Details





Titel:

9 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma. (NOTA : Opschrift gewijzigd voor het Waals Gewest en voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest door BWG2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007 en door BESL2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007, als volgt : Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke [...] voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma) (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse overheid door BVR2010-03-19/22, art. 60, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-09-27/15, art. 41,6°, 012; Inwerkingtreding : 01-11-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-10-1993 en tekstbijwerking tot 04-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Definities.
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2 WAALS GEWEST
Art. 3, 3bis
Art. 3bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3bis WAALS GEWEST
Art. 3ter
Art. 3ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3ter WAALS GEWEST
Art. 3quater
Art. 3quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3quater WAALS GEWEST
Art. 3quinquies
Art. 3quinquies Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3quinquies WAALS GEWEST
HOOFDSTUK II. - Intracommunautair handelsverkeer in rundersperma.
Art. 4
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4 WAALS GEWEST
Art. 5
HOOFDSTUK III. - Invoer en doorvoer van en intracommunautair handelsverkeer in sperma herkomstig uit derde landen.
Art. 6
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6 WAALS GEWEST
Art. 7-8
Art. 8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 11-15
Art. 15 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 15 WAALS GEWEST
Art. 16-17
Bijlagen.
Art. N1-2N1
Art. 2N1 Vlaams Gewest
Art. 3N1-4N1
Art. 4N1 Vlaams Gewest
Art. 5N1
Art. 5N1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5N1 WAALS GEWEST
Art. 5N1 Vlaams Gewest
Art. 6N1
Art. 6N1 Vlaams Gewest
Art. 7N1
Art. 7N1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7N1 WAALS GEWEST
Art. 7N1 Vlaams Gewest
Art. 8N1
Art. 8N1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 8N1 WAALS GEWEST
Art. 8N1 Vlaams Gewest
Art. N2-3N2
Art. 3N2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3N2 WAALS GEWEST
Art. 4N2
Art. 4N2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4N2 WAALS GEWEST
Art. 4N2 Vlaams Gewest
Art. N3-2N4
Art. 2N4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2N4 WAALS GEWEST



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971092302 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Definities.
Artikel 1.(NOTA : zie verder niet-federale vorme(n) van dit artikel) (Dit besluit regelt de materies betreffende de sanitaire voorwaarden bij de spermacentra en de spermaopslagcentra evenals de sanitaire normen bij het handelsverkeer van de producten. Het is van toepassing onverminderd de zootechnische en genealogische materies waarvoor de gewesten bevoegd zijn.) Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : <KB 2005-11-10/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  a) " sperma " : het al of niet behandelde, verdunde, gekoelde of diepgevroren ejaculaat van een als huisdier gehouden rund;
  b) " donor " : mannelijk rund behorende tot het veebeslag van een erkend spermacentrum;
  c) (spermacentrum : een inrichting erkend en gecontroleerd volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt gewonnen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  d) " dierenarts van het spermacentrum " : (erkende dierenarts) verantwoordelijk voor het dagelijkse sanitaire toezicht op het spermacentrum; <KB 2005-11-10/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  e) " partij sperma " : een hoeveelheid sperma waarvoor één enkel certificaat wordt afgeleverd en dat voor één enkele bestemmeling is bestemd;
  f) " land van oorsprong " : Lid-Staat of derde land waar het sperma werd gewonnen;
  g) " land van herkomst " : Lid-Staat of derde land vanwaar het sperma werd verzonden;
  h) " winning " : een hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen;
  i) ("het Bestuur" : het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten;) <KB 2001-11-12/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
  j) " IBR/IPV " : infectieuze boviene rhinotracheitis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis;
  (k. "spermaverdeling" : alle verrichtingen waarbij door een spermacentrum geleverd sperma terechtkomt bij de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren, ook als dat kosteloos gebeurt;
  l. "spermaverdeelcentrum" : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die instaat voor de verdeling van sperma;
  (lbis ) spermaopslagcentrum : een inrichting die erkend en gecontroleerd wordt volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  m. "spermadosis" : elke soort recipiënt die rechtstreeks vers of ingevroren sperma bevat dat bestemd is om te worden opgeslagen, vervoerd of gebruikt;
  n. "partij spermadosissen van een stier" : alle spermadosissen van een stier die tegelijk aan dezelfde behandeling worden onderworpen;
  o. "buitenlands fokkerijnummer" : enig administratief nummer dat buiten België aan een rund wordt toegekend door een vereniging die erkend is door een Lidstaat, of door een vereniging in een derde land aangenomen door de Europese Unie, met het oog op het bijhouden van het rasstamboek van het dier;
  p. "Belgisch fokkerijnummer" : enig administratief nummer toegekend aan een rund dat ingeschreven is in een genealogisch register dat wordt bijgehouden door een daartoe erkende vereniging in België. Het dier behoudt dat nummer bij inschrijving in zijn rasstamboek in België;
  q. "officieel stamboekcertificaat" : stamboekcertificaat zoals bedoeld in de Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschap 86/404/EEG voor levende dieren en 88/124/EEG voor sperma, uitgereikt door een door een Lidstaat erkende vereniging of, door een door de Europese Unie in een derde land met het oog op het bijhouden van een stamboek erkende vereniging;
  r. "officieel certificaat van genetische identiteit" : certificaat waarop de kenmerken van het genotype van het dier vermeld staan, uitgereikt op verantwoordelijkheid van de door een Lidstaat erkende vereniging of de door de Europese Unie in een derde land met het oog op het bijhouden van het stamboek waarin het dier is ingeschreven erkende vereniging;
  s. "bedrijf" : alle productie-eenheden die op autonome wijze door een producent worden beheerd en op 's lands grondgebied gelegen zijn, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;
  t. "productie-eenheid" : ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen die nodig zijn om één of meerdere land- of tuinbouwproductierichtingen te beoefenen, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;
  u. "producent" : natuurlijke persoon, rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen, rechtspersonen of van beide, die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de landbouwactiviteiten op een of meer productie-eenheden, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;
  v. "verantwoordelijke rundvee" : de houder die over de runderen een tijdelijk of permanent toezicht en beheer uitoefent, tijdens het vervoer of op een verzamelcentrum inbegrepen, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;
  w. "veebeslag" : het geheel van runderen dat gehouden wordt in een geografisch omschreven entiteit en een duidelijk omschreven eenheid vormt op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door (de officiële dierenarts) volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra; <KB 2005-11-10/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  x. "officieel identificatienummer" : officieel nummer dat voorkomt op de oormerken dat een rund draagt, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 september 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
  y. "inseminator" een natuurlijke persoon die tegelijk :
  - handelt in naam van een erkend spermaverdeelcentrum,
  - op de openbare weg circuleert met een container met spermadosissen,
  - inseminaties uitvoert,
  - aan de veehouder een inseminatiebewijs aflevert,
  - de uitgevoerde inseminaties meldt aan zijn erkend spermaverdeelcentrum.) <KB 2001-11-12/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
  (z) " het Agentschap " : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de wet van 4 februari 2000;
  zbis ) " Officiële dierenarts " : dierenarts van het Agentschap;
  zter ) " erkende dierenarts " : dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de veterinaire Diensten;
  zquater ) " erkende vereniging voor dierziektebestrijding " : erkende vereniging voor dierziektebestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de diergezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) " en de " Association Régionale de Santé et d'Identification Animales (ARSIA) ";
  zquinquies ) " erkende veeteeltvereniging " : de erkende verenigingen zoals bedoeld in beschikking 84/247/EEG van de commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere runderen bijhouden of instellen;
  zsexies ) [1 "Sciensano" : de openbare instelling bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano]1) <KB 2005-11-10/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  (Dit besluit regelt de materies betreffende de sanitaire voorwaarden bij de spermacentra en de spermaopslagcentra evenals de sanitaire normen bij het handelsverkeer van de producten. Het is van toepassing onverminderd de zootechnische en genealogische materies waarvoor de gewesten bevoegd zijn.) Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : <KB 2005-11-10/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  a) " sperma " : het al of niet behandelde, verdunde, gekoelde of diepgevroren ejaculaat van een als huisdier gehouden rund;  b) " donor " : mannelijk rund behorende tot het veebeslag van een erkend spermacentrum;  c) (spermacentrum : een inrichting erkend en gecontroleerd volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt gewonnen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  d) " dierenarts van het spermacentrum " : (erkende dierenarts) verantwoordelijk voor het dagelijkse sanitaire toezicht op het spermacentrum; <KB 2005-11-10/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  e) " partij sperma " : een hoeveelheid sperma waarvoor één enkel certificaat wordt afgeleverd en dat voor één enkele bestemmeling is bestemd;  f) " land van oorsprong " : Lid-Staat of derde land waar het sperma werd gewonnen;  g) " land van herkomst " : Lid-Staat of derde land vanwaar het sperma werd verzonden;  h) " winning " : een hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen;  i) [2 ...]2;  j) " IBR/IPV " : infectieuze boviene rhinotracheitis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis;  (k. [2 ...]2;  l. [2 ...]2;  (lbis ) spermaopslagcentrum : een inrichting die erkend en gecontroleerd wordt volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  m. "spermadosis" : elke soort recipiënt die rechtstreeks vers of ingevroren sperma bevat dat bestemd is om te worden opgeslagen, vervoerd of gebruikt;  n. "partij spermadosissen van een stier" : alle spermadosissen van een stier die tegelijk aan dezelfde behandeling worden onderworpen;  o. [2 ...]2;het oog op het bijhouden van het rasstamboek van het dier;  p. [2 ...]2;  q. [2 ...]2;  r. [2 ...]2;  s. "bedrijf" : alle productie-eenheden die op autonome wijze door een producent worden beheerd en op 's lands grondgebied gelegen zijn, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  t. "productie-eenheid" : ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen die nodig zijn om één of meerdere land- of tuinbouwproductierichtingen te beoefenen, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  u. "producent" : natuurlijke persoon, rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen, rechtspersonen of van beide, die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de landbouwactiviteiten op een of meer productie-eenheden, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  v. "verantwoordelijke rundvee" : de houder die over de runderen een tijdelijk of permanent toezicht en beheer uitoefent, tijdens het vervoer of op een verzamelcentrum inbegrepen, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;  w. "veebeslag" : het geheel van runderen dat gehouden wordt in een geografisch omschreven entiteit en een duidelijk omschreven eenheid vormt op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door (de officiële dierenarts) volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra; <KB 2005-11-10/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  x. "officieel identificatienummer" : officieel nummer dat voorkomt op de oormerken dat een rund draagt, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 september 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;  y. [2 ...]2;) <KB 2001-11-12/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>  (z) " het Agentschap " : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de wet van 4 februari 2000;  zbis ) " Officiële dierenarts " : dierenarts van het Agentschap;  zter ) " erkende dierenarts " : dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de veterinaire Diensten;  zquater ) " erkende vereniging voor dierziektebestrijding " : erkende vereniging voor dierziektebestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de diergezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) " en de " Association Régionale de Santé et d'Identification Animales (ARSIA) ";  zquinquies ) " erkende veeteeltvereniging " : de erkende verenigingen zoals bedoeld in beschikking 84/247/EEG van de commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere runderen bijhouden of instellen;  zsexies ) [3 "Sciensano" : de openbare instelling bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano]3) <KB 2005-11-10/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>
  (3)<KB 2018-03-28/02, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art. 1_WAALS_GEWEST.  (Dit besluit regelt de materies betreffende de sanitaire voorwaarden bij de spermacentra en de spermaopslagcentra evenals de sanitaire normen bij het handelsverkeer van de producten. Het is van toepassing onverminderd de zootechnische en genealogische materies waarvoor de gewesten bevoegd zijn.) Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : <KB 2005-11-10/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  a) " sperma " : het al of niet behandelde, verdunde, gekoelde of diepgevroren ejaculaat van een als huisdier gehouden rund;  b) " donor " : mannelijk rund behorende tot het veebeslag van een erkend spermacentrum;  c) (spermacentrum : een inrichting erkend en gecontroleerd volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt gewonnen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  d) " dierenarts van het spermacentrum " : (erkende dierenarts) verantwoordelijk voor het dagelijkse sanitaire toezicht op het spermacentrum; <KB 2005-11-10/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  e) " partij sperma " : een hoeveelheid sperma waarvoor één enkel certificaat wordt afgeleverd en dat voor één enkele bestemmeling is bestemd;  f) " land van oorsprong " : Lid-Staat of derde land waar het sperma werd gewonnen;  g) " land van herkomst " : Lid-Staat of derde land vanwaar het sperma werd verzonden;  h) " winning " : een hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen;  i) [1 ...]1;  j) " IBR/IPV " : infectieuze boviene rhinotracheitis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis;  (k. [1 ...]1;  l. [1 ...]1;  (lbis ) spermaopslagcentrum : een inrichting die erkend en gecontroleerd wordt volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  m. "spermadosis" : elke soort recipiënt die rechtstreeks vers of ingevroren sperma bevat dat bestemd is om te worden opgeslagen, vervoerd of gebruikt;  n. "partij spermadosissen van een stier" : alle spermadosissen van een stier die tegelijk aan dezelfde behandeling worden onderworpen;  o. [1 ...]1;het oog op het bijhouden van het rasstamboek van het dier;  p. [1 ...]1;  q. [1 ...]1;  r. [1 ...]1;  s. "bedrijf" : alle productie-eenheden die op autonome wijze door een producent worden beheerd en op 's lands grondgebied gelegen zijn, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  t. "productie-eenheid" : ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen die nodig zijn om één of meerdere land- of tuinbouwproductierichtingen te beoefenen, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  u. "producent" : natuurlijke persoon, rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen, rechtspersonen of van beide, die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de landbouwactiviteiten op een of meer productie-eenheden, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  v. "verantwoordelijke rundvee" : de houder die over de runderen een tijdelijk of permanent toezicht en beheer uitoefent, tijdens het vervoer of op een verzamelcentrum inbegrepen, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;  w. "veebeslag" : het geheel van runderen dat gehouden wordt in een geografisch omschreven entiteit en een duidelijk omschreven eenheid vormt op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door (de officiële dierenarts) volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra; <KB 2005-11-10/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  x. "officieel identificatienummer" : officieel nummer dat voorkomt op de oormerken dat een rund draagt, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 september 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;  y. [1 ...]1;) <KB 2001-11-12/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>  (z) " het Agentschap " : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de wet van 4 februari 2000;  zbis ) " Officiële dierenarts " : dierenarts van het Agentschap;  zter ) " erkende dierenarts " : dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de veterinaire Diensten;  zquater ) " erkende vereniging voor dierziektebestrijding " : erkende vereniging voor dierziektebestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de diergezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) " en de " Association Régionale de Santé et d'Identification Animales (ARSIA) ";  zquinquies ) " erkende veeteeltvereniging " : de erkende verenigingen zoals bedoeld in beschikking 84/247/EEG van de commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere runderen bijhouden of instellen;  zsexies ) [2 "Sciensano" : de openbare instelling bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano]2) <KB 2005-11-10/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>
  (2)<KB 2018-03-28/02, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art. 1_VLAAMS_GEWEST.  (Dit besluit regelt de materies betreffende de sanitaire voorwaarden bij de spermacentra en de spermaopslagcentra evenals de sanitaire normen bij het handelsverkeer van de producten. Het is van toepassing onverminderd de zootechnische en genealogische materies waarvoor de gewesten bevoegd zijn.) Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : <KB 2005-11-10/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  a) " sperma " : het al of niet behandelde, verdunde, gekoelde of diepgevroren ejaculaat van een als huisdier gehouden rund;  b) " donor " : mannelijk rund behorende tot het veebeslag van een erkend spermacentrum;  c) (spermacentrum : een inrichting erkend en gecontroleerd volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt gewonnen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  d) " dierenarts van het spermacentrum " : (erkende dierenarts) verantwoordelijk voor het dagelijkse sanitaire toezicht op het spermacentrum; <KB 2005-11-10/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  e) " partij sperma " : een hoeveelheid sperma waarvoor één enkel certificaat wordt afgeleverd en dat voor één enkele bestemmeling is bestemd;  f) " land van oorsprong " : Lid-Staat of derde land waar het sperma werd gewonnen;  g) " land van herkomst " : Lid-Staat of derde land vanwaar het sperma werd verzonden;  h) " winning " : een hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen;  i) (de bevoegde entiteit : het Departement Landbouw en Visserij;) <MB 2006-04-28/51, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  j) " IBR/IPV " : infectieuze boviene rhinotracheitis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis;  (k. "spermaverdeling" : alle verrichtingen waarbij door een spermacentrum geleverd sperma terechtkomt bij de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren, ook als dat kosteloos gebeurt;  l. "spermaverdeelcentrum" : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die instaat voor de verdeling van sperma;  (lbis ) spermaopslagcentrum : een inrichting die erkend en gecontroleerd wordt volgens de bepalingen van dit besluit, waar sperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;) <KB 2005-11-10/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  m. "spermadosis" : elke soort recipiënt die rechtstreeks vers of ingevroren sperma bevat dat bestemd is om te worden opgeslagen, vervoerd of gebruikt;  n. "partij spermadosissen van een stier" : alle spermadosissen van een stier die tegelijk aan dezelfde behandeling worden onderworpen;  o. "buitenlands fokkerijnummer" : enig administratief nummer dat buiten België aan een rund wordt toegekend door een vereniging die erkend is door een Lidstaat, of door een vereniging in een derde land aangenomen door de Europese Unie, met het oog op het bijhouden van het rasstamboek van het dier;  p. "Belgisch fokkerijnummer" : enig administratief nummer toegekend aan een rund dat ingeschreven is in een genealogisch register dat wordt bijgehouden door een daartoe erkende vereniging in België. Het dier behoudt dat nummer bij inschrijving in zijn rasstamboek in België;  q. "officieel stamboekcertificaat" : stamboekcertificaat zoals bedoeld in de Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschap 86/404/EEG voor levende dieren en 88/124/EEG voor sperma, uitgereikt door een door een Lidstaat erkende vereniging of, door een door de Europese Unie in een derde land met het oog op het bijhouden van een stamboek erkende vereniging;  r. "officieel certificaat van genetische identiteit" : certificaat waarop de kenmerken van het genotype van het dier vermeld staan, uitgereikt op verantwoordelijkheid van de door een Lidstaat erkende vereniging of de door de Europese Unie in een derde land met het oog op het bijhouden van het stamboek waarin het dier is ingeschreven erkende vereniging;  s. "bedrijf" : alle productie-eenheden die op autonome wijze door een producent worden beheerd en op 's lands grondgebied gelegen zijn, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  t. "productie-eenheid" : ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen die nodig zijn om één of meerdere land- of tuinbouwproductierichtingen te beoefenen, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  u. "producent" : natuurlijke persoon, rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen, rechtspersonen of van beide, die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de landbouwactiviteiten op een of meer productie-eenheden, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie;  v. "verantwoordelijke rundvee" : de houder die over de runderen een tijdelijk of permanent toezicht en beheer uitoefent, tijdens het vervoer of op een verzamelcentrum inbegrepen, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;  w. "veebeslag" : het geheel van runderen dat gehouden wordt in een geografisch omschreven entiteit en een duidelijk omschreven eenheid vormt op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door (de officiële dierenarts) volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra; <KB 2005-11-10/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  x. "officieel identificatienummer" : officieel nummer dat voorkomt op de oormerken dat een rund draagt, volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 september 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;  y. "inseminator" een natuurlijke persoon die tegelijk :  - handelt in naam van een erkend spermaverdeelcentrum,  - op de openbare weg circuleert met een container met spermadosissen,  - inseminaties uitvoert,  - aan de veehouder een inseminatiebewijs aflevert,  - de uitgevoerde inseminaties meldt aan zijn erkend spermaverdeelcentrum.) <KB 2001-11-12/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>  (z) " het Agentschap " : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de wet van 4 februari 2000;  zbis ) " Officiële dierenarts " : dierenarts van het Agentschap;  zter ) " erkende dierenarts " : dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de veterinaire Diensten;  zquater ) " erkende vereniging voor dierziektebestrijding " : erkende vereniging voor dierziektebestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de diergezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) " en de " Association Régionale de Santé et d'Identification Animales (ARSIA) ";  zquinquies ) " erkende veeteeltvereniging " : de erkende verenigingen zoals bedoeld in beschikking 84/247/EEG van de commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere runderen bijhouden of instellen;  zsexies ) [1 "Sciensano" : de openbare instelling bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano.]1) <KB 2005-11-10/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.2. <KB 2005-11-10/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> § 1. Enkel sperma gewonnen, behandeld en bewaard in een spermacentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I of II, naargelang het geval, mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.
  § 2. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.
  § 3. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk II zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.
  § 4. Enkel sperma opgeslagen in een spermaopslagcentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.
  § 5. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.
  § 6. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk IV bij dit besluit zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.
  § 7. Enkel spermacentra en spermaopslagcentra mogen sperma vervoeren over de openbare weg. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren mag eveneens sperma vervoeren over de openbare weg in het kader van de inseminatie van de dieren van zijn bedrijf.
  § 8. De verantwoordelijke dierenarts zoals bedoeld in artikel 1, punt 8 van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen, mag eveneens sperma van erkende spermacentra en spermaopslagcentra vervoeren over de openbare weg uitsluitend in het kader van zijn embryotransplantatie-activiteiten.
  § 9. (Wanneer wordt vastgesteld dat een spermacentrum of spermaopslagcentrum niet meer voldoet aan de voorwarden vermeld in bijlage I, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. De verlening en de schorsing of intrekking van de erkenning wordt gemeld aan de Europese Commissie en aan de lidstaten wanneer de erkenning betrekking heeft op het intracommunautair handelsverkeer.). <KB 2006-01-16/46, art. 43, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>
  § 10. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <KB 2005-11-10/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> § 1. Enkel sperma gewonnen, behandeld en bewaard in een spermacentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I of II, naargelang het geval, mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.  § 2. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.  § 3. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk II zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.  § 4. Enkel sperma opgeslagen in een spermaopslagcentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.  § 5. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.  § 6. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk IV bij dit besluit zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.  § 7. Enkel spermacentra en spermaopslagcentra mogen sperma vervoeren over de openbare weg. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren mag eveneens sperma vervoeren over de openbare weg in het kader van de inseminatie van de dieren van zijn bedrijf.  § 8. De verantwoordelijke dierenarts zoals bedoeld in artikel 1, punt 8 van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen, mag eveneens sperma van erkende spermacentra en spermaopslagcentra vervoeren over de openbare weg uitsluitend in het kader van zijn embryotransplantatie-activiteiten.  § 9. (Wanneer wordt vastgesteld dat een spermacentrum of spermaopslagcentrum niet meer voldoet aan de voorwarden vermeld in bijlage I, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. De verlening en de schorsing of intrekking van de erkenning wordt gemeld aan de Europese Commissie en aan de lidstaten wanneer de erkenning betrekking heeft op het intracommunautair handelsverkeer.). <KB 2006-01-16/46, art. 43, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>  § 10. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>  


Art. 2_WAALS_GEWEST.    <KB 2005-11-10/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> § 1. Enkel sperma gewonnen, behandeld en bewaard in een spermacentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I of II, naargelang het geval, mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.  § 2. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk I zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.  § 3. De spermacentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk II zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.  § 4. Enkel sperma opgeslagen in een spermaopslagcentrum erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III mag ter beschikking gesteld worden voor kunstmatige inseminatie van runderen behorende tot een ander beslag dan dat van de donor.  § 5. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk III zijn gemachtigd sperma in de nationale handel te brengen.  § 6. De spermaopslagcentra erkend door het Agentschap overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, hoofdstuk IV bij dit besluit zijn gemachtigd sperma in het nationaal en intracommunautair handelsverkeer te brengen.  § 7. Enkel spermacentra en spermaopslagcentra mogen sperma vervoeren over de openbare weg. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren mag eveneens sperma vervoeren over de openbare weg in het kader van de inseminatie van de dieren van zijn bedrijf.  § 8. De verantwoordelijke dierenarts zoals bedoeld in artikel 1, punt 8 van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen, mag eveneens sperma van erkende spermacentra en spermaopslagcentra vervoeren over de openbare weg uitsluitend in het kader van zijn embryotransplantatie-activiteiten.  § 9. (Wanneer wordt vastgesteld dat een spermacentrum of spermaopslagcentrum niet meer voldoet aan de voorwarden vermeld in bijlage I, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing. De verlening en de schorsing of intrekking van de erkenning wordt gemeld aan de Europese Commissie en aan de lidstaten wanneer de erkenning betrekking heeft op het intracommunautair handelsverkeer.). <KB 2006-01-16/46, art. 43, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>  § 10. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>  


Art.3. <ingevoegd bij KB 1993-09-22/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-10-26> Om toegelaten te worden tot een erkend spermacentrum dienen de dieren te beantwoorden aan de bepalingen van bijlage II van dit besluit.
  (Telkens wanneer in een erkend spermacentrum een dier wordt binnengebracht dat aan deze bepalingen niet voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing.) <KB 2006-01-16/46, art. 44, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 3bis.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> Om tot een erkend spermaverdeelcentrum (of spermaopslagcentrum) te kunnen worden toegelaten moet het sperma voldoen aan de bepalingen opgenomen in bijlage II, hoofdstuk IV en bijlage III van dit besluit. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  (Telkens wanneer in een spermaverdeelcentrum of spermaopslagcentrum sperma wordt binnengebracht dat niet aan deze voorschriften voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing.) <KB 2006-01-16/46, art. 45, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 3bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> Om tot een erkend [2 ...]2 spermaopslagcentrum) te kunnen worden toegelaten moet het sperma voldoen aan de bepalingen opgenomen in [2 ...]2 bijlage III van dit besluit. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  (Telkens wanneer in een [2 ...]2 spermaopslagcentrum sperma wordt binnengebracht dat niet aan deze voorschriften voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing.) <KB 2006-01-16/46, art. 45, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 3bis_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> Om tot een erkend [1 ...]1 spermaopslagcentrum) te kunnen worden toegelaten moet het sperma voldoen aan de bepalingen opgenomen in [1 ...]1 bijlage III van dit besluit. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  (Telkens wanneer in een [1 ...]1 spermaopslagcentrum sperma wordt binnengebracht dat niet aan deze voorschriften voldoet, is de procedure voor schorsing en intrekking van de erkenning van toepassing.) <KB 2006-01-16/46, art. 45, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 3ter.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. Enkel de erkende spermaverdeelcentra (of spermaopslagcentra) mogen een inseminatiedienstverlening organiseren, met inseminatoren die, als loontrekkende of zelfstandige, contractueel aan een spermaverdeelcentrum (of spermaopslagcentrum) verbonden zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  § 2. Deze spermaverdeelcentra (of spermaopslagcentra) zorgen zelf voor de nodige opleiding van hun inseminatoren en verzekeren de goede uitvoering van de kunstmatige inseminatie door hun inseminatoren. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  § 3. De inseminatiebewijzen, die door de inseminator aan de veehouder worden afgeleverd, moeten ten minste de volgende gegevens vermelden :
  - de naam van het erkend spermaverdeelcentrum (of spermaopslagcentrum), <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  - het officieel identificatienummer van het geïnsemineerd vrouwelijk rund,
  - de datum van inseminatie,
  - het fokkerijnummer van de stier.
  § 4. De spermaverdeelcentra (of spermaopslagcentra) leggen zelf de regels en de termijn voor het doorgeven van de inseminaties door hun inseminatoren vast. Deze termijn mag de maand niet overschrijden. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>

Art. 3ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. [2 ...]2 De erkende [2 ...]2 spermaopslagcentra) mogen een inseminatiedienstverlening organiseren, met inseminatoren die, als loontrekkende of zelfstandige, contractueel aan een [2 ...]2 spermaopslagcentrum) verbonden zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. Deze [2 ...]2 spermaopslagcentra) zorgen zelf voor de nodige opleiding van hun inseminatoren en verzekeren de goede uitvoering van de kunstmatige inseminatie door hun inseminatoren. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 3. [2 ...]2.  § 4. De [2 ...]2 spermaopslagcentra) leggen zelf de regels en de termijn voor het doorgeven van de inseminaties door hun inseminatoren vast. Deze termijn mag de maand niet overschrijden. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 3ter_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. [1 ...]1 De erkende [1 ...]1 spermaopslagcentra) mogen een inseminatiedienstverlening organiseren, met inseminatoren die, als loontrekkende of zelfstandige, contractueel aan een [1 ...]1 spermaopslagcentrum) verbonden zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. Deze [1 ...]1 spermaopslagcentra) zorgen zelf voor de nodige opleiding van hun inseminatoren en verzekeren de goede uitvoering van de kunstmatige inseminatie door hun inseminatoren. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 3. [1 ...]1.  § 4. De [1 ...]1 spermaopslagcentra) leggen zelf de regels en de termijn voor het doorgeven van de inseminaties door hun inseminatoren vast. Deze termijn mag de maand niet overschrijden. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 3quater.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen kan op zijn bedrijf slechts sperma in voorraad houden dat bestemd is voor de inseminatie van zijn vrouwelijke runderen.
  A. Dit sperma moet :
  a) hetzij geleverd zijn door een erkend spermaverdeelcentrum of sperma opslagcentrum). In dit geval moet elke dosis op elk moment kunnen verantwoord worden door een leveringsbon. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  b) hetzij gewonnen zijn van een stier die op het moment van de winning deel uitmaakte van een beslag van dezelfde verantwoordelijke. In dit geval moet elke dosis geïdentificeerd zijn met :
  - het nummer van het veebeslag,
  - het officieel identificatienummer van de stier,
  - de datum van afname.
  B. Dit sperma mag niet aan derden worden afgestaan, zelfs niet gratis.
  C. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen houdt :
  - een dagoverzicht bij van de gebruikte dosissen met vermelding van de identiteit van de stier en het geïnsemineerd vrouwelijk rund,
  - een actuele inventaris van zijn container.
  D. De controle van de inhoud van de container door een hiertoe bevoegd ambtenaar moet aanvaard worden.

Art. 3quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen kan op zijn bedrijf slechts sperma in voorraad houden dat bestemd is voor de inseminatie van zijn vrouwelijke runderen.  A. Dit sperma moet :  a) hetzij geleverd zijn door een erkend [2 ...]2 sperma opslagcentrum). In dit geval moet elke dosis op elk moment kunnen verantwoord worden door een leveringsbon. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  b) hetzij gewonnen zijn van een stier die op het moment van de winning deel uitmaakte van een beslag van dezelfde verantwoordelijke. In dit geval moet elke dosis geïdentificeerd zijn met :  - het nummer van het veebeslag,  - het officieel identificatienummer van de stier,  - de datum van afname.  B. Dit sperma mag niet aan derden worden afgestaan, zelfs niet gratis.  C. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen houdt :  - een dagoverzicht bij van de gebruikte dosissen met vermelding van de identiteit van de stier en het geïnsemineerd vrouwelijk rund,  - een actuele inventaris van zijn container.  D. De controle van de inhoud van de container door een hiertoe bevoegd ambtenaar moet aanvaard worden.
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 3quater_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen kan op zijn bedrijf slechts sperma in voorraad houden dat bestemd is voor de inseminatie van zijn vrouwelijke runderen.  A. Dit sperma moet :  a) hetzij geleverd zijn door een erkend [1 ...]1 sperma opslagcentrum). In dit geval moet elke dosis op elk moment kunnen verantwoord worden door een leveringsbon. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  b) hetzij gewonnen zijn van een stier die op het moment van de winning deel uitmaakte van een beslag van dezelfde verantwoordelijke. In dit geval moet elke dosis geïdentificeerd zijn met :  - het nummer van het veebeslag,  - het officieel identificatienummer van de stier,  - de datum van afname.  B. Dit sperma mag niet aan derden worden afgestaan, zelfs niet gratis.  C. De verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen houdt :  - een dagoverzicht bij van de gebruikte dosissen met vermelding van de identiteit van de stier en het geïnsemineerd vrouwelijk rund,  - een actuele inventaris van zijn container.  D. De controle van de inhoud van de container door een hiertoe bevoegd ambtenaar moet aanvaard worden.
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 3quinquies.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. De Minister kan een bijdrage vaststellen te betalen door de erkende spermaverdeelcentra (of spermaopslagcentra) met het oog op het verzekeren van de dienstverlening van de geboorteregistratie; <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  § 2. De Minister kan, in het kader van het behoud van het genetisch patrimonium, bijzondere bepalingen vaststellen betreffende de bewaring van spermadosissen die werden geproduceerd voor het in werking treden van voormeld koninklijk besluit van 9 december 1992.
  § 3. De Minister kan een waarborg, te betalen door de erkende spermaverdeelcentra (of spermaopslagcentra), opleggen. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>

Art. 3quinquies_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. De Minister kan een bijdrage vaststellen te betalen door de erkende [2 ...]2 spermaopslagcentra) met het oog op het verzekeren van de dienstverlening van de geboorteregistratie; <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. [2 ...]2.  § 3. De Minister kan een waarborg, te betalen door de erkende [2 ...]2 spermaopslagcentra), opleggen. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 3quinquies_WAALS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-06-2002> § 1. De Minister kan een bijdrage vaststellen te betalen door de erkende [1 ...]1 spermaopslagcentra) met het oog op het verzekeren van de dienstverlening van de geboorteregistratie; <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. [1 ...]1.  § 3. De Minister kan een waarborg, te betalen door de erkende [1 ...]1 spermaopslagcentra), opleggen. <KB 2005-11-10/32, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


HOOFDSTUK II. - Intracommunautair handelsverkeer in rundersperma.
Art.4.Om tot het intracommunautair handelsverkeer te worden toegelaten dient sperma gewonnen, behandeld en bewaard te zijn in een daartoe erkend spermacentrum en te beantwoorden aan de bepalingen van bijlage III van dit besluit.
  Het dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidsgetuigschrift waarvan het model wordt bepaald in bijlage IV, hoofdstuk I en een stamboekcertificaat waarvan het model wordt bepaald in bijlage IV, hoofdstuk II, van dit besluit.

Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   Om tot het intracommunautair handelsverkeer te worden toegelaten dient sperma gewonnen, behandeld en bewaard te zijn in een daartoe erkend spermacentrum en te beantwoorden aan de bepalingen van bijlage III van dit besluit.  Het dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidsgetuigschrift waarvan het model wordt bepaald in bijlage IV, hoofdstuk I [2 ...]2, van dit besluit.
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 4_WAALS_GEWEST.   Om tot het intracommunautair handelsverkeer te worden toegelaten dient sperma gewonnen, behandeld en bewaard te zijn in een daartoe erkend spermacentrum en te beantwoorden aan de bepalingen van bijlage III van dit besluit.  Het dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidsgetuigschrift waarvan het model wordt bepaald in bijlage IV, hoofdstuk I [1 ...]1, van dit besluit.
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art.5. Wanneer een epizoötische ziekte die overdraagbaar is via het sperma, uitbreekt op het grondgebied van een Lid-Staat, beveelt (het Agentschap) de afzondering en verbiedt het het gebruik van sperma, verzonden in de zes laatste weken, uit een spermacentrum gelegen in de betrokken Lid-Staat. Deze maatregel blijft van kracht todat de Commissie heeft beschikt. <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>

HOOFDSTUK III. - Invoer en doorvoer van en intracommunautair handelsverkeer in sperma herkomstig uit derde landen.
Art.6.§ 1. De invoer van en het intracommunautair handelsverkeer in sperma herkomstig uit derde landen zijn enkel toegelaten voor rundersperma van oorsprong uit derde landen en hun spermacentra (en spermaopslagcentra) die door de Europese Gemeenschap daartoe erkend zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  § 2. De invoer van sperma uit derde landen is bovendien onderworpen aan de voorafgaandelijke aflevering van een invoermachtiging door (het Agentschap). <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  De aanvraag van de invoermachtiging ingediend bij (het Agentschap) dient vergezeld te gaan van het stamboekcertificaat, met inbegrip van de bloedgroepenformule van de donor. <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>

Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. De invoer van en het intracommunautair handelsverkeer in sperma herkomstig uit derde landen zijn enkel toegelaten voor rundersperma van oorsprong uit derde landen en hun spermacentra (en spermaopslagcentra) die door de Europese Gemeenschap daartoe erkend zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. De invoer van sperma uit derde landen is bovendien onderworpen aan de voorafgaandelijke aflevering van een invoermachtiging door (het Agentschap). <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  [2 Tweede lid opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 6_WAALS_GEWEST.    § 1. De invoer van en het intracommunautair handelsverkeer in sperma herkomstig uit derde landen zijn enkel toegelaten voor rundersperma van oorsprong uit derde landen en hun spermacentra (en spermaopslagcentra) die door de Europese Gemeenschap daartoe erkend zijn. <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  § 2. De invoer van sperma uit derde landen is bovendien onderworpen aan de voorafgaandelijke aflevering van een invoermachtiging door (het Agentschap). <KB 2005-11-10/32, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  [1 Tweede lid opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art.7. De donordieren moeten minstens de laatste zes maand voor produktie van de partij sperma, die ter invoer wordt aangeboden, op het grondgebied van het derde land van oorsprong hebben verbleven.

Art.8.De partij sperma die ter invoer wordt aangeboden dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidscertificaat volgens het model bepaald in de invoermachtiging, en een stamboekcertificaat overeenkomstig het model in bijlage IV, hoofdstuk II bij dit besluit.
  Wanneer een lot sperma bestemd voor een andere Lid-Staat wordt toegelaten dient het origineel van de voornoemde certificaten of een gewaarmerkte kopie ervan de lading te vergezellen; de bevoegde controledierenarts plaatst er zijn visum op.

Art. 8_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De partij sperma die ter invoer wordt aangeboden dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidscertificaat volgens het model bepaald in de invoermachtiging, [2 ...]2.  Wanneer een lot sperma bestemd voor een andere Lid-Staat wordt toegelaten dient het origineel van de voornoemde certificaten of een gewaarmerkte kopie ervan de lading te vergezellen; de bevoegde controledierenarts plaatst er zijn visum op.
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 8_WAALS_GEWEST.    De partij sperma die ter invoer wordt aangeboden dient vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidscertificaat volgens het model bepaald in de invoermachtiging, [1 ...]1.  Wanneer een lot sperma bestemd voor een andere Lid-Staat wordt toegelaten dient het origineel van de voornoemde certificaten of een gewaarmerkte kopie ervan de lading te vergezellen; de bevoegde controledierenarts plaatst er zijn visum op.
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art.9.(NOTA : zie verder niet-federale vorme(n) van dit artikel) Indien op het grondgebied van een derde land dat sperma verzendt voor invoer of voor doorvoer naar een Lid-Staat, een besmettelijke dierziekte uitbreekt die via het sperma kan overgedragen worden of die op enige andere wijze een bedreiging vormt voor de gezondheid van de veestapel, neemt het Bestuur maatregelen om de invoer en doorvoer naar een Lid-Staat van sperma uit het betrokken derde land te verbieden of te beperken, desgevallend in toepassing van de beschikkingen die de Commissie der Europese Gemeenschappen daarbij treft. Partijen sperma gewonnen of verzonden in de zes weken voorafgaand aan de vaststelling van de ziekte en die afkomstig zijn uit een spermacentrum dat onder de verbodsbepalingen valt, worden teruggezonden of vernietigd indien terugzending niet mogelijk is. De kosten hiervan zijn ten laste van de verzender, de geadresseerde of hun lasthebber.

Art. 9_VLAAMS_GEWEST.    Indien op het grondgebied van een derde land dat sperma verzendt voor invoer of voor doorvoer naar een Lid-Staat, een besmettelijke dierziekte uitbreekt die via het sperma kan overgedragen worden of die op enige andere wijze een bedreiging vormt voor de gezondheid van de veestapel, neemt (de bevoegde entiteit) maatregelen om de invoer en doorvoer naar een Lid-Staat van sperma uit het betrokken derde land te verbieden of te beperken, desgevallend in toepassing van de beschikkingen die de Commissie der Europese Gemeenschappen daarbij treft. Partijen sperma gewonnen of verzonden in de zes weken voorafgaand aan de vaststelling van de ziekte en die afkomstig zijn uit een spermacentrum dat onder de verbodsbepalingen valt, worden teruggezonden of vernietigd indien terugzending niet mogelijk is. De kosten hiervan zijn ten laste van de verzender, de geadresseerde of hun lasthebber. <MB 2006-04-28/51, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>


Art.10. Een partij sperma die niet beantwoordt aan het bepaalde in artikel 6 tot en met artikel 8 wordt naar het land van herkomst teruggezonden of indien dit om welke reden ook niet mogelijk is, vernietigd. Alle kosten hieraan verbonden zijn ten laste van de verzender, de geadresseerde of hun lasthebbers.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.11. <wijzigingsbepaling van artikel 31, eerste alinea, van het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras : 1971-09-23/30>

Art.12. <wijzigingsbepaling van artikel 32 van het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras : 1971-09-23/30>

Art.13. <wijzigingsbepaling van artikel 33 van het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras : 1971-09-23/30>

Art.14. Artikelen 34, 35 en 36 van het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras worden opgeheven.

Art.15.Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en overeenkomstig de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren.

Art. 15_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 [2 ...]2.
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>

Art. 15_WAALS_GEWEST.    Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art.16. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.

Art.17. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Landbouw zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Onze Minister van Landbouw wordt belast met de wijzigingen die de bijlagen in voorkomend geval dienen te ondergaan.

Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1.

Art. 1N1. <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> HOOFDSTUK I. - Erkenning van een spermacentrum voor de nationale handel in sperma van runderen.
  I.1. Voorwaarden voor erkenning :
  Om in aanmerking te komen voor een erkenning van spermacentrum voor de nationale handel in sperma van runderen dient het spermacentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.
  A. Uitrustingsvoorwaarden :
  1. Het spermacentrum dient minstens te beschikken over :
  a) een stalruimte voor de huisvesting volledig gescheiden van een stalruimte voor de afzondering van de dieren, deze stalruimten zijn strikt voorbehouden aan dieren die tot het spermacentrum werden toegelaten;
  b) ruimte en voorzieningen voor het verkrijgen van sperma, met een afzonderlijk lokaal voor de reiniging en ontsmetting of sterilisatie van het gebruikte instrumentarium;
  c) een lokaal voor de behandeling van sperma, ook genoemd laboratorium; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden, het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en d ;
  d) een lokaal voor de opslag van het sperma, ook genoemd opslagruimte; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden; het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en c.
  2. Alle lokalen en open ruimten alwaar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden zijn strikt ontoegankelijk voor dieren die niet tot het centrum zijn toegelaten, alsook voor personen die geen deel uitmaken van het personeel van het spermacentrum of die vreemd zijn aan het spermacentrum en geen bijzondere toelating hebben vanwege de erkende dierenarts van het centrum.
  De bouw en de ligging der gebouwen en tussenliggende wegen of open plaatsen waar de donoren zich kunnen bevinden moeten zodanig zijn opgevat dat geen rechtstreeks noch onrechtstreeks contact met dieren vreemd aan het spermacentrum mogelijk is.
  3. Alle lokalen waar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden dienen gebouwd te zijn met materialen die een degelijke reiniging en ontsmetting van de oppervlakten toelaten. Het instrumentarium dat met de donoren of het sperma in contact komt dienen hetzij voorzien te zijn voor éénmalig gebruik hetzij bestand te zijn tegen herhaalde reiniging, ontsmetting en sterilisatie.
  B. Exploitatievoorwaarden :
  1. Ten allen tijde mogen zich op het spermacentrum enkel dieren bevinden van de soort waarvan sperma wordt verkregen en die voldoen aan bijlage 2 hoofdstuk II van dit besluit. Niettemin kunnen ook andere als huisdier gehouden dieren worden toegelaten die voor de normale werking van het spermacentrum volstrekt noodzakelijk zijn, voorzover deze geen besmettingsgevaar opleveren voor de diersoorten waarvan sperma wordt verkregen, en voldoen aan de door de erkende dierenarts van het centrum gestelde voorwaarden. Voor het opvangen van sperma van stieren welke niet tot het centrum behoren, voor gebruik in het veebeslag van de eigenaar van desbetreffende stier, dient het centrum desgevallend over een gescheiden accommodatie met eigen instrumentarium te beschikken zodat deze dieren niet op het spermacentrum zelf gebracht worden
  2. Van alle in het spermacentrum aanwezige runderen moet naast de stalinventaris, met gegevens over ras, geboortedatum en identificatie van elk dier, een register aanwezig zijn waarin alle controles op ziekten, alle vaccinaties die zijn uitgevoerd alsmede alle gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier van elk dier worden opgetekend;
  3. Er mogen geen personen worden toegelaten tot het centrum die daartoe niet zijn gemachtigd. Personen die door de erkende dierenarts van het centrum gemachtigd worden om het spermacentrum te betreden dienen zich te houden aan de hieraan verbonden voorwaarden;
  4. Op het spermacentrum mag enkel technisch bevoegd personeel werkzaam zijn, dat tevens een toereikende opleiding heeft gekregen inzake methoden van ontsmetting en gezondheidszorg, speciaal om verspreiding van ziekten tegen te gaan. Het personeel dat in zijn opdracht rechtstreeks in contact komt met de dieren van het spermacentrum of met materialen die met de dieren of het sperma in contact komen, mogen geen contact hebben met runderen of andere herkauwers van buiten het centrum. In bijzondere gevallen, dienen de nodige schikkingen genomen te worden om insleep van ziekten te vermijden;
  5. a) alleen sperma verkregen in een volgens de bepalingen van dit hoofdstuk erkend spermacentrum mag hier worden behandeld en bewaard. Indien een spermacentrum bij wijze van dienstverlening aan een veehouder, niet alleen het opvangen doch ook de bewerking en de bewaring van sperma van een stier behorend tot het veebeslag van die veehouder verzekert, dient dit te gebeuren hetzij in een ruimte behorende tot de gescheiden accommodatie bedoeld onder 1, met apparatuur behorende tot die aparte accommodatie, hetzij in het laboratorium van het spermacentrum op voorwaarde dat deze private winningen als laatste van de dag worden behandeld met degelijk gereinigd en ontsmet instrumentarium, waarna deze, naargelang van het geval, worden weggeworpen of gereinigd, ontsmet en gesteriliseerd. Het personeel dat hierbij in contact komt met deze private stieren mag geen contact hebben met de stieren behorende tot het spermacentrum, noch met materialen die met de dieren of hun sperma kan in contact komen, tenzij na het nemen van de nodige hygiënische maatregelen opgelegd door de dierenarts. Het laboratoriumpersoneel moet er voor zorgen dat er geen contact direct noch indirect ontstaat tussen sperma van deze stieren en sperma van de donoren van het spermacentrum.
  Dergelijk sperma dient gevuld te worden in rietjes die zichtbaar verschillen van deze die sperma bevatten van donoren van het spermacentrum en mogen in geen geval de naam of het erkenningsnummer van het spermacentrum dragen. Zij dienen gescheiden van het sperma gewonnen op het centrum bewaard te worden in recipiënten en met koelvloeistof die enkel voor dat doel gereserveerd worden en de recipiënten dienen daartoe zichtbaar gemerkt zijn. Deze dienstverlening kan enkel worden toegestaan voor zover de private stier beantwoordt aan de vereisten gesteld in bijlage 2, hoofdstuk II bij dit besluit;
  b) het verkrijgen, behandelen en opslaan van sperma mag alleen geschieden in daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheids- en hygiënische maatregelen;
  c) vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of het donordier, op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd;
  d) producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, moeten van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar betekenen voor de gezondheid, of voor gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;
  e) recipiënten voor opslag en transport moeten op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, voordat met het vullen wordt begonnen;
  f) het cryogene middel mag nog niet voor andere producten van dierlijke oorsprong gebruikt zijn;
  g) iedere afzonderlijke dosis moet worden gemerkt met in gecodificeerde vorm :
  - de datum van winning;
  - het ras : maximaal 3 kenletters;
  - de identificatie van het dier, in 3 cijfers of de 3 eerste letters van zijn naam;
  - de identificatie van het centrum : de letters " BN " gevolgd door een erkenningsnummer in 2 cijfers.
  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent. De eventuele identificatie van rietjes die sperma van private stieren bevatten mogen enkel bestaan uit een aanduiding van de datum van winning en de naam van de stier.
  h) diepgevroren embryo's mogen in erkende spermacentra worden opgeslagen voor zover
  - deze opslag voorafgaandelijk werd goedgekeurd door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;
  - de embryo's voldoen aan de eisen van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;
  - de embryo's in aparte recipiënten worden opgeslagen in de erkende lokalen voor opslag van sperma;
  Het spermacentrum moet onder voortdurend toezicht staan van een erkende dierenarts. Dit toezicht maakt het onderwerp uit van een schriftelijke overeenkomst.
  Is aan het centrum tevens een opfokcentrum en/of een quarantainestal verbonden dan neemt de verantwoordelijke op advies van de erkende dierenarts van het centrum alle hygiënische maatregelen om te vermijden dat er een rechtstreeks of onrechtstreeks contact ontstaat tussen dieren van enerzijds het spermacentrum en anderzijds het opfok- of quarantainecentrum.
  De erkende dierenarts ziet toe op het naleven van hoger genoemde exploitatievoorwaarden.
  Ten minste tweemaal per jaar wordt, in het kader van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht, door de bevoegde dierenarts van het Agentschap een controlebezoek gebracht.
  I.2. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 1°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 2N1.HOOFDSTUK II. - (Erkenning van een spermacentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen
  II.1. Voorwaarden voor erkenning :
  Om in aanmerking te komen voor een erkenning van spermacentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen dient het spermacentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.
  A. Uitrustingsvoorwaarden :
  1. Het spermacentrum dient minstens te beschikken over :
  a) een stalruimte voor de huisvesting volledig gescheiden van een stalruimte voor de afzondering van de dieren, deze stalruimten zijn strikt voorbehouden aan dieren die tot het spermacentrum werden toegelaten;
  b) ruimte en voorzieningen voor het verkrijgen van sperma, met een afzonderlijk lokaal voor de reiniging en ontsmetting of sterilisatie van het gebruikte instrumentarium;
  c) een lokaal voor de behandeling van sperma, ook genoemd laboratorium; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden, het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en d ;
  d) een lokaal voor de opslag van het sperma, ook genoemd opslagruimte; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden; het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en c.
  2. Alle lokalen en open ruimten alwaar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden zijn strikt ontoegankelijk voor dieren die niet tot het centrum zijn toegelaten, alsook voor personen die geen deel uitmaken van het personeel van het spermacentrum of die vreemd zijn aan het spermacentrum en geen bijzondere toelating hebben vanwege de erkende dierenarts van het centrum.
  De bouw en de ligging der gebouwen en tussenliggende wegen of open plaatsen waar de donoren zich kunnen bevinden, moeten zodanig zijn opgevat dat geen rechtstreeks noch onrechtstreeks contact met dieren vreemd aan het spermacentrum mogelijk is.
  3. Alle lokalen waar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden dienen gebouwd te zijn met materialen die een degelijke reiniging en ontsmetting van de oppervlakten toelaten. Het instrumentarium dat met de donoren of het sperma in contact komt dient hetzij voorzien te zijn voor éénmalig gebruik hetzij bestand te zijn tegen herhaalde reiniging, ontsmetting en sterilisatie.
  B. Exploitatievoorwaarden :
  1. Ten allen tijde mogen zich op het spermacentrum enkel dieren bevinden van de soort waarvan sperma wordt verkregen en die voldoen aan bijlage 2 hoofdstuk I van dit besluit. Niettemin kunnen ook andere als huisdier gehouden dieren worden toegelaten die voor de normale werking van het spermacentrum volstrekt noodzakelijk zijn, voorzover deze geen besmettingsgevaar opleveren voor de diersoorten waarvan sperma wordt verkregen, en voldoen aan de door de erkende dierenarts van het centrum gestelde voorwaarden;
  2. Van alle in het spermacentrum aanwezige runderen moet, naast de stalinventaris met gegevens over ras, geboortedatum en identificatie van elk dier, een register aanwezig zijn waarin alle controles op ziekten, alle vaccinaties die zijn uitgevoerd alsmede alle gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier van elk dier worden opgetekend;
  3. Er mogen geen personen worden toegelaten tot het centrum die daartoe niet zijn gemachtigd. Personen die door de erkende dierenarts van het centrum gemachtigd worden om het spermacentrum te betreden dienen zich te houden aan de hieraan verbonden voorwaarden;
  4. Op het spermacentrum mag enkel technisch bevoegd personeel werkzaam zijn, dat tevens een toereikende opleiding heeft gekregen inzake methoden van ontsmetting en gezondheidszorg, speciaal om verspreiding van ziekten tegen te gaan. Het personeel dat in zijn opdracht rechtstreeks in contact komt met de dieren van het spermacentrum of met materialen die met de dieren of het sperma in contact komen, mogen geen contact hebben met runderen of andere herkauwers van buiten het centrum. In bijzondere gevallen, dienen minstens drie dagen werkonderbreking voorzien te worden;
  5. a) alleen sperma verkregen in een volgens de bepalingen van dit hoofdstuk erkend spermacentrum mag er worden behandeld en bewaard :
  Evenwel mogen diepgevroren embryo's in erkende spermacentra worden opgeslagen voor zover
  - deze opslag voorafgaandelijk werd goedgekeurd door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;
  - de embryo's voldoen aan de eisen van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;
  - de embryo's in aparte recipiënten worden opgeslagen in de erkende lokalen voor opslag van sperma.
  Sperma dat niet in een erkend centrum is gewonnen, mag toch in een erkend centrum worden behandeld mits :
  - dit sperma afkomstig is van runderen die voldoen aan de in bijlage 2, hoofdstuk I, punt A, 3 vermelde voorwaarden;
  - deze behandeling geschiedt met afzonderlijke apparatuur of op een ander tijdstip dan dat waarop voor het intracommunautair handelsverkeer bestemd sperma wordt behandeld; in dit laatste geval dient de apparatuur na elk gebruik te worden gereinigd en gesteriliseerd;
  - dit sperma niet in het IC handelsverkeer wordt gebracht, en op geen enkel moment in aanraking komt of samen wordt opgeslagen met sperma dat voor het IC handelsverkeer is bestemd;
  - dit sperma wordt geïdentificeerd door middel van een ander dan het onder g) bedoelde merk.
  b) Het verkrijgen, behandelen en opslaan van sperma mag alleen geschieden in speciaal daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheids- en hygiënische maatregelen;
  c) vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of het donordier, op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, tenzij het voor éénmalig gebruik bestemd is;
  d) producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, moeten van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar betekenen voor de gezondheid of vóór gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;
  e) recipiënten voor opslag en transport moeten op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, voordat met het vullen wordt begonnen, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn;
  f) het cryogene middel mag nog niet voor andere producten van dierlijke oorsprong is gebruikt;
  g) iedere afzonderlijke dosis sperma wordt gemerkt, in gecodificeerde vorm met vermelding van :
  - de datum van winning van het sperma;
  - het ras van de donor : maximaal 3 kenletters;
  - de identificatie van de donor : in minimaal 3 cijfers of de eerste 3 letters van zijn naam;
  - de naam of het erkenningsnummer van het spermacentrum voorafgegaan door een B;
  - de aanduiding van de serologische status van het donordier inzake IBR/IPV.
  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent.
  Het spermacentrum moet onder voortdurend toezicht staan van een erkende dierenarts. Dit toezicht maakt het onderwerp uit van een schriftelijke overeenkomst.
  Is aan het centrum tevens een opfokcentrum en/of een quarantainestal verbonden dan neemt de verantwoordelijke op advies van de erkende dierenarts van het centrum alle hygiënische maatregelen om te vermijden dat er een rechtstreeks of onrechtstreeks contact ontstaat tussen dieren van enerzijds het spermacentrum en anderzijds het opfok- of quarantainecentrum.
  De erkende dierenarts ziet toe op het naleven van de hoger vernoemde voorwaarden.
  Tenminste tweemaal per jaar wordt, in het kader van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht, door de bevoegde dierenarts van het Agentschap een controlebezoek aan het spermacentrum gebracht.
  II.2. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 3°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 2N1_VLAAMS_GEWEST.    HOOFDSTUK II. - (Erkenning van een spermacentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen  II.1. Voorwaarden voor erkenning :  Om in aanmerking te komen voor een erkenning van spermacentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen dient het spermacentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.  A. Uitrustingsvoorwaarden :  1. Het spermacentrum dient minstens te beschikken over :  a) een stalruimte voor de huisvesting volledig gescheiden van een stalruimte voor de afzondering van de dieren, deze stalruimten zijn strikt voorbehouden aan dieren die tot het spermacentrum werden toegelaten;  b) ruimte en voorzieningen voor het verkrijgen van sperma, met een afzonderlijk lokaal voor de reiniging en ontsmetting of sterilisatie van het gebruikte instrumentarium;  c) een lokaal voor de behandeling van sperma, ook genoemd laboratorium; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden, het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en d ;  d) een lokaal voor de opslag van het sperma, ook genoemd opslagruimte; dit lokaal dient zich niet noodzakelijkerwijs op de zelfde site te bevinden; het dient evenwel daadwerkelijk afgescheiden te zijn van de lokalen bedoeld in a, b en c.  2. Alle lokalen en open ruimten alwaar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden zijn strikt ontoegankelijk voor dieren die niet tot het centrum zijn toegelaten, alsook voor personen die geen deel uitmaken van het personeel van het spermacentrum of die vreemd zijn aan het spermacentrum en geen bijzondere toelating hebben vanwege de erkende dierenarts van het centrum.  De bouw en de ligging der gebouwen en tussenliggende wegen of open plaatsen waar de donoren zich kunnen bevinden, moeten zodanig zijn opgevat dat geen rechtstreeks noch onrechtstreeks contact met dieren vreemd aan het spermacentrum mogelijk is.  3. Alle lokalen waar de donoren of het sperma zich kunnen bevinden dienen gebouwd te zijn met materialen die een degelijke reiniging en ontsmetting van de oppervlakten toelaten. Het instrumentarium dat met de donoren of het sperma in contact komt dient hetzij voorzien te zijn voor éénmalig gebruik hetzij bestand te zijn tegen herhaalde reiniging, ontsmetting en sterilisatie.  B. Exploitatievoorwaarden :  1. Ten allen tijde mogen zich op het spermacentrum enkel dieren bevinden van de soort waarvan sperma wordt verkregen en die voldoen aan bijlage 2 hoofdstuk I van dit besluit. Niettemin kunnen ook andere als huisdier gehouden dieren worden toegelaten die voor de normale werking van het spermacentrum volstrekt noodzakelijk zijn, voorzover deze geen besmettingsgevaar opleveren voor de diersoorten waarvan sperma wordt verkregen, en voldoen aan de door de erkende dierenarts van het centrum gestelde voorwaarden;  2. Van alle in het spermacentrum aanwezige runderen moet, naast de stalinventaris met gegevens over ras, geboortedatum en identificatie van elk dier, een register aanwezig zijn waarin alle controles op ziekten, alle vaccinaties die zijn uitgevoerd alsmede alle gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier van elk dier worden opgetekend;  3. Er mogen geen personen worden toegelaten tot het centrum die daartoe niet zijn gemachtigd. Personen die door de erkende dierenarts van het centrum gemachtigd worden om het spermacentrum te betreden dienen zich te houden aan de hieraan verbonden voorwaarden;  4. Op het spermacentrum mag enkel technisch bevoegd personeel werkzaam zijn, dat tevens een toereikende opleiding heeft gekregen inzake methoden van ontsmetting en gezondheidszorg, speciaal om verspreiding van ziekten tegen te gaan. Het personeel dat in zijn opdracht rechtstreeks in contact komt met de dieren van het spermacentrum of met materialen die met de dieren of het sperma in contact komen, mogen geen contact hebben met runderen of andere herkauwers van buiten het centrum. In bijzondere gevallen, dienen minstens drie dagen werkonderbreking voorzien te worden;  5. a) alleen sperma verkregen in een volgens de bepalingen van dit hoofdstuk erkend spermacentrum mag er worden behandeld en bewaard :  Evenwel mogen diepgevroren embryo's in erkende spermacentra worden opgeslagen voor zover  - deze opslag voorafgaandelijk werd goedgekeurd door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;  - de embryo's voldoen aan de eisen van het koninklijk besluit van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;  - de embryo's in aparte recipiënten worden opgeslagen in de erkende lokalen voor opslag van sperma.  Sperma dat niet in een erkend centrum is gewonnen, mag toch in een erkend centrum worden behandeld mits :  - dit sperma afkomstig is van runderen die voldoen aan de in bijlage 2, hoofdstuk I, punt A, 3 vermelde voorwaarden;  - deze behandeling geschiedt met afzonderlijke apparatuur of op een ander tijdstip dan dat waarop voor het intracommunautair handelsverkeer bestemd sperma wordt behandeld; in dit laatste geval dient de apparatuur na elk gebruik te worden gereinigd en gesteriliseerd;  - dit sperma niet in het IC handelsverkeer wordt gebracht, en op geen enkel moment in aanraking komt of samen wordt opgeslagen met sperma dat voor het IC handelsverkeer is bestemd;  - dit sperma wordt geïdentificeerd door middel van een ander dan het onder g) bedoelde merk.  b) Het verkrijgen, behandelen en opslaan van sperma mag alleen geschieden in speciaal daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheids- en hygiënische maatregelen;  c) vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of het donordier, op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, tenzij het voor éénmalig gebruik bestemd is;  d) producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, moeten van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar betekenen voor de gezondheid of vóór gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;  e) recipiënten voor opslag en transport moeten op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, voordat met het vullen wordt begonnen, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn;  f) het cryogene middel mag nog niet voor andere producten van dierlijke oorsprong is gebruikt;  g) iedere afzonderlijke dosis sperma wordt gemerkt, in gecodificeerde vorm met vermelding van :  - de datum van winning van het sperma;  - het ras van de donor : maximaal 3 kenletters;  - de identificatie van de donor : in minimaal 3 cijfers of de eerste 3 letters van zijn naam;  - de naam of het erkenningsnummer van het spermacentrum voorafgegaan door een B;  - de aanduiding van de serologische status van het donordier inzake IBR/IPV.  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent.  Het spermacentrum moet onder voortdurend toezicht staan van een erkende dierenarts. Dit toezicht maakt het onderwerp uit van een schriftelijke overeenkomst.  Is aan het centrum tevens een opfokcentrum en/of een quarantainestal verbonden dan neemt de verantwoordelijke op advies van de erkende dierenarts van het centrum alle hygiënische maatregelen om te vermijden dat er een rechtstreeks of onrechtstreeks contact ontstaat tussen dieren van enerzijds het spermacentrum en anderzijds het opfok- of quarantainecentrum.  De erkende dierenarts ziet toe op het naleven van de hoger vernoemde voorwaarden.  Tenminste tweemaal per jaar wordt, in het kader van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht, door de bevoegde dierenarts van het Agentschap een controlebezoek aan het spermacentrum gebracht.  II.2. Procedure tot aanvraag en tot het bekomen van een erkenning : (NOTA : punt II.2 werd opgeheven bij KB 2006-01-16/46, art. 102, 3°, met inwerkingtreding op 15-03-2006 maar gewijzigd bij MB 2006-04-28/51, art. 29, met ingang op 01-04-2006; Justel heeft dus punt II.2 behouden in de bijlage I zoals gewijzigd door de Vlaamse Overheid>  A. Aanvraag.  1. De aanvraag wordt opgesteld door de eigenaar als natuurlijk persoon of door de voorzitter van de beheerraad, ingeval van een rechtspersoonlijkheid, en mede-ondertekend door de erkende dierenarts van het centrum; de samenstelling van de raad van beheer wordt in voorkomend geval bekend gemaakt;  2. de aanvraag wordt vervolledigd met een globaal schematisch grondplan van het domein en de daarop gelegen gebouwen met vermelding van de bestemming van elk gebouw;  3. de aanvraag dient per aangetekend schrijven gericht te worden aan het Agentschap.  B. Sanitair controlebezoek.  1. Binnen de twee maanden volgend op de aanvraag brengt de bevoegde dierenarts van het Agentschap een werkbezoek aan het centrum, waarbij hij nagaat of het centrum voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk II.1 van deze bijlage;  2. van dit werkbezoek wordt een verslag gemaakt, met vermelding van de eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden is voldaan bevat dit verslag het gunstig advies van de dierenarts van het Agentschap;  3. afhankelijk van de ernst van de afwijkingen wordt in samenspraak met de erkende dierenarts van het centrum, de beheerder en de dierenarts van het Agentschap een termijn vastgesteld binnen de welke aan de afwijkingen dient verholpen te zijn. Deze termijn mag de 6 maanden niet overschrijden;  4. ingeval het bepaalde onder 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitieve advies van de dierenarts van het Agentschap bevat.  C. Sanitaire nacontrolebezoeken :  1. Overeenkomstig hoofdstuk II.1 van deze bijlage brengt de dierenarts van het Agentschap tenminste tweemaal per jaar een werkbezoek aan het centrum. Hij wordt hierbij steeds begeleid door de erkende dierenarts van het centrum. Van elk werkbezoek wordt een verslag gestuurd aan de centrale diensten van het Agentschap. Bij uitbraak van een aangifteplichtige dierenziekte of een andere runderziekte die de erkenning in gevaar brengt wordt de dierenarts van het Agentschap steeds verzocht een werkbezoek te brengen.  2. Bij vaststelling van afwijkingen die de erkenning in gevaar brengen bevat het verslag de voorgestelde oplossingen, de termijn voor hun uitvoering en zo nodig het advies om de erkenning op te schorten of in te trekken.) <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  D. Zoötechnische controle- en nacontrolebezoeken.  1. (De bevoegde ambtenaar van de bevoegde entiteit) bezoekt het spermacentrum in de twee maanden volgend op de indiening van de aanvraag. Hij gaat na of aan het bepaalde in hoofdstuk 5 is voldaan. Desgevallend geeft hij richtlijnen om aan afwijkingen te verhelpen en bepaalt de termijn waarin deze uitgevoerd dienen te worden. Het verslag van zijn werkbezoeken en zijn advies maakt hij over aan (de bevoegde entiteit). <MB 2006-04-28/51, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  2. De bevoegde (ambtenaar) brengt tenminste tweemaal per jaar een nacontrolebezoek aan het centrum. Zijn verslagen van deze bezoeken maakt hij over aan (de bevoegde entiteit). <MB 2006-04-28/51, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art. 3N1. <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> HOOFDSTUK III. - Erkenning van een spermaopslagcentrum voor de nationale handel in sperma van runderen.
  III.1. Voorwaarden voor erkenning :
  Om in aanmerking te kunnen komen als erkend spermaopslagcentrum voor de nationale handel in sperma van runderen, dient het spermaopslagcentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.
  A. Uitrustingsvoorwaarden :
  Het spermaopslagcentrum moet beschikken over installaties voor het opslaan van sperma waar het sperma in optimale omstandigheden kan worden bewaard tot het aan een derde wordt geleverd. Die opslaginstallaties moeten uitsluitend voor dit gebruik bestemd zijn.
  Het spermaopslagcentrum moet zo gebouwd of geïsoleerd zijn dat contact met dieren buiten het centrum onmogelijk is.
  B. Exploitatievoorwaarden :
  1. Op om het even welk tijdstip mag in de installaties van het spermaopslagcentrum alleen rundersperma aanwezig zijn dat is gewonnen in een spermacentrum dat erkend is voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor de nationale handel, of in een spermacentrum gelegen in een derde land dat door de Europese Unie erkend werd, ofwel dat afkomstig is van een ander erkend spermaopslagcentrum. Sperma dat wordt binnengebracht vanuit een ander erkend spermacentrum of spermaopslagcentrum moet vervoerd zijn onder omstandigheden die een volledige gezondheidsgarantie bieden. Het moet worden opgeslagen zonder dat het daarbij in contact komt met ander sperma;
  2. De gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen moeten dag na dag worden bijgehouden in een register. In dit register worden alle verplaatsingen van sperma (van en naar het centrum) bijgehouden, evenals de status van de donorstieren waarvan het sperma in het centrum is opgeslagen;
  3. Voor het spermaopslagcentrum mag alleen bevoegd personeel werken dat voldoende is opgeleid, in het bijzonder om de verspreiding van ziekten te voorkomen;
  4. De opslag van sperma in de installaties van het spermaopslagcentrum moet gebeuren met inachtneming van de strengste maatregelen op het stuk van gezondheid en hygiëne;
  5. Er mogen geen personen worden toegelaten die daartoe niet gemachtigd zijn. Bovendien mag aan de daartoe gemachtigde bezoekers alleen toegang worden verleend op de door de dierenarts van het centrum vastgestelde voorwaarden;
  6. In een erkend spermaopslagcentrum mogen ook diepgevroren embryo's worden opgeslagen mits :
  - dergelijke opslag toegestaan is door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;
  - de embryo's voldoen aan de eisen van het K.B. van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;
  - de embryo's in afzonderlijke recipiënten worden opgeslagen in de ruimte voor de opslag van goedgekeurd sperma.
  7. De bij opslag en vervoer gebruikte recipiënten moeten vooraf op afdoende wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn
  8. Vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat in contact komt met het sperma op adequate wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn.
  9. Het cryogene product mag nog niet eerder gebruikt zijn voor andere producten van dierlijke oorsprong.
  10. Iedere afzonderlijke dosis sperma moet gemerkt zijn, desgevallend in gecodificeerde vorm met vermelding van :
  - datum van winning van het sperma;
  - ras van de donor (max. 3 kenletters);
  - identificatie van de donor (min. 3 cijfers of de eerste drie letters van zijn naam);
  - naam of erkenningsnummer van het spermacentrum waarvan het sperma afkomstig is, voorafgegaan door een BN;
  - de aanduiding van de serologische status van het donordier inzake IBR/IPV.
  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent.
  Het spermaopslagcentrum moet onder permanent toezicht staan van een erkende dierenarts. Dat toezicht moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst. Bedoelde dierenarts moet toezien op het naleven van de hoger vernoemde voorwaarden.
  C. Controles van het Agentschap.
  Het spermaopslagcentrum moet de administratieve controles en deze van de installaties en van alle materieel nodig voor de verdeling en de bewaring van sperma aanvaarden. Het moet onder meer :
  1. te allen tijde, bij een controle door het Agentschap, bewijzen kunnen voorleggen dat het sperma dat in de installaties van het spermaopslagcentrum is opgeslagen, werd geleverd door ofwel een voor het intracommunautaire handelsverkeer of de nationale handel erkend spermacentrum, ofwel door een in een derde land gelegen en door de Europese Unie erkend spermacentrum, ofwel door een ander erkend spermaopslagcentrum;
  2. te allen tijde bij een controle door het Agentschap de sanitaire certificaten kunnen tonen die horen bij elke partij spermadosissen die in de installaties van het spermaopslagcentrum wordt binnengebracht, alsmede het register waarvan sprake in punt B, 2° van dit hoofdstuk, waarin de gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen worden bijgehouden.
  III.2. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 4°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 4N1.(HOOFDSTUK IV. - Erkenning van een spermaopslagcentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen.
  IV.1. Voorwaarden voor erkenning :
  Om in aanmerking te komen voor een erkenning van spermaopslagcentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen, dient het spermaopslagcentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.
  A. Uitrustingsvoorwaarden :
  Het spermaopslagcentrum moet beschikken over installaties voor het opslaan van sperma waar het sperma in optimale omstandigheden kan worden bewaard tot het aan een derde wordt geleverd. Die opslaginstallaties moeten uitsluitend voor dit gebruik bestemd zijn.
  Het spermaopslagcentrum moet zo gebouwd of geïsoleerd zijn dat contact met dieren buiten het centrum onmogelijk is.
  B. Exploitatievoorwaarden :
  1. Op om het even welk tijdstip mag in de installaties van het spermaopslagcentrum alleen rundersperma aanwezig zijn dat is gewonnen in een spermacentrum dat erkend is voor het intracommunautaire handelsverkeer, of in een spermacentrum gelegen in een derde land dat door de Europese Unie erkend werd, ofwel dat afkomstig is van een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen.
  Sperma dat wordt binnengebracht vanuit een spermacentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen of vanuit een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen moet vervoerd zijn onder omstandigheden die een volledige gezondheidsgarantie bieden. Het moet worden opgeslagen zonder dat het daarbij in contact komt met ander sperma;
  2. De gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen moeten dag na dag worden bijgehouden in een register. In dit register worden alle verplaatsingen van sperma (van en naar het centrum) bijgehouden, evenals de status van de donorstieren waarvan het sperma in het centrum is opgeslagen;
  3. Voor het spermaopslagcentrum mag alleen bevoegd personeel werken dat voldoende is opgeleid, in het bijzonder om de verspreiding van ziekten te voorkomen;
  4. De opslag van sperma in de installaties van het spermaopslagcentrum moet gebeuren met inachtneming van de strengste maatregelen op het stuk van gezondheid en hygiëne;
  5. Er mogen geen personen worden toegelaten die daartoe niet gemachtigd zijn. Bovendien mag aan de daartoe gemachtigde bezoekers alleen toegang worden verleend op de door de dierenarts van het centrum vastgestelde voorwaarden;
  6. In een erkend spermaopslagcentrum mogen ook diepgevroren embryo's worden opgeslagen mits :
  - dergelijke opslag toegestaan is door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;
  - de embryo's voldoen aan de eisen van het K.B. van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;
  - de embryo's in afzonderlijke recipiënten worden opgeslagen in de ruimte voor de opslag van goedgekeurd sperma.
  7. De bij opslag en vervoer gebruikte recipiënten moeten vooraf op afdoende wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn.
  8. Vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat in contact komt met het sperma op adequate wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn.
  9. Het cryogene product mag nog niet eerder gebruikt zijn voor andere producten van dierlijke oorsprong.
  10. Iedere afzonderlijke dosis sperma moet gemerkt zijn, desgevallend in gecodificeerde vorm met vermelding van:
  - datum van winning van het sperma;
  - ras van de donor (max. 3 kenletters);
  - identificatie van de donor (min. 3 cijfers of de eerste drie letters van zijn naam);
  - naam of erkenningsnummer van het spermacentrum waarvan het sperma afkomstig is, voorafgegaan door een BN;
  - de aanduiding van de serologische status van het donordier inzake IBR/IPV.
  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent.
  Het spermaopslagcentrum moet onder permanent toezicht staan van een erkende dierenarts. Dat toezicht moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst. Bedoelde dierenarts moet toezien op het naleven van de hoger vermelde voorwaarden.
  C. Controle van het Agentschap.
  Het spermaopslagcentrum moet de administratieve controles van de installaties en van alle materieel nodig voor de verdeling en de bewaring van sperma aanvaarden. Het moet onder meer :
  1. te allen tijde, bij een controle door het Agentschap, bewijzen kunnen voorleggen dat het sperma dat in de installaties van het spermaopslagcentrum is opgeslagen, werd geleverd door ofwel een voor het intracommunautaire handelsverkeer erkend spermacentrum, ofwel door een in een derde land gelegen en door de Europese Unie erkend spermacentrum, ofwel door een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen;
  2. te allen tijde bij een controle door het Agentschap de sanitaire certificaten kunnen tonen die horen bij elke partij spermadosissen die in de installaties van het spermaopslagcentrum wordt binnengebracht, alsmede het register waarvan sprake in bijlage punt B, 2° van dit hoofdstuk, waarin de gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen worden bijgehouden.
  IV.2. (...). <KB 2006-01-16/46, art. 102, 5°, 006 ; Inwerkingtreding : 15-03-2006>

Art. 4N1_VLAAMS_GEWEST.   (HOOFDSTUK IV. - Erkenning van een spermaopslagcentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen.  IV.1. Voorwaarden voor erkenning :  Om in aanmerking te komen voor een erkenning van spermaopslagcentrum voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen, dient het spermaopslagcentrum te voldoen aan de uitrustingsvoorwaarden zoals beschreven onder punt A van dit hoofdstuk, en aan de exploitatievoorwaarden zoals beschreven onder punt B van dit hoofdstuk.  A. Uitrustingsvoorwaarden :  Het spermaopslagcentrum moet beschikken over installaties voor het opslaan van sperma waar het sperma in optimale omstandigheden kan worden bewaard tot het aan een derde wordt geleverd. Die opslaginstallaties moeten uitsluitend voor dit gebruik bestemd zijn.  Het spermaopslagcentrum moet zo gebouwd of geïsoleerd zijn dat contact met dieren buiten het centrum onmogelijk is.  B. Exploitatievoorwaarden :  1. Op om het even welk tijdstip mag in de installaties van het spermaopslagcentrum alleen rundersperma aanwezig zijn dat is gewonnen in een spermacentrum dat erkend is voor het intracommunautaire handelsverkeer, of in een spermacentrum gelegen in een derde land dat door de Europese Unie erkend werd, ofwel dat afkomstig is van een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen.  Sperma dat wordt binnengebracht vanuit een spermacentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen of vanuit een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen moet vervoerd zijn onder omstandigheden die een volledige gezondheidsgarantie bieden. Het moet worden opgeslagen zonder dat het daarbij in contact komt met ander sperma;  2. De gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen moeten dag na dag worden bijgehouden in een register. In dit register worden alle verplaatsingen van sperma (van en naar het centrum) bijgehouden, evenals de status van de donorstieren waarvan het sperma in het centrum is opgeslagen;  3. Voor het spermaopslagcentrum mag alleen bevoegd personeel werken dat voldoende is opgeleid, in het bijzonder om de verspreiding van ziekten te voorkomen;  4. De opslag van sperma in de installaties van het spermaopslagcentrum moet gebeuren met inachtneming van de strengste maatregelen op het stuk van gezondheid en hygiëne;  5. Er mogen geen personen worden toegelaten die daartoe niet gemachtigd zijn. Bovendien mag aan de daartoe gemachtigde bezoekers alleen toegang worden verleend op de door de dierenarts van het centrum vastgestelde voorwaarden;  6. In een erkend spermaopslagcentrum mogen ook diepgevroren embryo's worden opgeslagen mits :  - dergelijke opslag toegestaan is door de bevoegde dierenarts van het Agentschap;  - de embryo's voldoen aan de eisen van het K.B. van 23 januari 1992 betreffende de sanitaire voorwaarden voor het verzamelen en overplanten van embryo's van runderen;  - de embryo's in afzonderlijke recipiënten worden opgeslagen in de ruimte voor de opslag van goedgekeurd sperma.  7. De bij opslag en vervoer gebruikte recipiënten moeten vooraf op afdoende wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn.  8. Vóór gebruik moet ieder stuk instrumentarium of gereedschap dat in contact komt met het sperma op adequate wijze ontsmet of gesteriliseerd worden, tenzij ze voor éénmalig gebruik bestemd zijn.  9. Het cryogene product mag nog niet eerder gebruikt zijn voor andere producten van dierlijke oorsprong.  10. Iedere afzonderlijke dosis sperma moet gemerkt zijn, desgevallend in gecodificeerde vorm met vermelding van:  - datum van winning van het sperma;  - ras van de donor (max. 3 kenletters);  - identificatie van de donor (min. 3 cijfers of de eerste drie letters van zijn naam);  - naam of erkenningsnummer van het spermacentrum waarvan het sperma afkomstig is, voorafgegaan door een BN;  - de aanduiding van de serologische status van het donordier inzake IBR/IPV.  Tussen elke indicatie dient een schuine streep te staan die duidelijk elk onderdeel van de merking afbakent.  Het spermaopslagcentrum moet onder permanent toezicht staan van een erkende dierenarts. Dat toezicht moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst. Bedoelde dierenarts moet toezien op het naleven van de hoger vermelde voorwaarden.  C. Controle van het Agentschap.  Het spermaopslagcentrum moet de administratieve controles van de installaties en van alle materieel nodig voor de verdeling en de bewaring van sperma aanvaarden. Het moet onder meer :  1. te allen tijde, bij een controle door het Agentschap, bewijzen kunnen voorleggen dat het sperma dat in de installaties van het spermaopslagcentrum is opgeslagen, werd geleverd door ofwel een voor het intracommunautaire handelsverkeer erkend spermacentrum, ofwel door een in een derde land gelegen en door de Europese Unie erkend spermacentrum, ofwel door een ander spermaopslagcentrum erkend voor de intracommunautaire handel in sperma van runderen;  2. te allen tijde bij een controle door het Agentschap de sanitaire certificaten kunnen tonen die horen bij elke partij spermadosissen die in de installaties van het spermaopslagcentrum wordt binnengebracht, alsmede het register waarvan sprake in bijlage punt B, 2° van dit hoofdstuk, waarin de gegevens over alle in het spermaopslagcentrum aanwezige spermadosissen worden bijgehouden.  IV.2. Procedure tot aanvraag en tot het bekomen van een erkenning : (NOTA : punt IV.2 werd opgeheven bij KB 2006-01-16/46, art. 102, 5°, met inwerkingtreding op 15-03-2006 en gewijzigd bij MB 2006-04-28/51, art. 30, met ingang op 01-04-2006; Justel heeft dus punt IV.2 behouden in bijlage I zoals gewijzigd door de Vlaamse Overheid.)  A. Aanvraag.  1. De aanvraag wordt opgemaakt door de eigenaar als het een natuurlijk persoon betreft of door de gevolmachtigde van de rechtspersoon en medeondertekend door de erkende dierenarts van het centrum.  2. Zijn in de aanvraag vermeld :  1° de benaming van het aanvragende centrum;  2° het adres van de maatschappelijke zetel van het spermaopslagcentrum;  3° de lijst van adressen van alle lokalen waar zich installaties voor de opslag van rundersperma bevinden die deel uitmaken van het spermaopslagcentrum;  4° de lijst van de voertuigen en vervoermiddelen en de nummerplaten daarvan, die door het spermaopslagcentrum worden gebruikt om rundersperma op te slaan, te vervoeren of te verdelen;  5° de lijst van de personen die aan het spermaopslagcentrum verbonden zijn en gemachtigd zijn om sperma op te slaan, te vervoeren, te verdelen of te insemineren; die lijst geeft naam, voornaam en volledig adres van deze personen, de datum van indiensttreding en eventueel de datum waarop de prestaties voor het spermaopslagcentrum worden stopgezet.  3. Tevens bevat de aanvraag een uitdrukkelijke verklaring waarin de aanvrager bevestigt kennis te hebben genomen van deze reglementering met betrekking tot de verdeling van rundersperma en zich ertoe verbindt binnen 8 dagen aan het Agentschap alle wijzigingen mede te delen van in punt 2 gevraagde gegevens.  4. De aanvraag moet aangetekend aan het Agentschap worden toegezonden.  B. Sanitair controlebezoek.  1. Binnen 2 maand na ontvangst van de aanvraag voert de bevoegde dierenarts van het Agentschap een inspectiebezoek uit in het spermaopslagcentrum waarbij hij nagaat of de in hoofdstuk IV.1 van deze bijlage vermelde voorschriften, worden nageleefd.  2. Er wordt van dit bezoek een verslag opgemaakt met vermelding van de eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden voldaan is, vermeldt de dierenarts van het Agentschap een gunstig advies in dit verslag.  3. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, wordt in samenspraak tussen de erkende dierenarts van het spermaopslagcentrum, de instelling die de aanvraag doet en de dierenarts van het Agentschap een termijn vastgesteld waarbinnen deze afwijkingen moeten worden verholpen.  4. Ingeval het bepaalde onder punt 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitief advies van de dierenarts van het Agentschap bevat.  C. Sanitaire nacontrolebezoeken.  1. De dierenarts van het Agentschap bezoekt het spermaopslagcentrum ten minste tweemaal per jaar. De erkende dierenarts van het centrum vergezelt hem uit hoofde van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht. Na elk controlebezoek wordt een verslag opgemaakt.  2. Als afwijkingen worden vastgesteld die de erkenning in het gedrang brengen, worden in het verslag oplossingen voorgesteld en wordt de uitvoeringstermijn vermeld, evenals, indien nodig, het advies om de erkenning te schorsen of op te heffen.) <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>  D. Zoötechnische controle- en -nacontrolebezoeken.  1. (De bevoegde ambtenaar van de bevoegde entiteit) bezoekt het spermacentrum in de twee maanden volgend op de indiening van de aanvraag. Hij gaat na of aan het bepaalde in hoofdstuk 5 is voldaan. Desgevallend geeft hij richtlijnen om aan afwijkingen te verhelpen en bepaaldt de termijn waarin deze uitgevoerd dienen te worden. Het verslag van zijn werkbezoeken en zijn advies maakt hij over aan (de bevoegde entiteit). <MB 2006-04-28/51, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  2. (De bevoegde ambtenaar van de bevoegde entiteit) brengt tenminste tweemaal per jaar een nacontrolebezoek aan het centrum. Zijn verslagen van deze bezoeken maakt hij over aan (de bevoegde entiteit). <MB 2006-04-28/51, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art. 5N1.HOOFDSTUK V. - Zoötechnische voorwaarden tot erkenning van een spermacentrum.
  A. Het spermacentrum moet voorwerp uitmaken van een gunstig advies van het Bestuur in verband met de uitrusting, de werking en het bijhouden van het register vermeld in punt C.
  B. Het spermacentrum moet zich schikken naar de richtlijnen van het Bestuur wat betreft de informatie aan de gebruikers over de prestaties, de afstamming en de genetische waarde van de sperma leverende stieren.
  C. Het spermacentrum moet een register bijhouden waarin elke winning opslag, verzending of uitvoer van sperma is opgenomen met aanduiding van :
  - de volledige identiteit van de donorstier;
  - het nummer van het lot en het aantal van de spermadosissen;
  - de datum van winning, uitvoer, verzending of aflevering;
  - de bestemming van het sperma.
  Het Bestuur kan de voorstellingswijze van het hogergenoemde register bepalen.
  D. Het spermacentrum moet zich onderwerpen en zijn medewerking verlenen aan elke kontrole van de bevoegde ambtenaar van de Veeteeltdienst, voor wat betreft het zoötechnisch beheer van het centrum, inzonderheid het bijhouden van het register vermeld in punt C.
  Dit register wordt tevens ter beschikking gehouden van de vertegenwoordigers van de erkende fokkersverenigingen die de stamboeken van de rassen bijhouden.
  E. Het spermacentrum is verplicht het Bestuur een jaarverslag te bezorgen over zijn activiteiten en resultaten, waarvan de voorstellingswijze door het Bestuur wordt bepaald.
  (F. het spermacentrum moet in voorkomend geval de meest recente officiële Belgische of Interbull indexen publiceren.) <KB 2001-11-12/38, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>

Art. 5N1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>

Art. 5N1_WAALS_GEWEST.   [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>

Art. 5N1_VLAAMS_GEWEST.   HOOFDSTUK V. - Zoötechnische voorwaarden tot erkenning van een spermacentrum.  A. Het spermacentrum moet voorwerp uitmaken van een gunstig advies van (de bevoegde entiteit) in verband met de uitrusting, de werking en het bijhouden van het register vermeld in punt C. <MB 2006-04-28/51, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  B. Het spermacentrum moet zich schikken naar de richtlijnen van (de bevoegde entiteit) wat betreft de informatie aan de gebruikers over de prestaties, de afstamming en de genetische waarde van de sperma leverende stieren. <MB 2006-04-28/51, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  C. Het spermacentrum moet een register bijhouden waarin elke winning opslag, verzending of uitvoer van sperma is opgenomen met aanduiding van :  - de volledige identiteit van de donorstier;  - het nummer van het lot en het aantal van de spermadosissen;  - de datum van winning, uitvoer, verzending of aflevering;  - de bestemming van het sperma.  (De bevoegde entiteit) kan de voorstellingswijze van het hogergenoemde register bepalen. <MB 2006-04-28/51, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  D. Het spermacentrum moet zich onderwerpen en zijn medewerking verlenen aan elke kontrole van de bevoegde ambtenaar van (de bevoegde entiteit), voor wat betreft het zoötechnisch beheer van het centrum, inzonderheid het bijhouden van het register vermeld in punt C. <MB 2006-04-28/51, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  Dit register wordt tevens ter beschikking gehouden van de vertegenwoordigers van de erkende fokkersverenigingen die de stamboeken van de rassen bijhouden.  E. Het spermacentrum is verplicht (de bevoegde entiteit) een jaarverslag te bezorgen over zijn activiteiten en resultaten, waarvan de voorstellingswijze door het Bestuur wordt bepaald. <MB 2006-04-28/51, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  (F. het spermacentrum moet in voorkomend geval de meest recente officiële Belgische of Interbull indexen publiceren.) <KB 2001-11-12/38, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>


Art. 6N1.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VI. - Sanitaire voorwaarden voor de erkenning van een runderspermaverdeelcentrum. (Nota van Justel : het KB 2005-11-10/32, art. 10, schijnt te betekenen dat het onderhavig hoofdstuk 6 opgeheven is. <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>)
  Om in aanmerking te kunnen komen als erkend runderspermaverdeelcentrum, moet het verdeelcentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :
  A. Toezicht.
  Het verdeelcentrum moet onder permanent toezicht staan van een aangenomen dierenarts. Dat toezicht moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst. Bedoelde dierenarts moet erop toezien dat :
  1°) zich op om het even welk tijdstip in de installaties van het verdeelcentrum alleen rundersperma bevindt dat is gewonnen in een spermacentrum dat erkend is voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor de nationale handel, of in een spermacentrum gelegen in een derde land dat door de Europese Unie erkend werd, ofwel dat afkomstig is van een ander erkend spermaverdeelcentrum;
  2°) de gegevens over alle in het verdeelcentrum aanwezige spermadosissen dag na dag worden bijgehouden in het in bijlage I, hoofdstuk VII, punt B bedoelde register;
  3°) voor het verdeelcentrum alleen bevoegd personeel werkt dat voldoende is opgeleid, in het bijzonder om de verspreiding van ziekten te voorkomen;
  4°) de opslag van sperma in de installaties van het verdeelcentrum gebeurt met inachtneming van de strengste maatregelen op het stuk van gezondheid en hygiëne.
  B. Installaties en uitrusting.
  Het verdeelcentrum moet beschikken over installaties voor het opslaan van sperma waar het sperma in optimale omstandigheden kan worden bewaard tot het aan een derde wordt geleverd. Die opslaginstallaties moeten uitsluitend voor dit gebruik bestemd zijn.
  De bij opslag en vervoer gebruikte recipiënten moeten vooraf op afdoende wijze ontsmet of gesteriliseerd worden.
  Het cryogene product mag nog niet eerder gebruikt zijn voor andere producten van dierlijke oorsprong.
  C. Controles van het Bestuur.
  Het verdeelcentrum moet de administratieve controles en deze van de installaties en van alle materieel nodig voor de verdeling en de bewaring van sperma aanvaarden. Het moet onder meer :
  1°) te allen tijde, bij een controle door het Bestuur, bewijzen kunnen voorleggen dat het sperma dat in de installaties van het verdeelcentrum is opgeslagen, werd geleverd door ofwel een voor het intracommunautaire handelsverkeer of de nationale handel erkend spermacentrum, ofwel door een in een derde land gelegen en door de Europese Unie erkend spermacentrum, ofwel door een ander erkend verdeelcentrum;
  2°) te allen tijde bij een controle door het Bestuur de sanitaire certificaten kunnen tonen die horen bij elke partij spermadosissen die in de installaties van het verdeelcentrum wordt binnengebracht, alsmede het register waarvan sprake in bijlage I, hoofdstuk VII, punt B waarin de gegevens over alle in het verdeelcentrum aanwezige spermadosissen worden bijgehouden.

Art. 6N1_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VI. - Sanitaire voorwaarden voor de erkenning van een runderspermaverdeelcentrum. (Nota van Justel : het KB 2005-11-10/32, art. 10, schijnt te betekenen dat het onderhavig hoofdstuk 6 opgeheven is. <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>)  Om in aanmerking te kunnen komen als erkend runderspermaverdeelcentrum, moet het verdeelcentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :  A. Toezicht.  Het verdeelcentrum moet onder permanent toezicht staan van een aangenomen dierenarts. Dat toezicht moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst. Bedoelde dierenarts moet erop toezien dat :  1°) zich op om het even welk tijdstip in de installaties van het verdeelcentrum alleen rundersperma bevindt dat is gewonnen in een spermacentrum dat erkend is voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor de nationale handel, of in een spermacentrum gelegen in een derde land dat door de Europese Unie erkend werd, ofwel dat afkomstig is van een ander erkend spermaverdeelcentrum;  2°) de gegevens over alle in het verdeelcentrum aanwezige spermadosissen dag na dag worden bijgehouden in het in bijlage I, hoofdstuk VII, punt B bedoelde register;  3°) voor het verdeelcentrum alleen bevoegd personeel werkt dat voldoende is opgeleid, in het bijzonder om de verspreiding van ziekten te voorkomen;  4°) de opslag van sperma in de installaties van het verdeelcentrum gebeurt met inachtneming van de strengste maatregelen op het stuk van gezondheid en hygiëne.  B. Installaties en uitrusting.  Het verdeelcentrum moet beschikken over installaties voor het opslaan van sperma waar het sperma in optimale omstandigheden kan worden bewaard tot het aan een derde wordt geleverd. Die opslaginstallaties moeten uitsluitend voor dit gebruik bestemd zijn.  De bij opslag en vervoer gebruikte recipiënten moeten vooraf op afdoende wijze ontsmet of gesteriliseerd worden.  Het cryogene product mag nog niet eerder gebruikt zijn voor andere producten van dierlijke oorsprong.  C. Controles van (de bevoegde entiteit). <MB 2006-04-28/51, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  Het verdeelcentrum moet de administratieve controles en deze van de installaties en van alle materieel nodig voor de verdeling en de bewaring van sperma aanvaarden. Het moet onder meer :  1°) te allen tijde, bij een controle door (de bevoegde entiteit), bewijzen kunnen voorleggen dat het sperma dat in de installaties van het verdeelcentrum is opgeslagen, werd geleverd door ofwel een voor het intracommunautaire handelsverkeer of de nationale handel erkend spermacentrum, ofwel door een in een derde land gelegen en door de Europese Unie erkend spermacentrum, ofwel door een ander erkend verdeelcentrum; <MB 2006-04-28/51, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  2°) te allen tijde bij een controle door (de bevoegde entiteit) de sanitaire certificaten kunnen tonen die horen bij elke partij spermadosissen die in de installaties van het verdeelcentrum wordt binnengebracht, alsmede het register waarvan sprake in bijlage I, hoofdstuk VII, punt B waarin de gegevens over alle in het verdeelcentrum aanwezige spermadosissen worden bijgehouden. <MB 2006-04-28/51, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>


Art. 7N1.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VII. - Zoötechnische voorwaarden betreffende de erkenning van een runderspermaverdeelcentrum
  A. Het verdeelcentrum moet twee registers bijhouden : een register voor binnenkomende zendingen en een register voor uitgaande zendingen.
  B. In het register voor binnenkomende zendingen worden gegevens genoteerd die betrekking hebben op het binnenkomen van sperma in het verdeelcentrum; van elke ontvangen partij spermadosissen van een stier moeten volgende gegevens genoteerd worden :
  1° als het gaat om een in België producerende stier, het Belgische fokkerijnummer van de donorstier;
  2° als het gaat om een in het buitenland producerende stier, het buitenlandse fokkerijnummer van de donorstier en, indien het verdeelcentrum een Belgisch fokkerijnummer heeft aangevraagd bij en gekregen van een vereniging erkend voor het bijhouden van stamboeken die bevoegd is voor het grondgebied waar het verdeelcentrum zijn adres heeft, het aan de stier toegekende Belgische fokkerijnummer;
  3° de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt en het aantal dosissen;
  4° de naam en het erkenningsnummer van het spermacentrum of het verdeelcentrum dat de partij heeft geleverd;
  5° de datum van ontvangst van de partij.
  In het register voor binnenkomende zendingen mogen de eerder genoemde fokkerijnummers worden vervangen door een aan het verdeelcentrum eigen werknummer, op voorwaarde dat te allen tijde aan het Bestuur een tabel kan worden verstrekt die de overeenstemming weergeeft tussen die nummers en het interne werknummer.
  Het verdeelcentrum moet tevens te allen tijde aan het Bestuur kopieën kunnen tonen van de door de spermaleveranciers uitgereikte leveringsbonnen of facturen. Op die documenten moeten de volledige gegevens van de leveranciers voorkomen.
  C. In het register voor uitgaande zendingen worden gegevens genoteerd over de leveringen van sperma door het verdeelcentrum; van elke geleverde partij spermadosissen van een stier moet volgende gegevens genoteerd worden :
  1° als het gaat om een in België producerende stier, het Belgische fokkerijnummer van de donorstier;
  2° als het gaat om een in het buitenland producerende stier, het buitenlandse fokkerijnummer van de donorstier en, indien het verdeelcentrum een Belgisch fokkerijnummer heeft aangevraagd bij en gekregen van een vereniging erkend voor het bijhouden van stamboeken die bevoegd is voor het grondgebied waar het verdeelcentrum zijn adres heeft, het aan de stier toegekende Belgische fokkerijnummer;
  3° het aantal dosissen;
  4° naam en volledig adres van de bestemmeling : het kan gaan om de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen, om een erkend runderspermaverdeelcentrum of om een erkend team voor embryotransplantatie. In de twee laatste gevallen, moet ook hun erkenningsnummer worden vermeld;
  5° datum van levering van de partij;
  6° voor die dosissen die aan een ander spermaverdeelcentrum werden geleverd, de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt.
  In het register voor uitgaande zendingen mogen de eerder genoemde fokkerijnummers worden vervangen door een aan het verdeelcentrum eigen werknummer, op voorwaarde dat te allen tijde aan het Bestuur een tabel kan worden verstrekt die de overeenstemming weergeeft tussen die nummers en het interne werknummer.
  D. Bij de verdeling van elke partij spermadosissen van een stier moet het verdeelcentrum de bestemmeling altijd een leveringsbon laten ondertekenen en hem een kopij hiervan overhandigen waarop ten minste de volgende verplichte vermeldingen voorkomen :
  1° naam en volledig adres van het verdeelcentrum en het erkenningsnummer;
  2° naam, volledig adres van de bestemmeling, alsmede diens erkenningsnummer als het om een erkend verdeelcentrum of een erkend team voor embryotransplantatie gaat;
  3° het aantal dosissen;
  4° de datum van levering van de partij;
  5° de volgende gegevens over de donorstier :
  a. volledige naam of roepnaam;
  b. Belgisch fokkerijnummer of bij gebrek daaraan, buitenlands fokkerijnummer;
  c. ras;
  6° voor die dosissen die aan een ander spermaverdeelcentrum of aan een erkend team voor embryotransplantatie werden geleverd, de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt.
  E. De door de bestemmeling ondertekende leveringsbon moet door het verdeelcentrum worden bewaard gedurende 5 jaar; tijdens die periode mag het Bestuur de bon te allen tijde inkijken bij wijze van controle.
  Het verdeelcentrum moet tevens te allen tijde aan de dienst Fokkerij en Vlees de in hoofdstuk IV van bijlage II vermelde documenten kunnen voorleggen.
  F. Het verdeelcentrum moet zich steeds onderwerpen aan alle controles van de ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees die bevoegd is voor de controles op de naleving van de zoötechnische voorwaarden voor erkenning, en hieraan zijn medewerking verlenen.
  G. Het verdeelcentrum dient bij de Dienst Fokkerij en Vlees een jaarverslag over zijn activiteiten en resultaten in te dienen waarvan de vorm door die dienst wordt vastgesteld.
  H. Het verdeelcentrum moet in voorkomend geval de meest recente officiële Belgische en Interbull indexen publiceren.

Art. 7N1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 7N1_WAALS_GEWEST.   [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 7N1_VLAAMS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VII. - Zoötechnische voorwaarden betreffende de erkenning van een runderspermaverdeelcentrum  A. Het verdeelcentrum moet twee registers bijhouden : een register voor binnenkomende zendingen en een register voor uitgaande zendingen.  B. In het register voor binnenkomende zendingen worden gegevens genoteerd die betrekking hebben op het binnenkomen van sperma in het verdeelcentrum; van elke ontvangen partij spermadosissen van een stier moeten volgende gegevens genoteerd worden :  1° als het gaat om een in België producerende stier, het Belgische fokkerijnummer van de donorstier;  2° als het gaat om een in het buitenland producerende stier, het buitenlandse fokkerijnummer van de donorstier en, indien het verdeelcentrum een Belgisch fokkerijnummer heeft aangevraagd bij en gekregen van een vereniging erkend voor het bijhouden van stamboeken die bevoegd is voor het grondgebied waar het verdeelcentrum zijn adres heeft, het aan de stier toegekende Belgische fokkerijnummer;  3° de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt en het aantal dosissen;  4° de naam en het erkenningsnummer van het spermacentrum of het verdeelcentrum dat de partij heeft geleverd;  5° de datum van ontvangst van de partij.  In het register voor binnenkomende zendingen mogen de eerder genoemde fokkerijnummers worden vervangen door een aan het verdeelcentrum eigen werknummer, op voorwaarde dat te allen tijde aan (de bevoegde entiteit) een tabel kan worden verstrekt die de overeenstemming weergeeft tussen die nummers en het interne werknummer. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006; deze wijziging is geacht punt 5° te betreffen>  Het verdeelcentrum moet tevens te allen tijde aan (de bevoegde entiteit) kopieën kunnen tonen van de door de spermaleveranciers uitgereikte leveringsbonnen of facturen. Op die documenten moeten de volledige gegevens van de leveranciers voorkomen. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006; deze wijziging is geacht een punt 6° te betreffen, waarvan Justel geen kennis heeft>  C. In het register voor uitgaande zendingen worden gegevens genoteerd over de leveringen van sperma door het verdeelcentrum; van elke geleverde partij spermadosissen van een stier moet volgende gegevens genoteerd worden :  1° als het gaat om een in België producerende stier, het Belgische fokkerijnummer van de donorstier;  2° als het gaat om een in het buitenland producerende stier, het buitenlandse fokkerijnummer van de donorstier en, indien het verdeelcentrum een Belgisch fokkerijnummer heeft aangevraagd bij en gekregen van een vereniging erkend voor het bijhouden van stamboeken die bevoegd is voor het grondgebied waar het verdeelcentrum zijn adres heeft, het aan de stier toegekende Belgische fokkerijnummer;  3° het aantal dosissen;  4° naam en volledig adres van de bestemmeling : het kan gaan om de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke runderen, om een erkend runderspermaverdeelcentrum of om een erkend team voor embryotransplantatie. In de twee laatste gevallen, moet ook hun erkenningsnummer worden vermeld;  5° datum van levering van de partij;  6° voor die dosissen die aan een ander spermaverdeelcentrum werden geleverd, de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt.  In het register voor uitgaande zendingen mogen de eerder genoemde fokkerijnummers worden vervangen door een aan het verdeelcentrum eigen werknummer, op voorwaarde dat te allen tijde aan (de bevoegde entiteit) een tabel kan worden verstrekt die de overeenstemming weergeeft tussen die nummers en het interne werknummer. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  D. Bij de verdeling van elke partij spermadosissen van een stier moet het verdeelcentrum de bestemmeling altijd een leveringsbon laten ondertekenen en hem een kopij hiervan overhandigen waarop ten minste de volgende verplichte vermeldingen voorkomen :  1° naam en volledig adres van het verdeelcentrum en het erkenningsnummer;  2° naam, volledig adres van de bestemmeling, alsmede diens erkenningsnummer als het om een erkend verdeelcentrum of een erkend team voor embryotransplantatie gaat;  3° het aantal dosissen;  4° de datum van levering van de partij;  5° de volgende gegevens over de donorstier :  a. volledige naam of roepnaam;  b. Belgisch fokkerijnummer of bij gebrek daaraan, buitenlands fokkerijnummer;  c. ras;  6° voor die dosissen die aan een ander spermaverdeelcentrum of aan een erkend team voor embryotransplantatie werden geleverd, de identificatie die op elke dosis van de partij voorkomt.  E. De door de bestemmeling ondertekende leveringsbon moet door het verdeelcentrum worden bewaard gedurende 5 jaar; tijdens die periode mag (de bevoegde entiteit) de bon te allen tijde inkijken bij wijze van controle. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  Het verdeelcentrum moet tevens te allen tijde aan (de bevoegde entiteit) de in hoofdstuk IV van bijlage II vermelde documenten kunnen voorleggen. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  F. Het verdeelcentrum moet zich steeds onderwerpen aan alle controles van de ambtenaar van (de bevoegde entiteit) die bevoegd is voor de controles op de naleving van de zoötechnische voorwaarden voor erkenning, en hieraan zijn medewerking verlenen. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  G. Het verdeelcentrum dient bij (de bevoegde entiteit) een jaarverslag over zijn activiteiten en resultaten in te dienen waarvan de vorm door (de bevoegde entiteit) wordt vastgesteld. <MB 2006-04-28/51, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  H. Het verdeelcentrum moet in voorkomend geval de meest recente officiële Belgische en Interbull indexen publiceren.


Art. 8N1.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VIII. - Procedure tot de aanvraag en tot het bekomen en behouden van een erkenning als spermaverdeelcentrum voor de verdeling van rundersperma op het Belgisch grondgebied. (Nota van Justel : het KB 2005-11-10/32, art. 10, schijnt te betekenen dat punten A, B en C van het onderhavig hoofdstuk 6 opgeheven zijn.) <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>)
  A. Aanvraag.
  1. De aanvraag wordt opgemaakt door de eigenaar als het een natuurlijk persoon betreft of door de gevolmachtigde van de rechtspersoon en medeondertekend door de verantwoordelijke dierenarts.
  2. Zijn in de aanvraag vermeld :
  1° de benaming van het aanvragende centrum;
  2° het adres van de maatschappelijke zetel van het verdeelcentrum;
  3° de lijst van adressen van alle lokalen waar zich installaties voor de opslag van rundersperma bevinden die deel uitmaken van het verdeelcentrum;
  4° de lijst van de voertuigen en vervoermiddelen en de nummerplaten daarvan, die door het verdeelcentrum worden gebruikt om rundersperma op te slaan, te vervoeren of te verdelen;
  5° de lijst van de personen die aan het verdeelcentrum verbonden zijn en gemachtigd zijn om sperma op te slaan, te vervoeren, te verdelen of te insemineren; die lijst geeft naam, voornaam en volledig adres van deze personen, de datum van indiensttreding en eventueel de datum waarop de prestaties voor het verdeelcentrum werden stopgezet.
  3. Tevens bevat de aanvraag een uitdrukkelijke verklaring waarin de aanvrager bevestigt kennis te hebben genomen van deze reglementering met betrekking tot de verdeling van rundersperma en zich ertoe verbindt binnen 8 dagen aan het Bestuur alle wijzigingen mede te delen van in punt 2 gevraagde gegevens.
  4. De aanvraag moet aangetekend aan het Bestuur worden toegezonden.
  B. Sanitair controlebezoek.
  1. Binnen 2 maand na ontvangst van de aanvraag voert de bevoegde inspecteur-dierenarts een inspectiebezoek uit in het spermaverdeelcentrum waarbij hij nagaat of de in hoofdstuk VI van deze bijlage vermelde voorschriften, worden nageleefd.
  2. Er wordt van dit bezoek een verslag opgemaakt met vermelding van de eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden voldaan is, vermeldt de inspecteur-dierenarts een gunstig advies in dit verslag.
  3. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, wordt in samenspraak tussen de dierenarts die voor het verdeelcentrum verantwoordelijk is, de instelling die de aanvraag doet en de inspecteur-dierenarts een termijn vastgesteld waarbinnen deze afwijkingen moeten worden verholpen.
  4. Ingeval het bepaalde onder punt 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitief advies van de inspecteur-dierenarts bevat.
  C. Sanitaire nacontrolebezoeken.
  1. De inspecteur-dierenarts bezoekt het spermaverdeelcentrum ten minste tweemaal per jaar. De verantwoordelijke dierenarts vergezelt hem uit hoofde van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht. Na elk controlebezoek wordt een verslag opgemaakt.
  2. Als afwijkingen worden vastgesteld die de erkenning in het gedrang brengen, worden in het verslag oplossingen voorgesteld en wordt de uitvoeringstermijn vermeld, evenals, indien nodig, het advies om de erkenning te schorsen of op te heffen.
  D. Zoötechnisch controlebezoek.
  1. Binnen 2 maand na ontvangst van de aanvraag voert de ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees in het spermaverdeelcentrum een inspectiebezoek uit waarbij hij nagaat of de in hoofdstuk VII van deze bijlage vermelde voorschriften worden nageleefd.
  2. Er wordt van dit bezoek een verslag opgemaakt waarin melding wordt gemaakt van alle eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden voldaan is, vermeld de ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees een gunstig advies in dit verslag.
  3. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, wordt in samenspraak tussen de instelling die de aanvraag doet en de ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees een termijn vastgesteld waarbinnen deze afwijkingen moeten worden verholpen.
  4. Ingeval het bepaalde onder punt 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitief advies van de ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees bevat.
  E. Zoötechnische nacontrolebezoeken.
  1. De ambtenaar van de dienst Fokkerij en Vlees bezoekt het spermaverdeelcentrum ten minste twee maal per jaar uit hoofde van de permanente controle op de naleving van de voorwaarden inzake erkenning en toezicht. Na elk controlebezoek wordt een verslag opgemaakt.
  2. Als afwijkingen worden vastgesteld die de erkenning in het gedrang brengen, worden in het verslag oplossingen voorgesteld en wordt een uitvoeringstermijn voor de aanpassingen vermeld, evenals, indien nodig, het advies om de erkenning te schorsen of op te heffen.
  F. Algemeen geldende bepaling.
  Een erkenning kan niet worden overgedragen aan een ander natuurlijk persoon of een ander rechtspersoon. Er moet in dat geval een nieuwe erkenningsaanvraag worden ingediend.

Art. 8N1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 8N1_WAALS_GEWEST.   [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 8N1_VLAAMS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK VIII. - Procedure tot de aanvraag en tot het bekomen en behouden van een erkenning als spermaverdeelcentrum voor de verdeling van rundersperma op het Belgisch grondgebied. (Nota van Justel : het KB 2005-11-10/32, art. 10, schijnt te betekenen dat punten A, B en C van het onderhavig hoofdstuk 6 opgeheven zijn.) <KB 2005-11-10/32, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>)  A. Aanvraag.  1. De aanvraag wordt opgemaakt door de eigenaar als het een natuurlijk persoon betreft of door de gevolmachtigde van de rechtspersoon en medeondertekend door de verantwoordelijke dierenarts.  2. Zijn in de aanvraag vermeld :  1° de benaming van het aanvragende centrum;  2° het adres van de maatschappelijke zetel van het verdeelcentrum;  3° de lijst van adressen van alle lokalen waar zich installaties voor de opslag van rundersperma bevinden die deel uitmaken van het verdeelcentrum;  4° de lijst van de voertuigen en vervoermiddelen en de nummerplaten daarvan, die door het verdeelcentrum worden gebruikt om rundersperma op te slaan, te vervoeren of te verdelen;  5° de lijst van de personen die aan het verdeelcentrum verbonden zijn en gemachtigd zijn om sperma op te slaan, te vervoeren, te verdelen of te insemineren; die lijst geeft naam, voornaam en volledig adres van deze personen, de datum van indiensttreding en eventueel de datum waarop de prestaties voor het verdeelcentrum werden stopgezet.  3. Tevens bevat de aanvraag een uitdrukkelijke verklaring waarin de aanvrager bevestigt kennis te hebben genomen van deze reglementering met betrekking tot de verdeling van rundersperma en zich ertoe verbindt binnen 8 dagen aan (de bevoegde entiteit) alle wijzigingen mede te delen van in punt 2 gevraagde gegevens. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  4. De aanvraag moet aangetekend aan (de bevoegde entiteit) worden toegezonden. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  B. Sanitair controlebezoek.  1. Binnen 2 maand na ontvangst van de aanvraag voert de bevoegde inspecteur-dierenarts een inspectiebezoek uit in het spermaverdeelcentrum waarbij hij nagaat of de in hoofdstuk VI van deze bijlage vermelde voorschriften, worden nageleefd.  2. Er wordt van dit bezoek een verslag opgemaakt met vermelding van de eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden voldaan is, vermeldt de inspecteur-dierenarts een gunstig advies in dit verslag.  3. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, wordt in samenspraak tussen de dierenarts die voor het verdeelcentrum verantwoordelijk is, de instelling die de aanvraag doet en de inspecteur-dierenarts een termijn vastgesteld waarbinnen deze afwijkingen moeten worden verholpen.  4. Ingeval het bepaalde onder punt 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitief advies van de inspecteur-dierenarts bevat.  C. Sanitaire nacontrolebezoeken.  1. De inspecteur-dierenarts bezoekt het spermaverdeelcentrum ten minste tweemaal per jaar. De verantwoordelijke dierenarts vergezelt hem uit hoofde van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht. Na elk controlebezoek wordt een verslag opgemaakt.  2. Als afwijkingen worden vastgesteld die de erkenning in het gedrang brengen, worden in het verslag oplossingen voorgesteld en wordt de uitvoeringstermijn vermeld, evenals, indien nodig, het advies om de erkenning te schorsen of op te heffen.  D. Zoötechnisch controlebezoek.  1. Binnen 2 maand na ontvangst van de aanvraag voert de ambtenaar van (de bevoegde entiteit) in het spermaverdeelcentrum een inspectiebezoek uit waarbij hij nagaat of de in hoofdstuk VII van deze bijlage vermelde voorschriften worden nageleefd. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  2. Er wordt van dit bezoek een verslag opgemaakt waarin melding wordt gemaakt van alle eventuele afwijkingen die werden vastgesteld en de voorgestelde oplossingen. Indien aan alle voorwaarden voldaan is, vermeld de ambtenaar van (de bevoegde entiteit) een gunstig advies in dit verslag. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  3. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, wordt in samenspraak tussen de instelling die de aanvraag doet en de ambtenaar van (de bevoegde entiteit) een termijn vastgesteld waarbinnen deze afwijkingen moeten worden verholpen. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  4. Ingeval het bepaalde onder punt 3 van toepassing is, wordt een tweede werkbezoek gebracht waarvan het verslag het definitief advies van de ambtenaar van (de bevoegde entiteit) bevat. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  E. Zoötechnische nacontrolebezoeken.  1. De ambtenaar van (de bevoegde entiteit) bezoekt het spermaverdeelcentrum ten minste twee maal per jaar uit hoofde van de permanente controle op de naleving van de voorwaarden inzake erkenning en toezicht. Na elk controlebezoek wordt een verslag opgemaakt. <MB 2006-04-28/51, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  2. Als afwijkingen worden vastgesteld die de erkenning in het gedrang brengen, worden in het verslag oplossingen voorgesteld en wordt een uitvoeringstermijn voor de aanpassingen vermeld, evenals, indien nodig, het advies om de erkenning te schorsen of op te heffen.  F. Algemeen geldende bepaling.  Een erkenning kan niet worden overgedragen aan een ander natuurlijk persoon of een ander rechtspersoon. Er moet in dat geval een nieuwe erkenningsaanvraag worden ingediend.


Art. N2. Bijlage 2.

Art. 1N2.<KB 2005-11-10/32, art. 1N2, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> HOOFDSTUK I. - Sanitaire eisen voor het toelaten van dieren in een spermacentrum erkend voor de nationale of de intracommunautaire handel in sperma.
  A. 1. De stieren die men op een spermacentrum, erkend voor de nationale of de intracommunautaire handel in rundersperma, wil plaatsen moeten afkomstig zijn van een bedrijf dat :
  i) officieel tuberculosevrij, en
  ii) officieel brucellosevrij is.
  De dieren mogen tevoren nooit deel hebben uitgemaakt van een beslag of beslagen met een mindere gezondheidsstatus.
  2. Zij moeten afkomstig zijn uit een beslag dat vrij is van endemische runderleucose als omschreven in het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van de runderleucose of geboren zijn uit een moederdier dat negatief heeft gereageerd op een ELISA-test, nadat de dieren van het moederdier zijn gespeend. In geval van dieren die zijn voortgekomen uit embryotransplantatie wordt onder moederdier verstaan het dier dat het embryo heeft ontvangen. Indien niet aan deze eis kan worden voldaan, mag het sperma niet in het handelsverkeer worden gebracht totdat het donordier twee jaar is geworden en negatief heeft gereageerd op de test bedoeld in hoofdstuk II, punt A, iii. van deze bijlage.
  3. Alvorens toegelaten te worden tot de afzonderingsruimte die de toelating tot het spermacentrum voorafgaat, en in de 30 dagen die deze afzonderingsperiode voorafgaan, dienen de stieren negatief gereageerd te hebben op elke test, behalve op de onder v. vermelde serologische test op antilichamen tegen BVD/MD :
  i) een intradermale tuberculinatietest, zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van de rundertuberculose;
  ii) een serumagglutinatietest overeenkomstig de procedure beschreven in het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden (IU) per milliliter moet blijken of een ELISA-test met negatief resultaat;
  iii) een serologische test op endemische runderleucose zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 16 december 1991, voornoemd;
  iv) een serologische test (volledig virus) op IBR/IPV met gebruikmaking van een bloedmonster als de dieren niet afkomstig zijn van een beslag dat vrij is van IBR/IPV als omschreven in artikel 2.3.5.3. van de Internationale Diergezondheidscode;
  v) met betrekking tot BVD/MD :
  - een virusisolatietest of een test op virusantigeen of een PCR-test voor het opsporen van viraal genoom, en
  - een serologische test om de aanwezigheid of de afwezigheid van antilichamen te bepalen.
  Het FAVV kan toestaan dat voor de in punt 3 bedoelde tests gebruik wordt gemaakt van monsters die zijn verkregen in de quarantainevoorziening. In dat geval mag de quarantaineperiode niet aanvangen vóór de datum waarop de monsters zijn afgenomen. Blijkt één van de hoger vermelde tests positief, dan wordt het dier in kwestie onmiddellijk uit de quarantainevoorziening verwijderd. Bij collectieve quarantaine mag de quarantaineperiode voor de overblijvende dieren pas aanvangen nadat het positief reagerende dier verwijderd is.
  4. Alvorens tot het spermacentrum te worden toegelaten en na het ondergaan met gunstig resultaat van de testen bedoeld onder 3., dienen de stieren een afzonderingsperiode van minstens 30 dagen door te maken in ruimten die onder toezicht staan van de erkende dierenarts verbonden aan het centrum. Tijdens deze periode moeten bij de dieren na ten minste 21 dagen van quarantaine (na ten minste 7 dagen van quarantaine voor de opsporing van Campylobacter fetus spp. Venerealis en Trichomonas fetus) de onderstaande tests zijn uitgevoerd en de dieren negatief hebben gereageerd op elke test, behalve de onder iii. (tweede streepje) vermelde serologische test op BVD/MD-antigenen :
  i) een serumagglutinatietest overeenkomstig de procedure beschreven in het koninklijk besluit van 6 december 1978 hogervernoemd waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden (IU) per milliliter moet blijken of een ELISA-test met negatief resultaat;
  ii) een serologische test (volledig virus) op IBR/IPV met gebruikmaking van een bloedmonster;
  iii) met betrekking tot BVD/MD :
  - een virusisolatietest of een test op virusantigeen of een PCR-test voor het opsporen van viraal genoom, en
  - een serologische test om de aan- of afwezigheid van antilichamen te bepalen.
  Alleen wanneer geen seroconversie wordt geconstateerd bij dieren die seronegatief zijn bevonden voordat zij in het centrum werden binnengebracht, mogen alle dieren (zowel seronegatief als seropositief) worden binnengebracht in de voorzieningen voor het verkrijgen van sperma.
  Als wel seroconversie wordt geconstateerd, moeten alle dieren die seronegatief blijven, in quarantaine worden gehouden totdat in de groep gedurende drie weken geen seroconversie meer is geconstateerd. Seropositieve dieren mogen wel worden binnengebracht in de voorzieningen voor het verkrijgen van sperma;
  iv) met betrekking tot Campylobacter fetus spp. :
  - in het geval van dieren die jonger zijn dan 6 maanden of die sedert zij 6 maanden zijn vóór de quarantaine in een groep met uitsluitend hetzelfde geslacht zijn gehouden, één enkele test met gebruikmaking van een monster van een spoeling van de kunstvagina of van het preputium;
  - in het geval van dieren die 6 maanden zijn of ouder en die vóór de quarantaine met vrouwelijke dieren contact kunnen hebben gehad, drie maal een test, met een tussenpoos van telkens een week met gebruikmaking van een monster van een spoeling van de kunstvagina of van het preputium.
  Blijkt één van bovengenoemde tests positief, dan moet het dier onmiddellijk uit de quarantainevoorziening worden verwijderd. De resterende dieren worden na 4 weken opnieuw getest voor die aandoening die een positief resultaat gaf. De nodige maatregelen van reiniging en ontsmetting worden na de vaststelling onmiddellijk uitgevoerd. Indien bij het tweede onderzoek opnieuw positieve resultaten worden bekomen, herbegint men de procedure zoals na het eerste positieve resultaat en dit tot alle resterende dieren een gunstig resultaat behalen. In voorkomend geval wordt geen enkel dier dat zich in hetzelfde afzonderingslokaal bevindt en dat rechtstreeks of onrechtstreeks contact heeft of kan hebben met het positief reagerende dier tot het erkend spermacentrum toegelaten, en dit tot de ganse resterende groep kan toegelaten worden. Op positief reagerende dieren is de vigerende wetgeving voor de bestrijding van desbetreffende ziekte van toepassing.
  5. Vóór de eerste verzending van sperma van voor BVD/MD seropositieve stieren moet een spermamonster van elk dier een virusisolatietest, een ELISA-test op BVD/MD-antigenen of een PCR-test voor het opsporen van viraal genoom ondergaan. Als het resultaat positief is, moet de betrokken stier uit het centrum worden verwijderd en moet al het sperma van dat dier worden vernietigd.
  B. Alle tests, bedoeld onder A, moeten uitgevoerd worden door [1 Sciensano]1. De Minister kan besluiten de onderzoeken op één of meerdere voornoemde ziekten te laten uitvoeren in de laboratoria van de erkende verenigingen. Alle kosten hieraan verbonden zijn ten laste van de eigenaar van de dieren.
  C. De toelating van dieren tot het erkend spermacentrum gebeurt enkel en alleen op last van de dierenarts van het centrum.
  Alle verkeer van dieren, zowel ingaand als uitgaand wordt geregistreerd. Deze registratie wordt bewaard tot minstens 12 maanden nadat de laatste dosis sperma van de betreffende verwijderde donor de opslagplaats heeft verlaten hetzij voor gebruik, hetzij voor vernietiging.
  D. Op de dag van de toelating ondergaan de stieren een gezondheidsonderzoek waaruit moet blijken dat zij geen enkel klinisch ziektesymptoom vertonen. Bovendien moeten de ruimten waarin zij de afzondering hebben doorgebracht op dat ogenblik voldoen aan de volgende voorwaarden :
  i) zij moeten gelegen zijn in het centrum van een gebied met 10 kilometer straal, waar zich ten minste de 30 dagen voor de dag waarop de toelating wordt gegeven geen enkel geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;
  ii) ze moeten sedert tenminste 3 maanden vrij zijn van mond- en klauwzeer en brucellose;
  iii) ze moeten sedert tenminste 30 dagen vrij zijn van runderziekten ten aanzien waarvoor een aangifteplicht bestaat.
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art. 2N2. <KB 2005-11-10/32, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> HOOFDSTUK II. - Sanitaire eisen aangaande de gezondheidscontrole op dieren in een spermacentrum, erkend voor de nationale of de intracommunautaire handel in sperma van runderen.
  A. Alle runderen die in een erkend spermacentrum verblijven moeten minstens éénmaal per jaar onderstaande tests of behandelingen ondergaan :
  i) een intradermale tuberculinatie zoals bepaald bij koninklijk besluit van 17 oktober 2002 met negatief resultaat;
  ii) een serumagglutinatietest overeenkomstig de procedure beschreven in het koninklijk besluit van 6 december 1978, hogergenoemd, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden (IU) per milliliter moet blijken of een ELISA-test met negatief resultaat;
  iii) een test voor de opsporing van endemische runderleucose uitgevoerd overeenkomstig bijlage II van het koninklijk besluit van 16 december 1991, hogergenoemd, met negatief resultaat;
  iv) een serologische test (volledig virus) op IBR/IPV met gebruikmaking van een bloedmonster, met negatief resultaat;
  v) een serologische test op BVD/MD-antilichamen die alleen wordt verricht bij seronegatieve dieren. Mocht een dier seropositief worden, dan moet elk van dat dier sinds de laatste negatieve test verkregen ejaculaat worden vernietigd of (met negatief resultaat) op het virus worden getest;
  vi) een test op Campylobacter fetus spp. venerealis met gebruikmaking van een smegmamonster. De test moet alleen verricht worden bij donorstieren of stieren die daarmee in contact komen. Stieren die na een rustperiode van meer dan 6 maanden weer voor de spermaproductie moeten worden gebruikt, moeten worden getest op zijn vroegst 30 dagen voordat de productie wordt hervat;
  vii) een test op Trichomonas fetus met gebruikmaking van een smegmamonster. De test moet alleen worden verricht bij donorstieren of stieren die daarmee in contact komen. Stieren die na een rustperiode van meer dan 6 maanden weer voor de spermaproductie moeten worden gebruikt, moeten worden getest op zijn vroegst 30 dagen voordat de productie wordt hervat.
  B. Alle tests moeten worden uitgevoerd door een laboratorium bedoeld in hoofdstuk I, B van deze bijlage.
  C. Indien een der onder A genoemde tests een positief resultaat geeft, wordt het desbetreffende dier onmiddellijk geïsoleerd en mag het sinds de laatste negatieve test verkregen sperma niet in het nationale of het intracommunautair handelsverkeer worden gebracht, met uitzondering van sperma van een ejaculaat dat met negatief resultaat op BVD/MD is getest.
  Vervolgens gelden de volgende voorwaarden :
  i) Tuberculose : de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002;
  ii) Runderbrucellose : de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 december 1978;
  iii) Endemische runderleucose : de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 december 1991;
  iv) IBR/IPV : het seropositief reagerende dier wordt onmiddellijk en definitief uit het centrum verwijderd; de overige als seronegatief bekende stieren dienen telkens met zes weken tussenpauze serologisch onderzocht te worden op IBR/IPV totdat drie opeenvolgende onderzoeken een negatief resultaat hebben gehad;
  v) Campylobacter fetus : de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 juli 1971.
  vi.) Trichomonas fetus : de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 juli 1971.
  De resterende doses van de winningen van de andere stieren van de groep, verworven sinds de datum waarop de positieve test is uitgevoerd, worden afzonderlijk opgeslagen en worden niet ter beschikking gesteld zolang het beslag niet opnieuw vrij kan worden verklaard.
  0.01D. Stieren die tot een erkend spermacentrum werden toegelaten en daar tenminste een jaarlijks routineonderzoek met gunstig gevolg hebben doorstaan mogen, binnen de 12 maanden volgend op dat onderzoek, vervoerd worden naar een ander erkend spermacentrum zonder bijkomende onderzoeken en zonder quarantaine mits het transport gebeurt met vervoermiddelen eigen aan één der betrokken centra, voorafgaandelijk degelijk gereinigd en ontsmet, zonder contact te hebben met dieren van een lagere gezondheidsstatus en op voorwaarde dat de bepalingen onder hoofdstuk I, D, i tot en met iii zijn vervuld voor het centrum van vertrek.

Art. 3N2.HOOFDSTUK III. Zoötechnische eisen voor het gebruik van stieren in een erkend spermacentrum.
  A. De stieren moeten ingeschreven zijn in een stamboek bijgehouden door een organisatie of vereniging van veefokkers die officieel wordt erkend in de Lid-Staat waarin deze is opgericht. Het officieel stamboekcertifikaat van een stier die ingevoerd werd of uit een andere Lidstaat afkomstig is, moet worden gedeponeerd bij de vereniging die het stamboek bijhoudt.
  B. De stieren moeten voor het binnenkomen in het spermacentrum in een officieel rundveeselectiecentrum een prestatie-onderzoek ondergaan hebben onder de volgende voorwaarden die door de Minister gespecificeerd worden op advies van de betrokken erkende rasvereniging.
  1. De volgende gegevens moeten in aanmerking genomen worden :
  - voorwaarden voor opneming in het proefstation;
  - eventueel, de prestaties van de stieren op het bedrijf vóórdat zij in het proefstation zijn aangekomen;
  - de eigenaar van de jonge stieren die in het proefstation aankomen op het ogenblik van het onderzoek en de maximumleeftijd van de stieren, alsmede de leeftijd van de oudste en de jongste stier in het station;
  - duur van de aanpassingsperiode en van de eigenlijke onderzoekperiode in het station;
  - soort voeding en voedersysteem.
  2. Voor de kenmerken die worden geregistreerd : zij moeten ten minste omvatten het levend gewicht, voor vleesrassen bovendien de voederopname en de bevleesdheid.
  3. Voor de raming van de genetische waarde dient een geheel zuivere methode te worden gebruikt.
  De Minister geeft desgevallend de toelating om de prestatiecontrole te vervangen door andere toelatingscriteria met equivalente waarde die hij bepaalt op advies van de betrokken erkende rasvereniging.
  C. De bloedgroepenformule van de stieren moet bepaald zijn. Het officieel getuigschrift van deze bloedgroepenformule moet gedeponeerd worden bij de vereniging die het stamboek bijhoudt.
  D. De stieren moeten, bij hun binnenkomen in het spermacentrum en vooraleer te worden ingezet voor handelsgebruik een nakomelingenonderzoek ondergaan hebben onder de volgende voorwaarden waarvan de modaliteiten door de Minister gespecificeerd worden op advies van de betrokken erkende rasvereniging.
  De genetische waarde van het vaderdier moet worden berekend door een toereikend aantal nakomelingen te beoordelen op de volgende punten :
  1. Melkproduktie-geschiktheid :
  - de voor het afstammelingenonderzoek gebruikte methode moet worden goedgekeurd;
  - de dochters moeten aselect worden gekozen, en mogen geen specifieke behandeling ondergaan;
  - de eerste lactaties moeten worden gebruikt en daaropvolgende lactaties mogen worden gebruikt; de gebruikte melklijsten mogen slechts lopen over een periode van ten hoogste 305 dagen en moeten worden verkregen door het officieel systeem voor de melkcontrole;
  - vertekening van het verkregen resultaat als gevolg van andere factoren dan de genetische waarde van het vaderdier moet worden voorkomen door gebruik te maken van adequate methoden voor de bepaling van de fokwaarde of voorspeld verschil van het betrokken dier;
  - voor de berekening van de fokwaarde of voorspeld verschil moeten zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de geproduceerde melk alsmede alle andere relevante gegevens in aanmerking worden genomen;
  - alle beschikbare gegevens over de vruchtbaarheid, de levensvatbaarheid en het voorkomen van erfelijke gebreken bij de nakomelingen moeten worden gepubliceerd;
  - voor de raming van de fokwaarde of voorspeld verschil moet een geheel zuivere methode worden gebruikt;
  - de resultaten moeten worden gepubliceerd in de vorm van een voorspeld verschil of in de vorm van fokwaarden met bijbehorende betrouwbaarheidspercentages voor de belangrijkste geregistreerde produktiekenmerken. De beoordeelde kenmerken moeten worden omschreven, de referentiebasis en de standaarddeviatie van de kenmerken moeten worden aangegeven en de berekeningsdatum moet worden vermeld.
  2. Vleesproduktie-geschiktheid :
  - de voor het nakomelingenonderzoek gebruikte methode moet worden goedgekeurd;
  - de nakomelingen moeten aselect worden gekozen en mogen geen specifieke behandeling ondergaan;
  - voor het nakomelingenonderzoek zijn twee methoden toegestaan :
  a) centraal onderzoek in gespecialiseerde proefstations voor nakomelingenonderzoek;
  b) analyse van de gegevens die zijn verkregen in het kader van programma's voor registratie op het bedrijf met betrekking tot voor de fokkerij gebruikt stamboekvee en/of gebruiksvee. De spreiding van de nakomelingen over de beslagen moet zodanig zijn dat een geldige vergelijking tussen de stieren mogelijk is.
  Bij onderzoek van het type a moeten de betrokken dieren op jonge leeftijd volledig willekeurig worden gekozen en moeten met die dieren homogene groepen worden gevormd die evenwichtig zijn samengesteld ten aanzien van de betrokken stieren. Bij onderzoek van het type b moeten alle relevante gegevens worden gebruikt om de genetische waarde van de stieren te beoordelen;
  - stieren die een nakomelingenonderzoek moeten ondergaan, moeten volledig willekeurig worden gebruikt bij beslagen waaruit nakomelingen zullen worden gekozen voor het onderzoek;
  - vertekening van het verkregen resultaat als gevolg van andere factoren dan de genetische waarde van het vaderdier moet worden voorkomen door gebruik te maken van adequate methoden voor de bepaling van de genetische waarde van het betrokken dier;
  - voor de berekening van de genetische waarde moeten de kenmerken van het karkas (wanneer zij deel uitmaken van het selectieprogramma), de kwaliteit ervan, en andere relevante gegevens in aanmerking worden genomen;
  - alle beschikbare gegevens over de vruchtbaarheid, de levensvatbaarheid en het voorkomen van erfelijke gebreken bij de nakomelingen moeten worden gepubliceerd;
  - voor de berekening van de genetische waarde moet een geheel zuivere methode worden gebruikt;
  - de resultaten moeten worden gepubliceerd in de vorm van fokwaarden met bijhorende betrouwbaarheidspercentages voor de geregistreerde kenmerken. De beoordeelde kenmerken moeten worden omschreven, de referentiebasis en de standaarddeviatie van de kenmerken moeten worden aangegeven en de berekeningsdatum moet worden vermeld.
  Om het nakomelingenonderzoek uit te voeren is het aanwenden van sperma toegelaten binnen de kwantitatieve grenzen die noodzakelijk zijn voor deze kontrole. Deze toegelaten hoeveelheden worden vastgesteld door de Minister op basis van het advies van de erkende rasvereniging.
  Bij de berekening van de genetische waarde, kunnen desgevallend de eigenschappen van de broers en zusters van het vaderdier in aanmerking komen.
  (E. het spermacentrum moet in voorkomend geval de meest recente officiële Belgische of Interbull indexen publiceren.) <KB 2001-11-12/38, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2002>

Art. 3N2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 3N2_WAALS_GEWEST.   [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 4N2.<Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK IV. - Zoötechnische eisen met betrekking tot de toegang, de opslag en de verdeling van stierensperma in een erkend runderspermaverdeelcentrum.
  A. Alleen sperma van raszuivere stieren, zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977, mag worden verdeeld.
  B. Stieren waarvan sperma aanwezig is in een spermaverdeelcentrum moeten ingeschreven zijn in een stamboek dat wordt bijgehouden door een officieel door een lidstaat erkende fokkersorganisatie of vereniging.
  C. Van de stieren moet de genetische identiteit bepaald geweest zijn voordat sperma ervan in een verdeelcentrum wordt binnengebracht. De genetische identiteit wordt vastgesteld door bepaling van de bloedgroepenformule van het dier of door enige andere gepaste en door het Bestuur toegestane methode.
  D. Het officiële stamboekcertificaat bedoeld in bijlage IV bij dit besluit en het officiële genetische identiteitscertificaat van de stier moeten altijd in het bezit zijn van het verdeelcentrum, zo lang sperma van die stier opgeslagen is of verdeeld wordt.

Art. 4N2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 4N2_WAALS_GEWEST.   [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>


Art. 4N2_VLAAMS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2001-11-12/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2002> HOOFDSTUK IV. - Zoötechnische eisen met betrekking tot de toegang, de opslag en de verdeling van stierensperma in een erkend runderspermaverdeelcentrum.  A. Alleen sperma van raszuivere stieren, zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977, mag worden verdeeld.  B. Stieren waarvan sperma aanwezig is in een spermaverdeelcentrum moeten ingeschreven zijn in een stamboek dat wordt bijgehouden door een officieel door een lidstaat erkende fokkersorganisatie of vereniging.  C. Van de stieren moet de genetische identiteit bepaald geweest zijn voordat sperma ervan in een verdeelcentrum wordt binnengebracht. De genetische identiteit wordt vastgesteld door bepaling van de bloedgroepenformule van het dier of door enige andere gepaste en door (de bevoegde entiteit) toegestane methode. <MB 2006-04-28/51, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2006>  D. Het officiële stamboekcertificaat bedoeld in bijlage IV bij dit besluit en het officiële genetische identiteitscertificaat van de stier moeten altijd in het bezit zijn van het verdeelcentrum, zo lang sperma van die stier opgeslagen is of verdeeld wordt.

Art. N3.<KB 2005-11-10/32, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005> BIJLAGE 3. Voorwaarden waaraan sperma moet voldoen om in het nationale en het intracommunautaire handelsverkeer te mogen worden gebracht.
  Om in het nationale en intracommunautaire handelsverkeer te mogen worden gebracht, moet sperma gewonnen, behandeld en geconditioneerd worden in erkende spermacentra en opgeslagen in erkende spermacentra of spermaopslagcentra, en moet het gewonnen zijn van donoren die op een erkend spermacentrum verblijven of verbleven op het ogenblik van de winning.
  A. Het sperma moet bovendien afkomstig zijn van dieren die :
  1. op de dag van winning geen klinische ziektesymptomen vertonen;
  2. i) niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de spermawinning, of
  ii) tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de spermawinning; in dat geval moet 5 % (met een minimum van vijf rietjes) van elke winning met negatief resultaat zijn onderworpen aan een virusisolatietest op mond- en klauwzeer;
  3. in de laatste 30 dagen vóór de spermawinning niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt.
  Wanneer op het spermacentrum ten gevolge van het inentingsverbod bepaald bij het koninklijk besluit van 18 maart 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer, zowel niet meer gehervaccineerde als nooit gevaccineerde stieren worden gehouden, dienen deze daadwerkelijk van elkaar gescheiden geherbergd te worden, en mag bij de behandeling van hun sperma geen contact tussen de verschillende winningen ontstaan.
  Het sperma van stieren die voor het vaccinatieverbod op mond- en klauwzeer, ingesteld bij het koninklijk besluit van 18 maart 1991, hiervoor genoemd, op het spermacentrum werden gevaccineerd mag zonder bijkomende testen of onderzoek op de markt en in het handelsverkeer worden gebracht. Wanneer echter een vaccinatie als noodmaatregel bij uitbraak van mond- en klauwzeer wordt opgelegd voor de donoren in een spermacentrum en wanneer deze vaccinatie minder dan 12 maanden vóór de winning van het sperma heeft plaatsgehad, dient van elke partij 5 % met een minimum van 5 rietjes onderworpen te worden aan een virusisolatietest voor de opsporing van mond- en klauwzeer met negatief resultaat. Voor het op de nationale markt brengen van dit sperma dient deze test uitgevoerd te worden door [1 Sciensano]1. Voor het in het handelsverkeer brengen van dit sperma bepaalt de lidstaat van bestemming het laboratorium dat met dit onderzoek belast dient te worden.
  4. ten minste gedurende de laatste dertig dagen voordat het sperma is verkregen, zonder onderbreking hebben verbleven in een erkend spermacentrum, wanneer het een winning van vers sperma betreft;
  5. niet mogen gebruikt worden voor de natuurlijke dekking;
  6. verblijven in spermacentra die sedert ten minste drie maanden voordat het sperma is verkregen en tot dertig dagen na die spermawinning of, wanneer het vers sperma betreft, tot de dag van verzending, vrij zijn geweest van mond- en klauwzeer. Tevens dienen deze spermacentra gelegen te zijn in het centrum van een gebied met een straal van 10 km waarin zich in ten minste dertig dagen geen geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;
  7. verblijven in spermacentra die in de periode die begint dertig dagen voor en eindigt dertig dagen na de dag waarop het sperma werd verkregen of, wanneer het vers sperma betreft, tot de dag van verzending, vrij zijn geweest van runderziekten ten aanzien waarvan overeenkomstig bijlage E bij de Richtlijn van de Raad 64/432/EEG een aangifteplicht geldt.
  B. Toevoegingen.
  Volgende antibiotica moeten op zodanige wijze toegevoegd worden dat zij in het verdunde sperma de volgende uiteindelijke concentraties bereiken :
  - minimaal :
  500 microgram per milliliter streptomycine;
  500 iu per milliliter penicilline;
  150 microgram per milliliter lincomycine;
  300 microgram per milliliter spectinomycine.
  Andere combinaties van antibiotica met een gelijkwaardig effect tegen Campylobacter spp., Leptospira spp. en mycoplasma spp. mogen gebruikt worden.
  Onmiddellijk nadat deze toevoeging heeft plaatsgevonden moet het verdunde sperma minstens gedurende 45 minuten op een temperatuur van tenminste 5 °C worden gehouden.
  C. Alvorens in de handel te worden gebracht moet het sperma :
  1. ten minste gedurende de laatste dertig dagen vóór de verzending zijn opgeslagen onder erkende voorwaarden. Deze eis geldt niet voor vers sperma;
  2. voor de verzending hetzij naar een ander spermacentrum, hetzij naar het buitenland, dienen de rietjes geplaatst te worden in recipiënten die vóór het gebruik werden schoongemaakt, ontsmet of gesteriliseerd en die vóór het vertrek werden verzegeld en genummerd.
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art. N4. Bijlage 4.

Art. 1N4. HOOFDSTUK I. - (Modellen van gezondheidscertificaat voor het intracommunautair handelsverkeer in rundersperma.) <KB 2005-11-10/32, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005>
  <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 06/02/1993, p. 2472 tot 2473>
  Gewijzigd bij :
  <MB 1995-09-13/31, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 26-10-1995>
  <KB 2005-11-10/32, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 18-11-2005; B.S. 18-11-2005, p. 49737-68>

Art. 2N4.HOOFDSTUK II. - Model stamboekcertificaat voor de invoer, het intracommunautaire handelsverkeer en de verzending van rundersperma.
  <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 06/02/1993, p. 2473>

  Gewijzigd door :
  <MB 2004-12-24/36, art. 1, Inwerkingtreding : 27-01-2005; B.St. 27-01-2005, p. 2390-2393>

Art. 2N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [2 Opgeheven.]2
  ----------
  (2)<BESL 2007-06-21/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 10-08-2007>


Art. 2N4_WAALS_GEWEST.  [1 Opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BWG 2007-03-01/47, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 06-04-2007>