33 met Inwerkingtreding : 20-03-2009, is niet uitgevoerd kunnen worden)

  ----------
  (1)<BVR 2008-12-19/20, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BVR 2014-06-20/29, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 30-10-2014>

Art.21. <BVR 2003-06-20/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2003> De aanmoedigingspremie kan met een terugwerkende kracht van maximum zes maanden, voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag tot het bekomen van de premie wordt ingediend, worden toegekend.

Art.22.§ 1. Na betalingsopdracht door [1 het [2 Departement WSE]2 ]1 wordt de premie voor de afgelopen maand aan de rechthebbende werknemer uitgekeerd.
  § 2. De aanmoedigingspremies worden geïndexeerd en zijn gekoppeld aan de spilindex 109,45. De indexering geschiedt (vanaf de eerste maand) die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. <BVR 2003-06-20/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2003>
  ----------
  (1)<BVR 2008-12-19/20, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BVR 2014-06-20/29, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 30-10-2014>

HOOFDSTUK V. - Evaluatie.
Art.23.[1 Elke drie jaar evalueert het Departement WSE de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet en voert het onderzoek naar de evolutie van het gebruik van de aanmoedigingspremies, het profiel van de werknemers die ervan gebruikmaken en de inhoud van de gevolgde opleidingen.
   De Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, volgt jaarlijks de budgettaire ontwikkeling op van de regeling over de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.
   De Opleidingscommissie, vermeld in het tweede lid, kan een advies uitbrengen in verband met de vraagstukken over de aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties.
Art.24.§ 1. Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de werknemer op welke gronden dan ook de onderneming verlaat of niet meer aan de voorwaarden, waaronder de aanmoedigingspremie werd toegekend, voldoet, verliest hij het recht op de uitbetaling van de premie.
  § 2. (Onrechtmatig verkregen aanmoedigingspremies kunnen teruggevorderd worden.) <BVR 2005-03-25/33, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
  § 3. De controle op de naleving van de voorwaarden wordt uitgeoefend door [1 de sociaalrechtelijke inspecteurs van de [2 afdeling Vlaamse Sociale Inspectie]2 van het departement Werk en Sociale Economie]1 .
  ----------
  (1)<BVR 2008-12-19/20, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BVR 2019-04-05/51, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK VIbis. [1 - Bepalingen inzake gegevensverwerking]1   ----------   (1)
Art. 24bis. [1 Het Departement WSE treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), hierna algemene verordening gegevensbescherming te noemen, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toekenning, de controle en de terugvordering van de aanmoedigingspremies en de driejaarlijkse evaluatie, vermeld in artikel 23.
   De persoonsgegevens die in het kader van de driejaarlijkse evaluatie worden verwerkt, worden geanonimiseerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/51, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. 24ter. [1 Het Departement WSE wisselt in het kader van de toekenning, de controle en terugvordering van aanmoedigingspremies de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties:
   1° de tewerkstellingsgegevens van de werknemer met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
   2° het rijksregisternummer, de identificatiegegevens en de gezinssamenstelling van de werknemer met het Rijksregister van de natuurlijke personen;
   3° de opname door de werknemer van het recht op voltijds tijdskrediet, halftijdse loopbaanvermindering of loopbaanvermindering met een vijfde om een opleiding te volgen met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
   4° de scholingsgraad van de werknemer met de leer- en ervaringsbewijzendatabank, vermeld in artikel 19 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.
   De uitwisselingen van persoonsgegevens vinden plaats met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/51, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. 24quater. [1 Onverminderd artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens beveiligd volgens de dataclassificatie en de richtlijnen van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, 3°, van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/51, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art. 24quinquies. [1 De persoonsgegevens die overeenkomstig dit besluit worden opgevraagd, worden slechts zo lang bewaard als nodig voor de toekenning, de controle en de terugvordering van de aanmoedigingspremie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-05/51, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.25.§ 1. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, die betrekking hebben op de aanmoedigingspremie bij volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking, blijven hun uitwerking behouden voor de toegekende duur.
  § 2. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, die betrekking hebben op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur, blijven hun uitwerking behouden voor de toegekende duur.
  § 3. De vervangingsplicht als bedoeld in artikel 10, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, vervalt met ingang van 1 januari 2002.
  § 4. In afwijking van artikel 21, § 2 van dit besluit kan de aanmoedigingspremie gedurende maximum 6 maanden, voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, met terugwerkende kracht worden toegekend met betrekking tot de premie-aanvragen waarvan het tijdskrediet is aangevangen in de periode tussen 1 januari 2002 en 31 maart 2002.
  [1 § 5. Aan een werknemer die een opleiding volgt, die vóór 1 september 2019 recht geeft op de toekenning van een aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet, maar geen opleiding is die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, tweede lid, wordt de aanmoedigingspremie verder toegekend conform de voorwaarden die van kracht waren vóór 1 september 2019, tot en met het derde jaar waarin hij de opleiding volgt, en uiterlijk tot en met 30 juni 2021.]1
  [2 § 6. Voor de aanmoedigingspremie voor de werknemer, vermeld in artikel 12, § 6, kan de terugwerking, vermeld artikel 21, in afwijking van het voormelde artikel op zijn vroegst op 1 september 2020 beginnen.]2
  [3 § 7. In afwijking van artikel 21 kan de aanmoedigingspremie voor het verlof voor erkende mantelzorgers, vermeld in artikel 1, tweede lid, 4°, gedurende maximaal negen maanden vóór de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, met terugwerkende kracht worden toegekend bij de premie-aanvragen voor een verlof dat tussen 1 september 2020 en 31 december 2020 begonnen is.]3
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-05/51, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BVR 2020-06-19/16, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (3)<BVR 2021-03-05/12, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.26. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 25 van dit besluit wordt het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, opgeheven met ingang van 1 januari 2002.
  § 2. Het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privé-sector wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2002.

Art.27. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art.28. De Vlaamse minister, bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Aanvraagformulier om een Vlaamse aanmoedigingspremie in de privé-sector te verkrijgen.
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 20-03-2002, p. 11792-11793).