12 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten evenals van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de openbare besturen (NOTA : Voor de Franse Gemeenschap opgeheven bij BEFG 1983-12-22/33, art. 63, 002) (NOTA : Opgeheven voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie door BESL 2002-04-25/58, art.65; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA : opgeheven voor de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 2002-11-07/42, art. 25; Inwerkingtreding : onbepaald ; opheffing bevestigd bij BESL2007-10-25/44, art. 120, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2008) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR2016-02-26/09, art. 41, 5°, 007; Inwerkingtreding : 31-12-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-02-1984 en tekstbijwerking tot 12-04-2016)
Art. 1-12, N
Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) De beschikkingen van dit besluit zijn van toepassing op de centra voor observatie, oriëntering en medische psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten, die verstandelijk of karaktergestoorde gehandicapten opnemen, met het oog op een multidisciplinair onderzoek, dat inzonderheid betrekking heeft op de neuro-psychiatrische, psycho-pedagogische en sociale aspecten van de handicap.
Het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten stelt een verslag op aangaande de te volgen behandeling, de pedagogische aanpak en de eventuele opname in een gespecialiseerde inrichting met het oog op een aangepaste opvoeding.
Het verzoek tot opname in een centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten gaat uit van de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger en is gesteund op een verslag van de behandelende geneesheer, van een medisch-psycho-sociaal team, van elk organisme dat bevoegd is opsporingsonderzoeken te doen of oriëntatie en raadpleging te verstrekken of van de autoriteiten die zulke maatregelen treffen in het kader van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.
Art.2. (zie NOTA onder TITEL) De verblijfsduur van een gehandicapte in een centrum, zoals bedoeld in artikel 1, is beperkt tot 3 maanden. De behandeling van de gehandicapte mag op elk ogenblik van de observatieperiode in het centrum aangevangen worden.
Een tijdelijke verlenging van de verblijfsduur kan worden toegestaan op aanvraag van de directeur van het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten.
Deze aanvraag moet gestaafd zijn door een medisch-psycho-sociaal verslag dat de noodzakelijkheid van de verlenging van de verblijfsduur aantoont, zij wordt gericht aan de Gouverneur van de provincie die de beslissing van de tegemoetkoming van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten heeft getroffen of die een aanvraag om tegemoetkoming heeft ontvangen waarover er nog geen beslissing werd getroffen.
Art.3. (zie NOTA onder TITEL) De bepalingen van de artikelen 1, 2, 3 en 4, 2de lid van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten zijn van toepassing voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten.
<Voor de Vlaamse Gemeenschap worden de woorden " en 4, 2° lid " vervangen door de woorden " 4, 2° lid en 4bis ". (BVR 1993-12-15/42, art. 22, §5, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994)>
<Voor de Vlaamse Gemeenschap worden de woorden " 4, 2° lid " vervangen door de woorden " 2, tweede en derde lid ". (BVR 1994-06-15/33, art. 13, §5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1994)>
Art.4. (zie NOTA onder TITEL) § 1. Om erkend te worden moet het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten voldoen:
1. aan de architectonische normen die in hoofdstuk 1, I van de bijlage van het voornoemd koninklijk besluit van 23 december 1970 zijn bepaald. Het moet over individuele kamers beschikken waarvan het aantal wordt bepaald in akkoord met de afgevaardigden van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, rekening houdend met de toestand van de geplaatste gehandicapten. De individuele en collectieve kamers (kleine eenheden van 3 tot 6 maximum) moeten derwijze ingericht zijn dat zij een gemakkelijk toezicht toelaten. Te dien einde zal een oordeelkundig gebruik worden gemaakt van zogenaamd veiligheidsglas. De deuren van de kamers en slaapzalen moeten langs buiten opendraaien en de vensters mogen slechts een kleine regelbare opening toelaten;
2. aan de voorschriften bepaald onder II B, a en c van de organisatorische en functionele normen van hetzelfde hoofdstuk;
3. aan de organisatorische en functionele normen, betreffende het personeel zoals bepaald in de bijlage van dit besluit.
§ 2. Het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten moet een afzonderlijke eenheid vormen en volledig autonoom zijn van alle andere inrichtingen, zowel op architectonische als op functioneel gebied.
Art.5. (zie NOTA onder TITEL) De bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 december 1973, 10 april en 21 november 1974 en 7 juli 1975 zijn toepasselijk op de centra voor observatie, oriëntering en medische psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten met uitzondering van de artikelen 28 tot 32.
Art.6. (zie NOTA onder TITEL) <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1987> Om te kunnen genieten van artikel 5, moeten de centra bedoeld in onderhavig besluit een boekhouding aanleggen overeenkomstig bijlage II van het voornoemd koninklijk besluit van 30 maart 1973. De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin organiseert het toezicht op deze boekhouding.
Art.7. (zie NOTA onder TITEL) <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De verplichting die voortvloeit uit artikel 6 vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel van het erkenningsbesluit.
De centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten met minder dan 30 bedden leggen, in overleg met de afgevaardigden van de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, een boekhouding aan, opgevat volgens de algemene principes van bijlage II van het voornoemd koninklijk besluit van 30 maart 1973, aangepast aan de omvang van hun activiteit.
Art.8. (zie NOTA onder TITEL) <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De aanvangsbalans van elk centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten wordt voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin binnen de zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel van het erkenningsbesluit of na de toekenning van de subsidies.
Art.9. (zie NOTA onder TITEL) <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De erkenning van het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten die de bepalingen van de artikelen 6, 7 en 8 van onderhavig besluit niet naleeft kan worden ingetrokken. In elk geval kan het centrum, met uitzondering van de aanpassing ingevolge de stijging van het indexcijfer, door dit feit geen aanspraak maken op de verhoging van de dagprijs vastgesteld op de datum van de bekendmaking van het uittreksel van het erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.10. (zie NOTA onder TITEL) De aan de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten verleende erkenning kan worden ingetrokken of opgeschort volgens de procedure bepaald in het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de nadere regels, toepasselijk op de opschorting of de intrekking van de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten.
Art.11. (zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.12. (zie NOTA onder TITEL) Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage bij het koninklijk besluit van 12 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten evenals van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de openbare besturen
Normen voor de organisatie en de werking betreffende het personeel
1. De directie van het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten moet in handen zijn van een persoon die de vereiste hoedanigheid bezit voor het directiepersoneel van de klasse 1.
2.
a). De observatieploeg bestaat uit een neuro-psychiater, een licenciaat in de psychologie, een maatschappelijk assistent en een kinderarts of een internist volgens de leeftijd van de gehandicapten.
De verantwoordelijken voor het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten gaan de verbintenis aan de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin in te lichten over de aanwijzing en de vervanging van de aan de inrichting verbonden geneesheer (heren) of de administratief(ve) directeur (directrice).
b) De dienst voor behandeling en heropvoeding beschikt over:
_ 1 licenciaat in de psychologie of in de opvoedkunde;
_ paramedisch- en heropvoedingspersoneel (diploma A1) zoals logopediste, kinesiste, gegradueerde ergotherapeute, heropvoeder in de psycho-motriciteit, gegradueerde verpleegster (minimum één voor dertig gehandicapten).
De observatieploeg en de dienst voor behandeling en heropvoeding werken onder de verantwoordelijkheid van de geneesheer-neuropsychiater.
3. Het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten moet beschikken over opvoedend en verzorgend personeel waarvan het effectief en de bekwaamheid aangepast is aan het aantal en aan de categorie van de te behandelen gehandicapten en moet door de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin worden goedgekeurd (minstens één voor vijf).
4. De sociale dienst wordt verzekerd door een maatschappelijk(e) assistent(e) of door een gegradueerd(e) maatschappelijk(e) verpleger(ster).
5. De personeelsleden moeten in een zodanige gezondheidstoestand verkeren dat zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gehandicapten waarmee zij in contact komen.
Onafgezien van de beschikkingen van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming, moet ieder lid van het personeel bij zijn indiensttreding een volledig geneeskundig onderzoek ondergaan met inbegrip van een radiografisch onderzoek van de thorax.
Dit onderzoek zal jaarlijks worden herhaald.