Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 APRIL 1991. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de [afdeling bestuursrechtspraak] van de Raad van State inzake [het bevel en] de dwangsom. <KB2007-04-25/32, art. 90, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007> <KB2014-01-28/02, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2007 en tekstbijwerking tot 03-02-2014)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - [1 De procedure]1
Afdeling 1. - Het indienen van het verzoekschrift.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Het onderzoek.
Art. 4-10
Afdeling 3. - De terechtzitting.
Art. 11
Afdeling 4. - Het arrest.
Art. 12-13
Afdeling 5. - De tussengeschillen.
Art. 14-17
Afdeling 6. - Algemene bepalingen.
Art. 18, 18/1
HOOFDSTUK III. - Het opleggen van een dwangsom in geval het administratief dossier niet wordt ingediend.
Art. 19
HOOFDSTUK IV. - [1 Het wijzigen van de dwangsom en van de bijkomende dwangsom]1
Art. 20-24
HOOFDSTUK V. - Bijzonder fonds.
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 26-27



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1992000679  2007000357  2011000292  2014000083 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de gecoördineerde wetten : de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
  2° de algemene procedureregeling : het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de (afdeling bestuursrechtspraak) van de Raad van State; <KB 2007-04-25/32, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  3° de (verwerende partij) : de [1 ...]1 overheid waartegen een vernietigingsarrest is uitgesproken. <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK II. - [1 De procedure]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Het indienen van het verzoekschrift.
Art.2.[1 Wanneer de vordering tot bevel niet geformuleerd werd uiterlijk in de laatste memorie van een beroep tot nietigverklaring, wordt ze ingediend na de uitspraak van het arrest tot nietigverklaring door middel van een verzoekschrift ondertekend door de verzoeker of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, vierde lid, van de gecoördineerde wetten.
   Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
   1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker of, als die geen woonplaats of zetel in België heeft, de gekozen woonplaats in België;
   2° de vermelding van het vernietigingsarrest;
   3° het onderwerp van het verzoekschrift, alsook een uiteenzetting die aantoont dat een beslissings- of onthoudingsverplichting voortvloeit uit het vernietigingsarrest;
   4° in voorkomend geval, het bewijs dat de verzoeker de overheid, bij aangetekende brief, in gebreke gesteld heeft om een nieuwe beslissing te nemen;
   5° in voorkomend geval, het bedrag en de modaliteiten van de gevraagde dwangsom.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.3.[1 Het verzoekschrift tot dwangsom wordt ondertekend door de verzoeker of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, vierde lid, van de gecoördineerde wetten.
   Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
   1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker of, als die geen woonplaats of zetel in België heeft, de gekozen woonplaats in België;
   2° de vermelding van het vernietigingsarrest of van het arrest tot bevel;
   3° het onderwerp van het verzoekschrift, alsook een uiteenzetting die aantoont dat een beslissings- of onthoudingsverplichting voortvloeit uit het vernietigingsarrest;
   4° in voorkomend geval, een kopie van de beslissing waarbij de verwerende partij de uit het vernietigingsarrest of het arrest tot bevel volgende onthoudingsverplichting geschonden heeft.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 2. - Het onderzoek.
Art.4. De hoofdgriffier stuurt zonder verwijl een kopie van het verzoekschrift aan de auditeur-generaal en de (verwerende partij). <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.5. De (verwerende partij) beschikt over een termijn van vijftien dagen om het administratief dossier en een in viervoud gestelde nota met opmerkingen aan de griffier toe te sturen. Een van die exemplaren wordt door de hoofdgriffier zonder verwijl aan de verzoeker bezorgd. <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.6. Het aangewezen lid van het auditoraat brengt binnen vijftien dagen na ontvangst van de in artikel 5 vermelde nota verslag uit over de zaak.

Art.7.Na inzage van het in artikel 6 bedoelde verslag stelt de voorzitter bij beschikking de rechtsdag vast. De zaak moet voorkomen binnen [1 twintig]1 dagen na ontvangst van het verslag.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.8. De beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald, wordt zonder verwijl ter kennis van de auditeur-generaal gebracht door de hoofdgriffier.
  Ze wordt ook, samen met het verslag, ter kennis van de partijen gebracht.
  De kennisgevingen kunnen per bode geschieden tegen ontvangstbewijs.

Art.9.De partijen en hun advokaat kunnen ter griffie van de Raad van State inzage nemen van het dossier gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd.
  [1 In voorkomend geval, wordt artikel 87, §§ 2 tot 4 van de algemene procedureregeling toegepast.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-05-24/08, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 25-06-2011>

Art.10. De voorzitter van de kamer kan de inkorting bevelen van de termijnen bepaald in deze afdeling, indien zulks door de omstandigheden van de zaak verantwoord is.

Afdeling 3. - De terechtzitting.
Art.11.(Artikel 27 van de algemene procedureregeling is toepasselijk op de terechtzitting.) <KB 2007-04-25/32, art. 93, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De verzoeker of zijn advocaat en een behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger van de (verwerende partij) moeten aanwezig zijn. <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Wanneer de verzoeker noch aanwezig noch vertegenwoordigd is, wordt het verzoekschrift [1 ...]1 verworpen.
  Wanneer de (verwerende partij) niet vertegenwoordigd is, wordt ze geacht in te stemmen met de besluiten van het verzoekschrift [1 ...]1. <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Een staatsraad brengt verslag uit over de zaak.
  Het lid van het auditoraat stelt de vragen die nodig zijn voor zijn advies.
  De partijen en de advocaten brengen hun opmerkingen mondeling naar voren.
  Aan het einde van de debatten geeft het lid van het auditoraat zijn advies.
  De voorzitter van de kamer verklaart daarna de debatten voor gesloten en houdt de zaak in beraad.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 4. - Het arrest.
Art.12. Het arrest wordt zonder verwijl uitgesproken en ter kennis gebracht van de partijen. De kennisgeving aan de (verwerende partij) kan per bode geschieden tegen ontvangstbewijs. <KB 2007-04-25/32, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De artikelen (34) tot 37 van de algemene procedureregeling zijn van toepassing op het arrest. <KB 2007-04-25/32, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.13. Onder voorbehoud van de artikelen 33 en 34 van de gecoördineerde wetten staat tegen het arrest geen enkel rechtsmiddel open.

Afdeling 5. - De tussengeschillen.
Art.14. Zo een partij een overgelegd stuk van valsheid beticht, wordt op de terechtzitting gehandeld overeenkomstig artikel 51, eerste tot vierde lid, van de algemene procedureregeling.
  Als de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is om uitspraak te doen over de vordering tot het opleggen van een dwangsom, beslist zij of met dat stuk rekening moet worden gehouden voor het bij de kamer aanhangig gemaakte geding.

Art.15. Degenen die belang hebben bij de zaak kunnen er in tussenkomen. De partijen kunnen in tussenkomst roepen degenen van wie zij de aanwezigheid vereist achten voor de zaak.
  De eis tot tussenkomst geschiedt ten laatste binnen acht dagen na ontvangst van de kennisgeving van het beroep door de hoofdgriffier en, bij ontstentenis van kennisgeving, voor het neerleggen van het verslag door de auditeur.
  De kamer bij wie de zaak aanhangig is, kan nochtans een latere tussenkomst toelaten voor zover deze tussenkomst de procedure op generlei wijze vertraagt.
  De kamer bij wie de tussenkomst aanhangig is, doet zonder verwijl uitspraak over de ontvankelijkheid van de tussenkomst en stelt de termijn vast waarbinnen de tussenkomende partij haar eis ten gronde kan uiteenzetten.

Art.16. De artikelen 59, 60 en 62 tot 65 van de algemene procedureregeling zijn van toepassing.

Art.17.Wanneer voor de sluiting van de debatten de verzoeker komt te overlijden, bestaat er grond tot hervatting van het rechtsgeding.
  Behoudens spoedeisend geval wordt de rechtspleging geschorst gedurende de termijn die aan de erfgenamen wordt toegekend voor het opmaken van de boedelbeschrijving en voor het beraad.
  De rechthebbenden van de overleden verzoeker hervatten het rechtsgeding bij een verzoekschrift dat, gesteld overeenkomstig de [1 artikelen 2 of 3]1, binnen de in het vorige lid bepaalde termijn ter griffie wordt ingediend. De hoofdgriffier stuurt zonder verwijl een kopie van dit verzoekschrift aan de auditeur-generaal en de partijen.
  In de andere gevallen waarin grond tot hervatting van het rechtsgeding bestaat, geschiedt zulks door een verklaring ter griffie.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Afdeling 6. - Algemene bepalingen.
Art.18.De artikelen 84 tot 86, 88, 90 [1 en 91]1 van de algemene procedureregeling zijn van toepassing.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.18/1. [1 De dwangsom mag niet meer bedragen dan 25.000 euro per overtreding of per dag en een globaal bedrag van 1.000.000 euro in geval van een eenmalige overtreding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-01-28/02, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK III. - Het opleggen van een dwangsom in geval het administratief dossier niet wordt ingediend.
Art.19.[1 In geval van toepassing van artikel 21, vijfde lid, van de gecoördineerde wetten, kan de kamer hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de aangewezen auditeur of een partij, na de partijen en het advies van de auditeur te hebben gehoord, een dwangsom opleggen aan de overheid die niet het vereiste administratief dossier indient.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK IV. - [1 Het wijzigen van de dwangsom en van de bijkomende dwangsom]1   ----------   (1)
Art.20.[1 Het verzoekschrift strekkende tot de wijziging van een dwangsom of tot een bijkomende dwangsom wordt ondertekend en gedagtekend en bevat :
   1° de vermelding van het arrest waarbij een dwangsom is opgelegd;
   2° het onderwerp van het verzoekschrift, alsook een uiteenzetting tot staving van het verzoek tot wijziging van de dwangsom of tot een bijkomende dwangsom.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.21.[1 De hoofdgriffier stuurt onverwijld een kopie van het verzoekschrift naar de andere partijen en naar de auditeur-generaal]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.22.[1 De andere partijen beschikken]1 over een termijn van vijftien dagen om een in viervoud gestelde nota met opmerkingen aan de griffier toe te sturen. Een van die exemplaren wordt door de hoofdgriffier zonder verwijl aan de verzoeker bezorgd.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.23. Het aangewezen lid van het auditoraat brengt binnen vijftien dagen na ontvangst van de in artikel 22 vermelde nota verslag uit over de zaak.

Art.24.De voorzitter van de kamer roept de partijen op om spoedig en uiterlijk binnen [1 twintig]1 dagen na ontvangst van het verslag voor de kamer te verschijnen; dit verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
  Na de partijen en het advies van de auditeur te hebben gehoord, doet de kamer onverwijld uitspraak.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK V. - Bijzonder fonds.
Art.25.Het bijzonder fonds waaraan de dwangsom toekomt, wordt beheerd door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde. [1 De aan dit fonds toegekende middelen worden gebruikt voor de aankoop van materieel en voor de aankoop en de ontwikkeling van software voor de Raad van State.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.26. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Het is evenwel niet van toepassing op de verzoekschriften die voor die dag bij een ter post aangetekende brief zijn ingediend.

Art. 27. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.