25 JANUARI 1971. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van gehandicapten. (NOTA : Voor de Franse Gemeenschap opgeheven bij BFG 1983-12-22/33, art. 63, 002)> (NOTA : Opgeheven voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie door BESL 2002-04-25/58, art.65; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA : opgeheven voor de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 2002-11-07/42, art. 25; Inwerkingtreding : onbepaald ; opheffing bevestigd bij BESL2007-10-25/44, art. 120, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2008>) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR2016-02-26/09, art. 41, 3°, 007; Inwerkingtreding : 31-12-2016)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-01-1984 en tekstbijwerking tot 12-04-2016)
Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) De beschikkingen van dit besluit zijn van toepassing op de inrichtingen welke gehandicapten, bedoeld bij het koninklijk besluit nr 81 van 10 november 1967, tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, opnemen gedurende een periode van niet meer dan drie maanden. Deze inrichtingen worden gewoonlijk "tehuizen van kort verblijf" genoemd.
Art.2. (zie NOTA onder TITEL) De erkenning van deze inrichtingen is onderworpen aan de procedure, vastgesteld bij de artikelen 1, 2, 3, 4, tweede lid, en 5 van het koninklijk besluit d.d. 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten.
(Voor de Vlaamse Gemeenschap worden tussen de cijfers en woorden " 4, tweede lid " en " 5 " de cijfers en woorden " 4bis " ingevoegd. <BVR 1993-12-15/42, art. 22, §3, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1994>)
(Voor de Vlaamse Gemeenschap worden de woorden " 4, tweede lid " vervangen door de woorden " 4, (tweede, derde lid en vierde lid)". <BVR 1994-06-15/33, art. 13, §3, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <BVR 1996-07-24/73, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 13-11-1996>)
Art.3. (zie NOTA onder TITEL) Om erkend te worden, moet het tehuis van kort verblijf daarenboven voldoen aan:
1° de onder hoofdstuk I, met uitzondering van 3°, 4° en 5°, onder C, opgenomen architectonische normen van de algemene voorwaarden toepasselijk op de inrichtingen, werkend onder het regime van het internaat, vastgelegd in de bijlagen bij het voormeld koninklijk besluit;
2° de in bijlage bij dit besluit vastgestelde organisatorische en functionele normen.
Art.4. (zie NOTA onder TITEL) De aan de tehuizen van kort verblijf verleende erkenning kan worden ingetrokken of opgeschort volgens de procedure vastgesteld bij het koninklijk besluit van 23 december 1970, tot vaststelling van de nadere regels, toepasselijk op de opschorting of de intrekking van de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten.
Art.5. (zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.6. (zie NOTA onder TITEL) Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. (zie NOTA onder TITEL) (NOTA : zie verder een andere vorm aan de bijlage gegeven door de Vlaamse Regering.) Bijlage bij het koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van gehandicapten
Organisatorische en functionele normen
A. Organisatie:
a) De directie van de inrichting moet in handen zijn van een persoon die de vereiste hoedanigheden bezit.
b) Het geneeskundig toezicht moet verzekerd worden door een pediater of een omnipracticus. Er moet beroep kunnen gedaan worden op geneesheren-specialisten die voor de toestand van de gehandicapten kunnen vereist zijn.
c) De inrichting gaat de verbintenis aan de Minister van Volksgezondheid in te lichten over de aanwijzing en de vervanging van de aan de inrichting verbonden geneesheer(-heren), alsook over de aanwijzing of de vervanging van de directeur/directrice.
d) De inrichting moet beschikken over:
1° verzorgings-, opvoedings- en toezichtspersoneel, waarvan het aantal en de bekwaming, aangepast aan de belangrijkheid van de inrichting en aan de aard van de opgenomen minder-validen, door de Minister van Volksgezondheid moeten goedgekeurd worden (ten minste 1 voor 10 gehandicapten);
2° genoegzaam onderhouds- en logementspersoneel.
Onafgezien de beschikkingen van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming, moet ieder lid van het personeel bij zijn indiensttreding een volledig geneeskundig onderzoek ondergaan, dat onder meer een radiologisch onderzoek van de thorax bevat.
Dit onderzoek zal jaarlijks herhaald worden.
B. Werking:
a) Bij de opname van de gehandicapte persoon, dient vereist te worden:
1° een geneeskundig getuigschrift, waaruit blijkt dat deze vrij is van elke besmettelijke ziekte;
2° een verslag dat alle gegevens bevat, nodig voor het opmaken van een geneeskundig en opvoedkundig overzicht, waaruit blijkt dat zijn plaatsing in een gespecialiseerde inrichting verantwoord is.
b) Voor ieder persoon moet een dossier aangelegd worden. Dit dossier moet alle getuigschriften of bescheiden bevatten waarover de persoon bij zijn opname beschikt en alle stukken die zullen opgesteld worden tijdens zijn verblijf in de inrichting.
c) De burgerlijke verantwoordelijkheid die op iedere in de inrichting tewerkgesteld persoon kan rusten, uit hoofde van elke schade overkomen aan een opgenomen gehandicapte, moet door een verzekeringspolis gedekt zijn.
Elke schade veroorzaakt door een in de inrichting opgenomen gehandicapte of elke schade waarvan deze gedurende zijn verblijf het slachtoffer zou zijn en die niet betrokken is in de burgerlijke aansprakelijkheid waarvan sprake in het vorig lid, moet door een verzekeringspolis gedekt zijn.
d) Het tehuis van kort verblijf moet de opvoeding en de bezigheid van de gehandicapten verzekeren.
(NOTA : de Vlaamse Regering heeft aan de bijlage de volgende vorm gegeven : " Art. N. Bijlage bij het koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van gehandicapten
Organisatorische en functionele normen
A. Organisatie:
a) De directie van de inrichting moet in handen zijn van een persoon die de vereiste hoedanigheden bezit.
b) Het geneeskundig toezicht moet verzekerd worden door een pediater of een omnipracticus. Er moet beroep kunnen gedaan worden op geneesheren-specialisten die voor de toestand van de gehandicapten kunnen vereist zijn.
c) De inrichting gaat de verbintenis aan de Minister van Volksgezondheid in te lichten over de aanwijzing en de vervanging van de aan de inrichting verbonden geneesheer(-heren), alsook over de aanwijzing of de vervanging van de directeur/directrice.
d) De inrichting moet beschikken over:
1° verzorgings-, opvoedings- en toezichtspersoneel, waarvan het aantal en de bekwaming, aangepast aan de belangrijkheid van de inrichting en aan de aard van de opgenomen minder-validen, door de Minister van Volksgezondheid moeten goedgekeurd worden (ten minste 1 voor 10 gehandicapten);
2° genoegzaam onderhouds- en logementspersoneel.
Onafgezien de beschikkingen van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming, moet ieder lid van het personeel bij zijn indiensttreding een volledig geneeskundig onderzoek ondergaan, dat onder meer een radiologisch onderzoek van de thorax bevat.
Dit onderzoek zal jaarlijks herhaald worden.
B. Werking:
a) (opgeheven) <BVR 2000-12-15/62, art. 7; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
b) (opgeheven) <BVR 2000-12-15/62, art. 7; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
c) De burgerlijke verantwoordelijkheid die op iedere in de inrichting tewerkgesteld persoon kan rusten, uit hoofde van elke schade overkomen aan een opgenomen gehandicapte, moet door een verzekeringspolis gedekt zijn.
Elke schade veroorzaakt door een in de inrichting opgenomen gehandicapte of elke schade waarvan deze gedurende zijn verblijf het slachtoffer zou zijn en die niet betrokken is in de burgerlijke aansprakelijkheid waarvan sprake in het vorig lid, moet door een verzekeringspolis gedekt zijn.
d) (opgeheven) <BVR 2000-12-15/62, art. 7; Inwerkingtreding : 01-05-2001> ".)