Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 DECEMBER 1970. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de residentiële en semiresidentiële voorzieningen voor personen met een handicap.] (BVR2013-11-08/24, art. 67, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2014) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 1997-10-09/38, art. 87; Inwerkingtreding : 01-01-1998) (NOTA : opgeheven voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie door BESL 2002-04-25/58, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA : opgeheven voor de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 2002-11-07/42, art. 25; Inwerkingtreding : onbepaald ; opheffing bevestigd bij BESL2007-10-25/44, art. 120, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2008) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR2016-02-26/09, art. 41, 2°, 015; Inwerkingtreding : 31-12-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-01-1984 en tekstbijwerking tot 12-04-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4bis, 5-12
ANNEXE.
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.<Zie nota onder TITEL> De aanvraag tot erkenning van de [1 residentiële en semiresidentiële voorzieningen voor personen met een handicap]1, moet door de persoon die [1 de voorziening]1 exploiteert of de exploitatie ervan beoogt bij [1 het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]1 worden ingediend. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Artikel 1. (VLAAMSE OVERHEID)  [2 De aanvraag tot erkenning van een voorziening moet door de persoon die de voorziening exploiteert of de exploitatie ervan beoogt, worden ingediend bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.]2
  ----------
  (1)<BVR 2013-11-08/24, art. 68, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2014-02-28/36, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.2. <Zie nota onder TITEL> <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>
  Bij de aanvraag moeten volgende documenten en inlichtingen worden gevoegd:
  1° een plan van de inrichting waarop de inwendige verkeerswegen van haar verschillende verdiepingen, de bestemming van de lokalen en het aantal bedden per kamer en slaapzaal staan aangegeven;
  2° een nota met vermelding van de categorie(ën- van gehandicapten die men zich voorneemt er te zullen opnemen;
  3° de lijst van het directiepersoneel, van het medisch, paramedisch, pedagogisch en opvoedend personeel van de inrichting;
  4° een verslag van een dienst bevoegd op grond van het koninklijk besluit van 8 november 1967, houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coordinatie van de hulpverlening in geval van brand, waaruit blijkt dat alle voorzorgsmaatregelen werden getroffen om brand te voorkomen.
   <Voor de Vlaamse Gemeenschap, wordt de 4° door de volgende bepalingen vervangen : "4° Een gedetailleerd verslag betreffende de brandveiligheid van de inrichting of het tehuis, opgemaakt door een dienst bevoegd op grond van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van hulpverlening in geval van brand, indien :
  a) het een eerste erkenning van een inrichting of een tehuis betreft;
  b) het een wijziging van een erkenning betreft voor dit gedeelte van de inrichting of een tehuis dat in een ander gebouw wordt gehuisvest;
  c) het een wijziging van erkenning betreft van een inrichting of een tehuis met internaatstelsel waar meer dan vijf personen worden opgenomen, wegens ee wijziging van huisvesting omwille van een uitbreiding van de capaciteit met meer dan 10 procent.
  De geldigheidsduur van het verslag is beperkt tot maximum tien jaar." (BVE 1987-12-07/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1984)>

Art.3. <Zie nota onder TITEL> De Minister van Volksgezondheid onderzoekt de aanvraag. Indien hij het nodig acht kan hij een onderzoek doen instellen door de ambtenaren die hij aanwijst. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Om erkend te worden moet de inrichting beantwoorden aan de normen die in de bijlage van dit besluit zijn bepaald.
  De Minister van Volksgezondheid kan te allen tijde het naleven van de erkenningsnormen doen onderzoeken.
  (Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgend lid ingevoegd : " Als de beheerders of personeelsleden van de inrichting gelden of goederen van de personen met een handicap beheren, dient voldaan aan de voorwaarden vastgesteld in uitvoering van de bepalingen van de artikels 47, 11° en 48 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap vastgestelde regels inzake het beheer van gelden en goederen voor personen met ee handicap en inzake de oprichting van een toezichtsraad. " <BVR 1994-06-15/33, art. 13, §2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  Tussen het tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Als het gemiddeld aantal in de voorziening of afdeling aanwezige personen met een handicap gedurende de laatste drie jaren of schooljaren minder bedraagt dan 85 % van het erkenningscijfer in de voorzieningen die erkend zijn voor de opname of behandeling van maximum 10 personen, voor de opname of behandeling van personen met een handicap van minder dan 21 jaar, of als tehuis voor werkenden voor de opname van maximum 30 personen, of als dit aantal aanwezigen gedurende diezelfde periode minder dan 90 procent van het erkenningscijfer bedraagt voor de andere voorzieningen, wordt dit cijfer teruggebracht tot de reële bezetting, verhoogd met 10 procent. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de observatiecentra en op de tehuizen voor kort verblijf." <BVR 1996-07-24/73, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 13-11-1996>)

Art. 4bis.(VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <BVR 2011-02-04/18, art. 63, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.5. <Zie nota onder TITEL> Van de beslissing van de Minister wordt aan de aanvrager kennis gegeven.
  Bij weigering van de erkenning wordt de beslissing met redenen omkleed. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 15 september 1967, houdende vaststelling van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de erkenning van de bijzondere inrichtingen, waarvan sprake in artikel 3, § 1, 2° en 3° van de wet van 27 juni 1956, betreffende het Speciaal Onderstandsfonds, kunnen worden erkend, wordt opgeheven. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artkel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.7. <Zie nota onder TITEL> De erkenningen verleend ter uitvoering van het voormelde koninklijk besluit van 15 september 1967, blijven uitwerking hebben tot hun vervaldatum.
  De aanvraag tot hernieuwing van die erkenningen moet ten laatste dire maanden vóór de vervaldatum worden ingediend. De inrichtingen blijven voorlopig erkend totdat over die aanvraag uitspraak wordt gedaan. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De voorlopige erkenningen, waarvan de inrichtingen genieten ter uitvoering van artikel 3, van voormeld besluit, houden op hun uitwerking te hebben na verloop van een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop dit besluit van kracht wordt. Die termijn kan met periodes van één jaar worden verlengd. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.9. <Zie nota onder TITEL> De aanvragen tot erkenning, ingediend vóór de datum van het van kracht worden van dit besluit, blijven geldig en zullen worden onderzocht overeenkomstig de beschikkingen die, op het ogenblik van hun indiening, van kracht waren. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.10. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 28 november 1969, houdende overgangsmaatregelen inzake de erkenning van de inrichtingen voor de toepassing van het koninklijk besluit nr 81, van 10 november 1967, tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt opgeheven. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.11. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artkel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

Art.12. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit. <Voor de Franse Gemeenschap werd dit artikel opgeheven bij BEFG 1983-12-23/33, art. 63, 002>

ANNEXE.
Art. N. <Zie nota onder TITEL> BIJLAGE Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten

Art. 1N. (Zie nota onder het opschrift) (NOTA : zie verder andere vormen aan Hoofdstuk I gegeven door niet federale overheden) HOOFDSTUK I - Algemene voorwaarden van toepassing op de instellingen met internaatstelsel
  I. Architectonische normen
  A. Normen voor de algemene hygiëne der gebouwen:
  1° De inrichting of het tehuis moet worden opgericht in een kalm en gezond oord.
  2° De gebouwen moeten geregeld worden onderhouden en elke vochtigheid of doorsijpeling moet worden bestreden.
  3° Alle voorzorgen moeten worden genomen voor het voorkomen en bestrijden van brand. De bouwplannen en de beschrijving van de gebruikte materialen moeten bijgevolg aan het advies van de gemeentelijke brandweerdienst - groepscentrum - worden onderworpen.
  4° De verwarming moet het mogelijk maken, ongeacht de weersomstandigheden, in de zitkamers een temperatuur van 18° tot 20° te bereiken. Een verwarmingssysteem moet worden aangenomen waarin open vuur en verspreiding van gas en stof volstrekt vermeden worden.
  5° Al de lokalen moeten kunnen worden geventileerd en verlicht. Er moet in een voldoende elektrische verlichting en in een doeltreffende noodverlichting worden voorzien.
  6° In het gebouw moet drinkbaar water naar willekeur voorhanden zijn.
  Voor de plaatsen waar geen waterleidingsnet bestaat of wanneer water wordt gebruikt dat niet van het waterleidingsnet afkomstig is moet een door de provinciale gezondheidsdienst afgeleverd analysecertificaat bij de aanvraag tot erkenning worden gevoegd en ten minste jaarlijks opnieuw worden ingediend.
  7° In de nabijheid van de slaapkamers en van de zitkamers moeten sanitaire installaties in voldoende aantal voorhanden zijn. Die lokalen moeten krachtig geventileerd kunnen worden.
  Men moet ten minste beschikken over:
  1 W.C. voor 10 gehandicapten ouder dan 3 jaar;
  1 aan de grootte aangepaste W.C. voor 5 kinderen van 8 maanden tot 3 jaar;
  1 urinoir of 1 W.C. voor 10 personen van het mannelijk geslacht;
  1 bad of stortbad voor 10 gehandicapten ouder dan 3 jaar;
  1 bad voor 6 gehandicapten jonger dan 3 jaar. Die baden moeten uitgerust zijn met beweegbare handdouches die warm en koud water leveren en moeten op een verhoogstuk gemonteerd zijn om de verzorging door het personeel te vergemakkelijken. Kleedtafels moeten voorhanden zijn;
  1 wastafel met stromend water voor 3 gehandicapten in gemeenschappelijke kamer;
  1 wastafel met stromend water per individuele kamer.
  Afzonderlijke sanitaire installaties moeten in voldoende aantal voorhanden zijn voor de bezoekers en het personeel.
  8° Het huis moet van een voldoende huishoudelijke inrichting voorzien zijn. De keuken en eventueel het washuis moeten zo ingericht zijn dat de verspreide geuren en dampen geen hinder veroorzaken. Zij mogen niet in verbinding staan met de ziekenzalen voor besmettelijke zieken.
  In de inrichtingen die een afdeling hebben voor kinderen jonger dan 3 jaar, zal een zuigflessenkamer met sterilisatieapparatuur kunnen worden geëist.
  9° De inrichtingen voor 30 gehandicapten en meer moeten over lokalen beschikken die speciaal bestemd zijn voor de ziekenverzorging en voor de afzondering van personen die lijden of ervan verdacht worden te lijden aan besmettelijke aandoeningen en dit tot beloop van één bed voor 25 gehandicapten. Die lokalen moeten afzonderlijke sanitaire installaties en een eigen dieetkeuken hebben. Zij moeten over de nodige middelen beschikken om lokalen, kledingstukken en beddegoed te ontsmetten of hiervoor op de regelmatige medewerking van een ontsmettingsdienst kunnen rekenen.
  B. Normen voor de huisvesting van de gehandicapten:
  De ruimte bestemd voor de gehandicapten bestaat uit:
  a) individuele of gemeenschappelijke slaapkamers met voldoende oppervlakte.
  Deze laatste zijn ingedeeld in eenheden van maximum tien bedden, die tenminste 80 cm. van elkander verwijderd moeten staan.
  3 m2 per kind jonger dan 3 jaar;
  5 m2 per kind van 3 tot 10 jaar;
  6 m2 per gehandicapte ouder dan 10 jaar;
  8 m2 per individuele kamer.
  De kamer van de bewaarder moet dichtbij de slaapzalen gelegen zijn.
  In nachtverlichting moet worden voorzien.
  b) van de klaslokalen en werkplaatsen onderscheiden zitkamers, aangepast aan de behoeften van de gehandicapten (eetkamer, speelkamer, woonkamer) met een totale minimum oppervlakte van 4 m2 per gehandicapte.
  Afzonderlijke zitkamers moeten in voldoende aantal voorhanden zijn voor het personeel.
  C. Normen voor de behandeling en de heropvoeding van de gehandicapten
  Het instituut moet beschikken over:
  1° een medisch complex dat bestaat uit ten minste een bureau voor de geneesheer, ingericht als zaal voor klinisch onderzoek;
  2° een lokaal bestemd voor de administratie en de sociale dienst;
  Volgens de categorie en de behoeften van de inrichtingen:
  3° een lokaal bestemd voor de psychologische keuringen en het daartoe nodige materieel;
  4° lokalen bestemd voor de heropvoeding en het aan de moderne technieken en behandelde gevallen beantwoordend materieel (logopedie, kinesitherapie, ergotherapie, psychomotorische heropvoeding, orthoptica, acoupedie, enz.);
  N.B. De punten 3° en 4° hierboven zijn niet van toepassing op de tehuizen.
  5° de klassen moeten aan de normen voldoen die door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur zijn vastgesteld.
  II. Organisatorische en functionele normen
  A. Personeel.
  a) De directie van de inrichting moet in handen zijn van een persoon die de vereiste bekwaming bezit.
  b) In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door een geneesheer die gespecialiseerd is in de ziekte die in de inrichting wordt behandeld (zie bijzondere voorwaarden), en door een kinderarts of een omnipracticus. De inrichting zal eventueel een beroep doen op de verzorgings- en diagnosediensten (radiologie, laboratorium, stomatologie) en op de geneesheren-specialisten die voor de gezondheidstoestand van de gehandicapten kunnen vereist zijn.
  De inrichting verbindt zich ertoe de Minister van Volksgezondheid in te lichten over de aanwijzing en de vervanging van de aan de inrichting verbonden geneesheer(heren) alsook over de aanwijzing of de vervanging van de administratief(tieve) directeur(trice).
  c) De dienst voor behandeling en heropvoeding moet beschikken over:
  1 licentiaat in de psychologie of in de opvoedkunde;
  paramedisch en heropvoedingspersoneel: assistenten in de psychologie, kinesisten, logopedisten, acoupedisten, heropvoedingspersoneel gespecialiseerd in de psychomotiliteit, orthopedisten, ergotherapeuten volgens de behandelde ziekten (zie bijzondere voorwaarden);
  d) Er moet verzorgend, opvoedend en toezichthoudend personeel aanwezig zijn, waarvan het aantal en de bekwaming, moeten zijn aangepast aan de belangrijkheid van de inrichting en aan de aard van de gehandicapten en moeten zijn goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid (minstens 1 voor 10 gehandicapten).
  e) Een sociale dienst zal door een maatschappelijk assistent(e) worden waargenomen.
  f) Genoegzaam onderhoudspersoneel.
  Onverminderd de bepalingen van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming, moet ieder lid van het personeel bij de indiensttreding een volledige geneeskundige keuring ondergaan met inbegrip van een radiologisch onderzoek van de thorax. Dat onderzoek zal jaarlijks worden herhaald.
  De personeelsleden moeten in een zodanige toestand verkeren dat zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gehandicapten waarmee zij in contact komen.
  B. Werking.
  a) (opgeheven) <BVR 2000-12-15/62, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
  b) (opgeheven) <BVR 2000-12-15/62, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2001>
  c) De burgerrechtelijke aansprakelijkheid die op iedere in een inrichting of tehuis tewerkgestelde of verblijvende persoon kan rusten, uit hoofde van elke schade overkomen aan een opgenomen gehandicapte of door hem veroorzaakt, moet door een verzekeringspolis zijn gedekt.
  Elke schade veroorzaakt door een in een inrichting of tehuis opgenomen gehandicapte of elke schade waarvan deze gedurende zijn opneming het slachtoffer mocht zijn en waarbij de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waarvan sprake in het vorige lid niet zou betrokken zijn, moet door een verzekeringspolis zijn gedekt.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt hoofdstuk 1, II, B als volgt aangevuld : "d) De opneming in een instelling mag in geen geval aanleiding geven tot een tegenwaarde, in geld of in natura, ten laste van de kandidaten voor de opneming, van hun wettelijke vertegenwoordigers of hun gezin."; BWG 1995-03-23/64, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1995)
  (NOTA : de Vlaamse Regering heeft aan Hoofdstuk I de volgende vorm gegeven : " HOOFDSTUK I - Algemene voorwaarden van toepassing op de instellingen met internaatstelsel
  I. Architectonische normen
  A. Normen voor de algemene hygiëne der gebouwen:
  1° De inrichting of het tehuis moet worden opgericht in een kalm en gezond oord.
  2° De gebouwen moeten geregeld worden onderhouden en elke vochtigheid of doorsijpeling moet worden bestreden.
  3° (De nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen om brand te voorkomen. De bouwplannen van hetzij nieuwbouw, hetzij verbouwingswerken die een weerslag kunnen hebben op de veiligheid evenals de beschrijving van de gebruikte materialen moeten voorafgaandelijk worden voorgelegd aan het advies van de dienst bevoegd op grond van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor vredestijd, organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en coördinatie van hulpverlening in geval van brand, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 augustus 1985.) <BVE 1987-12-07/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1984>
  4° De verwarming moet het mogelijk maken, ongeacht de weersomstandigheden, in de zitkamers een temperatuur van 18° tot 20° te bereiken. Een verwarmingssysteem moet worden aangenomen waarin open vuur en verspreiding van gas en stof volstrekt vermeden worden.
  5° Al de lokalen moeten kunnen worden geventileerd en verlicht. Er moet in een voldoende elektrische verlichting en in een doeltreffende noodverlichting worden voorzien.
  6° In het gebouw moet drinkbaar water naar willekeur voorhanden zijn.
  Voor de plaatsen waar geen waterleidingsnet bestaat of wanneer water wordt gebruikt dat niet van het waterleidingsnet afkomstig is moet een door de provinciale gezondheidsdienst afgeleverd analysecertificaat bij de aanvraag tot erkenning worden gevoegd en ten minste jaarlijks opnieuw worden ingediend.
  7° In de nabijheid van de slaapkamers en van de zitkamers moeten sanitaire installaties in voldoende aantal voorhanden zijn. Die lokalen moeten krachtig geventileerd kunnen worden.
  Men moet ten minste beschikken over:
  1 W.C. voor 10 gehandicapten ouder dan 3 jaar;
  1 aan de grootte aangepaste W.C. voor 5 kinderen van 8 maanden tot 3 jaar;
  1 urinoir of 1 W.C. voor 10 personen van het mannelijk geslacht;
  1 bad of stortbad voor 10 gehandicapten ouder dan 3 jaar;
  1 bad voor 6 gehandicapten jonger dan 3 jaar. Die baden moeten uitgerust zijn met beweegbare handdouches die warm en koud water leveren en moeten op een verhoogstuk gemonteerd zijn om de verzorging door het personeel te vergemakkelijken. Kleedtafels moeten voorhanden zijn;
  1 wastafel met stromend water voor 3 gehandicapten in gemeenschappelijke kamer;
  1 wastafel met stromend water per individuele kamer.
  Afzonderlijke sanitaire installaties moeten in voldoende aantal voorhanden zijn voor de bezoekers en het personeel.
  8° Het huis moet van een voldoende huishoudelijke inrichting voorzien zijn. De keuken en eventueel het washuis moeten zo ingericht zijn dat de verspreide geuren en dampen geen hinder veroorzaken. Zij mogen niet in verbinding staan met de ziekenzalen voor besmettelijke zieken.
  In de inrichtingen die een afdeling hebben voor kinderen jonger dan 3 jaar, zal een zuigflessenkamer met sterilisatieapparatuur kunnen worden geëist.
  9° De inrichtingen voor 30 gehandicapten en meer moeten over lokalen beschikken die speciaal bestemd zijn voor de ziekenverzorging en voor de afzondering van personen die lijden of ervan verdacht worden te lijden aan besmettelijke aandoeningen en dit tot beloop van één bed voor 25 gehandicapten. Die lokalen moeten afzonderlijke sanitaire installaties en een eigen dieetkeuken hebben. Zij moeten over de nodige middelen beschikken om lokalen, kledingstukken en beddegoed te ontsmetten of hiervoor op de regelmatige medewerking van een ontsmettingsdienst kunnen rekenen.
  B. Normen voor de huisvesting van de gehandicapten:
  De ruimte bestemd voor de gehandicapten bestaat uit:
  a) individuele of gemeenschappelijke slaapkamers met voldoende oppervlakte.
  Deze laatste zijn ingedeeld in eenheden van maximum tien bedden, die tenminste 80 cm. van elkander verwijderd moeten staan.
  3 m2 per kind jonger dan 3 jaar;
  5 m2 per kind van 3 tot 10 jaar;
  6 m2 per gehandicapte ouder dan 10 jaar;
  8 m2 per individuele kamer.
  De kamer van de bewaarder moet dichtbij de slaapzalen gelegen zijn.
  In nachtverlichting moet worden voorzien.
  b) van de klaslokalen en werkplaatsen onderscheiden zitkamers, aangepast aan de behoeften van de gehandicapten (eetkamer, speelkamer, woonkamer) met een totale minimum oppervlakte van 4 m2 per gehandicapte.
  Afzonderlijke zitkamers moeten in voldoende aantal voorhanden zijn voor het personeel.
  C. Normen voor de behandeling en de heropvoeding van de gehandicapten
  Het instituut moet beschikken over:
  1° een medisch complex dat bestaat uit ten minste een bureau voor de geneesheer, ingericht als zaal voor klinisch onderzoek;
  2° een lokaal bestemd voor de administratie en de sociale dienst;
  Volgens de categorie en de behoeften van de inrichtingen:
  3° een lokaal bestemd voor de psychologische keuringen en het daartoe nodige materieel;
  4° lokalen bestemd voor de heropvoeding en het aan de moderne technieken en behandelde gevallen beantwoordend materieel (logopedie, kinesitherapie, ergotherapie, psychomotorische heropvoeding, orthoptica, acoupedie, enz.);
  N.B. De punten 3° en 4° hierboven zijn niet van toepassing op de tehuizen.
  5° de klassen moeten aan de normen voldoen die door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur zijn vastgesteld.
  II. Organisatorische en functionele normen
  A. Personeel.
  a) De directie van de inrichting moet in handen zijn van een persoon die de vereiste bekwaming bezit.
  b) In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door een geneesheer die gespecialiseerd is in de ziekte die in de inrichting wordt behandeld (zie bijzondere voorwaarden), en door een kinderarts of een omnipracticus. De inrichting zal eventueel een beroep doen op de verzorgings- en diagnosediensten (radiologie, laboratorium, stomatologie) en op de geneesheren-specialisten die voor de gezondheidstoestand van de gehandicapten kunnen vereist zijn.
  De inrichting verbindt zich ertoe de Minister van Volksgezondheid in te lichten over de aanwijzing en de vervanging van de aan de inrichting verbonden geneesheer(heren) alsook over de aanwijzing of de vervanging van de administratief(tieve) directeur(trice).
  c) De dienst voor behandeling en heropvoeding moet beschikken over:
  1 licentiaat in de psychologie of in de opvoedkunde;
  paramedisch en heropvoedingspersoneel: assistenten in de psychologie, kinesisten, logopedisten, acoupedisten, heropvoedingspersoneel gespecialiseerd in de psychomotiliteit, orthopedisten, ergotherapeuten volgens de behandelde ziekten (zie bijzondere voorwaarden);
  d) Er moet verzorgend, opvoedend en toezichthoudend personeel aanwezig zijn, waarvan het aantal en de bekwaming, moeten zijn aangepast aan de belangrijkheid van de inrichting en aan de aard van de gehandicapten en moeten zijn goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid (minstens 1 voor 10 gehandicapten).
  e) Een sociale dienst zal door een maatschappelijk assistent(e) worden waargenomen.
  f) Genoegzaam onderhoudspersoneel.
  Onverminderd de bepalingen van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming, moet ieder lid van het personeel bij de indiensttreding een volledige geneeskundige keuring ondergaan met inbegrip van een radiologisch onderzoek van de thorax. Dat onderzoek zal jaarlijks worden herhaald.
  De personeelsleden moeten in een zodanige toestand verkeren dat zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gehandicapten waarmee zij in contact komen.
  B. Werking.
  a) Bij de opneming van de gehandicapte zal het protocol van een geneeskundig onderzoek met cutireactie en radiografie worden vereist, waaruit blijkt dat hij vrij is van alle tuberculeuze letsels van evolutieve of van besmettelijke aard.
  Dat onderzoek evenals de radiofotografie voor de gehandicapten waarvan de cuti positief is, zal jaarlijks worden herhaald.
  Bovendien zal een rapport worden vereist dat alle nodige gegevens bevat, om een medische en pedagogische balans te kunnen opmaken waaruit blijkt dat, met het oog op een behandeling of aangepaste opvoeding, de opneming in een gespecialiseerde inrichting verantwoord is.
  Voor iedere persoon moet een medisch-sociaal- en pedagogisch dossier worden aangelegd. In dat dossier moeten al de medische attesten en protocollen van speciale keuringen of documenten voorkomen, waarover de gehandicapte bij zijn opneming beschikt, evenals al de stukken, die tijdens zijn verblijf in de inrichting werden opgemaakt.
  b) De inrichting, moet voorzien in de behandeling en de algemene opvoeding die aan de categorie van de opgenomen gehandicapten is aangepast met het oog op hun heraanpassing en hun eventuele sociale inschakeling.
  c) De burgerrechtelijke aansprakelijkheid die op iedere in een inrichting of tehuis tewerkgestelde of verblijvende persoon kan rusten, uit hoofde van elke schade overkomen aan een opgenomen gehandicapte of door hem veroorzaakt, moet door een verzekeringspolis zijn gedekt.
  Elke schade veroorzaakt door een in een inrichting of tehuis opgenomen gehandicapte of elke schade waarvan deze gedurende zijn opneming het slachtoffer mocht zijn en waarbij de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waarvan sprake in het vorige lid niet zou betrokken zijn, moet door een verzekeringspolis zijn gedekt.

Art. 2N. (Zie nota onder het opschrift) HOOFDSTUK II _ Algemene voorwaarden van toepassing op de inrichtingen met semi-internaatstelsel
  I. De architectonische normen bedoeld in hoofdstuk I zijn toepasselijk behoudens de volgende wijzigingen
  1. A.7° wordt vervangen door:
  In de nabijheid van de zitkamers moeten sanitaire installaties in voldoende aantal voorhanden zijn; die lokalen moeten krachtig geventileerd kunnen worden.
  1 W.C. voor 20 gehandicapten;
  1 urinoir voor 20 gehandicapten van het mannelijk geslacht;
  1 wastafel met stromend water voor 6 gehandicapten.
  Afzonderlijke sanitaire installaties moeten in voldoende aantal voorhanden zijn voor de bezoekers en het personeel.
  2. A.9° Het begin van de eerste zin wordt gewijzigd als volgt:
  De inrichting moet beschikken over een bed dat speciaal voor de ziekenverzorging is bestemd...
  3. B.a) is niet van toepassing.
  II. De algemene organisatorische en functionele normen van hoofdstuk I zijn van toepassing
  Het semi-internaat onderscheidt zich van het internaat door het feit dat de inrichting open is van acht tot achttien uur.
  De gehandicapten, die voor schoolopleiding zijn geschikt, moeten ten minste acht uur per dag aanwezig zijn; zij die niet voor schoolopleiding zijn geschikt zes uur per dag.
  De duur van het door de inrichting georganiseerde vervoer mag één uur, zowel heen als terug, niet overschrijden.
  De inrichting verschaft aan het kind één volledige en twee lichte maaltijden en voorziet in een pedagogische, medische, psychologische en sociale bijstand.
  De vijfdaagse werkweek mag worden toegepast.
  De vakantieperiodes worden op de volgende wijze gespreid: vijftien dagen met Kerstmis, vijftien dagen met Pasen en één maand gedurende de grote vakantie. De aanwezigheid van de leerlingen gedurende de vakantieperiodes waarop de inrichting open is, is niet verplicht.

Art. 3N. (Zie nota onder het opschrift) HOOFDSTUK III _ Bijzondere voorwaarden van toepassing op de inrichtingen met internaat- of semi-internaatstelsel voor de gehandicapten van de categorieën van 1 tot 12 en 14 van het artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten
  De algemene architectonische, organisatorische en functionele normen, waarvan sprake in de hoofdstukken I en II zijn van toepassing met daarbij:
  1. Bijzondere voorwaarden van toepassing op de inrichtingen van de categorieën 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 12
  A. Architectonische normen:
  1. De inrichtingen met verdiepingen moeten over de nodige liften beschikken om doeltreffend in het verticaal verkeer te voorzien.
  2. In de gangen moeten alle oneffenheden van het vloeroppervlak, zoals treden, trappen en andere hindernissen voor het verkeer, zoveel mogelijk geweerd worden; de gangen en trappen moeten voorzien zijn van handgrepen.
  3. Sommige W.C.'s moeten voldoende ruime afmetingen hebben en breed genoeg zijn om er met rolstoelen en wagentjes te kunnen binnenrijden; zij moeten van steunstaven voorzien zijn.
  4. De baden, stortbaden en wastafels moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
  5. De inrichting moet over lokalen beschikken waar de kinesitherapie, de fysiotherapie, de hydrotherapie en de ergotherapie kunnen worden toegepast. Zij moet de uitrusting, de instrumenten en de apparatuur bezitten die aan de eisen van de moderne techniek beantwoorden.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door geneesheren-specialisten in de chirurgie-orthopedie, de neuropsychiatrie en de fysiotherapie. (De inrichting moet daarenboven een beroep kunnen doen op de geneesheren-specialisten die voor de gezondheidstoestand van de gehandicapten kunnen vereist zijn).
  2. In het medisch-sociaal-pedagogisch dossier moet het protocol voorkomen van een volledig somatisch onderzoek met psychomotorisch overzicht.
  3. De heropvoedingsdienst moet bestaan uit een voldoende aantal kinesisten en ergotherapeuten, heropvoedingspersoneel gespecialiseerd in de psychomotiliteit, logopedisten (minstens 1 voor 30 gehandicapten).
  2. Bijzondere voorwaarden van toepassing op de inrichtingen van de categorieën 3 en 4
  A. Architectonische normen:
  1. De inrichtingen met verdiepingen moeten over een voldoende aantal liften beschikken om doeltreffend in het verticaal verkeer te voorzien.
  2. De inrichting moet beschikken over een aangepast ademhalings- en zuurstofapparaat evenals over een lokaal waar de kinesitherapie kan worden toegepast.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. In de geneeskundige dienst moet, volgens de behandelde gevallen, worden voorzien door een in de cardiologie of in de pneumologie gespecialiseerd geneesheer. De geneeskundige dienst moet in nauwe functionele verbinding staan met een ziekenhuisdienst.
  2. De verzorgingsdienst moet beschikken over ten minste 1 verpleegster voor 60 gehandicapten.
  3. Bijzondere voorwaarden van toepassing op de inrichtingen van categorie 7
  1° Spraakgestoorden en oorlijders.
  A. Architectonische normen:
  1. Het instituut moet beschikken over een lokaal voor audiometrie, voorzien van een akoestisch isolatiesysteem dat de individuele heropvoeding van het gehoor en de spraak mogelijk maakt.
  2. Bij de oprichting van het gebouw moeten speciale maatregelen worden getroffen om de voortplanting van de trillingen te vermijden (lage frekwentiegolven).
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door een in neus-, keel- en oorziekten gespecialiseerd geneesheer.
  2. Het instituut verbindt zich ertoe een audiometrisch onderzoek uit te voeren waarvan het protocol bij het medisch-pedagogisch dossier zal worden gevoegd.
  3. De heropvoedingsdienst moet bestaan uit een voldoende aantal logopedisten en acoupedisten (ten minste 1 voor 30 gehandicapten).
  Het onderwijzend en opvoedend personeel moet de nodige kennis opdoen betreffende de demutisatie en de reëducatie van de spraak.
  2° Ooglijders.
  A. Architectonische normen:
  Bij de oprichting van het gebouw moeten speciale maatregelen worden getroffen om al te verblindend licht te vermijden.
  De gemeenschappelijke kamers moeten onderverdeeld zijn in kleine individuele eenheden, waar het materieel zich bij de hand bevindt.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door een in de oftalmologie gespecialiseerd geneesheer.
  2. Voor de slechtzienden moet in het medisch-sociaal-pedagogisch dossier het protocol van meting van de gezichtsscherpte voorkomen, na correctie van de eventuele brekingsafwijkingen.
  4. Bijzondere voorwaarden van toepassing op de inrichtingen van de categorieën 11 en 10
  A. Architectonische normen:
  Voor de geestelijk gehandicapten, die ongeschikt zijn voor schoolopleiding en tevens motorisch gehandicapt zijn, zijn de bijzondere architectonische normen voor de categorieën, 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 12 van toepassing.
  Daarenboven:
  1. zal het toezicht van de slaapzalen vergemakkelijkt worden door het oordeelkundig gebruik van glazen panelen;
  2. zal iedere verzorgingseenheid over een verzorgingslokaal beschikken dat met een badkuip is uitgerust;
  3. moeten de afval en het bevuild linnen in hermetisch gesloten recipiënten weggevoerd worden ten einde onaangename reuken te vermijden ofwel ter plaatse worden verbrand;
  4. moeten een zitkamer en een aanrechtkeuken in de nabijheid van de slaapzalen worden ingericht voor de uitdeling van het voedsel;
  5. moeten terrassen en binnenplaatsen aanwezig zijn die, bij goed weder, blootstelling aan de lucht mogelijk maken.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. In de geneeskundige dienst moet worden voorzien door een geneesheer die gespecialiseerd is in de neuro-psychiatrie.
  2. In het medisch-sociaal-pedagogisch dossier moet het protocol voorkomen van een volledig psychologisch onderzoek dat in de inrichting werd verricht en waaruit inzonderheid het IQ of het procentueel geestelijk niveau van het kind kan worden opgemaakt. Ten minste eenmaal 's jaars moet een psychologisch controleonderzoek worden verricht teneinde de evolutie van de gehandicapte te volgen.
  In het medisch dossier moet bovendien het protocol voorkomen van een etiologisch onderzoek naar de geestelijke onvolwaardigheid, van de keuringen die hebben geleid tot de diagnose van de bijzondere vormen van oligofrenie en van een eventueel electro-encefalogram.
  3. Het heropvoedingspersoneel moet bestaan uit assistenten in de psychologie, specialisten in de psychomotiliteit, logopedisten en kinesisten (minstens 1 voor 60 gehandicapten).
  Voor de gehandicapten, die ongeschikt zijn voor schoolopleiding en die tevens zwaar motorisch gehandicapt zijn, moet er voldoende verzorgingspersoneel voorhanden zijn (1 kinderverzorgster voor 8, 1 verpleegster voor 30).
  5. Bijzondere voorwaarden van toepassing voor de inrichtingen van de categorieën 14 en 10
  A. Architectonische normen:
  De individuele en gemeenschappelijke kamers (kleine eenheden van ten hoogste 3 tot 6) moeten zo zijn ingericht dat het toezicht er gemakkelijk is.
  Te dien einde zal oordeelkundig gebruik worden gemaakt van zogenaamd veiligheidsglas. De deuren van de kamers en slaapzalen moeten naar buiten opendraaien. De vensters mogen slechts een kleine regelbare opening mogelijk maken.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  1. De geneeskundige dienst moet worden bestuurd door een geneesheer, die gespecialiseerd is in de neuro-psychiatrie.
  2. Het medisch-sociaal-pedagogisch dossier zal een neuro-psychiatrisch onderzoek van de gehandicapte bevatten met eventueel electro-encefalogram en een psychologisch onderzoek waaruit de noodzakelijkheid blijkt van de opname in een gespecialiseerde inrichting, met het oog op een aangepaste opvoeding.
  Teneinde de evolutie van de behandeling te volgen, zullen die onderzoekingen ten minste eenmaal 's jaars herhaald worden.
  3. Het heropvoedingspersoneel, ten getale van ten minste 1 voor 30 gehandicapten, moet bestaan uit assistenten in de psychologie, specialisten in de psychomotiliteit, logopedisten en kinesisten.

Art. 4N. (Zie nota onder het opschrift) HOOFDSTUK IV _ Bijzondere voorwaarden van toepassing op de tehuizen voor meerderjarige gehandicapten
  1° Meerderjarige gehandicapten van de categorieën 1 tot 12, onbekwaam om een door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid erkende beschutte werkplaats te bezoeken
  A. De algemene architectonische normen zijn hier van toepassing evenals de bijzondere voorwaarden voor de categorieën 1 tot 12, naar gelang van de opgenomen gehandicapten.
  De klaslokalen zullen worden vervangen door werkplaatsen voor bezigheid en ergotherapie.
  B. De algemene organisatorische en functionele normen zijn mutatis mutandis van toepassing evenals de bijzondere voorwaarden voor de inrichtingen van de categorieën 1 tot 12, naar gelang van de opgenomen gehandicapten.
  Bovendien moeten er verzorgingspersoneel of ergotherapeuten in voldoende aantal voorhanden zijn.
  2° Tehuizen voor meerderjarige gehandicapten van de categorieën 1 tot 12, bekwaam om een door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid erkende beschutte werkplaats te bezoeken of om tewerkgesteld te worden.
  A. Architectonische normen:
  1. Die tehuizen zullen samengesteld zijn uit zelfstandige eenheden van 30 personen maximum. Zij moeten ingericht worden in het midden of in de nabijheid van een agglomeratie die de mogelijkheid biedt tot tewerkstelling van betrokkenen.
  2. Alle voorzorgen moeten worden genomen om brandgevaar te voorkomen. De bouwplannen en de beschrijving van de gebruikte materialen moeten bijgevolg aan het advies van de gemeentelijke brandweerdienst _ groepscentrum _ worden onderworpen. <Voor de Vlaamse Gemeenschap, wordt de 2 door de volgende bepalingen vervangen : "De nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen om brand te voorkomen. De bouwplannen van hetzij nieuwbouw, hetzij verbouwingswerken die een weerslag kunnen hebben op de veiligheid evenals de beschrijving van de gebruikte materialen moeten voorafgaandelijk worden voorgelegd aan het advies van de dienst bevoegd op grond van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor vredestijd, organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en coördinatie van hulpverlening in geval van brand, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 augustus 1985." (BVE 1987-12-07/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1984)>
  3. Die tehuizen moeten over gemeenschappelijke en individuele kamers beschikken. Elke gemeenschappelijke kamer mag niet meer dan 4 bedden bevatten en haar oppervlakte moet ten minste 6 m2 per bed bedragen. De individuele kamers moeten een oppervlakte hebben van ten minste 8 m2.
  4. Die tehuizen moeten beschikken over een dagverblijfzaal en een eetzaal. De dagverblijfzaal moet een oppervlakte hebben van ten minste 3 m2 per persoon, de eetzaal van ten minste 1,50 m2 per persoon.
  5. Degelijke sanitaire installaties moeten aanwezig zijn:
  _ 1 lavabo met stromend water voor 2 bedden voor de personen, die in de gemeenschappelijke kamers zijn opgenomen;
  _ 1 lavabo per individuele kamer;
  _ 1 bad of stortbad voor 10 personen;
  _ 1 W.C. voor 10 personen.
  De personen moeten de mogelijkheid hebben in de loop van de dag zich gemakkelijk de handen te kunnen wassen. Te dien einde zullen in de nabijheid van de W.C.'s en de eetzalen lavabo's worden geplaatst.
  6. Een behoorlijk uitgeruste keuken moet aanwezig zijn.
  7. Het verwarmingsstelsel moet zo zijn opgevat dat, ongeacht de weersomstandigheden, in een temperatuur van 20° kan worden voorzien.
  8. Het bureau voor de directie, de behandelingskamer, de spreekkamer voor de bezoekers en de lokalen voor het logies van de verantwoordelijke, moeten een gezamenlijke oppervlakte hebben van 60 m2.
  9. De tehuizen die andere dan geestelijk gehandicapten opnemen moeten architectonische voorzieningen treffen waardoor in het gemakkelijk verkeer en de veiligheid van die andere gehandicapten (gebrekkigen, blinden, enz.), wordt voorzien.
  B. Organisatorische en functionele normen:
  a) Personeel.
  1. De directie moet in handen zijn van een persoon die enige ervaring heeft op het gebied van de gehandicapten en die bij voorkeur het diploma van gespecialiseerd opvoeder of van verpleger bezit.
  2. Een opvoeder(ster) voor 30 gehandicapten of voor een gedeelte van 30, moet bestendig in de tehuizen aanwezig zijn. Indien de bestuurder (bestuurster) het diploma van verpleger (verpleegster) niet bezit, zal het tehuis zich de medewerking verzekeren van een verpleger (verpleegster).
  3. De geneeskundige dienst zal onder de verantwoordelijkheid worden geplaatst van een geneesheer wiens naam in het besluit tot erkenning zal voorkomen; die geneesheer zal een beroep kunnen doen op geneesheren-specialisten.
  4. Genoegzaam onderhoudspersoneel moet aanwezig zijn.
  Elk lid van het personeel moet, bij zijn indiensttreding, een volledig geneeskundig onderzoek ondergaan, met inbegrip van een radiologisch onderzoek van de thorax. Het moet ook een geneeskundig getuigschrift overleggen waaruit blijkt dat het niet aangetast is door een overdraagbare ziekte. Dat onderzoek zal jaarlijks worden herhaald.
  b) Werking.
  Bij de opneming van de gehandicapte zal een geneeskundig onderzoek, met inbegrip van een radiologisch onderzoek van de thorax, worden vereist. Dat onderzoek zal jaarlijks worden herhaald.
  Bovendien zal een medisch-sociaal-psychologisch verslag worden vereist, waaruit blijkt dat de persoon zich niet op eigen krachten in het sociaal leven kan inschakelen.

Art. 5N.(Zie nota onder het opschrift)
  <Opgeheven bij BVR 2013-11-08/24, art. 69, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2014>