Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

18 JUNI 1975. - Ministerieel besluit tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zij in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken. (Voor de Franse Gemeenschap opgeheven bij BEFG 1983-12-22/33, art. 63, 002> (NOTA : Zie ook artikel 13, § 1 van het BVE 1993-12-15/43, B.St. 16-03-1994, p. 6490) (NOTA : 0pgeheven, voor wat de Franse Gemeenschap betreft, voor de instellingen gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. <BESL 1994-12-22/09, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-1994>) (NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap, opgeheven bij BDG 1997-12-12/61, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR2016-02-26/09, art. 41, 9°, 031; Inwerkingtreding : 31-12-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-01-1984 en tekstbijwerking tot 12-04-2016)



Inhoudstafel:

TITEL I. - VASTSTELLING VAN DE DAGPRIJSELEMENTEN.
Art. 1
Eerste Afdeling. - Verblijfkosten.
Art. 2-3, 3bis, 3ter
Afdeling 2. - Personeelskosten.
Art. 4, 4bis, 4ter, 4quater, 5, 5bis, 6, 6bis, 7
Afdeling 3. - Kosten voor het betrekken van de gebouwen.
Art. 8
Afdeling 4. - Kosten van afschrijving op meubilair en materieel.
Art. 9-10, 10bis
TITEL II. - BEREKENING VAN DE DAGPRIJS.
Art. 11, 11bis, 11ter, 12-15
TITEL III. - BOEKHOUDKUNDIGE REGELS. (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt Titel III opnieuw vervangen door wat volgt : " Titel III. Ambulante begeleiding in semi-internaten voor schoolgaanden. " <BVR 2001-07-13/91, art. 8; Inwerkingtreding : 01-01-2000>)
Art. 16-19
TITEL IV. - BEDRAG EN VEREFFENING VAN DE TOELAGEN.
Art. 20-21
Bijlagen.
Art. N, N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. - VASTSTELLING VAN DE DAGPRIJSELEMENTEN.
Artikel 1.<Zie NOTA onder Titel> Voor de ten laste neming door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten van de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten geplaatst in de inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken, wordt de dagprijs bepaald per begunstigde op grond van een theoretische aanwezigheid van 365 dagen per jaar, met in aanmerkingneming van vierkostencategorieën :
  1. de verblijfkosten;
  2. de personeelskosten;
  3. de kosten voor het betrekken van de gebouwen;
  4. de bedragen van de afschrijving op meubilair en op medisch en niet-medisch materieel.

  Art. 1. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Eerste Afdeling. - Verblijfkosten.
Art.2.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van dt artikel.) § 1. De verblijfkosten van de begunstigden worden per dag als volgt vastgesteld :


Gehandicapten van : 
* 0 tot 3 jaar 
- Voeding : 
* Schoolgaand36
* Niet-schoolgaand36
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand1
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, 
herstellingen, enz.) : 
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand2
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand59,45
Totaal : niet-schoolgaand63,45
Gehandicapten van : 
* 3 tot 12 jaar : 
- Voeding : 
* Schoolgaand37
* Niet-schoolgaand37
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand4
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, herstellingen,enz.) :
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand61,45
Totaal : niet-schoolgaand66,95

  § 2. Wanneer de capaciteit van het semi-internaat geen 30 plaatsen overschrijdt, worden de bedragen bepaald onder de rubriek " voeding " verhoogd met : 4 F voor de minderjarige gehandicapten en met 7 F voor de volwassen gehandicapten.
  § 3. De bedragen bepaald onder de rubriek " beddegoed en was " worden met 2 F verhoogd voor de semi-internaten die bedlegerige niet-schoolgaande gehandicapten opnemen.
  § 4. De bedragen vastgesteld onder de rubriek " farmaceutische kosten " dekken het gebruik van gewone geneesmiddelen.
  Deze kunnen verhoogd worden met 5 F naargelang de aard van de behandelde handicap; ze kunnen 15 F bedragen als het gaat om meerdere handicaps. Deze bedragen dekken eveneens het gebruik van de specifieke geneesmiddelen noodzakelijk voor de behandeling van de gehandicapten waarvoor het semi-internaat is erkend. Zij worden vastgesteld rekening houdend met de tegemoetkoming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. <Voor de Vlaamse Gemeenschap opgeheven bij BREV 28-07-1983>
  § 5. Voor zover de inrichtingen een collectieve ophaaldienst inrichten, worden de vervoerkosten, veroorzaakt door de begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten om zich van hun verblijfplaats naar de inrichting te begeven en terug te keren, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de dagprijs tot beloop van de werkelijke kosten gestaafd door geldige bewijsstukken. De kosten ten laste van dit Fonds kunnen per onderhoudsdag nooit hoger zijn dan 150 F, terwijl per vervoerde gehandicapte gemiddeld niet meer dan 10 km per dag worden aangerekend.
   Voor personen die motorisch gehandicapt zijn, kunnen deze bedragen opgetrokken worden tot 180 F en 15 km per dag. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer van kracht op 1 januari 1984 en evolueren overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. <Voor de Vlaamse Gemeenschap aangevuld bij BREV 28-07-1983, art. 4>
  Voor de schoolgaande gehandicapten zijn deze kosten beperkt tot de dagen in de inrichting doorgebracht tijdens de verlofdagen en de schoolvakanties.
  Onder geldige bewijsstukken wordt verstaan :
  A. Voor de inrichtingen die over hun eigen vervoermiddelen beschikken :
  1° Een reisagenda waarin het uur van vertrek en aankomst in de inrichting dagelijks wordt opgetekend, evenals de afgelegde afstand en reisweg, alsook de namen van de gehandicapten die aan elke stopplaats het voertuig in- of uitstappen;
  2° De vereffende facturen of de documenten die uitsluitend betrekking hebben op leveringen of diensten die vereist worden voor het functioneren van bedoeld vervoer.
  Het jaarlijks bedrag van deze kosten moet in ieder geval lager liggen dan die welke door de privé firma's werd gevraagd voor gelijkaardige verplaatsingen in dezelfde regio.
  B. Voor de inrichtingen die over geen eigen vervoermiddelen beschikken :
  De vereffende facturen die overeenstemmen met het laagste bedrag van de prijsoffertes ingediend ingevolge een openbare aanbesteding die ten minste eens per jaar dient hernieuwd.
  Er moeten minstens vijf prijsoffertes voor elke openbare aanbesteding worden ingediend.
  De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin of zijn afgevaardigde kan in uitzonderlijke gevallen en na grondig onderzoek van de ingeroepen redenen, een afwijking op het aantal inschrijvers vastgesteld in voorgaande alinea, toestaan.
  Een bestendige controle omtrent de stipte toepassing van de maatregelen voorgeschreven door onderhavig besluit inzake de terugbetaling van de vervoerkosten, zal uitgeoefend worden door ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
  Als overgangsmaatregel zullen de vervoerkosten van haar begunstigden, veroorzaakt tussen 1 januari 1975 en 30 juni 1976, terugbetaald worden door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten op voorlegging van al de elementen welke de echtheid en het bedrag van de uitgaven rechtvaardigen, zonder dat toepassing wordt gemaakt van de beschikkingen van littera A en B; wel te verstaan dat de tussenkomst van het Fonds de prijs welke door privé firma's wordt gevraagd voor hetzelfde vervoer in dezelfde streek, niet mag overschrijden. <MB 30-04-1976>

  Art. 2. (Vlaamse Gemeenschap)
  § 1. De verblijfkosten van de begunstigden worden per dag als volgt vastgesteld :


Gehandicapten van : 
* 0 tot 3 jaar 
- Voeding : 
* Schoolgaand36
* Niet-schoolgaand36
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand1
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, 
herstellingen, enz.) : 
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand2
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand59,45
Totaal : niet-schoolgaand63,45
Gehandicapten van : 
* 3 tot 12 jaar : 
- Voeding : 
* Schoolgaand37
* Niet-schoolgaand37
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand4
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, herstellingen,enz.) :
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand61,45
Totaal : niet-schoolgaand66,95

  § 2. Wanneer de capaciteit van het semi-internaat geen 30 plaatsen overschrijdt, worden de bedragen bepaald onder de rubriek " voeding " verhoogd met : 4 F voor de minderjarige gehandicapten en met 7 F voor de volwassen gehandicapten.
  § 3. (...) (Opgeheven) <BVE 1989-07-29/35, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
  § 4. (...) (Opgeheven) <BVE 1989-07-29/35, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
  § 5. Voor zover de inrichtingen een collectieve ophaaldienst inrichten, worden de vervoerkosten, veroorzaakt door de begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten om zich van hun verblijfplaats naar de inrichting te begeven en terug te keren, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de dagprijs tot beloop van de werkelijke kosten gestaafd door geldige bewijsstukken. De kosten ten laste van dit Fonds kunnen per onderhoudsdag nooit hoger zijn dan 150 F, terwijl per vervoerde gehandicapte gemiddeld niet meer dan 10 km per dag worden aangerekend. Voor personen die motorisch gehandicapt zijn, kunnen deze bedragen opgetrokken worden tot 180 F en 15 km per dag. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer van kracht op 1 januari 1984 en evolueren overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. <Voor de Vlaamse Gemeenschap aangevuld bij BREV 28-07-1983, art. 4>
  Voor de schoolgaande gehandicapten zijn deze kosten beperkt tot de dagen in de inrichting doorgebracht tijdens de verlofdagen en de schoolvakanties.
  Onder geldige bewijsstukken wordt verstaan :
  A. Voor de inrichtingen die over hun eigen vervoermiddelen beschikken :
  1° Een reisagenda waarin het uur van vertrek en aankomst in de inrichting dagelijks wordt opgetekend, evenals de afgelegde afstand en reisweg, alsook de namen van de gehandicapten die aan elke stopplaats het voertuig in- of uitstappen;
  2° De vereffende facturen of de documenten die uitsluitend betrekking hebben op leveringen of diensten die vereist worden voor het functioneren van bedoeld vervoer.
  Het jaarlijks bedrag van deze kosten moet in ieder geval lager liggen dan die welke door de privé firma's werd gevraagd voor gelijkaardige verplaatsingen in dezelfde regio.
  B. Voor de inrichtingen die over geen eigen vervoermiddelen beschikken :
  De vereffende facturen die overeenstemmen met het laagste bedrag van de prijsoffertes ingediend ingevolge een openbare aanbesteding die ten minste eens per jaar dient hernieuwd.
  Er moeten minstens vijf prijsoffertes voor elke openbare aanbesteding worden ingediend.
  De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin of zijn afgevaardigde kan in uitzonderlijke gevallen en na grondig onderzoek van de ingeroepen redenen, een afwijking op het aantal inschrijvers vastgesteld in voorgaande alinea, toestaan.
  Een bestendige controle omtrent de stipte toepassing van de maatregelen voorgeschreven door onderhavig besluit inzake de terugbetaling van de vervoerkosten, zal uitgeoefend worden door ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
  Als overgangsmaatregel zullen de vervoerkosten van haar begunstigden, veroorzaakt tussen 1 januari 1975 en 30 juni 1976, terugbetaald worden door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten op voorlegging van al de elementen welke de echtheid en het bedrag van de uitgaven rechtvaardigen, zonder dat toepassing wordt gemaakt van de beschikkingen van littera A en B; wel te verstaan dat de tussenkomst van het Fonds de prijs welke door privé firma's wordt gevraagd voor hetzelfde vervoer in dezelfde streek, niet mag overschrijden. <MB 30-04-1976>)
  (§ 6. In afwijking van de bepalingen van de §§ 1 tot 5 wordt met ingang van 1 januari 2007 de subsidie voor het individuele of collectieve vervoer van de gehandicapten, voor de voorzieningen met een vervoersregeling voor een volledig werkingsjaar, forfaitair bepaald.
  Het gesubsidieerde bedrag per onderhoudsdag wordt vastgesteld op basis van het bedrag gekend voor het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, aangepast aan het indexcijfer.
  Dit bedrag wordt verhoogd met een bedrag bekomen door de evenredige verdeling tot het verschil met het plafond, vernoemd in § 5, van 1 % op de som van de globale vervoersubsidie van alle voorzieningen die het plafond nog niet bereikt hebben in het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.
  Deze berekening wordt afzonderlijk gemaakt enerzijds voor de groep van de dagcentra en de semi-internaten voor hoofdzakelijk niet schoolgaande kinderen en anderzijds voor de groep van semi-internaten die zich hoofdzakelijk richten tot schoolgaande kinderen.) <MB 2007-07-13/43, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

  Art. 2. (Duitstalige Gemeenschap)
  § 1. De verblijfkosten van de begunstigden worden per dag als volgt vastgesteld :


Gehandicapten van : 
* 0 tot 3 jaar 
- Voeding : 
* Schoolgaand36
* Niet-schoolgaand36
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand1
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, 
herstellingen, enz.) : 
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand2
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand59,45
Totaal : niet-schoolgaand63,45
Gehandicapten van : 
* 3 tot 12 jaar : 
- Voeding : 
* Schoolgaand37
* Niet-schoolgaand37
- Gewone farmaceutische kosten : 
* Schoolgaand0,50
* Niet-schoolgaand0,50
- Educatieve activiteiten : 
* Schoolgaand2
* Niet-schoolgaand4
- Verzekeringen : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand3
- Onderhouds- en huisproducten : 
* Schoolgaand0,75
* Niet-schoolgaand0,75
- Water, gas, electriciteit, brandstoffen : 
* Schoolgaand13
* Niet-schoolgaand13
- Belastingen : 
* Schoolgaand0,20
* Niet-schoolgaand0,20
- Kantoorkosten, telefoon : 
* Schoolgaand1
* Niet-schoolgaand2
- Onderhoud van lokalen (schilderwerk, herstellingen,enz.) :
* Schoolgaand4
* Niet-schoolgaand5
- Beddegoed, was : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
- Dienstverplaatsingskosten personeel : 
* Schoolgaand1,50
* Niet-schoolgaand1,50
 -----
Totaal : schoolgaand61,45
Totaal : niet-schoolgaand66,95

  § 2. Wanneer de capaciteit van het semi-internaat geen 30 plaatsen overschrdt, worden de bedragen bepaald onder de rubriek " voeding " verhoogd met : 4 F voor de minderjarige gehandicapten en met 7 F voor de volwassen gehandicapten.
  § 3. De bedragen bepaald onder de rubriek " beddegoed en was " worden met 2 F verhoogd voor de semi-internaten die bedlegerige niet-schoolgaande gehandicapten opnemen.
  § 4. De bedragen vastgesteld onder de rubriek " farmaceutische kosten " dekken het gebruik van gewone geneesmiddelen.
  Deze kunnen verhoogd worden met 5 F naargelang de aard van de behandelde handicap; ze kunnen 15 F bedragen als het gaat om meerdere handicaps. Deze bedragen dekken eveneens het gebruik van de specifieke geneesmiddelen noodzakelijk voor de behandeling van de gehandicapten waarvoor het semi-internaat is erkend. Zij worden vastgesteld rekening houdend met de tegemoetkoming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Voor de Vlaamse Gemeenschap opgeheven bij BREV 28-07-1983>
  § 5. Voor zover de inrichtingen een collectieve ophaaldienst inrichten, worden de vervoerkosten, veroorzaakt door de begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten om zich van hun verblijfplaats naar de inrichting te begeven en terug te keren, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de dagprijs tot beloop van de werkelijke kosten gestaafd door geldige bewijsstukken. De kosten ten laste van dit Fonds kunnen per onderhoudsdag nooit hoger zijn dan 150 F, terwijl per vervoerde gehandicapte gemiddeld niet meer dan 10 km per dag worden aangerekend. Voor personen die motorisch gehandicapt zijn, kunnen deze bedragen opgetrokken worden tot 180 F en 15 km per dag. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer van kracht op 1 januari 1984 en evolueren overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Voor de Vlaamse Gemeenschap aangevuld bij BREV 28-07-1983, art. 4>
  Voor de schoolgaande gehandicapten zijn deze kosten beperkt tot de dagen in de inrichting doorgebracht tijdens de verlofdagen en de schoolvakanties.
  Onder geldige bewijsstukken wordt verstaan :
  A. Voor de inrichtingen die over hun eigen vervoermiddelen beschikken :
  1° Een reisagenda waarin het uur van vertrek en aankomst in de inrichting dagelijks wordt opgetekend, evenals de afgelegde afstand en reisweg, alsook de namen van de gehandicapten die aan elke stopplaats het voertuig in- of uitstappen;
  2° De vereffende facturen of de documenten die uitsluitend betrekking hebben op leveringen of diensten die vereist worden voor het functioneren van bedoeld vervoer.
  Het jaarlijks bedrag van deze kosten moet in ieder geval lager liggen dan die welke door de privé firma's werd gevraagd voor gelijkaardige verplaatsingen in dezelfde regio.
  B. (Voor de inrichtingen die over geen eigen vervoermiddelen beschikken : komen in aanmerking de bedragen die met de laagste offerte van de beperkte aanbesteding overeenkomen. De aanbesteding moet ten minste om de vijf jaar hernieuwd worden.
  Voor iedere aanbesteding moeten ten minste vijf offertes aangevraagd worden.
  De inrichtingen voor gehandicapten verplichten er zich toe, het Bestuur van de Duitstalige Gemeenschap het bestek voor de aanbesteding te laten inzien. Een ambtenaar van het Bestuur mag de opening van de offertes bijwonen.) <BEDG 1987-07-31/32, art. 1, 005; Ed : 01-08-1987>
  De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin of zijn afgevaardigde kan in uitzonderlijke gevallen en na grondig onderzoek van de ingeroepen redenen, een afwijking op het aantal inschrijvers vastgesteld in voorgaande alinea, toestaan.
  Een bestendige controle omtrent de stipte toepassing van de maatregelen voorgeschreven door onderhavig besluit inzake de terugbetaling van de vervoerkosten, zal uitgeoefend worden door ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
  Als overgangsmaatregel zullen de vervoerkosten van haar begunstigden, veroorzaakt tussen 1 januari 1975 en 30 juni 1976, terugbetaald worden door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten op voorlegging van al de elementen welke de echtheid en het bedrag van de uitgaven rechtvaardigen, zonder dat toepassing wordt gemaakt van de beschikkingen van littera A en B; wel te verstaan dat de tussenkomst van het Fonds de prijs welke door privé firma's wordt gevraagd voor hetzelfde vervoer in dezelfde streek, niet mag overschrijden. <MB 30-04-1976>)

  Art. 2. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.3. <Zie NOTA onder Titel> Iedere niet-gerechtvaardigde afwezigheid heeft het ophouden van de uitbetaling van de dagprijs tot gevolg. Een niet-gerechtvaardigde afwezigheid van meer dan acht dagen kan de wegzending van de gehandicapte door de instelling ten gevolge hebben.
  Voor de gerechtvaardigde afwezigheden, de verlofdagen of de vakantie wordt de dagprijs uitbetaald na aftrekking van de kosten van voeding, beddegoed en was zoals bepaald in artikel 2. Voor de schoolgaande in een semi-internaat voor licht mentaal gehandicapten met associatiestoornissen, voor matig mentaal gehandicapten of voor karaktergestoorden wordt voor de gerechtvaardigde afwezigheden, de verlofdagen of de vakantie de dagprijs uitbetaald na aftrekking van de kosten vastgesteld in artikel 2, § 1, met uitzondering van de dienstverplaatsingskosten personeel, water, gas, electriciteit en brandstoffen. Deze maatregel is slechts van toepassing indien meer dan zestig procent van het aantal kinderen die in de betreffende afdeling van het buitengewoon onderwijs waar de kinderen schoolgaan, en die niet opgenomen zijn in het internaat, ingeschreven zijn als semi-internen. <Voor de Vlaamse Gemeenschap aangevuld bij BREV 28-07-1983, art. 4>

Art. 3bis. (Vlaamse Overheid)
  <Ingevoegd voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 1998-03-24/42, art. 11; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. Een persoon met een handicap kan in de dagcentra en de semi-internaten voor niet-schoolgaande kinderen deeltijds in volle of halve dagen worden opgenomen.
  Bij een opname in een dagcentrum is artikel 3 niet van toepassing.
  Per aanwezigheidsdag wordt 0,75 afwezigheidsdag voor subsidiëring in aanmerking genomen. In uitzonderlijke omstandigheden die niet vooraf kunnen worden ingeschat, kunnen de ziektedagen van de zwaar zorgbehoevende personen met een handicap worden aanvaard als gewettigde afwezigheden. Per afwezigheidsdag wordt de dagprijs verminderd met de bedragen voor voeding, beddegoed en was zoals bepaald in artikel 2.
  Onder voltijdse opname wordt verstaan elke opname van een persoon met een handicap van 5 dagen per week; een deeltijdse opname bestaat uit 1 tot 4 dagen per week. Deeltijdse opvang voor schoolgaande kinderen met een handicap kan enkel in volle dagen.
  Voor de schoolgaande en niet-schoolgaande kinderen wordt per aanwezigheidsdag een afwezigheidsdag op de subsidiëring aangerekend, wat inhoudt dat de dagprijs per afwezigheidsdag verminderd wordt met de bedragen vermeld in artikel 2.
  Een halve dag bestaat uit een minimum aanwezigheid van 3 uren per dag. Een aanwezigheid van meer dan 10 uur in de voorziening wordt gelijkgesteld met anderhalve dag.
  In geen geval kunnen per persoon meer dan 365 onderhoudsdagen per jaar worden gesubsidieerd.
  Een aanvraag om deeltijdse opvang kan door de voorziening niet geweigerd worden wanneer die betrekking heeft op deeltijdse opvang in volle dagen of bij opvang met halve dagen indien de persoon met een handicap geen beroep doet op het vervoer dat georganiseerd wordt door de voorziening.
  § 2. Bij deeltijdse opvang wordt, met uitzondering van deeltijdse opvang voor schoolgaande kinderen, per voltijds equivalent dat wordt omgezet in twee of meerdere deeltijdse opnamen, boven de dagprijs een forfaitair bedrag toegekend van [1 2000 euro]1. Dat bedrag wordt niet toegekend als op jaarbasis minder dan 5 voltijdse worden omgezet.
  § 3. Voor de opnamen per halve dagen wordt, onverminderd de toepassing van artikel 2, § 5, bijkomend een forfaitair, niet aan het indexcijfer der consumptieprijzen gebonden bedrag van 100 BEF. per persoon en per aanwezigheidsdag toegekend voor de vervoerskosten.
  § 4. In de dagcentra moet de verhouding tussen het aantal effectieve aanwezigheidsdagen en het totaal aantal onderhoudsdagen in functie van het erkenningsgetal, vanaf het jaar 2001 minstens 60 % bedragen. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt voor de jaren 1998, 1999 en 2000 dat percentage respectievelijk op 57, 58 en 59 gebracht.
  Per percent dat de voorziening onder deze aantallen blijft wordt het maximum subsidieerbare personeelskader in functie van het erkenningsgetal verminderd met 2 percent. In functie van voornoemde berekening, wordt bij deeltijdse opvang een effectieve aanwezigheidsdag gelijk gesteld met 1,2.
  De in vorig lid vermelde sanctie is niet van toepassing op voorzieningen die zwaar zorgbehoevende personen met een handicap opnemen. Het Vlaams Fonds legt de kenmerken van deze doelgroep vast.
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-10/83, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 3ter. [1 (Vlaamse Overheid) § 1. Het dagcentrum kan met behoud van de toepassing van artikel 3bis, § 1, de erkende plaatsen invullen met plaatsen aanwezigheid in het dagcentrum of met begeleidingen volgens de methodiek begeleid werken.
   De erkende plaatsen van de voorziening moeten ingevuld worden met minstens het aantal personen met een handicap dat equivalent is aan het erkenningsgetal van de voorziening.
   § 2. Per geregistreerde begeleiding in het kader van begeleid werken wordt 2,74 onderhoudsdag voor subsidiëring in aanmerking genomen. Die 2,74 onderhoudsdag houdt een subsidiëring in voor 1,65 aanwezigheidsdag en 1,09 gewettigde afwezigheidsdag. De dagprijs van de afwezigheidsdag wordt verminderd met de bedragen voor voeding, beddengoed en was, vermeld in artikel 2.
   Voor subsidiëring worden ten hoogste gemiddeld 42 begeleidingen per persoon met een handicap in aanmerking genomen.
   § 3. De personeelssubsidies, die met toepassing van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 houdende de heroverweging van de budgettaire middelen door de organisatie van de ambulante begeleiding door bepaalde voorzieningen inzake sociale integratie van personen met een handicap en houdende de aanpassing van de werkingskosten van de semi-internaten voor schoolgaanden bij het tekenen van het convenant toegekend werden, blijven behouden.
   § 4. De deeltijdse opvang die met begeleid werken gerealiseerd wordt, komt alleen maar in aanmerking voor de toepassing van artikel 3bis, § 2, als per omgezette plaats begeleiding geboden wordt aan bijkomend opgenomen personen met een handicap.
   § 5. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap bepaalt de wijze van registratie van de begeleidingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-12-10/21, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Afdeling 2. - Personeelskosten.
Art.4.<Zie NOTA onder Titel> § 1. De personeelskosten worden voor de berekening van de dagprijs in aanmerking genomen tot beloop van de personeelsbezetting bepaald in de bijlage I van onderhavig besluit.
  Zij omvatten de bezoldigingen van het personeel berekend volgens de in bijlage II tabel I van dit besluit vermelde weddeschalen, alsook uit de wettelijke patronale lasten met uitzondering van de voordelen in natura of van om het even welke bijkomende vergoeding. <MB 23-05-1975, art. 1>
  De bepalingen houdende toekenning van een eindejaarstoelage alsook deze betrekking hebbende op de wijziging van de weddeschalen en op de gewaarborgde bezoldiging genomen ten gunste van de Rijksambtenaren zijn van toepassing voor de berekening van de bezoldigingen bedoeld in voorgaand lid.
  Nochtans wanneer ingevolge het feit dat prestaties zijn uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het personeel van de instelling behoren, het totaal van het effectief niet in dienst is ingenomen, mogen de kosten van deze prestaties worden opgenomen in de dagprijs, overeenkomstig de volgende beschikkingen :
  a) het aantal niet aangeworven personeelseenheden dat in aanmerking mag genomen worden voor de tenlasteneming van bovenvermelde kosten mag de 40 pct. niet overschrijden van het voorziene effectief, directiepersoneel, geneesheren en econoom voorafgaandelijk in mindering gebracht. De categorie van het niet aangeworven personeel moet overeenstemmen met de aard van de prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het personeel van de instelling behoren.
  b) indien het aantal niet aangeworven personeelseenheden de 40 pct. niet bereikt van het effectief zoals het onder a) hierboven is bepaald, zal de maximale tenlasteneming naar verhouding worden verminderd;
  c) de kostprijs van de prestaties verricht door de private firma's of de gekwalificeerde personen, moet verrechtvaardigd worden door wettelijke opgestelde facturen en bewijsstukken en bovendien betrekking hebben op elementen die in de samenstelling van de dagprijs voorkomen;
  d) voor de tenlasteneming van de kosten is de theoretisch toegekende bezoldiging aan elke niet aangeworven personeelseenheid deze van de beginloopbaan van de laagste kategorie van de betrokken functie. <MB 14-06-1978, art. 2>
  § 2. De kosten voor overuren die door de opvoeders worden gepresteerd, mogen ten laste van de dagprijs worden aangerekend, op voorwaarde dat de totale last van de uitgaven voor het opvoedend personeel, de bezoldiging vastgesteld voor het maximum personeelseffectief niet overtreft, voorzien voor deze personeelscategorie in de bijlage I van dit besluit; de bezoldiging van die prestaties wordt berekend op basis van de aanvangsweddeschaal toegekend aan de opvoeder van de klasse 3 en van de bepalingen toepasselijk terzake op de rijkspersoneelsleden.
  § 2bis. In afwijking van § 1 en § 2 gelden met ingang van 1 januari 1986 voor de inrichtingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap, de hiernavolgende regelen :
  Het totaal aantal subsidieerbare personeelseenheden voor de functies paramedisch, opvoedend, verzorgend, administratief en onderhoudspersoneel, hoofdopvoeder en opvoeder-groepchef mag niet hoger zijn dan deze berekend op basis van de personeelsnormen opgenomen als bijlage van dit besluit, toegepast op het gemiddeld aantal geplaatste personen in het jaar waarop de dagprijs betrekking heeft, of in het voorgaande kalenderjaar, verhoogd met 10 procent. Voor inrichtingen met hoofdzakelijk schoolgaande gehandicapten kan ook de gemiddelde bezetting van het schooljaar dat eindigt in de loop van het burgerlijk jaar voor dit waarvan de dagprijs berekend wordt gehanteerd worden.
  Voor de dagcentra wordt de totale gemiddelde bezetting evenwel verhoogd met 20 procent.
  Deze bepalingen mogen geen aanleiding geven tot overschrijding van de personeelsnorm verbonden aan het erkenningsgetal.
  § 3. De bezoldigingen betreffende de bijzondere betrekkingen uitgeoefend in de semi-internaten worden berekend volgens de weddeschalen opgenomen in de bijlage II, tabel II van dit besluit.

  Art. 4. (Vlaamse Gemeenschap)
  § 1. De personeelskosten worden voor de berekening van de dagprijs in aanmerking genomen tot beloop van de personeelsbezetting bepaald in de bijlage I van onderhavig besluit.
  Zij omvatten de bezoldigingen van het personeel berekend volgens de in bijlage II tabel I van dit besluit vermelde weddeschalen, alsook uit de (wettelijke patronale lasten) met uitzondering van de voordelen in natura of van om het even welke bijkomende vergoeding. ((...). Elke werknemer in dienst op 1 december 1991 behoudt het door hem verworven functieniveau en de daaraan gekoppelde weddeschaal.) <MB 23-05-1975, art. 1> <BVE 1991-08-02/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991> <BVR 1994-07-20/34, art 6, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1994>
  (Met ingang van 1 november 1990 zijn de bepalingen houdende de toekenning van de eindejaarstoelage; alsook deze die betrekking hebben op de wijziging van de weddeschalen, op de invoering van weddecomplementen, de toekenning van een toelage voor zaterdagwerk en op de gewaarborgde bezoldiging genomen ten gunste van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Executieve van toepassing voor de berekening van de bezoldigingen bedoeld in voorgaand lid.
  (De toelage voor zaterdagwerk wordt niet toegekend aan de personeelsleden met een loonschaal 130 of hoger.) <BVE 1991-08-02/32, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>
  Op de weddecomplementen en de toelage voor zaterdagwerk is vanaf 1 november 1990 de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk wordt gekoppeld, van toepassing; zij worden verbonden aan de spilindex van kracht op 1 november 1990.
  Met ingang van 1 november 1990 wordt een bedrag in overeenstemming met de bepalingen houdende de toekenning van de maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Executieve van toepassing in aanmerking genomen voor de berekening van de betoelaagbare personeelskost. De Gemeenschapsminister bepaalt verdere voorwaarden en modaliteiten.) <BVE 1990-11-07/37, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-11-1990>
  (De bepalingen houdende de toekenning van een haardtoelage en van een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries zijn van toepassing voor de berekening van de bezoldigingen bedoeld in het tweede lid.
  Het bedrag van deze toelagen wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de dagtoelagen :
  - aan 50 pct. met ingang van 1 september 1989;
  - aan 100 pct. met ingang van 1 december 1990.) <BVE 1989-07-19/37, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
  (...). <BVE 1989-07-29/35, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
  § 2. De kosten voor overuren die door de opvoeders worden gepresteerd, mogen ten laste van de dagprijs worden aangerekend, op voorwaarde dat de totale last van de uitgaven voor het opvoedend personeel, de bezoldiging vastgesteld voor het maximum personeelseffectief niet overtreft, voorzien voor deze personeelscategorie in de bijlage I van dit besluit; de bezoldiging van die prestaties wordt berekend op basis van de aanvangsweddeschaal toegekend aan de opvoeder van de klasse 3 en van de bepalingen toepasselijk terzake op de rijkspersoneelsleden.
  (§ 2bis. In afwijking van § 1 en § 2 gelden met ingang van 1 januari 1986 voor de inrichtingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap, de hiernavolgende regelen :
  Het totaal aantal subsidieerbare personeelseenheden voor de functies paramedisch, opvoedend, verzorgend, administratief en onderhoudspersoneel, hoofdopvoeder en opvoeder-groepchef mag niet hoger zijn dan deze berekend op basis van de personeelsnormen opgenomen als bijlage van dit besluit, toegepast op het gemiddeld aantal geplaatste personen in het jaar waarop de dagprijs betrekking heeft, of in het voorgaande kalenderjaar, verhoogd met 10 procent. Voor inrichtingen met hoofdzakelijk schoolgaande gehandicapten kan ook de gemiddelde bezetting van het schooljaar dat eindigt in de loop van het burgerlijk jaar voor dit waarvan de dagprijs berekend wordt gehanteerd worden.
  Voor de dagcentra wordt de totale gemiddelde bezetting evenwel verhoogd met 20 procent.
  Deze bepalingen mogen geen aanleiding geven tot overschrijding van de personeelsnorm verbonden aan het erkenningsgetal.
  Bij het bepalen van de subsidieerbare personeelslast van een inrichting of een afdeling van een inrichting die voor de eerste maal erkend is en waarvan de erkenning noch geheel, noch gedeeltelijk ter vervanging komt van de erkenning van een inrichting of van een afdeling van een inrichting die wordt afgebouwd, wordt rekening gehouden met de normen verbonden aan het erkenningsgetal, tot het einde van het kalenderjaar volgend op de datum van het erkenningsbesluit.) <Ingevoegd bij BREV 1986-03-12/32, art. 2, 003>
  § 3. (...). <BVE 1989-07-19/37, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>

  Art. 4. (Duitstalige Gemeenschap)
  (Opgeheven) <BDG 1993-07-20/35? art. 11, 015; Inwerkingtreding : 01-01-1993>)

  Art. 4. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 4bis.<Zie NOTA onder Titel> <MB 14-06-1978, art. 2> In afwijking van artikel 4, § 1, tweede lid worden voor sommige categorieën personeelsleden als personeelskosten in aanmerking genomen :
  § 1. Een niet aan het indexcijfer van de consumptieprijzen gekoppelde jaarlijkse bijzondere toelage van maximum 9 600 F en toegekend aan de hierna vermelde personeelsleden. Deze die deeltijdse prestaties verstrekken genieten de bijzondere toelage in verhouding tot de duur van de geleverde prestaties en rekening houdende met de betoelaagbare personeelsnormen.
  a) Opvoedend personeel :
  - Opvoeder groepschef.
  - Hoofdopvoeder.
  - Opvoeder klasse 1.
  - Opvoeder klasse 2A.
  - Opvoeder klasse 2B.
  - Opvoeder klasse 3.
  b) Administratief- en onderhoudspersoneel :
  - Klerk.
  - Klerk-stenotypiste.
  - Opsteller.
  - Econoom.
  - Boekhouder klasse 1.
  - Boekhouder klasse 2.
  - Kopiist A2.
  - Technicus in de electronica A2.
  - Kopiist A3.
  - Technicus in de electronica A3.
  - Technicus (voor het nazien van de apparaturen).
  - Clinisch laboratoriumhelper.
  - Werkman 1ste categorie.
  - Werkman 2de categorie.
  - Werkman 3de categorie.
  - Werkman 4de categorie.
  - Werkman 5de categorie.
  c) Bijzondere functies :
  - Kinderverzorgster.
  - Ziekenoppasser(ster).
  - Gezins- en sanitaire helpster.
  d) Directiepersoneel :
  - direkteur in inrichting 6-14 bedden;
  - direkteur klasse II (in inrichting van 15-29 bedden);
  - direkteur klasse II (in inrichting van 30-60 bedden);
  - direkteur klasse II (in inrichting van + 60 bedden);
  - direkteur klasse I (in inrichting van 15-29 bedden);
  - direkteur klasse I (in inrichting van 30-60 bedden). <MB 1988-10-14/34, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
  § 2. Een weddesupplement van 50 p.c. op basis van het betoelaagbaar uurloon voor de prestaties verstrekt op zondagen door de hierna vermelde personeelsleden.
  a) Opvoedend personeel :
  - Opvoeder groepschef.
  - Hoofdopvoeder.
  - Opvoeder klasse 1.
  - Opvoeder klasse 2A.
  - Opvoeder klasse 2B.
  - Opvoeder klasse 3.
  b) Onderhoudspersoneel :
  - Werkman 1ste categorie.
  - Werkman 2de categorie.
  - Werkman 3de categorie.
  - Werkman 4de categorie.
  - Werkman 5de categorie.
  c) Bijzondere functies :
  - Maatschappelijk assistent(e).
  - Gegradueerde verpleger(ster).
  - Gebrevetteerde verpleger(ster).
  - Kinderverzorgster.
  - Ziekenoppasser(ster).
  - Gezins- en sanitaire helpster.
  De maximale duur per zondag die voor deze prestaties in aanmerking komt is beperkt tot 10 uur, rekening houdende met de geldende zondagsregeling aanvaard in functie van de op die dag aanwezige gehandicapten.

  Art. 4bis. (Vlaamse Gemeenschap)
  <MB 14-06-1978, art. 2> In afwijking van artikel 4, § 1, tweede lid worden voor sommige categorieën personeelsleden als personeelskosten in aanmerking genomen :
  § 1. Een niet aan het indexcijfer van de consumptieprijzen gekoppelde jaarlijkse bijzondere toelage van maximum 9 600 F (met ingang van 1 januari 1989: 12 600 F; met ingang van 1 september 1989: 19 740 F; met ingang van 1 december 1990: 26 880 F), betaalbaar bij maandelijkse schijven van maximum 800 F (met ingang van 1 januari 1989: 1 050 F; met ingang van 1 september 1989: 1 645 F; met ingang van 1 december 1990: 2 240 F) en toegekend aan de hierna vermelde personeelsleden. Deze die deeltijdse prestaties verstrekken genieten de bijzondere toelage in verhouding tot de duur van de geleverde prestaties en rekening houdende met de betoelaagbare personeelsnormen. <BVE 1989-07-19/37, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
  (Onverminderd de toepassing van het vorig lid wordt de jaarlijkse bijzondere toelage toegekend aan alle categorieën van personeelsleden, behalve aan deze met de loonschaal 127 of hoger.) <BVE 1991-08-02/32, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>)
  § 2. (Met ingang van 1 september 1989 een weddesuplement van 75 pct. op basis van het betoelaagbaar uurloon voor de prestaties verstrekt op zondagen, toegekend aan alle personeelsleden, met uitzondering van de personeelsleden met de (loonschaal 127 of hoger.) <BVE 1991-08-02/32, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>
  Met ingang van 1 december 1990 wordt dit weddesupplement op 100 pct. op basis van het betoelaagbaar uurloon.
  De maximale duur per zondag die voor deze prestaties in aanmerking komt is beperkt tot 10 uur, rekening houdend met de geldende zondagsregeling aanvaard in functie van de op die dag aanwezige gehandicapten.) <BVE 1989-07-19/37, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
  (§3. Met ingang van 1 september 1989, een weddesupplement van 25 pct. op basis van het betoelaagbaar uurloon voor de prestaties verstrekt op wettelijke feestdagen, toegekend aan alle personeelsleden, met uitzondering van de personeelsleden met de (loonschaal 127 of hoger). <BVE 1991-08-02/32, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>
  Met ingang van 1 december 1990 wordt dit weddesupplement vastgesteld op 50 pct. op basis van het betoelaagbaar uurloon. De maximale duur per feestdag die voor deze prestatie in aanmerking komt is beperkt tot 10 uur, rekening houdend met de geldende regeling aanvaard in functie van die dag aanwezige gehandicapten.
  Dit weddesupplement is niet cumuleerbaar met het weddesupplement bedoeld in § 2.) <BVE 1989-07-19/37, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
  (§ 4. Voor prestaties geleverd door nachtwakers (werkliedenpersoneel), belast met de veiligheid van de begunstigden en van de gebouwen, een niet aan het indexcijfer der consumptieprijzen gekoppelde forfaitaire premie van 640 F per maand.
  De nachtwakers die deeltijdse prestaties verrichten genieten deze premie in verhouding tot de duur bepaald in het arbeidscontract.) <BVE 1989-07-19/37, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
  (§ 5. In afwijking van de bepalingen van de §§1, 2 en 3 inzake de toekenning van toelagen voor zaterdagwerk en de weddesupplementen voor prestaties op zondagen en wettelijke feestdagen kunnen deze toelagen en weddesupplementen aan de directieleden van de inrichtingen van 6-29 bedden worden toegekend tot beloop van de maximum bedragen opgenomen en tabel Ibis : "Maximumbedrag voor toeslag bijzondere prestaties" gevoegd in de bijlage I bij dit besluit.) <BVE 1991-08-02/32, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>

  Art. 4bis. (Duitstalige Gemeenschap)
  (Opgeheven) <BDG 1993-07-20/35, art. 11, 15; Inwerkingtreding : 01-01-1993>)

  Art. 4bis. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 4ter. (Vlaamse Gemeenschap)
  <Ingevoegd bij BREV 1986-03-12/32, art. 3, 003> In afwijking van artikel 4, § 1, tweede lid, wordt tevens als personeelskost beschouwd, de aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 februari 1984 betreffende het recht op werkloosheidsuitkeringen van bejaarde werknemers, in artikel 2 van het koninklijk besluit van 30 augustus 1985 houdende een nieuwe reglementering van toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en in het koninklijk besluit van 20 augusts 1986 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
  Deze aanvullende vergoeding wordt slechts in aanmerking genomen tot beloop van het bedrag dat bekomen wordt door toepassing van de berekeningswijze die gehanteerd wordt in artikel 5 en volgende van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974, en op voorwaarde dat de betrokkene vervangen wordt door een kandidaat die maximaal bij aanvang aanspraak maakt op de wedde voorzien voor een personeelslid met een geldelijke anciënniteit van vijf jaar.

  Art. 4ter. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)(Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 4quater. (Vlaamse Gemeenschap)
  <Ingevoegd bij BVE 1989-07-19/37, art. 11; Inwerkingtreding : 01-09-1989> § 1. In afwijking van artikel 4, § 1, tweede lid wordt tevens als personeelslast beschouwd, een éénmalige kwalificatiepremie toegekend aan de opvoeders klasse I ten bedrage van 10 000 F, uit te betalen in de maand mei 1990, en ten bedrage van 5 000 F, uit te betalen in de maand mei 1991.
  § 2. De in § 1 bedoelde premie wordt uitgekeerd in verhouding tot de geleverde arbeidsprestaties, respectievelijk tijdens het kalenderjaar 1989 en 1990."; (NOTA : De bepalingen van dit besluit zijn enkel van toepassing op de in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten erkende inrichtingen, afdelingen van inrichtingen of diensten die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren)
  Art. 4quater. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.5.<Zie NOTA onder Titel> Komen in aanmerking voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit de arbeidsprestaties die effectief van de leeftijd af aangeduid in de tabellen van de bijlage II van dit besluit werden geleverd als titularis van een voltijdse betrekking, indien de belanghebbende op dat ogenblik in het bezit was van het diploma vereist voor de uitoefening van bedoelde betrekking.
  Het bewijs van de gepresteerde diensten worden geleverd aan de hand van stortingen bij een organisatie voor sociale zekerheid of bij een pensioenkas.
  Voor zover ze beantwoorden aan de voorwaarden van leeftijd en diploma, beoogd in het eerste lid, kunnen de personeelsleden die deeltijdse arbeidsprestaties verrichten, van de weddeverhogingen genieten die verschuldigd zijn ingevolge hun anciënniteit, verworven in inrichtingen waarop de bepalingen van dit besluit en van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, van toepassing zijn. <MB 14-06-1978, art. 3>

  Art. 5. (Vlaamse Gemeenschap)
  <BVE 1989-07-19/37, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen in aanmerking de arbeidsdagen die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking verworven in inrichtingen of diensten waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn en, in de inrichtingen en diensten die door de Gemeenschapsminister die terzake bevoegd is, daarmede gelijkgesteld worden, vanaf de datum dat het personeelslid de leeftijd bereikt die vereist is voor de uit te oefenen functie en mits in het bezit te zijn van het vereiste diploma.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt onder " arbeidsdagen " verstaan : de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; evenals de zaterdagen en de zondagen, vakantiedagen en wettelijke feestdagen, waarop geen arbeid wordt verricht en de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen.
  Komen eveneens in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit, de dagen van inactiviteit die voor rijksambtenaren meegerekend worden voor de berekening van anciënniteit.
  Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de geldelijke anciënniteit verworven op 31 december 1988 door de personeelsleden van de inrichtingen en diensten erkend in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
  In geval eenzelfde persoon verscheidende deeltijdse functies verricht, worden deze slechts ten laste van de dagprijs gelegd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt.
  Het bewijs van de gepresteerde diensten wordt door de betrokkene geleverd aan de hand van stortingen bij een organisatie van sociale zekerheid, of bij een pensioenkas, aangevuld met de werkgeversattesten, of op de wijze door de gemeenschapsminister bepaald. Elk ander bewijsstuk kan door de bevoegde diensten worden geëist.
  Deze bepaling heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989 zonder dat bij toepassing van onderhavig artikel, voor de voorgaande periode, aanspraak kan worden gemaakt op een herziening van de bezoldiging en van de betoelaging.
  [De dienstanciënniteit is de anciënniteit berekend op basis van de werkelijke diensten die zonder vrijwillige onderbreking werden verricht in de sector bijzondere jeugdbijstand of gehandicaptenzorg.] <BVE 1991-08-02/32, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>

  Art. 5. (Duitstalige Gemeenschap)
  (Opgeheven) <BDG 1993-07-20/35, art. 11 ,015; Inwerkingtreding : 01-01-1993>)

  Art. 5. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 5bis. (Vlaamse Gemeenschap)
  (opgeheven) <BVE 1989-07-19/37, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1989>

  Art. 5bis. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.6.<Zie NOTA onder Titel> Het personeelslid dat tot een directiegraad wordt bevorderd geniet de valorisatie van de helft van de overeenkomstig het vorig artikel, erkende anciënniteit.
  Indien hij tot een andere graad wordt bevorderd behoudt hij de totale erkende anciënniteit.
  De toepassing van lid 1 mag in geen geval een weddevermindering tot gevolg hebben.

  Art. 6. (Vlaamse Gemeenschap)
  Het personeelslid dat tot een directiegraad wordt bevorderd geniet de valorisatie van de helft van de overeenkomstig het vorig artikel, erkende anciënniteit.
  Indien hij tot een andere graad wordt bevorderd behoudt hij de totale erkende anciënniteit.
  De toepassing van lid 1 mag in geen geval een weddevermindering tot gevolg hebben.
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap art. 6 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 1989; Deze bepaling heeft uitwerking met inganf van 1 januari 1989 zonder dat bij toepassing van onderhavig artikel, voor de voorgaande periode, aanspraak kan worden gemaakt op een herziening van de bezoldiging en van de betoelaging; BVE 1989-07-19/37, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 01-01-1989>;De bepalingen van dit besluit zijn enkel van toepassing op de in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten erkende inrichtingen, afdelingen van inrichtingen of diensten die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren))

  Art. 6. (Duitstalige Gemeenschap)
  (Opgeheven) <BDG 1993-07-20/35, art. 11, 015 ; Inwerkingtreding : 01-01-1993>)

  Art. 6. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 6bis.(Vlaamse Gemeenschap)
  <Ingevoegd voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-03-12/32, art. 6, 003> (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap art. 6bis wordt opgeheven met ingang van 1 januari 1989; <BVE 1989-07-19/37, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-01-1989>; De bepalingen van dit besluit zijn enkel van toepassing op de in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten erkende inrichtingen, afdelingen van inrichtingen of diensten die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren)

  Art. 6bis. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.7.<Zie NOTA onder Titel> Opgeheven <MB 23-09-1975, art. 2>

  Art. 7. (Brussels Hoofdstedelijk Gewes)t (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Afdeling 3. - Kosten voor het betrekken van de gebouwen.
Art.8.<Zie NOTA onder Titel> De geboekte lasten die ontstaan ten gevolge van het afschrijven op de gebouwen die de inrichting bezit of van het huren van de gebruikte gebouwen, die ze bezet, geven recht op een vergoeding die niet hoger dan 10 F per dag en per begunstigde mag zijn.
  Dit maximaal bedrag wordt op 6 F teruggebracht voor de inrichtingen waarvan de gebouwen werden opgericht of verbouwd met Rijkstoelagen.

  Art. 8. (Vlaamse Gemeenschap)
  <BVE 1989-07-29/35, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1987> (§ 1.) Aan de inrichtingen of afdelingen van inrichtingen wordt een vergoeding toegekend van 7 frank per onderhoudsdag voor het betrekken van de gebouwen.
  Dit bedrag wordt op 4 frank teruggebracht voor de inrichtingen of afdelingen van inrichtingen waarvan de gebouwen werden opgericht of verbouwd met Rijks of Gemeenschapstoelagen.
  (§ 2. De bij § 1 bedoelde vergoeding wordt niet toegekend aan inrichtingen of afdelingen van inrichtingen die erkend zijn voor de opname van schoolgaande personen met een handicap die minder dan 21 jaar oud zijn.) <BVR 1994-07-20/34, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1994>)

  Art. 8. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Afdeling 4. - Kosten van afschrijving op meubilair en materieel.
Art.9.<Zie NOTA onder Titel> Een maximale vergoeding van 4 F per dag en per begunstigde wordt verleend voor de afschrijving op het meubilair en op niet-medisch materieel.

  Art. 9. (Vlaamse Gemeenschap)
  <BVE 1989-07-29/35, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1987> Aan de inrichtingen of afdelingen van inrichtingen wordt een vergoeding toegekend van 3,5 frank per onderhoudsdag voor medisch materieel.)

  Art. 9. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.10.<Zie NOTA onder Titel> Een maximale vergoeding van 2 F per dag en per begunstigde wordt verleend voor de afschrijving op medisch materieel.

  Art. 10. (Vlaamse Gemeenschap)
  <Opgeheven bij BREV 28-07-1983, art. 4>

  Art. 10. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art. 10bis. (Vlaamse Gemeenschap)
  De bij de artikelen 9 en 10 voorziene vergoedingen worden niet toegekend aan inrichtingen of afdelingen die erkend zijn voor de opname van schoolgaande personen met een handicap die minder dan 21 jaar oud zijn. <BVR 1994-07-20/34, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1994>)

TITEL II. - BEREKENING VAN DE DAGPRIJS.
Art.11.<Zie NOTA onder Titel> <MB 23-09-1975, art. 3> De personeelskosten zijn de uitgaven gedaan in het jaar waarvoor de dagprijs moet worden vastgesteld en die werkelijk werden uitgegeven voor de bezoldiging van het personeel en de wettelijke patronale lasten, met uitsluiting van enig voordeel in natura of van om het even welke bijkomende vergoeding. Het totaal bedrag van die uitgaven wordt in voorkomend geval verminderd overeenkomstig artikel 12.
  Het aldus bekomen bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal onderhoudsdagen voor het jaar waarop de bewuste uitgaven slaan, zonder dat bij die berekening onderscheid wordt gemaakt tussen ten laste van de overheid geplaatste kinderen en de andere kostgangers <Voor de Vlaamse Gemeenschap, laatste lid opgeheven vanaf 01-01-1988 door BVE 1987-12-23/33, art. 7, 4°, a, 007>

  Art. 11. (Vlaamse gemeenschap)
  <MB 23-09-1975, art. 3> De personeelskosten zijn de uitgaven gedaan in het jaar waarvoor de dagprijs moet worden vastgesteld en die werkelijk werden uitgegeven voor de bezoldiging van het personeel en de wettelijke patronale lasten, met uitsluiting van enig voordeel in natura of van om het even welke bijkomende vergoeding. Het totaal bedrag van die uitgaven wordt in voorkomend geval verminderd overeenkomstig artikel 12.
  Het aldus bekomen bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal onderhoudsdagen voor het jaar waarop de bewuste uitgaven slaan, zonder dat bij die berekening onderscheid wordt gemaakt tussen ten laste van de overheid geplaatste kinderen en de andere kostgangers.
  Voor de Vlaamse Gemeenschap, laatste lid opgeheven vanaf 01-01-1988 door BVE 1987-12-23/33, art. 7, 4°, a, 007>
  [Het totaal van de uitgaven met betrekking tot de hierna vermelde patronale lasten en vergoedingen :
  - de verzekeringspremie arbeidsongevallen;
  - de verzekeringspremie burgerlijke aansprakelijkheid;
  - de kosten voor arbeidsgeneeskunde;
  - de kosten voor werkkledij;
  - de wettelijke verplichte tussenkomst van de werkgever in de verplaatsingskosten naar en van het werk van de werknemers;
  - prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het personeel van de inrichting behoren.
  Worden in de dagprijs opgenomen tot beloop van een forfaitair percentage van de hierna vermelde loonkosten :
  - het brutoloon;
  - de jaarlijkse bijzondere toelage;
  - het weddesupplement voor prestaties geleverd op zondag en op feestdagen;
  - de forfaitaire premie voor nachtwakers;
  - de vergoeding voor overuren;
  - de eindejaarspremie;
  - het vakantiegeld, uitgezonderd het vakantiegeld bij uitdiensttreding van de personeelsleden die werkelijk de inrichting verlaten;
  - het bijkomend vakantiegeld voor arbeiders;
  - haard- en standplaatsvergoedingen;
  - en alle werkgeversbijdragen in het kader van de Rijkssociale Zekerheid der Werknemers.
  [1 Op de totale loonmassa wordt het volgende percentage toegekend :]1
  Voor de semi-internaten en dagcentra : (3,2 pct.)] <BVE 1991-08-02/32, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  (opgeheven) <BVR 1998-06-23/69, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  [1 In het vijfde lid wordt verstaan onder totale loonmassa : de totale loonkosten met aftrek van het vakantiegeld bij effectieve uitdiensttreding.
   De percentages, vermeld in het vijfde lid, worden als volgt verhoogd :
   1° voor het jaar 2012 met 0,075 %;
   2° voor het jaar 2013 met 0 %;
   3° vanaf het jaar 2014 met 0,15 %.]1

  Art. 11. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  ----------
  (1)<BVR 2013-11-22/15, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-12-2012>

Art. 11bis.<Zie NOTA onder Titel> <MB 06-03-1980> § 1. In afwijking van de bepalingen van het laatste lid van artikel 11 kan de voorlopige dagprijs op 31 december van een jaar vervangen worden door een provisionele dagprijs.
  § 2. De provisionele dagprijs voor het jaar 1978 is samengesteld uit :
  1. De uitgaven met betrekking tot de onder titel I van dit besluit vermelde dagprijselementen welke in aanmerking genomen werden bij de vaststelling van de dagprijs voor het jaar 1977 met uitzondering van de vervoerkosten voorzien in artikel 2, § 5, de personeels- en de kosten voor prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het personeel van de inrichting voorzien in de artikelen 4, 4bis, 5 en 6 behoren. Voornoemde uitgaven worden vermeerderd met de bedragen die voortvloeien uit de wijziging van artikel 2 door het ministerieel besluit van 14 juni 1978; het geheel wordt aangepast aan de in artikel 15 voorziene indexschommelingen toepasselijk op het jaar 1978;
  2. De uitgaven voor de vervoerkosten gedaan voor het jaar 1978;
  3. De uitgaven gedaan voor het jaar 1978 voor prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het personeel van de instelling behoren;
  4. De personeelskosten zoals deze blijken uit het dossier dat is overgelegd voor de berekening van de definitieve dagprijs 1978 met uitzondering van de bedragen die betrekking hebben op de :
  a) verzekeringspremies voor arbeidsongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid;
  b) arbeidsgeneeskunde;
  c) bijkomende vakantie van de handarbeiders;
  d) herverdeling der Sociale lasten (R.M.Z.).
  e) tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers.
  5. De som van de uitgaven vermeld onder de punten 1, 2, 3 en 4 wordt gedeeld door het totaal aantal onderhoudsdagen voor het jaar 1978.
  § 3. Voor het jaar 1979 wordt de in § 2 genoemde provisionele dagprijs voor het jaar 1978 aangepaste aan het indexcijfer, 1,8632 in toepassing van artikel 15;
  § 4. Voor het jaar 1980 wordt de in § 2 bepaalde provisionele dagprijs voor 1979 aangepast aan het indexcijfer 1,9222 in toepassing van artikel 15.
  De wijzigingen in verband met het aantal of de kwalificatie van de personen die werkzaam zijn in een instelling die plaatsgrijpen tussen 1 januari en 31 december van een jaar, worden vóór 15 februari van het daaropvolgende jaar aan het departement van Volksgezondheid en van het Gezin medegedeeld. De dagprijs op 31 december van een jaar is de voorlopige dagprijs van het volgend jaar.
  § 5. Voor het jaar 1981 is de provisionele dagprijs gelijk aan de provisionele dagprijs 1978, ofwel de definitieve dagprijs 1978, ofwel de definitieve dagprijs 1979, ofwel de definitieve dagprijs 1980, aangepast aan de index 2,0399 in toepassing van artikel 15 van dit besluit. <Voor de Vlaamse Gemeenschap ingevoerd bij AM 26-11-1981, art. 1>
  § 6. De provisionele dagprijs is de som enerzijds van de subsidieerbare loonkost per dag en anderzijds de andere kosten vervat in de laatst berekende definitieve dagprijs geïndexeerd tegen het indexcijfer van december van het vorig jaar.
  De subsidieerbare loonkost per dag is de verhouding tussen enerzijds de som van de brutolonen van het vorg jaar vermeld op de driemaandelijkse R.S.Z.-kwartaalaangiften en die betrekking hebben op personeelsleden die werken in de inrichting die werkt onder het semi-internaatstelsel erkend door het fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, vermenigvuldigd met 1,4 en anderzijds het totaal aantal onderhoudsdagen van het vorig jaar zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen ten laste van de overheid geplaatste begunstigden en anderen.
  De Gemeenschapsminister van Gezin en Welzijnszorg kan per inrichting een individuele vermenigvuldigingsfactor andere dan 1,4 toewijzen. <Voor de Vlaamse Gemeenschap ingevoerd bij BREV 15-10-1982, art. 1>

Art. 11bis. (Vlaamse Gemeenschap)  [1 De werkingssubsidies, verkregen met toepassing van artikel 2, 3, 3bis, § 1, § 2 en § 3, artikel 3ter, § 2, artikel 8, 9, 10 en 11, met toepassing van de indexatie, vermeld in artikel 15, worden verminderd met 9 %.]1    Art. 11bis. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)
  ----------
  (1)<BVR 2015-05-29/20, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 11ter.<Ingevoegd voor de Vlaamse Gemeenschap bij MB 03-08-1981, art. 1>
  § 1. De bepalingen van onderhavig artikel zijn van toepassing op de door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten erkende instellingen van de Vlaamse Gemeenschap die tenminste gedurende een volledig burgerlijk jaar gefunctioneerd hebben. <MB 03-08-1981>
  § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 11 van dit besluit kunnen de betoelaagbare personeelskosten ook berekend worden rekening houdend, per categorie van betrekking, met het jaarlijks gemiddelde van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten voor de vaststelling van de definitieve dagprijs van het basisjaar.
  Hierbij worden alle andere betoelaagbare uitgaven, gedaan tijdens het jaar waarvoor de dagprijs berekend wordt, gevoegd. De personeelskosten worden aangepast aan de wijzigingen van de erkenning van de inrichting, aan de gemiddelde bezetting en aan het aantal gepresteerde uren subsidieerbaar voor elke categorie van betrekking, alsook aan de eventuele schommelingen van de kostrpijs van de prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen voor het jaar waarvoor de dagprijs berekend wordt.
  § 3. Onder basisjaar verstaat men het laatste burgerlijk jaar waarvoor een dagprijs berekend werd op basis van de bepalingen van artikel 11 van dit besluit; indien meerdere dagprijzen werden vastgesteld voor dit basisjaar wordt alleen de laatste berekende in aanmerking genomen.
  § 4. De berekeningswijzen voorzien in § 2 kan maximum gedurende drie opeenvolgende jaren worden toegepast.
  § 5. Wanneer de directie van een in § 1 bedoelde instelling of de administratie die het beheer van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten onder zijn bevoegdheid heeft, aantoont dat om aanvaardbare redenen de berekeningswijze van de personeelskosten voorzien in § 2 niet overeenstemt met de subsidieerbare personeelskosten van de inrichting, beslist de Minister die bevoegd is voor het gehandicaptenbeleid de dagprijs te berekenen volgens het artikel 11 van dit besluit.
  § 6. Een inrichtende macht die verschillende afdelingen ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten beheert mag, voor de berekening van de dagprijzen van zijn verschillende afdelingen, de totale personeelskosten onopgesplitst indienen. In de mate dat zij subsidieerbaar zijn zullen zij gedeeld worden door het totaal van de onderhoudsdagen opgetekend in de bedoelde afdelingen. Teneinde de subsidieerbaarheid van deze kosten te kunnen nagaan dient voor elke afdeling het jaarlijks gemiddeld aantal opgenomen gehandicapte personen te worden opgegeven evenals de nominatieve lijst van het personeel dat in hetzelfde jaar in die afdeling tewerkgesteld was met aanduiding van de uitgeoefende functie in de geleverde prestatieduur. <BREV 1986-03-12/32, art. 7, 003>

  Art. 11ter. (tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad)
  <MB 06-09-1983, art. 1> § 1. De bepalingen van onderhavig artikel zijn van toepassing op de door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten erkende instellingen gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad die op grond van hun organisatie niet moeten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de ene of andere gemeenschap en die tenminste gedurende een volledig burgerlijk jaar gefunctioneerd hebben.
  § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 11 van dit besluit kunnen de betoelaagbare personeelskosten ook berekend worden rekening houdend, per categorie van betrekking, met het jaarlijks gemiddelde van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten voor de vaststelling van de definitieve dagprijs van het basisjaar.
  Hierbij worden alle andere betoelaagbare uitgaven, gedaan tijdens het jaar waarvoor de dagprijs berekend wordt, gevoegd.
  De personeelskosten worden aangepast aan de wijzigingen van de erkenning van de inrichting, aan de gemiddelde bezetting en aan het aantal gepresteerde uren subsidieerbaar voor elke categorie van betrekking, alsook aan de eventuele schommelingen van de kostprijs van de prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen voor het jaar waarvoor de dagprijs berekend wordt.
  § 3. Onder basisjaar verstaat men het laatste burgerlijk jaar waarvoor een dagprijs berekend werd bij toepassing van de bepalingen van artikel 11 van dit besluit; indien meerdere dagprijzen werden vastgesteld voor dit basisjaar wordt alleen de laatste berekende prijs in aanmerking genomen.
  § 4. De berekeningswijze voorzien in § 2 kan maximum gedurende drie opeenvolgende jaren worden toegepast.
  § 5. Wanneer de directie van een in § 1 bedoelde instelling of de administratie die het beheer van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten onder zijn bevoegdheid heeft, aantoont dat om aanvaardbare redenen de berekeningswijze van de personeelskosten voorzien in § 2 niet overeenstemt met de subsidieerbare personeelskosten van de inrichting, wordt de dagprijs berekend volgens het artikel 11 van dit besluit.>

  Art. 1ter. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.12.<Zie NOTA onder Titel> <MB 19-10-1976> Van de werkelijke uitgaven worden afgetrokken :
  1° met ingang van 1 januari 1975, de bezoldigingen betaald aan de op pensioengestelde personeelsleden die krachtens de pensioenwetgeving een niet toegestane beroepsbezigheid uitoefenen;
  2° met ingang van 1 januari 1975, de bezoldigingen betaald aan de personeelsleden die worden tewerkgesteld boven de bezetting door de normen vastgesteld, ter uitvoering van titel I, afdeling 2; echter wanneer het aantal onderhoudsdagen geboekd tijdens twee opeenvolgende jaren, voor elk van deze, geen 80 pct. bereikt van de erkende capaciteit van de inrichting, wordt de subsidieerbare personeelsbezetting van het daaropvolgende jaar herleid in functie van de werkelijke bezettingsdagen en de dagen van gewettigde afwezigheid van dit jaar.
  3° met ingang van 1 januari 1975, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten, dat de bedragen overschrijdt die ontstaan uit de toepassing van de betoelaagbare weddeschalen die in aanmerking kunnen genomen worden voor de berekening van de dagprijs;
  4° met ingang van 1 januari 1977, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten dat de bedragen overschrijdt die ten laste genomen worden door de openbare besturen voor een volledige dagtaak behoudens de betaling van toegelaten overuren en de prestaties verricht in het kader van het onderwijs voor sociale promotie ingericht ten voordele van personeelsleden in dienst in de inrichtingen bedoeld in dit besluit.
  Als overgangsmaatregel worden van de werkelijke uitgaven niet afgetrokken, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten van de personeelsleden die voor 1 januari 1977 in dienst waren in een inrichting en daarenboven een andere bezoldigde functie uitoefenen.

  Art. 12. (Duitstalige Gemeenschap)
  <MB 19-10-1976> Van de werkelijke uitgaven worden afgetrokken :
  1° met ingang van 1 januari 1975, de bezoldigingen betaald aan de op pensioengestelde personeelsleden die krachtens de pensioenwetgeving een niet toegestane beroepsbezigheid uitoefenen;
  2° met ingang van 1 januari 1975, de bezoldigingen betaald aan de personeelsleden die worden tewerkgesteld boven de bezetting door de normen vastgesteld, ter uitvoering van titel I, afdeling 2; echter wanneer het aantal onderhoudsdagen geboekd tijdens twee opeenvolgende jaren, voor elk van deze, geen 80 pct. bereikt van de erkende capaciteit van de inrichting, wordt de subsidieerbare personeelsbezetting van het daaropvolgende jaar herleid in functie van de werkelijke bezettingsdagen en de dagen van gewettigde afwezigheid van dit jaar.
  3° met ingang van 1 januari 1975, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten, dat de bedragen overschrijdt die ontstaan uit de toepassing van de betoelaagbare weddeschalen die in aanmerking kunnen genomen worden voor de berekening van de dagprijs;
  4° met ingang van 1 januari 1977, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten dat de bedragen overschrijdt die ten laste genomen worden door de openbare besturen voor een volledige dagtaak behoudens de betaling van toegelaten overuren en de prestaties verricht in het kader van het onderwijs voor sociale promotie ingericht ten voordele van personeelsleden in dienst in de inrichtingen bedoeld in dit besluit.
  Als overgangsmaatregel worden van de werkelijke uitgaven niet afgetrokken, het deel van de bezoldigingen en van de wettelijke patronale lasten van de personeelsleden die voor 1 januari 1977 in dienst waren in een inrichting en daarenboven een andere bezoldigde functie uitoefenen.
  (In afwijking van het eerste lid van punt 4 worden vanaf 1 januari 1987 de bezoldigingen en de wettelijke patronale lasten van de personeelsleden van de inrichting niet van de werkelijke uitgaven afgetrokken zolang er geen andere persoon te vinden is met de geschikte kwalificatie voor de voorziene functie, die aanleiding geeft tot de bij het eerste lid van punt 4 voorziene aftrek. Die afwijking mag alleen door de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap na onderzoek van het afzonderlijk geval en voor de door de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap vastgelegde duur toegekend worden.) <BDG 1987-03-25/33, art. 1, 006>)

  Art. 12. (Brussels Hoofdstedelijk Gewes)t (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.13.<Zie NOTA onder Titel> De inrichtingen bedoeld door onderhavig besluit mogen geen supplement vragen boven de dagprijs, aan openbare instellingen op private personen.

  Art. 13. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie)
  (Opgeheven) <BESL 2001-12-06/58, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2001>)

Art.14.<Zie NOTA onder Titel> (NOTA : zie verder een andere vorm aan art. 14 gegeven door de Vlaamse Regering.) Het totaal van de bedragen ontstaan uit de toepassing van de bepalingen van onderhavig besluit wordt eventueel verminderd tot beloop van de toelagen die openbare besturen of door hen gesubsidieerde instellingen aan de inrichting hebben uitgekeerd.
  Met die toelagen wordt alleen rekening gehouden voor zover ze worden verleend tot dekking, van uitgaven die in aanmerking komen voor de bepaling van de dagprijs.

  Art. 13. (Vlaamse Regering)
  (Het totaal van de bedragen ontstaan uit de toepassing van de bepalingen van onderhavig besluit wordt eventueel verminderd tot beloop van de toelagen die openbare besturen of door hen gesubsidieerde instellingen aan de inrichting hebben uitgekeerd.
  Met die toelagen wordt alleen rekening gehouden voor zover ze worden verleend tot dekking, van uitgaven die in aanmerking komen voor de bepaling van de dagprijs.
  (De voordelen die voortspruiten uit de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, komen niet in aanmerking voor de toepassing van dit artikel.) <BVR 1998-12-08/63, art. 2; Inwerkingtreding : 01-07-1998>

Art.15.<Zie NOTA onder Titel> <MB 11-03-1978> De wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld is van toepassing op de bedragen waarvan sprake in dit besluit met uitzondering van de uitgaven voor lonen en wedden, deze vallen onder de toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Alle bedragen en uitgaven zijn verbonden aan de spil-index 114,20.

  Art. 15. (Vlaamse Gemeenschap)
  <MB 11-03-1978> De wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld is van toepassing op de bedragen waarvan sprake in dit besluit met uitzondering van de uitgaven voor lonen en wedden, deze vallen onder de toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Alle bedragen en uitgaven zijn verbonden aan de spil-index 114,20.
  (De weddeschalen opgenomen in de bijlage II tabel I bij dit besluit zijn verbonden aan de spilindex van kracht op 1 januari 1990. (102,02).) <BVE 1991-08-02/32, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-12-1991>

TITEL III. - BOEKHOUDKUNDIGE REGELS. (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt Titel III opnieuw vervangen door wat volgt : " Titel III. Ambulante begeleiding in semi-internaten voor schoolgaanden. " )
Art.16.<Zie NOTA onder Titel> § 1. Om van de bepalingen van dit besluit te kunnen genieten moeten de semi-internaten, die erkend werden in uitvoering van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten en van het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende gehandicapten, een boekhouding bijhouden overeenkomstig bijlage III van dit besluit. De Minister van Volksgezondheid en van het Gezin organiseert het toezicht op deze boekhouding.
  § 2. De semi-internaten met minder dan 30 plaatsen leggen, in overleg met de afgevaardigden van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, een boekhouding aan opgevat volgens de algemene principes van het boekhoudkundig plan voorgeschreven in de vorige paragraaf en aangepast aan de omvangrijkheid van hun activiteit.

  Art. 16. (Vlaamse Gemeenschap)
  (Aan de semi-internaten voor schoolgaanden die hun werkvorm heroriënteren naar de ambulante begeleidingen en op jaarbasis ten minste 10% van de erkende capaciteit omzetten in ambulante begeleidingen zoals vastgesteld in de desbetreffende regelgeving, wordt bovenop de werkingstoelage een extra werkingstoelage van 9,1 frank per onderhoudsdag toegekend. De verplichting tot omzetting geldt niet voor voorzieningen die hoofdzakelijk motorisch, zintuiglijk of meervoudig gehandicapte kinderen opnemen.) <BVR 2001-07-13/91, art. 8; Inwerkingtreding : 01-01-2000>)

Art.17. <Zie NOTA onder Titel> <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De verplichting die ontstaat uit artikel 16 vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel van het erkenningsbesluit. De inrichtingen die erkend zijn op de datum van de inwerkingtreding van onderhavig besluit zijn verplicht het artikel 16 na te leven van 1 januari 1976 af.

Art.18. <Zie NOTA onder Titel> <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De aanvangsbalans van elk erkend semi-internaat wordt voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking van onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad. De semi-internaten welke op die datum niet erkend zijn moeten hun aanvangsbalans aan de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin voorleggen binnen zes maanden na de bekendmaking van het uittreksel van hun erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad.

Art.19. <Zie NOTA onder Titel> <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BREV 1986-12-10/34, art. 47, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1987> De erkenning van de semi-internaten die de bepalingen van onderhavige titel niet naleven kan worden ingetrokken. In elk geval kunnen zij, met uitzondering van de aanpassing ten gevolge van de stijging van het indexcijfer, geen aanspraak maken op de verhoging van de dagprijs voortvloeiend uit de toepassing van de bepalingen van het huidig besluit.

TITEL IV. - BEDRAG EN VEREFFENING VAN DE TOELAGEN.
Art.20. <Zie NOTA onder Titel> De financiële tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten wordt uitgekeerd aan de inrichting op voorlegging van de kostenstaten van het vervallen trimester. <Voor de Vlaamse Gemeenschap, eerste lid opgeheven vanaf 01-01-1988 door BVE 1987-12-23/33, art. 7, 4°, c, 007>
  Er wordt slechts een dag aangerekend voor de dag van de opneming en de dag van het ontslag van de begunstigde; die dag wordt bestempeld als dag van de opname in het semi-internaat.

Art.21. <Zie NOTA onder Titel> Onderhavig besluit heeft uitwerking op 1 januari 1975.

Bijlagen.
Art. N.<Zie NOTA onder Titel> Bijlagen.
  (Om technische redenen worden de bijlagen van onderhavig besluit niet opgenomen. Delen van deze bijlagen, die voorheen opgenomen waren, werden gearchiveerd als artikelen N1, N2 en N3. Deze vorige vormen kunnen geraadpleegd worden in versies met nummer 018 of kleiner. Vanaf het BVR 1998-12-08/63, gepubliceerd op 17-03-1999, werden de bijlagen bij Justel niet meer bijgewerkt.)
  (Bijlagen eerst gepubliceerd op B.S. 30-08-1975, pp. 10598-10613.)
  (Gewijzigd bij : )
  <MB 25-03-1977, art. 1, 2 en 3>
  <MB 26-11-1981, art. 1>
  <BVR 1994-07-20/34, art. 9 en 10; Inwerkingtreding : 01-09-1994>
  <BDG 1993-07-20/35, art. 11; Inwerkingtreding : 01-01-1993>
  <BVE 1991-08-02/32, art. 1; Inwerkingtreding : 01-12-1991>
  <BDG 1990-05-09/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
  <BVR 2010-10-08/04, art. 3 en 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  <BVR 2011-07-01/24, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  <BVR 2014-06-20/11, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. N1.<Zie NOTA onder Titel> (Bijlagen niet meer opgenomen bij Justel. Zie art. N.)

Art. N2. <Zie NOTA onder Titel> (Bijlagen niet meer opgenomen bij Justel. Zie art. N.)

Art. N3. <Zie NOTA onder Titel> (Bijlagen niet meer opgenomen bij Justel. Zie art. N.)