24 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-1994 en tekstbijwerking tot 18-08-2015)
TITEL I. - [1 Matiging van lonen, wedden en sociale uitkeringen]1
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1, 1bis
HOOFDSTUK II. [1 Koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.]1
Afdeling 1. - [1 Definitie van de gezondheidsindex en van de afgevlakte gezondheidsindex]1
Art. 2
Afdeling 2. - [1 Periode vóór het blokkeren van de afgevlakte gezondheidsindex]1
Art. 2bis
Afdeling 3. - [1 Blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex]1
Art. 2ter
Afdeling 4. - [1 Periode nss de blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex]1
Art. 2quater
Afdeling 5. - [1 Negatieve loonindexeringen]1
Art. 3
Afdeling 6. - [1 Diverse bepalingen]1
Art. 3bis
HOOFDSTUK III. - Loonmatiging.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Sancties.
Art. 7
TITEL II. - Matiging van de andere inkomens.
Art. 8-18
TITEL III. - Ingroeibanen. (Opgeheven) <W 1998-02-13/32, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Art. 19-22
TITEL IV. - Bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 23-24
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid.
Art. 25-30
HOOFDSTUK III. - Administratieve procedure.
Art. 31-35
HOOFDSTUK IV. - Voordelen voor de werkgevers.
Art. 36-37
HOOFDSTUK V. - Controle en evaluatie.
Art. 38-40
HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen.
Art. 41
TITEL V. - Jongerenbanenplan.
Art. 42
TITEL VI. - Plus-één-plan.
Art. 43-45
TITEL VII. - (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 46-47, 47bis, 48-54
TITEL VIII. - Uitvoering van het besluit.
Art. 55
1804032154 1971080201 1977030101 1983021210 1989021219 1993012469
1993121551 1994012285 1994012332 1994012333 1994012396 1994012491 1994012582 1994012670 1994022119 1994022120 1994022290 1994022550 1994032550 1994035491 1994035919 1994036337 1994041253 1994041850 1994042752 1994042854 1994050951 1994052450 1994053150 1994092254 1994112851 1994121554 1994121555 1994121556 1994121557 1994121558 1994121559 1994121560 1994801538 1994912696 1994912734 1994912746 1994912748 1995012269 1995012325 1995012327 1995012333 1995012445 1995012547 1995012565 1995012624 1995022067 1995035306 1995035369 1995036213 1995070651 1995801617 1996012061 1996012066 1996012068 1996012881 1996012882 1996012892 1996022024 1996022103 1996035515 1996035516 1996801786 1996912051 1997012270 1997012554 1997022597 1997022607 1997022757 1997035150 1997035438 1998012138 1998012950 1998022444 1998022607 1998035273 1998035830 2000012504 2001061450 2001A61450 2006200678 2006A00678 2010040305 2011040301 2011040302 2011040303 2011040304 2011040305 2011040306 2011040307 2011040309 2011040310 2011040311 2011040312 2012040301 2012040302 2012040303 2012040304 2012040305 2012040307 2012040308 2012040309 2012040311 2013040301 2013040302 2013040304 2013040305 2013040306 2013040307 2013040308 2013040309 2013040310 2013040312 2014040301 2014040302 2014040303 2014040304 2014040306 2014040307 2014040309 2014040310 2014040311 2014040312 2014A01546 2015002022 2015009821 2015040301 2015040302 2015040303 2016009626 2017011219 2017A32223 2019011185 2019042859 2021042130 2023047824 2024002864
TITEL I. - [1 Matiging van lonen, wedden en sociale uitkeringen]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. § 1. Deze Titel is van toepassing op de werknemers en werkgevers gebonden door een arbeidsovereenkomst.
Voor de toepassing van deze Titel worden gelijkgesteld met :
1° werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;
2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen.
§ 2. Deze Titel is eveneens van toepassing op de in vast verband benoemde, stagedoende, contractuele en hulppersoneelsleden van :
1° de administraties en andere diensten van de Federale overheid, met daarin begrepen het leger, de rijkswacht, de rechterlijke macht, de Raad van State en het Arbitragehof;
2° de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen onderworpen aan het toezicht van de Federale overheid, de autonome overheidsbedrijven die ressorteren onder de toepassing van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
3° de administraties en andere diensten van de Gemeenschappen en de Gewesten;
4° de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen onderworpen aan het toezicht van de Gemeenschappen en de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie;
5° de administraties en diensten van de provincies en gemeenten, evenals de instellingen van openbaar nut en publiekrechtelijke verenigingen onderworpen aan hun toezicht of voogdij, de agglomeraties en federaties van gemeenten en van elke publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht en ingericht door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;
6° de door de Gemeenschappen of de Federale overheid gesubsidieerde officiële en vrije onderwijsinrichtingen, met daarin begrepen het universitair onderwijs en de door de Gemeenschappen gesubsidieerde officiële en vrije psycho-medico-sociale centra;
7° de verenigingen van openbare besturen of gemengde economie, de verenigingen zonder winstoogmerk en de instellingen van openbaar nut in wiens oprichting of beheer een overwicht van de openbare overheid aanwezig is.
§ 3. De bepalingen van deze Titel zijn eveneens van toepassing op :
1° de Ministers en Staatssecretarissen, de magistraten van de hoven en rechtbanken en van de Raad van State, de leden van het Rekenhof en het Arbitragehof en van de Vaste Comités van toezicht op de politie- en inlichtingendiensten;
2° de Gemeenschaps- en Gewestministers, de gewestelijke Staatssecretarissen;
3° de bedienaars van erkende erediensten en de lekenraadgevers die op de begroting van een ministerieel departement zijn ingeschreven;
4° de provinciegouverneurs, de vice-gouverneur van Brabant, de leden van de bestendige deputaties, de arrondissementscommissarissen, en adjunct-arrondissementscommissarissen, de provinciale griffiers, de gewestelijke ontvangers, de burgemeesters en de schepenen, de voorzitters van de Raden voor maatschappelijk welzijn en op het geheel der mandatarissen die genieten van een wedde ten laste van de in § 2, 2°, 3° en 5° bedoelde rechtspersonen;
5° de leden van de raad van bestuur, het beheerscomité en andere beheersorganen van de in § 2, 2°, 4°, 5° en 7° bedoelde rechtspersonen.
Art.1bis. [1 Deze titel is eveneens van toepassing op de sociaal verzekerden. Onder sociaal verzekerden wordt verstaan : de natuurlijke personen die recht hebben op sociale prestaties, er aanspraak op maken of er aanspraak op kunnen maken, hun wettelijke vertegenwoordigers en hun gemachtigden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-08-10/03, art. 36, 015; Inwerkingtreding : 18-08-2015>
HOOFDSTUK II. [1 Koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Definitie van de gezondheidsindex en van de afgevlakte gezondheidsindex]1
----------
(1)
Art.2. [1 § 1. "Het prijsindexcijfer dat daartoe berekend en benoemd wordt", hierna "de gezondheidsindex" genoemd, is een maandelijkse prijsindex die een aantal producten uit de index van de consumptieprijzen uitsluit, met name:
a) de alcoholische dranken;
b) de tabakswaren;
c) de motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG;
d) de impact van de energiebijdrage die werd ingevoerd bij de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid;
e) de impact van de accijnscompenserende belasting, ingevoerd bij artikel 29 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen.
De in het eerste lid bepaalde lijst van uitgesloten producten kan, na advies van de Indexcommissie, door de Koning worden aangepast bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Het voormelde advies moet gegeven worden binnen twee maanden. Bij ontstentenis ervan wordt het geacht gunstig te zijn.
§ 2. De afgevlakte gezondheidsindex, ook afgevlakte index genoemd, is gelijk aan het rekenkundige gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste vier maanden, welke berekend worden zoals bepaald in § 1, eerste lid.
Voor de berekening van de afgevlakte gezondheidsindex wordt een tijdsafhankelijke vermenigvuldigingsfactor toegepast zoals bepaald in de artikelen 2bis en 2quater.
§ 3. Voor de toepassing van artikel 2ter, § 2, is de referentie-index een maandelijkse prijsindex die wordt berekend door de vermenigvuldiging van het in artikel 2, § 2, bepaalde rekenkundige gemiddelde met een factor 0,98.
Voor de berekening van de referentie-index worden de breuken van een honderdste van een eenheid afgerond tot het hogere honderdste of weggelaten, naargelang zij al dan niet 50 % van een honderdste bereiken.
§ 4. Voor de toepassing van artikel 2ter, § 1, is de referentiemaand de eerste maand waarin de in § 3 bepaalde referentie-index hoger is dan de afgevlakte gezondheidsindex van de maand maart 2015.]1
----------
(1)<W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Afdeling 2. - [1 Periode vóór het blokkeren van de afgevlakte gezondheidsindex]1
----------
(1)
Art. 2bis. [1 De afgevlakte gezondheidsindex wordt tot de maand maart 2015 berekend door de vermenigvuldiging van het in artikel 2, § 2, bepaalde rekenkundige gemiddelde met een factor 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Afdeling 3. - [1 Blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex]1
----------
(1)
Art. 2ter. [1 § 1. Vanaf de maand april 2015 tot de maand vóór de in artikel 2, § 4, bepaalde referentiemaand wordt de afgevlakte gezondheidsindex geblokkeerd op de afgevlakte gezondheidsindex van maart 2015.
§ 2. De in artikel 2, § 3, bepaalde referentie-index zal berekend worden vanaf april 2015 tot de in artikel 2, § 4, bepaalde referentiemaand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Afdeling 4. - [1 Periode nss de blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex]1
----------
(1)
Art. 2quater. [1 De afgevlakte gezondheidsindex wordt, vanaf de in artikel 2, § 4, bepaalde referentiemaand, berekend door de vermenigvuldiging van het in artikel 2, § 2, bepaalde rekenkundige gemiddelde met een factor 0,98, en zonder terugwerkende kracht.
Voor de berekening van de afgevlakte gezondheidsindex vanaf de in artikel 2, § 4, bepaalde referentiemaand worden de breuken van een honderdste van een eenheid afgerond tot het hogere honderdste of weggelaten, naargelang zij al dan niet 50 % van een honderdste bereiken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Afdeling 5. - [1 Negatieve loonindexeringen]1
----------
(1)
Art.3. [1 De bepalingen van de artikelen 2 tot 2quater mogen geen nominale loonsvermindering tot gevolg hebben in de periode van 1 april 2015 tot aan de in artikel 2, § 4, bepaalde referentiemaand.]1
----------
(1)<W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Afdeling 6. - [1 Diverse bepalingen]1
----------
(1)
Art. 3bis. [1 Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle andere akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-04-23/01, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
HOOFDSTUK III. - Loonmatiging.
Art.4.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.5.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.6.
<Opgeheven bij W 2010-06-06/06, art. 109, 40°, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
HOOFDSTUK IV. - Sancties.
Art.7. (opgeheven) <W 1994-03-30/31, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 10-04-1994>
TITEL II. - Matiging van de andere inkomens.
Art.8.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.9.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.10.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.11.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.12.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.13.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.14.
<Opgeheven bij W 2015-04-23/01, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art.15. (opgeheven) <W 1994-03-30/31, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 10-04-1994>
Art.16. Artikel 1728bis, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer daartoe berekend en benoemd van de maand voorafgaand aan die van de aanpassing van de huurprijs. "
Artikel 1728bis, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de overeenkomst is afgesloten.
Voor de overeenkomsten afgesloten vanaf 1 februari 1994, is het aanvangsindexcijfer echter het indexcijfer daartoe berekend en benoemd van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de overeenkomst is afgesloten. ".
Art.17. Artikel 16 treedt in werking op 1 januari 1994.
Art.18. § 1. <Invoeging van een artikel 1bis in de W 1971-08-02/01>
§ 2. <Wijzigingsbepaling van artikel 4 van de W 1977-03-01/02>
TITEL III. - Ingroeibanen. (Opgeheven)
Art.19. (Opgeheven) <W 1998-02-13/32, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Art.20. (Opgeheven) <W 1998-02-13/32, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Art.21. (Opgeheven) <W 1998-02-13/32, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Art.22. § 1. (Opgeheven) <W 1998-02-13/32, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
TITEL IV. - Bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art.23. Deze titel is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder de toepassing van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Het toepassingsgebied van deze regeling kan door Ons, bij een in Ministerraad overlegd en gemotiveerd besluit, worden uitgebreid tot andere categorieën van werknemers en werkgevers en personen die met werkgevers en werknemers worden gelijkgesteld.
Art.24. Deze Titel is eveneens van toepassing op de, door Ons bij een in Ministerraad overlegd besluit, aangeduide overheden en werkgevers en werknemers die ressorteren onder de toepassing van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Door Ons zullen, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en modaliteiten worden vastgesteld met betrekking tot de toekenning in het kader van bedrijfsplannen tot herverdeling van arbeid aan de in het vorige lid vermelde werkgevers van het voordeel vermeld in artikel 36, § 1, alsook in de controle hierop.
De bedrijfsplannen gesloten door deze werkgevers kunnen, naast een of meer maatregelen van het algemeen kader zoals vermeld in artikel 25 van dit besluit, ook specifieke herverdelingsmaatregelen bevatten. Deze bedrijfsplannen bevatten uitdrukkelijk de in artikel 30 voorziene resultaatsverbintenis.
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid.
Art.25. Onder " algemeen kader tot herverdeling van de arbeid ", dient te worden verstaan het kader tot herverdeling van de arbeid dat ten minste één van de volgende maatregelen bevat :
- vrijwillige deeltijdse arbeid met opdeling van de arbeidsplaatsen;
- arbeidsduurvermindering met compenserende aanwerving;
- beperking van overuren met compenserende aanwerving;
- invoering van een recht op loopbaanonderbreking en/of vermindering van de arbeidsprestaties met verplichte vervanging;
- invoering van halftijds brugpensioen met verpichte vervanging;
- invoering van ploegenarbeid met compenserende aanwerving;
- instellen van flexibele uurroosters met compenserende aanwerving;
- invoeren van een 4-daagse werkweek met compenserende aanwerving.
Art.26. Onverminderd de maatregelen die voorzien zijn in het algemeen kader voor herverdeling van arbeid, kunnen de paritaire comités of subcomités bijkomende herverdelingsmaatregelen of nadere regels van uitvoering van het algemeen kader aanbevelen aan de ondernemingen die ressorteren onder hun bevoegdheid. In voorkomend geval kunnen zij hieromtrent een kader-collectieve arbeidsovereenkomst sluiten.
Art.27. Ondernemingen kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst een bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid opzetten dat volgende maatregelen kan bevatten :
- één of meer maatregelen van het algemeen kader, tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in artikel 25;
- één of meer maatregelen zoals vermeld in een kader-collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 26;
- één of meer maatregelen zoals aanbevolen door het betrokken paritair comité of subcomité;
- specifieke herverdelingsmaatregelen eigen aan de onderneming.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient uitdrukkelijk een resultaatsverbintenis te bevatten zoals voorzien in artikel 30.
Art.28. § 1. Ondernemingen die minder dan vijftig werknemers op 30 juni 1993 tewerkstelden, aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, en waar geen vakbondsafvaardiging bestaat, kunnen een bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid opzetten dat volgende maatregelen kan bevatten :
- één of meer maatregelen van het algemeen kader tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in artikel 25;
- één of meer maatregelen zoals vermeld in een kader-collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 26;
- één of meer maatregelen zoals aanbevolen door het betrokken paritair comité of subcomité;
- specifieke herverdelingsmaatregelen eigen aan de onderneming.
(De datum van 30 juni 1993 vermeld in het eerste lid, wordt voor de ondernemingen die een bedrijfsplan neerleggen na 1 januari 1996 vervangen door de datum van 30 juni 1995.) <W 1995-12-22/38, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 09-01-1996>
Door middel van een akte van toetreding zoals bepaald in artikel 29, wordt dit bedrijfsplan meegedeeld aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
§ 2. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken bepalen in gemeen overleg de wijze van berekening van het aantal werknemers bedoeld in § 1.
Art.29. De bedrijfsplannen zoals bedoeld in artikel 28 komen tot stand na raadpleging van de werknemers volgens de procedure die door Ons, bij in Ministerraad overlegd besluit, zal worden bepaald.
De werkgever dient vervolgens door een akte toe te treden tot hetzij het algemeen kader tot herverdeling van arbeid, hetzij tot de kader-collectieve arbeidsovereenkomst en/of aanbeveling inzake herverdeling van de arbeid, die in voorkomend geval werd gesloten of opgesteld. Deze akte kan ook specifieke maatregelen tot herverdeling van de arbeid bevatten.
Deze akte dient uitdrukkelijk een resultaatsverbintenis te bevatten zoals voorzien in artikel 30, en desgevallend, een omschrijving van de specifieke herverdelingsmaatregelen eigen aan de onderneming.
Deze akte, goedgekeurd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid met toepassing van artikel 35, is bindend voor de werkgever en al zijn werknemers.
Indien het bedrijfsplan bedoeld in artikel 28 maatregelen bevat die een wijziging van het loon van de werknemers tot gevolg heeft is de invididuele toestemming van elke werknemer vereist. Deze toestemmingen dienen bij de akte te worden gevoegd.
De geldigheidsduur van de akte dient ten minste één jaar te bedragen.
Art.30. De rsultaatsverbintenis vermeld in de artikelen 27 en 29, bevat de omvang en de termijn waarbinnen de netto-aangroei van het aantal werknemers moet gerealiseerd worden.
HOOFDSTUK III. - Administratieve procedure.
Art.31. De collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De collectieve arbeidsovereenkomsten vermelden daarenboven uitdrukkelijk dat zij gesloten werden met toepassing van dit besluit. De geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst dient ten minste één jaar te bedragen.
Art.32. De collectieve arbeidsovereenkomsten, bedoeld in artikel 27, en de akten van toetreding, bedoeld in artikel 29, worden samen met een door de werkgever voor eensluidend verklaard afschrift, neergelegd op de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan een eenvormig model vaststellen voor de in het eerste lid bedoelde akten van toetreding.
Art.33. Onverminderd het bepaalde in de voornoemde wet van 5 december 1968, kunnen door Ons, bij in Ministerraad overlegd besluit, de procedure en de modaliteiten worden vastgelegd met betrekking tot het totstandkomen van collectieve arbeidsovereenkomsten en akten van toetreding die recht geven op het voordeel bedoeld in artikel 36.
Art.34. Bij de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid wordt een Commissie " Bedrijfsplannen " opgericht, die als volgt is samengesteld :
- een voorzitter, een ondervoorzitter, twee adviseurs en twee secretarissen die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden aangewezen. Eén adviseur wordt voorgedragen door de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen;
- vijf effectieve en vijf plaatsvervangende leden, gekozen onder de kandidaten die door de representatieve werkgeversorganisaties op een dubbele lijst worden voorgedragen, waarvan telkens ten minste twee leden de kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen;
- vijf effectieve en vijf plaatsvervangende leden, gekozen onder de kandidaten die door de represenatatiever werknemersorganisaties op een dubbele lijst worden voorgedragen.
De effectieve en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, op de voordracht van de belanghebbende organisaties.
Enkel de leden die de werkgevers en de werknemers vertegenwoordigen hebben stemrecht.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt nadere regelen inzake de werking van deze Commissie " Bedrijfsplannen ".
Art.35. De akten van toetreding, bedoeld in artikel 29, dienen, na advies van de in artikel 34 bedoelde Commissie " Bedrijfsplannen ", de goedkeuring te bekomen van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
De collectieve arbeisovereenkomsten bedoeld in artikel 27 dienen de goedkeuring te bekomen van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend wanneer de Minister van Tewerkstelling en Arbeid binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de neerlegging van een geldige en volledige aanvraag ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen, geen uitspraak heeft gedaan.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan de goedkeuring vermeld in dit artikel ten vroegste verlenen met ingang van 1 maart 1994.
HOOFDSTUK IV. - Voordelen voor de werkgevers.
Art.36. § 1. (De werkgevers die op basis van een goedgekeurd bedrijfsplan tot herverdeling van arbeid, zoals bedoeld in artikel 35, een netto-aangroei van het aantal werknemers en daarenboven ten minste een gelijk blijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid of aan het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers aangegeven aantal dagen aantonen, dit in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal of de overeenstemmende maand van het jaar 1993, hebben per bijkomende arbeidsplaats, recht op een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdrage van 25 000 frank per kwartaal of van het derde van deze som per maand voor de werkgevers die bij het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers aangesloten zijn.) <W 1998-02-22/43, art. 179, Inwerkingtreding : 10-01-1994>
(Indien het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid, zoals bedoeld in artikel 35, werd neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996, heeft de werkgever, voor iedere bijkomende netto aanwerving gerealiseerd in de periode van 1 januari 1996 tot 31 december 1997 recht op een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid van 37 500 frank per kwartaal gedurende het kwartaal van de aanwerving en de 12 daaropvolgende kwartalen als hij bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangesloten is en van 12 500 frank per maand gedurende de maand van de aanwerving en de 38 daaropvolgende maanden als hij bij het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers aangesloten is, voor zover hij tijdens die periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid.) <W 1998-02-22/43, art. 180, 010; Inwerkingtreding : 09-01-1996>
Worden evenwel niet beschouwd als een bijkomende arbeidsplaats :
- een betrekking die niet ten minste 50 % van een voltijdse betrekking uitmaakt;
- de betrekking ingenomen door een jongere, aangeworven in het kader van het jongerenbanenplan, zoals voorzien in de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan, gedurende de periode van de bijdragevermindering;
- de betrekking ingenomen door een persoon, aangeworven in het kader van hoofdstuk VII van de programmawet van 30 december 1988, gedurende de periode van vrijstelling van de patronale bijdragen;
- de betrekking ingenomen door een werknemer aangeworven met een arbeidsovereenkomst van minder dan 3 maanden;
(De vermindering van de werkgeversbijdrage wordt toegekend voor zover het bewijs wordt geleverd, op de wijze bepaald door de Koning op voorstel van de ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid, dat de werkgever en de werknemer voldoen aan de vastgestelde toekenningsvoorwaarden.
De ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid stellen vast wat moet worden verstaan onder netto aangroei van het aantal werknemers en onder een gelijkblijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven dagen.) <W 1994-03-30/31, art. 99, 002; Inwerkingtreding : 10-04-1994>
§ 2. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan voor ondernemingen die erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering in het kader van de brugpensioenreglementering, het refertejaar 1993 vervangen door een ander refertejaar.
Door Ons kunnen desgevallend, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het in § 1 vermelde voordeel geheel of gedeeltelijk toegekend worden aan de ondernemingen, vermeld in het eerste lid, en de voorwaarden daartoe worden vastgelegd.
(Voor de bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in artikel 35 die werden neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996 wordt het refertejaar 1993 voorzien in § 1 vervangen door het refertejaar 1995.) <W 1995-12-22/38, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 09-01-1996>
§ 3. Door Ons kunnen, bij een in Ministerraad overlegd besluit, nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het al dan niet toekennen van het voordeel vermeld in § 1 aan nieuwe bedrijven, bedrijven die fusioneren of splitsen, of bedrijven die een verhoging van hun personeelsbestand kennen die geen gevolg is van de toepassing van een bedrijfsplan tot herverdeling van arbeid.
§ 4. (...) <W 1999-01-25/32, art. 70, 011; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.37. De voordelen bedoeld in artikel 36 kunnen enkel worden toegekend tijdens de geldigheidsduur van de goedgekeurde collectieve arbeidsovereenkomsten of akten van toetreding, en uiterlijk tot 31 december 1997.
(De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de bedrijfsplannen bedoeld in artikel 36, § 1, tweede lid.) <W 1995-12-22/38, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 09-01-1996>
HOOFDSTUK V. - Controle en evaluatie.
Art.38. Jaarlijks maakt de werkgever een verslag op met een overzicht van de resultaten inzake het tewerkstellingseffect van het bedrijfsplan.
Dit verslag wordt meegedeeld aan de ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging of door kennisgeving aan het personeel.
Een copie van dit verslag wordt overgemaakt aan de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen en aan het subregionaal tewerkstellingscomité van de regio waar de werkgever gevestigd is.
Door Ons kunnen nadere regelen en modaliteiten worden vastgesteld met betrekking tot de informatie en de evaluatie betreffende de toepassing van deze Titel.
Art.39. De controle op de naleving van de bepalingen van deze Titel zal gebeuren door de ambtenaren die door Ons worden aangeduid.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art.40. Indien de werkgever de goedgekeurde collectieve arbeidsovereenkomst of akte van toetreding en de resultaatsverbintenis bedoeld in artikel 30 niet is nagekomen, kan de goedkeuring van de collectieve arbeidsovereenkomst of van de toetredingsakte door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden ingetrokken.
In voorkomend geval zal de werkgever tot terugbetaling gehouden zijn van het geheel of gedeelte van de ten onrechte ontvangen voordelen. (Door Ons worden de voorwaarden en de regels bepaald volgens welke de terugbetaling van de ten onrechte ontvangen voordelen moet geschieden.) <W 1994-03-30/31, art. 101, 002; Inwerkingtreding : 10-04-1994>
HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen.
Art.41. In het kader van de bedrijfsplannen voorzien in deze Titel, kan worden afgeweken van de bepalingen van artikel 28, § 1 en § 3, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
TITEL V. - Jongerenbanenplan.
Art.42. <Wijzigingsbepaling van artikel 7 van de W 1993-07-23/30>
TITEL VI. - Plus-één-plan.
Art.43. <Invoeging van een artikel 115bis in de W 1988-12-30/31>
Art.44. <Wijzigingsbepaling van artikel 128 van de W 1988-12-30/31>
Art.45. Artikel 43 treedt in werking op 1 januari 1994 en is van toepassing op de nieuw in dienst genomen werknemers waarvoor de tewerkstelling ten vroegste begint op 1 januari 1994.
TITEL VII. - (Opgeheven)
Art.46. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.47. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 47bis. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.48. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.49. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.50. (Opgeheven) <W 1999-01-25/32, art. 71, 011; Inwerkingtreding : 01-04-1999> en (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.51. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.52. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.53. (opgeheven) <W 1994-03-30/31, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 10-04-1994> en (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.54. (Opgeheven) <W 1999-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
TITEL VIII. - Uitvoering van het besluit.
Art. 55. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.