15 JUNI 1994. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen [of aanbieders van zorg en ondersteuning als vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]. (Opschrift gewijzigd door BVR2017-03-24/06, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2001 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Beheer van gelden of goederen.
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - Toezichtsraad.
Art. 8-12
HOOFDSTUK V. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 13-16
1963070502 1963070503 1970122310 1971012502 1973070206 1975121202 1990029337 1990029661 1990030257
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder :
1° agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° besluit van 4 februari 2011 : het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;
3° persoon met een handicap : de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger en, als de persoon met een handicap rechterlijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, de persoon met een handicap en de bewindvoerder samen of de bewindvoerder;
4° zorgaanbieder : de aanbieder van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap, vermeld in artikel 1, 6° van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap.]1
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2.Dit besluit is van toepassing op alle voorzieningen [1 of zorgaanbieders]1 die krachtens [1 artikel 6, 1° en 6, 10° van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]1 worden erkend [1 of vergund]1 en waarvan één of meer beheerders of personeelsleden gelden of goederen beheren van personen met een handicap.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.3.Voor de toepassing van dit besluit worden met beheerders van een voorziening [1 of zorgaanbieders]1 gelijkgesteld de leden van de bestuursorganen van openbare besturen die als inrichtende macht van een voorziening fungeren.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.4.Dit besluit is niet van toepassing op het beheer van kleine sommen die als zakgeld voor dagelijks gebruik beschouwd worden. Het maandelijks bedrag van deze kleine sommen mag [1 150,00 euro]1 niet overschrijden; [1 ...]1.
[1 Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2018 jaarlijks aangepast op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1999 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule :
(basisbedrag x G-index december 20..)/G-index december 2016.]1
Van de bestedingen van dat zakgeld dient door de voorziening [1 of zorgaanbieder]1 maandelijks een gedetailleerde afrekening te worden gemaakt.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK III. - Beheer van gelden of goederen.
Art.5.Opdat een voorziening [1 of zorgaanbieder]1 door het [1 agentschap vergund of]1 erkend zou kunnen worden en blijven, moet inzake het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap dat aan één of meerdere beheerders of personeelsleden van de voorziening [1 of zorgaanbieder]1 is toevertrouwd, aan de volgende voorwaarden worden voldaan :
1° de machtiging tot het beheer van gelden of goederen dient te geschieden bij lastgeving overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1984 tot 2010 van het Burgerlijk Wetboek;
2° het sluiten van deze overeenkomst door de beheerders of personeelsleden is onderworpen aan de voorafgaande instemming van (de inrichtende macht) van de voorziening [1 of zorgaanbieder]1; <BVR 2000-12-15/62, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
3° de ([1 zorg en ondersteuning]1) [1 door een]1 voorziening [1 of zorgaanbieder]1 kan nooit afhankelijk gemaakt worden van het geven van de in dit artikel bedoelde lastgeving; <BVR 2000-12-15/62, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
4° de lastgeving wordt vastgesteld bij schriftelijke overeenkomst waarin de machtiging tot het beheer van gelden of goederen wordt vastgesteld en waarin desgevallend de draagwijdte van die machtiging wordt aangegeven;
5° [1 de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van 4 februari 2011]1 bevat een luik betreffende het beheer van de gelden of goederen van de persoon met een handicap, waarvan de minimale vermeldingen bepaald worden bij artikel 6 van dit besluit;
6° een kopie van [1 de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, °, van het besluit van 4 februari 2011]1 wordt gevoegd bij de in 4° vermelde overeenkomst;
7° de plaatsing van gelden op een rekening bij een financiële instelling geschiedt op een individuele rekening op naam van de persoon met een handicap, waarvan de opbrengsten eigendom blijven van de persoon met een handicap en van niet geplaatste gelden wordt een individuele fiche bijgehouden;
Een afschrift van de in het eerste lid, 4° en 5°, bedoelde documenten alsmede van alle wijzigingen hieraan wordt ter beschikking gehouden van [1 [2 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg,]2]1 en van de in hoofdstuk IV bedoelde toezichtsraad.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.6.[1 De bij artikel 5, eerste lid, 5°, bedoelde individuele dienstverleningsovereenkomst]1 omvat tenminste volgende vermeldingen :
1° de aanvangsdatum van de overeenkomst van lastgeving;
2° een inventaris van de maandelijkse inkomsten van de persoon met een handicap, met een onderscheid tussen arbeidsinkomsten, vervangingsinkomens en andere persoonlijke inkomsten die het bedrag bedoeld in artikel 3 overschrijden; het vermogen van de persoon met een handicap wordt eveneens in die inventaris opgenomen indien de lastgeving ook op het beheer van het vermogen slaat;
3° de financiële regelingen inzake :
a) de persoonlijke bijdrage van de persoon met een handicap, met aanwijzing van het bedrag, de berekeningswijze en de wijze van betaling hiervan;
b) de noodzakelijke aankopen voor of namens de persoon met een handicap, en inzake de maandelijkse afrekening van deze bedragen;
4° de wijze waarop de persoon met een handicap [1 ...]1 bij het beheer van de gelden of goederen betrokken wordt;
5° de door de lasthebber gesloten verzekeringsovereenkomsten betreffende of namens de persoon met een handicap;
6° de financiële regelingen ingeval van schorsing van de overeenkomst en bij beëindiging van de overeenkomst of opname;
7° de wijze van wijzigen, aanpassen of opzeggen van de overeenkomst;
8° in voorkomend geval, de wijze van berekening en van vereffening van de gedane beheerskosten.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.7. § 1. De lasthebber is op elk ogenblik rekenschap en verantwoording van het krachtens dit besluit gevoegde beheer verschuldigd aan de bij hoofdstuk IV bedoelde toezichtsraad.
Voor alle verrichtingen die op de bij artikel 5, 7°, bedoelde individuele rekening of fiche uitgevoerd worden, dienen de nodige bewijsstukken voorhanden te zijn en op verzoek voorgelegd te worden aan de persoon met een handicap en de leden van de toezichtsraad, alsook aan de ambtenaren bedoeld in artikel 5, tweede lid.
§ 2. De lasthebber legt aan de persoon met een handicap om de drie maanden een staat van het beheer voor.
HOOFDSTUK IV. - Toezichtsraad.
Art.8.§ 1. [1 Elke voorziening of zorgaanbieder als vermeld in artikel 2 richt een toezichtsraad op die]1 bestaat uit drie leden :
1° een afgevaardigde van (het in de voorziening [1 of zorgaanbieder]1 opgericht collectief overlegorgaan) of, bij ontstentenis hiervan, een afgevaardigde van de in de voorziening opgenomen, behandelde of begeleide personen met een handicap of van hun familieleden; <BVR 2000-12-15/62, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
2° een afgevaardigde van de inrichtende macht van de voorziening [1 of zorgaanbieder]1; deze afgevaardigde mag niet in het bestuursorgaan zitting hebben in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de in de voorziening opgenomen, behandelde of begeleide personen met een handicap of van hun familieleden;
3° een derde die niet behoort tot de in 1° en 2° vermelde instanties of personen, die deskundig is op juridisch of boekhoudkundig gebied en die gezamenlijk door de in 1° en 2° bedoelde instanties of personen aangewezen wordt. Dit lid neemt tevens het voorzitterschap waar.
§ 2. De leden van de toezichtsraad duiden onderling een secretaris aan.
§ 3. Geen in § 1, bedoeld lid van de toezichtsraad mag zelf overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III beheer van gelden of goederen waarnemen, en geen in § 1, 1° en 3°, bedoeld lid van de toezichtsraad mag lid van het bestuursorgaan of van het personeel van de voorziening zijn, of mag betaalde prestaties leveren ten voordele van de voorziening.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.9.<BVR 2000-12-15/62, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2001> Bij de vaststelling van de [1 collectieve]1 rechten en plichten, als bedoeld in artikel [1 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011]1, moet de samenstelling van de toezichtsraad voor het beheer van gelden en goederen van de gebruiker vermeld, als de voorziening [1 of zorgaanbieder]1 ertoe gehouden is dergelijke toezichtsraad op te richten [1 ...]1.
De oprichting en samenstelling van de toezichtsraad, evenals alle wijzigingen hieraan, worden onverwijld schriftelijk medegedeeld aan het [1 agentschap]1 en aan de [1 persoon met een handicap]1.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.10. De toezichtsraad :
1° kijkt minstens om de zes maanden de rekeningen na betreffende het beheer van gelden of goederen van de personen met een handicap;
2° onderzoekt elke mondelinge of schriftelijke individuele klacht betreffende het in hoofdstuk III bedoelde beheer van gelden of goederen, uitgaande van een persoon met een handicap, van één van zijn familieleden of van elke belanghebbende.
Art.11.De toezichtsraad stelt voor het in artikel 10, 1°, bedoelde nazicht een verslag op dat onverwijld wordt toegezonden aan het [1 agentschap]1. Dat verslag wordt door alle leden van de toezichtsraad ondertekend.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.12.§ 1. De toezichtsraad ziet erop toe dat bij het onderzoek van een individuele klacht de anonimiteit van indiener van de klacht en het geheim van het onderzoek worden bewaard.
§ 2. Als uit het in § 1 bedoelde onderzoek blijkt dat de klacht ongegrond is, wordt de indiener van de klacht hiervan verwittigd met mededeling van de redenen waarom de toezichtsraad de klacht ongegrond oordeelt.
§ 3. Als uit het in § 1 bedoelde onderzoek blijkt dat de klacht gegrond is, wordt zij met de beheerder(s) van de gelden of goederen besproken en worden zo nodig bijsturingsmaatregelen afgesproken. De indiener van de klacht wordt hiervan verwittigd.
§ 4. Indien tenminste twee leden van de toezichtsraad van oordeel zijn dat de klachten moeten worden aanhangig gemaakt bij het [1 agentschap]1, of, indien de in § 3 bedoelde bijsturingsmaatregelen niet worden nageleefd, wordt de leidend ambtenaar van het [1 agentschap]1 hiervan in kennis gesteld. [1 De voorziening of zorgaanbieder, de beheerder van gelden en goederen, de persoon met een handicap en de indiener van de klacht worden daarvan op dat moment op de hoogte gebracht]1.
§ 5. De leidend ambtenaar van het [1 agentschap]1 neemt binnen de drie maanden na de kennisgeving bedoeld in § 4 daaromtrent een beslissing, zo nodig na de betrokken persoon of voorziening [1 of zorgaanbieder]1 gehoord te hebben of na de bijkomende onderzoekingen die hij nodig acht.
Deze beslissing wordt aan de betrokken voorziening [1 of zorgaanbieder]1 medegedeeld. Een kopie ervan wordt aan de indiener van de klacht toegestuurd.
[1 Deze beslissing houdt een maatregel in als vermeld in artikel 56 of 57 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011]1.
----------
(1)<BVR 2017-03-24/06, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK V. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.13. § 1. Artikel 144 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1965, wordt aangevuld met het volgende lid :
" De centra, diensten of werkplaatsen die gelden of goederen van de personen met een handicap beheren, moeten voldoen aan de regels vastgesteld in uitvoering van de bepalingen van de artikels 47, 11°, en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. "
§ 2. In artikel 4, van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, wordt tussen het eerste en tweede lid het volgend lid ingevoegd :
" Als de beheerders of personeelsleden van de inrichting gelden of goederen van de personen met een handicap beheren, dient voldaan aan de voorwaarden vastgesteld in uitvoering van de bepalingen van de artikels 47, 11° en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap vastgestelde regels inzake het beheer van gelden en goederen voor personen met ee handicap en inzake de oprichting van een toezichtsraad. "
§ 3. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van gehandicapten, worden de woorden " 4, tweede lid " vervangen door de woorden " 4, tweede en derde lid ".
§ 4. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende gehandicapten worden de woorden " 4, lid 2 " vervangen door " 4, tweede en derde lid ".
§ 5. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten, evenals van de bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de gewone besturen, worden de woorden " 4, 2e lid " vervangen door de woorden " 4, tweede en derde lid ".
§ 6. Artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 februari 1990 houdende vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor thuisbegeleidingsdiensten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt aangevuld als volgt :
" 6° voldoen aan de regels vastgesteld in uitvoering van de bepalingen van de artikels 47, 11° en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap als haar beheerders of personeelsleden gelden of goederen van de personen met een handicap beheren. ".
§ 7. Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten, zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt aangevuld als volgt :
" 4° voldoen aan de regels vastgesteld in uitvoering van de artikelen 47, 11°, en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap als haar beheerders of personeelsleden gelden of goederen van de personen met een handicap beheren. ".
§ 8. Artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen, zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt aangevuld als volgt :
" 8° indien de dienst krachtens een door de persoon met een handicap gegeven lastgeving diens gelden of goederen geheel of gedeeltelijk beheert, voldoen aan de regels vastgesteld in uitvoering van de bepalingen van de artikels 47, 11°, en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. ".
Art.14. Bij wijze van overgangsmaatregel beschikken de in artikel 2 bedoelde voorzieningen, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in uitvoering van de bepalingen van voormeld koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 erkend zijn, of die in uitvoering van de bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen voorlopig erkend zijn, over een termijn van 2 jaar te rekenen vanaf 1 juli 1994 om te voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1994.
Art. 16. De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.