17 MAART 1993. - Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-1999 en tekstbijwerking tot 07-05-2019)
Art. 1-3, 3bis, 4-7, 7/1, 8-11
1994016095 1994016158 1994016159 1994016165 1995016074 1995016092 1995016228 1996016256 1998016337 1999016023 1999016261 1999016300 1999016325 1999016329 2001003355 2001016309 2004022919 2004022982 2005022996 2006023212 2006A23212 2007023104 2013024072 2018011810 2021032300 2022034468
Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
a) "planten" : de levende planten en de levende delen van planten met inbegrip van de verse vruchten en de zaden;
b) "plantaardige produkten" : de voortbrengselen van plantaardige oorsprong al dan niet verwerkt, voor zover het geen planten betreft.
Art.2. Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij het (Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) een "Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten" ingesteld, hierna "het Fonds" te noemen. <W 2003-12-22/42, art. 200, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Het Fonds wordt beheerd door een raad waarvan de organisatie, de samenstelling en de werkwijze door de Koning worden bepaald.
Art.3. <W 2003-12-22/42, art. 201, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Het Fonds heeft tot doel tussen te komen in de financiering van toelagen, voorschotten, prestaties en vergoedingen met betrekking tot :
1° de kwaliteit van planten en plantaardige producten;
2° de fytosanitaire toestand van planten en plantaardige producten;
3° het opsporen en bestrijden van schadelijke organismen, het uitvoeren van analyses, het opzetten van bestrijdingscampagnes, het verzamelen en verspreiden van informatie en het verstrekken van adviezen met het oog op het verhinderen van de verspreiding van deze schadelijke organismen.
Art. 3bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 202; Inwerkingtreding : 10-01-2004>Voor de uitvoering van programma's opgelegd door de Belgische overheden of de Europese Unie kunnen ten laste van het Fonds de prefinanciering of de financiering van de uitgaven van de overheid aangerekend worden, gedaan in het kader van :
1° de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;
2° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art.4. <W 2003-12-22/42, art. 203, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Met uitzondering van de inkomsten verbonden aan de controleopdrachten van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, wordt het Fonds gestijfd door :
1° bijdragen opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 5, eerste lid, ten laste van natuurlijke personen en rechtspersonen die planten of plantaardige producten voortbrengen, verhandelen, vervoeren, bewerken, verwerken, invoeren of uitvoeren;
2° bedragen, rechten en vergoedingen opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 2, § 1, 9, van de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, en artikel 3, § 1, 5° en 6°, en § 2, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten;
3° vrijwillige bijdragen;
4° de ontvangsten voortkomend uit de deelneming van de Europese Gemeenschappen in de uitgaven van het Fonds;
5° verhogingen en intresten van de bijdragen bedoeld sub 1°, alsmede de intresten van de betalingen bedoeld sub 2°;
6° de administratieve geldboeten, opgelegd in het kader van de in artikel 3bis bedoelde wetten.
Art.5. De Koning bepaalt, na advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de bijdragen, evenals de regels voor de inning ervan. Onverminderd de straffen bedoeld in artikel 8 van deze wet bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen of het laattijdig betalen van de bijdragen.
De bijdragen bedoeld in artikel 4, 1°, kunnen worden geheven op de planten of plantaardige produkten die worden voortgebracht, verhandeld, vervoerd, bewerkt, verwerkt, ingevoerd of uitgevoerd. Zij kunnen eveneens worden geheven op de ondernemingen die planten of plantaardige produkten voortbrengen, verhandelen, vervoeren, bewerken, verwerken, invoeren of uitvoeren.
Zij kunnen inzonderheid forfaitair worden vastgesteld, in verhouding tot de omvang van de onderneming, in verhouding tot de fytosanitaire risico's verbonden aan de planten of plantaardige produkten of ondernemingen of in verhouding tot de omvang van de fytosanitaire prestaties.
Het koninklijk besluit genomen krachtens het eerste lid wordt opgeheven wanneer het door de Wetgevende Kamers niet geratificeerd werd in het jaar volgend op dat van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Het programma van de uitgaven van het Fonds wordt vastgelegd door de (minister bevoegd voor de Volksgezondheid) na advies van de Raad van het Fonds. Hij kan bedragen bepalen die in de Schatkist worden gestort. <W 2003-12-22/42, art. 204, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Bovendien geeft de Raad van het Fonds zijn advies betreffende alle vragen waarvan het onderzoek hem door de Minister wordt opgedragen en kan hij hem elk voorstel voorleggen betreffende het toepassingsdomein van het Fonds.
Art.6. Op de gezamenlijke voordracht van de (minister bevoegd voor de Volksgezondheid) en de Minister van Begroting stelt de Koning het bijzonder reglement betreffende het beheer van het Fonds vast. <W 2003-12-22/42, art. 204, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art.7. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van de bepalingen met betrekking tot de bijdragen bedoeld in artikel 4, 1°, van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, (de leden van de federale en van de lokale politie, de ambtenaren en agenten van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en andere ambtenaren of agenten, aangewezen door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid). <W 2003-12-22/42, art. 205, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen acht dagen na de vaststelling ter kennis gebracht van de overtreders.
In de uitvoering van hun opdracht mogen dezelfde overheidspersonen de bedrijven, inbegrepen de bedrijfsgebouwen en de voertuigen ten allen tijde betreden.
Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.
Zij kunnen zich alle voor het volbrengen van hun opdracht nodige inlichtingen en bescheiden doen verstrekken en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.
Art. 7/1.[1 De invordering van de aan het Fonds verschuldigde bedragen en hun verhoging wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën, belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.
Na aftrek van de eventuele kosten worden de door de voornoemde administratie ingevorderde bedragen overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1
----------
(1)<W 2019-04-13/21, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8. Onverminderd de toepassing in voorkomend geval van de strengere straffen, bepaald bij het Strafwetboek of bij bijzondere strafwetten, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijfduizend frank :
- hij die de bijdrage niet betaalt of de volledige bijdrage niet tijdig betaalt of,
- hij die zich verzet tegen bezoeken, inspecties, controles of verzoeken om inlichtingen of documenten door de bij artikel 7 van deze wet bepaalde overheidspersonen of die wetens onjuiste of onvolledige inlichtingen of documenten verstrekt.
Bij herhaling binnen drie jaar na een vorige veroordeling wegens een misdrijf bedoeld in dit artikel, wordt de straf verdubbeld.
Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek met uitzondering van hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op het in dit artikel bedoelde misdrijf van toepassing.
Art.9. De besluiten waarbij bedragen, rechten of vergoedingen worden vastgesteld, genomen in uitvoering van de wet van 20 mei 1975 tot bescherming van kweekprodukten, de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten of de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen, blijven van kracht tot aan hun uitdrukkelijke opheffing.
De Koning bepaalt de data vanaf welke deze rechten of deze vergoedingen aan het Fonds worden gestort.
Art.10. <Opheffingsbepaling van art. 46 van W 1975-05-20/30>
Art. 11. Deze wet treedt in werking op 1 januari 1993.