5 AUGUSTUS 1995. - Decreet tot wijziging van de wetgeving betreffende de van het secundair onderwijs met volledig leerplan (VERTALING). - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-1995 en tekstbijwerking tot 25-02-1999.)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende de organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan.
Art. 1-11
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art. 12-14
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen.
Art. 15-18
1995029599 1995029640 1996029014 1996029015 1996029252 1996029254 1996029306 1996029328 1996029330 1996029394 1999029409 2010029459 2011029307 2011029385
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende de organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan.
Artikel 1, In artikel 2 van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan vervallen de woorden "op de voorwaarden bepaald in de artikelen 3 tot 5".
Art.2. Artikel 3 van voormeld decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. Elke inrichting voor secundair onderwijs moet op 1 oktober ten minste 400 leerlingen tellen om het volgende schooljaar georganiseerd of gesubsidieerd te worden".
Art.3, Artikel 4 van voormeld decreet wordt vervangen als volgt :
"Art. 4. het in artikel 3 bepaalde minimumaantal wordt verminderd tot :
1° 350 voor een inrichting die maar 2 graden van het secundair onderwijs van type I organiseert;
2° 300 voor een inrichting die maar de 1ste graad van het secundair onderwijs van type I organiseert;
3° 300 voor een inrichting die maar de 2e en de 3e graad van het secundair onderwijs van type I organiseert mits ze bovendien :
a) alleen algemeen secundair onderwijs organiseert;
b) de enige inrichting van die aard is die in de gemeente bedoelde graden en die onderwijsvorm organiseert;
c) meer dan 8 km verwijderd is van de dichtstbijzijnde inrichting van dezelfde aard die bedoelde graden en die onderwijsvorm organiseert;
4° 300 voor een inrichting die maar de hogere cyclus van het secundair onderwijs van type II organiseert, indien ze alleen technisch secundair en beroepsonderwijs of die 2 onderwijsvormen organiseert;
5° 250 voor een inrichting die maar de 1e graad van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) de enige inrichting van die aard is die in de gemeente die graad organiseert;
b) meer dan 8 km verwijderd is van de dichtstbijzijnde inrichting van dezelfde aard die bedoelde graad organiseert;
6° 250 voor een inrichting die maar de 2e en de 3e graad van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) alleen secundair technisch en/of beroepsonderwijs organiseert;
b) de enige inrichting van die aard is die in de gemeente bedoelde graden en die onderwijsvormen organiseert;
c) meer dan 8 km verwijderd is van de dichtstbijzijnde inrichting van dezelfde aard die bedoelde graden en die onderwijsvormen organiseert;
7° 250 voor een inrichting die maar de 2e en de 3e graad van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) alleen secundair technisch en/of beroepsonderwijs organiseert;
b) in die 2 vormen opties organiseert die maar tot een of 2 sectoren bedoeld in artikel 24, 1e lid, 2° behoren;
8° 250 voor een inrichting vermeld in de lijst van bijzonder prioritair te helpen inrichtingen bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs;
9° 250 voor een inrichting die meer dan 8 km verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting en bovendien de enige inrichting van die aard in de gemeente is, als de bevolkingsdichtheid van die gemeente minder dan 250 inwoners per km2 bedraagt;
10° 250 voor een inrichting die meer dan 20 km verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting;
11° 200 voor een inrichting die meer dan 12 km verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting, als ze ook de enige inrichting van die aard is in de gemeente, waarvan de bevolkingsdichtheid kleiner is dan 125 inwoners per km2;
12° 200 voor een inrichting die maar 1 of 2 graden van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) de enige inrichting van die aard is in de gemeente;
b) meer dan 8 km verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting;
c) gelegen is in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km2;
13° 150 voor een inrichting die maar 1 of 2 graden van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) de enige inrichting van die aard is in de gemeente;
b) meer dan 12 km verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting;
c) gelegen is in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 125 inwoners per km2;
14° 150 voor een inrichting die maar 1 of 2 graden van het secundair onderwijs van type I organiseert en bovendien :
a) de enige inrichting van die aard in de gemeente is;
b) meer dan 20 kin verwijderd is van elke gelijkaardige inrichting.
Voor de toepassing van lid 1, 6° en 7° kan de inrichting ook het 1e jaar B en het 2e jaar secundair beroepsonderwijs van type I organiseren als geen gelijkaardige inrichting in de gemeente, noch op een afstand van minstens 8 km een van die jaren organiseert".
Art.4. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 5. Voor de toepassing van dit decreet worden de afstanden gemeten op het gedeelte van de openbare weg, aangelegd voor het verkeer van de voertuigen in het algemeen.
Voor de toepassing van de bevolkingsminima komen de regelmatige leerlingen op 1 oktober in aanmerking".
Art.5. Onderstaand artikel 5bis wordt in voormeld decreet ingevoegd :
"Art. 5bis. Elke inrichting die op 1 oktober de in de artikelen 3 en 4 bepaalde minima niet bereikt, wordt per 1 september van het volgende schooljaar niet meer georganiseerd of gesubsidieerd".
Art.6. Onderstaand artikel 5ter wordt in voormeld decreet ingevoegd :
" Art. 5ter. § 1. Elke inrichting kan gefuseerd worden, op initiatief van haar inrichtende macht, met een of meer inrichtingen.
§ 2. Fusie betekent de samenvoeging.
1° in één inrichting van verschillende inrichtingen die gelijktijdig verdwijnen;
2° van verschillende inrichtingen waarvan de ene de andere opslorpt.
§ 3. De fusie gebeurt in eenmaal. Na de in § 2 bedoelde fusie heeft de inrichting maar één inrichtende macht, één inrichtingshoofd, één opvoeder-huismeester.
§ 4. De fusie van inrichtingen is alleen mogelijk tussen inrichtingen van hetzelfde onderwijstype. Ze kan ook gebeuren tussen inrichtingen van verschillende type mits de omvorming tot type I uiterlijk op de datum van de fusie wordt aangevat.
§ 5. In afwijking van artikel 24, § 2, 8° van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving kan een inrichting, ontstaan uit fusie, verschillende vestigingen hebben. De hoofdinrichting vormt met haar vestigingen een pedagogische en administratieve eenheid.
§ 6. Fusievoorstellen worden voor advies aan de zoneraden voorgelegd en, ter goedkeuring, aan het overlegcomité van de betrokken onderwijsaard, opgericht krachtens artikel 24".
Art.7. Onderstaand artikel 5quater wordt in voormeld decreet ingevoegd :
" Art. 5quater. Op gunstig advies van de algemene overlegraad georganiseerd krachtens voormeld decreet van 27 oktober 1994 kan de Regering verschillende inrichtingen machtigen om zich te herstructureren.
Daarmee bedoelt men dat één inrichting één of meer opties, leerjaren of onderwijsvormen van een gelijkaardige inrichting overneemt.
Vanaf 1 september 1996 kan geen graad, jaar of optie nog georganiseerd worden in een inrichting en gevestigd in een andere".
Art.8. Onderstaand artikel 5quinquies wordt in voormeld decreet ingevoegd :
"Art. 5 quinquies. Op gunstig advies van de algemene overlegraad, opgericht bij decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, kan de Regering afwijken van de in de artikelen 2 en 3 bepaalde minima.
Voor de toepassing van het 1e lid wordt het uitblijven van een advies van die raad, binnen 2 maanden na de adviesaanvraag van de Regering, gelijkgesteld met een gunstig advies".
Art.9. Artikel 6 van voormeld decreet wordt aangevuld als volgt :
"Een inrichting ontstaan uit een fusie of herstructurering krachtens artikel 5ter of 5quater wordt niet als een nieuwe inrichting beschouwd.
Een inrichting die door de wijziging van haar onderwijsaanbod een van de in artikel 4 bepaalde minima bereikt, wordt niet als een nieuwe inrichting beschouwd.
Art.10. In artikel 19, § 4, 2e lid van voormeld decreet wordt "de laatste schooldag van het 1e kwartaal" vervangen door "15 januari".
Art.11. De §§ 1 en 2 van artikel 22 van voormeld decreet, gewijzigd bij dat van 22 december 1994 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs, worden vervangen als volgt :
"§ 1. Het aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor de toepassing van hoofdstuk 2 is het aantal regelmatige leerlingen op 15 januari van het vorig schooljaar.
§ 2. Bij fusie of herstructurering van inrichtingen overeenkomstig de artikelen 5ter en 5quater is het aantal in aanmerking komende leerlingen de som per jaar, graden en vormen, van de leerlingen van de verschillende gefuseerde of geherstructureerde inrichtingen, beschouwd als ingeschreven in de uit fusie of herstructurering ontstane inrichting.
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art.12. In afwijking van artikel 5, 2e lid van het decreet van 29 juli 1992 komt voor de toepassing van de bevolkingsminima in aanmerking voor het schooljaar 1996-1997 , het aantal regelmatige leerlingen op 1 oktober 1995 of het rekenkundig gemiddelde van het aantal regelmatige leerlingen op 1 oktober 1993, 1994 en 1995.
Art.13. In 1996-1997 en 1997-1998 moet de Regering aan de leerlingen die in 1995-1996 het 5e leerjaar gevolgd hebben in een inrichting bedoeld in artikel 5bis van het decreet van 29 juli 1992, de mogelijkheid geven om het 2e jaar van de graad te volgen in de in het 5e jaar gevolgde richting, in een andere gelijkaardige inrichting.
Voor 1996-1997 kan een 3e graad nog worden opgericht in een inrichting die maar de eerste 2 graden omvat wanneer die georganiseerd was in 1995-1996 in een inrichting en gevestigd in een andere inrichting die maar de eerste 2 graden omvat, overeenkomstig de procedure in artikel 5quater van het decreet van 29 juli 1992.
Art.14, Personeelsleden vast benoemd of geworven in een bevorderingsambt op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, die ter beschikking gesteld worden ingevolge de maatregelen van hoofdstuk I, worden terug in actieve dienst geroepen als provisor of onderdirecteur, (...), in de uit fusie ontstane inrichting. <DFG 1999-01-04/31, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1999>
Personeelsleden bedoeld in het 1e lid behouden hun aanstelling gedurende 5 jaar na de fusie. Na. die periode worden ze prioriteer weer aangesteld in het ambt waarin zij vast benoemd of geworven zijn. In afwachting blijven zij voorlopig terug in actieve dienst geroepen in het in het 1e lid bedoelde ambt. De toeneming van hun dienst- en wedde-anciënniteit word t niet gestuit.
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen.
Art.15. De artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 18, 19, 20,21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 36, 41, 42 en 43 van het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen en het rationalisatie- en programmatieplan voor het secundair onderwijs met volledig leerplan worden opgeheven.
Art.16. Artikel 17 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap d.d. 31 augustus 1992 tot uitvoering van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt opgeheven.
Art.17. Artikel 9 § 2 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt opgeheven.
Art. 18. Dit decreet treedt in werking op 1 oktober 1995.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 5 augustus 1995.
De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, Audiovisuele Media, Jeugdzorg, Kinderzorg en Gezondheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
J.-P. GRAFE
De Minister van Cultuur en Volwassenenscholing,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE