2 JANUARI 1991. - Koninklijk besluit tot vaststelling, inning, bestemming en verdeling van de ontvangsten voorzien in artikel 24, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.
Art. 1-8
Artikel 1. § 1. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering int de inkomsten bedoeld in artikel 24, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.
§ 2. De inning bedoeld in § 1 gebeurt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XIV van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, zoals gewijzigd door de bepalingen van artikel 2 van onderhavig besluit.
Art.2.
§ 1. <wijzigingsbepaling van art. 127 van KB 1963-07-05/01>
§ 2. <wijzigingsbepaling van Afdeling 1 en Afdeling 2 van KB 1963-07-05/01>
§ 3. <wijzigingsbepaling van art. 134 van KB 1963-07-05/01> <wijzigingsbepaling van art. 136 van KB 1963-07-05/01> <wijzigingsbepaling van art. 137 van KB 1963-07-05/01> <wijzigingsbepaling van art. 138 van KB 1963-07-05/01> <wijzigingsbepaling van art. 139 van KB 1963-07-05/01>
§ 4. <wijzigingsbepaling van art. 134 van KB 1963-07-05/01>
§ 5. <wijzigingsbepaling van art. 136 van KB 1963-07-05/01>
Art.3. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering houdt een afzonderlijke rekening bij van de ontvangsten, de stortingen en de uitgaven met betrekking tot de prestaties van revalidatie.
Art.4. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering houdt, op de bedragen beoogd in artikel 2, § 5, de middelen in die nodig zijn voor de financiering van de prestaties van revalidatie. Het verschil dat volgt uit deze inhouding wordt doorgestort aan de Schatkist. Voor het jaar 1991 wordt dat verschil verhoogd met een bedrag van 2 092 miljoen frank.
Art.5. De definitieve vereffening, bij de afsluiting van de rekeningen, van het in artikel 4 vermeld verschil, wordt voorafgegaan door een maandelijkse storting van een bedrag gelijk aan het begrotingstwaalfde van dat verschil.
Art.6. De in artikel 4 bedoelde middelen worden toegekend aan de takeeskundige verzorging en verdeeld, enerzijds onder de algemene regeling en de regeling der zelfstandigen, anderzijds onder de verzekeringsinstellingen, op basis van de regels vastgesteld door het Beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1991.
Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.