Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 APRIL 1995. - Wet betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-04-1995 en tekstbijwerking tot 30-03-2016)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
TITEL II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Recht op halftijdse vervroegde uittreding.
Art. 3-5
TITEL III. - De vrijwillige vierdagenweek.
HOOFDSTUK I. - Federale overheidsdiensten.
Art. 6-9
HOOFDSTUK II. - Provincies en gemeenten.
Art. 10, 10bis, 10ter, 10quater
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 11
TITEL IV. - De autonome overheidsbedrijven.
Art. 12
TITEL V. - Andere administratieve overheden.
Art. 13-14, 14bis
TITEL VI. - Bepalingen inzake pensioenen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 15-16
HOOFDSTUK II. - Veilig stellen van de inkomsten voor de betaling van de rustpensioenen.
Art. 17-18
HOOFDSTUK III. - Veilig stellen van de inkomsten voor de betaling van de overlevingspensioenen.
Art. 19-20
TITEL VII. - Diverse en slotbepalingen.
Art. 21-27



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1966071850  1986021134  1993021424 





Artikels:

TITEL I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. Deze wet is een bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector voor de toepassing van artikelen 5, § 1, tweede lid, en 24 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.

TITEL II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art.2.Deze titel is van toepassing op de volgende overheidsdiensten :
  1° (het federaal administratief openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;) <W 2002-12-24/31, art. 448, 010; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
  2° (het personeel verbonden aan hoven en rechtbanken;) <W 2006-06-10/68, art. 62, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2006>
  3° de provincies (, met inbegrip van de provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven); <W 1997-12-03/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  4° de gemeenten (, met inbegrip van de gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven). <W 1997-12-03/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  Deze titel is eveneens van toepassing op de door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, aangewezen andere besturen en diensten van de federale Staat en overheidsdiensten die onder het gezag of het toezicht vallen van de federale overheid.
  (De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de halftijdse vervroegde uittreding bepaald in titel II en de vrijwillige vierdagenweek bepaald in de hoofdstukken I en II van titel III, geheel of gedeeltelijk van toepassing maken op alle of bepaalde personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, of op die van één van beide voornoemde kaders en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 143 van diezelfde wet van 7 december 1998.) <W 2000-12-27/32, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2001>

Art. 2. VLAAMSE GEMEENSCHAP  Deze titel is van toepassing op de volgende overheidsdiensten :  1° (het federaal administratief openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;) <W 2002-12-24/31, art. 448, 010; Inwerkingtreding : 10-01-2003>  2° (het personeel verbonden aan hoven en rechtbanken;) <W 2006-06-10/68, art. 62, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2006>  3° [1 ...]1  4° [1 ...]1  Deze titel is eveneens van toepassing op de door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, aangewezen andere besturen en diensten van de federale Staat en overheidsdiensten die onder het gezag of het toezicht vallen van de federale overheid.  (De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de halftijdse vervroegde uittreding bepaald in titel II en de vrijwillige vierdagenweek bepaald in de hoofdstukken I en II van titel III, geheel of gedeeltelijk van toepassing maken op alle of bepaalde personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, of op die van één van beide voornoemde kaders en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 143 van diezelfde wet van 7 december 1998.) <W 2000-12-27/32, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2001>  
  ----------
  (1)<DVR 2012-07-13/25, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK II. - Recht op halftijdse vervroegde uittreding.
Art.3. § 1. (De in vast verband benoemde personeelsleden hebben het recht om halftijds te werken vanaf vijfenvijftig jaar tot aan de datum van hun al dan niet vervroegde opruststelling.) <W 2007-06-04/38, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>
  (In afwijking van het eerste lid, kunnen de personeelsleden op wie overeenkomstig artikel 2, derde lid, het in deze titel vervatte recht op halftijdse vervroegde uittreding van toepassing is gemaakt en die op de datum van hun overgang naar de federale politie bedoeld in artikel 241, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, personeelslid waren van het operationeel korps van de rijkswacht, ten vroegste vanaf de datum waarop ze, naar gelang van het geval, de volle leeftijd van 55 jaren wat de gewezen officieren van de rijkswacht betreft, dan wel de volle leeftijd van 53 jaren wat de gewezen onderofficieren van de rijkswacht betreft, hebben bereikt, het in dit hoofdstuk bepaalde recht op halftijdse vervroegde uittreding genieten.) <W 2000-12-27/32, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
  § 2. (Het toekennen van het recht, bedoeld in § 1, eerste lid, is afhankelijk van het indienen door het personeelslid van een aanvraag bij de openbare dienst waaronder het personeelslid ressorteert.) <W 2007-06-04/38, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>
  De bepalingen met betrekking tot het aanvragen van het pensioen blijven gelden.
  § 3. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regelen voor het uitoefenen van het recht bedoeld in § 1, alsook voor welke functies de titularissen uitgesloten zijn van dit recht.
  De maatregelen vervat in het in het eerste lid bedoelde uitvoeringsbesluit kunnen door de bevoegde overheid worden uitgebreid tot de overheidsdiensten waarover de Koning geen reglementaire bevoegdheid uitoefent, met toepassing van specifieke toepassingsmodaliteiten.
  (Onder voorbehoud van bijzondere toepassingsmodaliteiten zijn de uitvoeringsmaatregelen welke vervat zijn in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit, van rechtswege en zonder adviezen te moeten vragen of de door wettelijke of reglementaire bepalingen voorgeschreven voorstellen te moeten afwachten, toepasselijk op het personeel van de in artikel 2 bedoelde overheidsdiensten.) <W 1999-03-22/47, art. 21, 2°, 004; Inwerkingtreding : 30-04-1999>
  (§ 4. Het vastbenoemd personeelslid kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid, waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere termijn aanvaardt. In dat geval kan betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor een halftijds vervroegde uittreding.) <W 2007-06-04/38, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>

Art.4. § 1. De personeelsleden die gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 3 ontvangen vanwege de tewerkstellende overheidsdienst de wedde die verschuldigd is voor halftijdse prestaties alsook een maandelijkse premie ten bedrage van (295,99 EUR). <KB 2000-07-20/73, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Voor (wat de in artikel 2, eerste lid, 3° en 4° bedoelde overheidsdiensten betreft), is de maandelijkse premie evenwel gelijk aan een door elk betrokken bestuur vastgesteld bedrag dat ligt tussen (198,32 EUR) en (295,99 EUR). <W 1997-12-03/33, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998> <KB 2000-07-20/73, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. In afwijking van artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt geen rekening gehouden met de in § 1 bedoelde premie voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.
  § 3. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een analoge stand.
  (Lid 2 opgeheven) <W 1999-03-22/47, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 30-04-1999>
  (§ 4. Het personeelslid kan afzien van de in § 1 bedoelde premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de dienst waaronder hij ressorteert.) <W 1997-05-20/52, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 18-07-1997>

Art.5. Twee personeelsleden die in dezelfde overheidsdienst gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 3 (kunnen worden) vervangen door een bijkomend statutair personeelslid. <W 2001-12-30/30, art. 99, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

TITEL III. - De vrijwillige vierdagenweek.
HOOFDSTUK I. - Federale overheidsdiensten.
Art.6. Dit hoofdstuk is van toepassing op de overheidsdiensten bedoeld in artikel 2, (met uitzondering van de in het eerste lid, 3° en 4°, bedoelde overheidsbedrijven). <W 1997-12-03/33, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>

Art.7.§ 1. De in vast verband benoemde personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn en de personeelsleden die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst (...) en voltijds tewerkgesteld zijn hebben het recht om (gedurende een periode van minstens één jaar) vier vijfde te verrichten van de prestaties die hun normaal worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week. <W 1997-05-20/52, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 18-07-1997> <W 1999-03-22/47, art. 23, 1°, 004; Inwerkingtreding : 30-04-1999>
  (In afwijking van het eerste lid, kunnen [1 de personeelsleden van de politiediensten een andere spreiding op weekbasis vragen van de prestaties die zij in het raam van de vrijwillige vierdagenweek verrichten]1.) <W 2007-03-01/37, art. 149, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. (Het personeelslid kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere termijn aanvaardt.) <W 1997-05-20/52, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 18-07-1997>
  § 3. (opgeheven) <W 1997-05-20/52, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 18-07-1997>
  § 4. De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regelen voor het uitoefenen van het in § 1 bedoelde recht alsook de categorieën van personeelsleden die van dit recht uitgesloten zijn en de functies waarvan de titularissen van dit recht uitgesloten zijn.
  (Onder voorbehoud van bijzondere toepassingsmodaliteiten zijn de uitvoeringsmaatregelen welke vervat zijn in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit, van rechtswege en zonder adviezen te moeten vragen of de door wettelijke of reglementaire bepalingen voorgeschreven voorstellen te moeten afwachten, toepasselijk op het personeel van de in dit hoofdstuk bedoelde overheidsdiensten.) <W 1999-03-22/47, art. 23, 2°, 004; Inwerkingtreding : 30-04-1999>
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 19, 025; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.8. § 1. De personeelsleden die gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 7 ontvangen vanwege de overheidsdienst de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. Die wedde wordt vermeerderd met een weddecomplement van (80,57 EUR) per maand dat integraal deel uitmaakt van de wedde. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 117,19. <KB 2000-07-20/73, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Op het weddecomplement is de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, van toepassing.

Art.9.§ 1. De arbeidstijd die vrijkomt wanneer in dezelfde overheidsdienst ten minste twee personeelsleden gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 7 (kan worden) opgevuld door de tewerkstelling van werklozen. Deze werklozen worden deeltijds of voltijds in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst. <W 2001-12-30/30, art. 100, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder "werkloze" verstaan :
  1° de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen;
  2° de bestaansminimumtrekkers;
  (2°bis de in het bevolkingsregister ingeschreven personen die recht hebben op sociale bijstand en die geen recht hebben op het bestaansminimum ingevolge hun nationaliteit;) <W 1997-12-03/33, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  3° de gehandicapten die een inkomensvervangende tegemoetkoming genieten;
  4° de contractuelen tewerkgesteld door de betrokken overheidsdienst niet een vervangingsovereenkomst.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-24/44, art. 27, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK II. - Provincies en gemeenten.
Art.10.<W 1997-12-03/33, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>Dit hoofdstuk is van toepassing op de provincies en de gemeenten met inbegrip van de provinciebedrijven, de autonome provinciebedrijven, de gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven.

Art. 10. VLAAMSE OVERHEID  (Opgeheven bij DVR 2012-07-13/25, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013)

Art. 10bis.<Ingevoegd bij W 1997-12-03/33, art. 6,; Inwerkingtreding : 09-01-1998> § 1. De personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn en die in artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen voorziene mogelijkheden om hun arbeidsprestaties te verminderen hebben uitgeput of die geen aanspraak kunnen maken op de mogelijkheden voorzien bij voormeld artikel 102, hebben het recht om vier vijfden te verrichten van de prestaties die hun normaal worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week.
  § 2. De bevoegde overheid kan het in § 1 bedoelde recht eveneens toekennen aan andere dan in § 1 bedoelde personeelsleden.
  § 3. De bevoegde overheid bepaalt de nadere regelen voor het uitoefenen van het in § 1 bedoelde recht alsook de categorieën van personeelsleden die van dit recht uitgesloten zijn en de functies waarvan de titularissen van dit recht uitgesloten zijn.

Art. 10bis VLAAMSE OVERHEID  (Opgeheven bij DVR 2012-07-13/25, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013)

Art. 10ter.<Ingevoegd bij W 1997-12-03/33, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998> § 1. De personeelsleden die gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 10bis ontvangen vanwege de overheidsdienst die hen tewerkstelt de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. Die wedde wordt vermeerderd met een weddecomplement dat integraal deel uitmaakt van de wedde en dat ligt tussen (49,58 EUR) en (80,57 EUR) per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 117,19. <KB 2000-07-20/73, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Op het weddecomplement is de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, van toepassing.

Art. 10bis VLAAMSE OVERHEID  (Opgeheven bij DVR 2012-07-13/25, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013)

Art. 10quater.<Ingevoegd bij W 1997-12-03/33, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998> § 1. De arbeidstijd die vrijkomt wanneer in dezelfde overheidsdienst ten minste twee personeelsleden gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 10bis (kan worden) opgevuld door de tewerkstelling van werklozen, zoals bepaald in artikel 9. <W 2001-12-30/30, art. 101, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. [2 ...]2

Art. 10quater. VLAAMSE OVERHEID  <Ingevoegd bij W 1997-12-03/33, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998> § 1. [1 ...]1  § 2. Er wordt een vrijstelling verleend van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bepaald bij artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° (en § 3bis) van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, alsook van de bijdragen bepaald bij artikel 3, 3° van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen en van de bijdrage bepaald bij artikel 56, 5° van de wetten betreffende de schadeloosstelling van beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, voor de contractuelen die aangeworven worden met toepassing van § 1. <W 2003-12-22/42, art. 45, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  
  ----------
  (1)<DVR 2012-07-13/25, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<W 2014-04-24/44, art. 27, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.11. § 1. Voor de statutaire personeelsleden wordt de periode van afwezigheid als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een analoge stand.
  § 2. Voor de contractuele personeelsleden wordt gedurende de afwezigheid de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst. Ze behouden evenwel hun aanspraken op een bevordering tot een hogere wedde.
  § 3. (...). <W 1999-03-22/47, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 30-04-1999>

TITEL IV. - De autonome overheidsbedrijven.
Art.12.§ 1. [1 De autonome overheidsbedrijven opgenomen in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, de Regie voor Maritiem Transport en de Regie der Luchtwegen, die een bedrijfsplan sluiten zoals bedoeld in § 2, kunnen de arbeidstijd die vrijkomt wanneer personeelsleden gebruik maken van een maatregel bedoeld in § 2, opvullen door de bijkomende aanwerving van werklozen zoals gedefinieerd in artikel 9, § 2.]1
  § 2. Het bedrijfsplan moet een positief effect op de tewerkstelling beogen en kan de volgende maatregelen bevatten :
  - vrijwillige deeltijdse arbeid;
  - arbeidsduurvermindering met compenserende aanwerving;
  - beperking van overuren met compenserende aanwerving;
  - invoering van een recht op loopbaanonderbreking en/of vermindering van de arbeidsprestaties met verplichte vervanging;
  - invoering van halftijds vervroegde uittreding met verplichte vervanging;
  - invoering van ploegenarbeid met compenserende aanwerving;
  - instellen van flexibele werktijden met compenserende aanwerving;
  - invoering van een 4-daagse werkweek met compenserende aanwerving;
  - andere specifieke maatregelen inzake arbeidsherverdeling eigen aan de onderneming en met compenserende aanwerving en/of vervanging.
  Het bedrijfsplan wordt goedgekeurd bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Het kan slechts worden goedgekeurd indien het vergezeld is van een financieel plan dat aantoont dat de kosten die eruit voortspruiten door het bedrijf kunnen worden gedragen en dat het in § 1 bepaalde voordeel geen concurrentievervalsing tot gevolg heeft.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel en bij een in Ministerraad overlegd besluit, kan de Koning, voor alle overheidsbedrijven of die welke Hij bepaalt, alsmede voor de Regie voor Maritiem Transport of voor de Regie der Luchtwegen, voorzien in specifieke voorwaarden en regels inzake goedkeuring en controle. In dit geval kan Hij afwijken van de verplichting van compenserende aanwerving of vervanging.
  ----------
  (1)<W 2014-04-24/44, art. 27, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

TITEL V. - Andere administratieve overheden.
Art.13. Deze titel is van toepassing op de administratieve overheden bepaald in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, die niet vallen onder de toepassing van de titels II, III en IV en die niet vallen onder de toepassing van artikel 23 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
  (In zoverre de titels II en III bepalingen bevatten die van toepassing zijn op de provincies en de gemeenten, met inbegrip van de provinciebedrijven, de autonome provinciebedrijven, de gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven, gelden de bepalingen van die titels in verband met de vrijstelling van de werkgeversbijdragen slechts voor de overheden voor zover die bepalingen met toepassing van artikel 14 daarop uitdrukkelijk van toepassing verklaard zijn.) <W 2007-06-04/38, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>

Art.14.(De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regelen voor het van toepassing verklaren van de maatregelen bepaald in titel II of in de hoofdstukken II en III van titel III. Deze bepaling is van toepassing op alle aanvragen die ingediend zijn vanaf 1 januari 2009.) <W 2008-12-22/33, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (Wat betreft de gemeenten en de provincies, met inbegrip van de gemeentebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van een provincie of een gemeente, kan alleen een collectief verzoek ingediend worden. Onder collectief verzoek wordt verstaan een verzoek uitgaande van de bevoegde overheid van de betrokken gemeenschap of het betrokken gewest, namens een of meer van de genoemde administratieve overheid.) <W 2007-06-04/38, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>
  (Op de in artikel 13 bedoelde overheden op wiens personeelsleden een regeling van toepassing is gelijk aan de rechtspositieregeling die geldt voor de personeelsleden van een provincie of een gemeente, waarop titel II van toepassing verklaard wordt, is artikel 4, § 1, tweede lid, van toepassing.
  Het derde lid is eveneens van toepassing op alle statutaire personeelsleden tewerkgesteld door openbare centra voor maatschappelijk welzijn of door openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van de provincies of de gemeenten.) <W 1997-12-03/33, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  Wat betreft de Gemeenschappen en de Gewesten kan het in het eerste lid bepaalde koninklijk besluit eveneens in andere arbeidsherverdelende maatregelen met gedeeltelijke looncompensatie voorzien, op voorwaarde dat :
  1° er bijkomende arbeidsplaatsen gecreëerd worden;
  2° er een financieel plan voorgelegd wordt door de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest waaruit de budgettaire neutraliteit van die arbeidsherverdelende maatregelen voor de federale Schatkist blijkt.
  (Lid opgeheven) <W 1997-12-03/33, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>

Art. 14. VLAAMSE GEMEENSCHAP  (De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regelen voor het van toepassing verklaren van de maatregelen bepaald in titel II of in de hoofdstukken II en III van titel III. Deze bepaling is van toepassing op alle aanvragen die ingediend zijn vanaf 1 januari 2009.) <W 2008-12-22/33, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2009>  [1 ...]1  [1 ...]1  [1 ...]1  Wat betreft de Gemeenschappen en de Gewesten kan het in het eerste lid bepaalde koninklijk besluit eveneens in andere arbeidsherverdelende maatregelen met gedeeltelijke looncompensatie voorzien, op voorwaarde dat :  1° er bijkomende arbeidsplaatsen gecreëerd worden;  2° er een financieel plan voorgelegd wordt door de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest waaruit de budgettaire neutraliteit van die arbeidsherverdelende maatregelen voor de federale Schatkist blijkt.  (Lid opgeheven) <W 1997-12-03/33, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>  
  ----------
  (1)<DVR 2012-07-13/25, art. 7, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 14bis. <Ingevoegd bij W 1997-12-03/33, art. 8; Inwerkingtreding : 09-01-1998> De in artikel 13 bedoelde overheden op wiens personeelsleden een rechtspositieregeling van toepassing is gelijk aan de rechtpositieregeling die geldt voor de personeelsleden van één van de in artikel 2 vermelde overheidsdiensten, worden voor de toepassing van artikel 5, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, geacht onder het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector te vallen, zoals bedoeld in artikel 1.

TITEL VI. - Bepalingen inzake pensioenen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.15. Onverminderd de artikelen 17 tot 20, zijn de overheidsdiensten bepaald in de artikelen 2, 12 en 14 verplicht om de inkomsten voor de betaling van de rust- en overlevingspensioenen veilig te stellen.

Art.16. De Koning bepaalt zo nodig, bij in Ministerraad overleed besluit, de nadere modaliteiten voor de uitvoering van de verplichtingen bepaald in deze titel.

HOOFDSTUK II. - Veilig stellen van de inkomsten voor de betaling van de rustpensioenen.
Art.17. Dit hoofdstuk is van toepassing op de openbare instellingen die onder de toepassing vallen van de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

Art.18. De in artikel 17 bepaalde openbare instellingen dienen een som te betalen die overeenkomt met het verschil tussen enerzijds de bijdragen die door hen voor de financiering van de rustpensioenen van hun gewezen personeelsleden zouden verschuldigd geweest zijn indien de in de artikelen 3, § 1, 7, § 1 (of 10bis), bepaalde personeelsleden die in vast verband benoemd zijn geen gebruik hadden gemaakt van het in deze artikelen bepaalde recht en anderzijds de door deze openbare instellingen werkelijk verschuldigde bijdragen. De opbrengst van dit verschil wordt aangewend voor de financiering van de rustpensioenen van de gewezen personeelsleden van deze overheidsdiensten. <W 1997-12-03/33, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  (De bijdrage dir voor de financiering van de rustpensioenen van de) voormalige personeelsleden van deze openbare instellingen bestemd is, wordt niet geïnd op de wedde van de personeelsleden die in vervanging tewerkgesteld worden, in de mate waarin en zo lang als deze laatsten de in de artikelen 3, § 1, 7, § 1 (of 10bis), bepaalde ambtenaren vervangen. (Erratum, zie B.St. 23-06-1995, p. 18010) <W 1997-12-03/33, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>

HOOFDSTUK III. - Veilig stellen van de inkomsten voor de betaling van de overlevingspensioenen.
Art.19. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de overheidsdiensten voor wie (de Staatskas) de last van de overlevingspensioenen draagt voor minstens een gedeelte van hun personeelsleden. <W 2006-01-12/45, art. 54, 031 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de overheidsdiensten voor wie de wedden van hun personeelsleden rechtstreeks ten laste van de Schatkist zijn.

Art.20.De in artikel 19 bepaalde overheidsdiensten storten ter financiering van de overlevingspensioenen en te hunnen laste, aan [1 de Federale Pensioendienst]1 een som die overeenkomt met het verschil tussen de inhoudingen die verricht zouden zijn op het loon van de personeelsleden bepaald in de artikelen 3, § 1, 7, § 1 (of 10bis), indien zij geen gebruik hadden gemaakt van het recht vastgesteld in het bepaalde artikel, en de inhoudingen die reëel gebeuren in toepassing van de artikelen 4, § 1, 5, 8, § 1 (of 10ter). <W 1997-12-03/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998> <W 2006-01-12/45, art. 55, 031 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<W 2016-03-18/03, art. 127, 027; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

TITEL VII. - Diverse en slotbepalingen.
Art.21. In de overheidsdiensten waar artikel 7, § 1 (of artikel 10bis), wordt toegepast zal, in geval van eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, de opzeggingstermijn die wordt betekend aan de werknemer die zijn prestaties verminderd heeft worden berekend alsof hij zijn prestaties niet verminderd had. Dezelfde aldus berekende opzeggingstermijn wordt toegepast om de vergoeding te berekenen waarin voorzien is bij artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. <W 1997-12-03/33, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>

Art.22. Door de Koning worden, bij in Ministerraad overlegd besluit, de ambtenaren aangewezen die belast zijn met de controle op de naleving van de bepalingen van deze wet, alsook de modaliteiten van deze controle.
  De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop de representatieve vakorganisaties betrokken worden bij de controle op de naleving van deze wet.

Art.23. Artikel 43, § 3, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "In afwijking op de vorige leden, zal de vervanging bepaald in artikel 5 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gebeuren in een zelfde taalverhouding als deze die van toepassing is op de personeelsleden van de centrale dienst bekleed met eenzelfde graad."

Art.24. In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten, vervangen bij de wet van 21 mei 1991, worden de woorden "de afwezigheidsperiodes die het gevolg zijn van de halftijdse vervroegde uittredingregeling en van de regeling der vierdagenweek die zijn ingevoerd bij de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector" ingevoegd tussen de woorden "met dienstactiviteit gelijkgesteld zijn" en de woorden "alsook de perioden van loopbaanonderbreking".

Art.25. In artikel 5, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, worden tussen de woorden "bedrijfsplannen bepaald in Titel IV" en de woorden "ofwel in bedrijven" de woorden "ofwel in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector" ingevoegd.

Art.26.
  <Opgeheven bij W 2012-07-19/05, art. 9, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 27.§ 1.Deze wet treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  Onverminderd het eerste lid treedt deze wet voor de openbare diensten bedoeld in artikel 2 in werking, op de dag waarop het koninklijk besluit bepaald in artikel 3, § 3, eerste lid, in werking treedt, of naargelang het geval, op de dag waarop de reglementering genomen door de bevoegde overheid bepaald in artikel 3, § 3, tweede lid, in werking treedt.
  Onverminderd het eerste lid treedt deze wet voor de autonome overheidsbedrijven, voor de Regie voor Maritiem Transport en voor de Regie der Luchtwegen, in werking, op de dag waarop het koninklijk besluit bepaald in artikel 12, § 2, tweede lid in werking treedt.
  (§ 2. [2 De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van de artikelen 9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover deze artikelen de vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen.]2. De provincies, de gemeenten en de andere administratieve overheden, waarop met toepassing van artikel 14 de hoofdstukken II en III van titel III van toepassing verklaard zijn, kunnen bepalen dat aan de lopende periodes van vrijwillige vierdagenweek ambtshalve een einde gesteld wordt met ingang van [1 1 januari 2012]1.
  Er kan vanaf [1 1 januari 2012]1 geen gebruik meer worden gemaakt van het recht op een halftijdse vervroegde uittreding noch van het recht op de vrijwillige vierdagenweek noch van de maatregelen bepaald in artikel 12, § 2.
  Onverminderd de toepassing van het eerste lid, blijven de op [1 31 december 2011]1 lopende stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek geregeld door de bepalingen van deze wet.) <W 1997-12-03/33, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>
  § 3.[3 ...]3.
  (§ 4. De aanvragen om de halftijdse vervroegde uittreding te bekomen, die ingediend zijn vóór de datum van inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden geregeld door de bepalingen van deze wet, zoals die gewijzigd zijn bij de genoemde wet van 4 juni 2007.
  De lopende stelsels van de halftijdse vervroegde uittreding op de datum van inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden verder geregeld door de bepalingen van deze wet, zoals die gewijzigd zijn bij de genoemde wet van 4 juni 2007.
  In afwijking van het eerste en tweede lid, blijft de vrijstelling van de werkgeversbijdragen in verband met de halftijdse vervroegde uittredingen en de vrijwillige vierdagenweek gelden voor de in artikel 14, tweede lid, bedoelde administratieve overheden, op voorwaarde dat de halftijds vervroegde uittredingen en de vrijwillige vierdagenweek beantwoorden aan de bepalingen van de titels II en III zoals die bepalingen van kracht waren de dag vóór de datum van inwerkingtreding van de genoemde wet van 4 juni 2007, zolang die vrijstelling niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een koninklijk besluit, genomen met toepassing van artikel 14, eerste lid.) <W 2007-06-04/38, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>
  [3 § 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt de maximumduur voor de vrijwillige vierdagenweek vastgesteld op 60 maanden. De periodes vóór deze datum worden niet aangerekend op deze maximumduur.]3

Art. 27. VLAAMSE OVERHEID  § 1.Deze wet treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.  Onverminderd het eerste lid treedt deze wet voor de openbare diensten bedoeld in artikel 2 in werking, op de dag waarop het koninklijk besluit bepaald in artikel 3, § 3, eerste lid, in werking treedt, of naargelang het geval, op de dag waarop de reglementering genomen door de bevoegde overheid bepaald in artikel 3, § 3, tweede lid, in werking treedt.  Onverminderd het eerste lid treedt deze wet voor de autonome overheidsbedrijven, voor de Regie voor Maritiem Transport en voor de Regie der Luchtwegen, in werking, op de dag waarop het koninklijk besluit bepaald in artikel 12, § 2, tweede lid in werking treedt.  (§ 2. [2 De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van de artikelen 9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover deze artikelen de vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen.]2. [4 ...]4  Er kan vanaf [1 1 januari 2012]1 geen gebruik meer worden gemaakt van het recht op een halftijdse vervroegde uittreding noch van het recht op de vrijwillige vierdagenweek noch van de maatregelen bepaald in artikel 12, § 2.  Onverminderd de toepassing van het eerste lid, blijven de op [1 31 december 2011]1 lopende stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek geregeld door de bepalingen van deze wet.) <W 1997-12-03/33, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1998>  § 3.[3 ...]3.  (§ 4. De aanvragen om de halftijdse vervroegde uittreding te bekomen, die ingediend zijn vóór de datum van inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden geregeld door de bepalingen van deze wet, zoals die gewijzigd zijn bij de genoemde wet van 4 juni 2007.  De lopende stelsels van de halftijdse vervroegde uittreding op de datum van inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden verder geregeld door de bepalingen van deze wet, zoals die gewijzigd zijn bij de genoemde wet van 4 juni 2007.  In afwijking van het eerste en tweede lid, blijft de vrijstelling van de werkgeversbijdragen in verband met de halftijdse vervroegde uittredingen en de vrijwillige vierdagenweek gelden voor de in artikel 14, tweede lid, bedoelde administratieve overheden, op voorwaarde dat de halftijds vervroegde uittredingen en de vrijwillige vierdagenweek beantwoorden aan de bepalingen van de titels II en III zoals die bepalingen van kracht waren de dag vóór de datum van inwerkingtreding van de genoemde wet van 4 juni 2007, zolang die vrijstelling niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een koninklijk besluit, genomen met toepassing van artikel 14, eerste lid.) <W 2007-06-04/38, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 03-09-2007>  [3 § 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt de maximumduur voor de vrijwillige vierdagenweek vastgesteld op 60 maanden. De periodes vóór deze datum worden niet aangerekend op deze maximumduur.]3
  ----------
  (1)<KB 2011-02-04/01, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (2)<W 2012-07-19/05, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 31-12-2011>
  (3)<W 2012-07-19/05, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (4)<DVR 2012-07-13/25, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>