8 JANUARI 1996. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot oprichting van de pedagogische gemeenschapscommissie, bepaald bij het decreet d.d. 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in Hogescholen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-1996 en tekstbijwerking tot 27-08-2010)
HOOFDSTUK 1. - Omschrijving.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en zetel van de Commissie.
Art. 2, 2bis, 3
HOOFDSTUK 3. - Werking van de Commissie.
Art. 4-10
HOOFDSTUK 4. - Het secretariaat en de financiële bepalingen.
Art. 11-13
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK 1. - Omschrijving.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° " Commissie " : de pedagogische gemeenschapscommissie, bedoeld bij artikel 80 van het decreet d.d. 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in Hogescholen;
2° " Minister " : de Minister bevoegd voor het hoger onderwijs;
3° " Algemene Directie " : de algemene directie hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
4° " Directeur-generaal " : de Directeur-generaal hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
5° " Algemene Raad " : de Algemene Raad, bepaald in artikel 79 van bovenvermeld decreet d.d. 5 augustus 1995 of, in afwachting van de oprichting ervan, de Vaste Raad voor Hoger Onderwijs.
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en zetel van de Commissie.
Art.2.De Commissie bestaat uit :
1° de Directeur-generaal;
2° drie leden gekozen onder de ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming;
3° [1 ...]1;
4° een door de Minister voorgedragen deskundige;
5° drie leden voorgedragen als deskundigen door de representatieve verenigingen van inrichtende machten en een lid gekozen onder de ambtenaren van de algemene directie organisatie van het onderwijs;
6° [2 drie]2 leden voorgedragen als deskundigen door de Algemene Raad;
[3 De Regering stelt de leden van de Commissie aan. Met uitzondering van de Voorzitter en van de leden bedoeld in het 1e lid, 2°, bedraagt hun mandaat vier jaar en is eenmaal hernieuwbaar. Voor elk werkend lid bedoeld in het 1e lid, 2°, 4°, 5° en 6° wordt een plaatsvervanger aangesteld, volgens dezelfde bepalingen.]3
De Voorzitter van de Commissie is de Directeur-generaal. Indien hij afwezig is of in geval van vacatuur wordt het voorzitterschap door de ondervoorzitter uitgeoefend.
De Minister stelt de ondervoorzitter onder de leden [4 bedoeld in het 1e lid, 2°]4 aan.
Indien een lid tijdens zijn mandaat belet is zijn mandaat uit te oefenen, zal hij door de Regering worden vervangen, eventueeel op voorstel van de instantie die hem voorgedragen had. (De plaatsvervanger beëindigt het mandaat van zijn voorganger.) <BFG 2002-11-20/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<BFG 2010-07-15/24, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 15-01-2010>
(2)<BFG 2010-07-15/24, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-01-2010>
(3)<BFG 2010-07-15/24, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 15-01-2010>
(4)<BFG 2010-07-15/24, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 15-01-2010>
Art. 2bis. <Ingevoegd bij BFG 2008-08-28/37, art. 1; Inwerkingtreding : 15-09-2008> De Voorzitter van het College van Commissarissen van de Regering bij de Hogescholen of zijn afgevaardigde woont de vergaderingen van de Commissie met raadgevend stem bij.
Art.3. De Commissie zetelt in de gebouwen van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming. In uitzonderlijke gevallen mag de Commissie echter op een andere plaats vergaderen.
HOOFDSTUK 3. - Werking van de Commissie.
Art.4. De Commissie maakt haar huishoudelijk reglement op in de maand die op haar oprichting volgt.
Ze legt het de Minister ter goedkeuring voor. Elke latere wijziging van dat reglement wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd.
In afwachting van het opstellen en de goedkeuring van haar reglement vergadert de Commissie op grond van een voorlopig, bij de instelling ervan uitgewerkt huishoudelijk reglement.
Art.5. De Commissie vergadert op verzoek ofwel van de Voorzitter, ofwel van minstens een derde van haar leden, ofwel van de Minister.
Wanneer een aanvraag om vergadering bij de Voorzitter aanhangig wordt gemaakt, komt de Commissie bijeen binnen dertig dagen te rekenen van de aanvraag.
Art.6. Het werk van de Commissie wordt door een bureau, bestaande uit de Voorzitter, de Ondervoorzitter en de door de Minister aangestelde deskundige, georganiseerd.
Het bureau is in het bijzonder belast met het opmaken van de oproepingsbrieven voor de vergaderingen en van de agenda's en moet zorgen voor het overzenden van de adviezen of de besluiten van de werkzaamheden van de Commissie.
Art.7. De Voorzitter of, bij diens afwezigheid, een lid van het bureau stuurt de oproepingsbrieven, samen met de agenda en de notulen van de vorige vergadering.
Art.8. Elke wijziging in de agenda van een vergadering van de Commissie mag slechts worden aangebracht door een beslissing die door twee derde van de aanwezige leden wordt goedgekeurd.
De Commissie beraadslaagt op geldige wijze wanneer meer dan de helft van de leden aanwezig zijn.
Indien de Commissie twee keer achtereenvolgens niet geldig heeft beraadslaagd, verwittigt de Voorzitter de Minister.
Art.9. In geval van stemming worden de beslissingen bij meerderheid van de aanwezige leden genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter of van zijn plaatsvervanger doorslaggevend.
De besluiten en adviezen zijn behoorlijk met redenen omkleed.
In voorkomend geval kunnen minderheidsnota's bijgevoegd worden.
De besluiten en de uitgebrachte adviezen, alsmede elke nota die hierop betrekking heeft, worden onverwijld aan de Minister overgezonden.
Art.10. De Commissie kan een beroep doen op het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming en, zo nodig, op deskundigen van buiten voor elk werk en elke inlichting die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar opdracht.
HOOFDSTUK 4. - Het secretariaat en de financiële bepalingen.
Art.11. Voor het secretariaatswerk zorgen de diensten van de Algemene Directie.
Art.12. De financiële lasten verbonden aan de werking van de Commissie worden aangerekend op de begroting van de Algemene Directie.
Art.13. § 1. De commissieleden genieten vergoedingen voor verblijfkosten alsmede de terugbetaling van hun reiskosten onder dezelfde voorwaarden als de personeelsleden van de diensten van de Gemeenschapsregering.
Voor de toepassing van lid 1 worden de commissieleden die geen deel uitmaken van de diensten van de Gemeenschapsregering
1° gelijkgesteld met de ambtenaren met een graad van rang 13;
2° geacht hun administratieve standplaats te hebben op de gewone plaats van hun werk.
§ 2. De terugbetaling van deze kosten en vergoedingen komt ten laste van de begroting van de Algemene Directie hoger onderwijs.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen.
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking op 31 december 1995.
Art. 15. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 januari 1996.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Internationale Betrekkingen en Sport,
J.-P. GRAFE