10 OKTOBER 1974. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-04-1995 en tekstbijwerking tot 10-01-2024)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingssfeer.
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK II. - Goedkeuring.
Art. 3
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5-7
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 7bis Vlaams Gewest
Art. 7ter Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - Technische eisen.
Art. 8, 8bis
Art. 8ter WAALS GEWEST
Art. 9-9.2.2
Art. 9 2.2.Vlaams Gewest
Art. 9.2.3-10
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 11-13.5, 13.5bis, 13.6, 13.6bis, 13.7-22, 22/1, 23-30
Art. 30 Vlaams Gewest
Art. 31-35, 35bis, 36
Art. 36 Vlaams Gewest
Art. 36bis
Art. 36bis Vlaams Gewest
Art. 37-39
BIJLAGEN
Art. N1
Art. N1 Vlaams Gewest
Art. N2-N9
Art. N9 WAALS GEWEST
Art. N10-N15
1995014118 1996014178 2000003486 2009014020 2009014022 2010014080 2010014173 2011014080 2014014158 2015035962 2017013450 2018031050 2022031351 2022031353 2022033928 2022043116 2023030864 2023046821 2023048793
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingssfeer.
Artikel 1.[1 § 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt, behoudens andersluidende bepalingen, verstaan onder :
1. " bromfiets " : alle tweewielige (categorie L1e) of driewielige (categorie L2e) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en met de volgende kenmerken :
1° bij tweewielige voertuigen, een motor met :
- een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of
- een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft;
2° bij driewielige voertuigen, een motor met
- een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, of
- een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of
- een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft;
met uitsluiting van alle voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door fysisch gehandicapte personen en die zijn uitgerust met een motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden.
De bromfietsen zijn opgedeeld in twee nationale klassen :
a) de " bromfietsen van klasse A ", dit wil zeggen de bromfietsen die naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kunnen rijden dan 25 km per uur;
b) de " bromfietsen klasse B " dit wil zeggen de bromfietsen die niet onder klasse A vallen.
De " bromfietsen klasse B " De bromfietsen zijn opgedeeld in twee categorieën :
a) de tweewielige bromfietsen,
b) de bromfietsen met meer dan twee wielen.
[2 1bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen (categorie L1e) of op drie wielen (categorie L2e) dat een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/uur en de onderstaande kenmerken heeft:
1° voor de tweewielige bromfietsen, een motor met:
- een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü indien het een inwendige verbrandingsmotor betreft, of
- waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft;
2° voor driewielige bromfietsen, een motor met:
- een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü; indien het een motor met compressie ontsteking betreft, of met een cilinderinhoud van ten hoogste 500 cmü indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, en,
- waarvan het netto maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt als het gaat om een andere soort motor met inwendige verbranding, of
- waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft en,
- waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 270 kg;
met uitzondering van voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten en welke zijn uitgerust met een motor die hen niet toelaat om sneller te rijden dan stapsnelheid.
De voertuigen L1e en L2e zijn opgedeeld in subcategorieën die beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit:
a) de gemotoriseerde rijwielen (L1e-A),
b) de bromfietsen met twee wielen (L1e-B),
c) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor passagiersvervoer (L2e-P),
d) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor vrachtvervoer (L2e-U).]2
2. " motorfiets " : elk tweewielig voertuig zonder zijspanwagen (categorie L3e) of met zijspanwagen (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h.
[2 2bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen zonder zijspan (categorie L3e) of met zijspan (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur.
De voertuigen van categorie L3e (motorfietsen met twee wielen) worden in verschillende subcategorieën geklasseerd naargelang van:
1° het vermogen van de motorfiets, als volgt:
a) de motorfiets met een laag vermogen (L3e-A1),
b) de motorfiets met een middelhoog vermogen (L3e-A2),
c) de motorfiets met een hoog vermogen (L3e-A3),
2° het bijzonder gebruik:
a) de enduromotorfiets (L3e-A1E, L3e-A2E of L3e-A3E),
b) de trialbikes (L3e-A1T, L3e-A2T of L3e-A3T).
De subcategorieën van de voertuigen L3e, bedoeld in lid 2 van punt 2bis, beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit.]2
3. " driewielers ", d.w.z. voertuigen op drie symmetrisch geplaatste wielen (categorie L5e), met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3; bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h.
[2 3bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig met drie symmetrische wielen (categorie L5e) en met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1000 kg en uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur.
De voertuigen L5e omvatten twee subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit:
1° de driewielers (L5e-A): voertuigen voornamelijk ontworpen voor personenvervoer,
2° de bedrijfsdriewielers (L5e-B): vrachtdriewielers die speciaal zijn ontworpen voor goederen-vervoer.]2
4. " vierwielers " : alle vierwielige motorvoertuigen met onderstaande kenmerken :
a) lichte vierwieler met een lege massa van ten hoogste 350 kg (categorie L6e), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en
1° een motor met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; voor motoren met een elektrische ontsteking, of;
2° een nettomaximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of;
3° een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft.
Tenzij anders bepaald, dienen deze voertuigen te voldoen aan de technische eisen voor bromfietsen op drie wielen van categorie L2e.
b) andere vierwielers dan bedoeld onder a) met een lege massa van ten hoogste 400 kg (categorie L7e) (550 kg voor voertuigen die bestemd zijn voor goederenvervoer), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, en met een nettomaximumvermogen van ten hoogste 15 kW.
Tenzij anders bepaald, worden de vierwielers bedoeld in punt b) beschouwd als driewielers en zij dienen te voldoen aan de technische eisen voor gemotoriseerde driewielers van categorie L5e.
[2 4bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk gemotoriseerd voertuig met vier wielen dat de onderstaande karakteristieken heeft:
1° lichte vierwieler waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 425 kg (categorie L6e),
- waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 45 km/uur bedraagt, en
- waarvan de cilinderinhoud van de motor ten hoogste 50 cmü bedraagt voor motoren met elektrische ontsteking.
De voertuigen L6e zijn opgesplitst in twee categorieën die beantwoorden aan de voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit:
a) lichte quads voor gebruik op de weg (L6e-A),
b) lichte quadri-mobiles (L6e-B) die bestaan uit de subcategorieën:
- lichte quadri-mobiles uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer (L6e-BU),
- lichte quadri-mobiles hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (L6e-BP).
2° vierwieler, ander dan die bedoeld in punt 1° van punt 4bis, waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 450 kg (categorie L7e) voor voertuigen bestemd voor personenvervoer, of waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 600 kg voor voertuigen bestemd voor goederenvervoer.
De voertuigen L7e omvatten verschillende subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit:
a) de zware quads voor gebruik op de weg (L7e-A) met als subcategorieën:
- de quads voor gebruik op de weg A1 (L7e-A1) met twee zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en met een stuurstang,
- de quads voor gebruik op de weg (L7-A2) met maximaal twee niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en die niet voldoen aan de criteria van de categorie L7e-A1;
b) de zware terreinquads (L7e-B) met als subcategorieën:
- de terreinquads (L7e-B1),
- de side-by-side buggy's (L7e-B2);
c) de zware quadri-mobiles (L7e-C) met als subcategorieën:
- de zware quadri-mobiles (L7e-CU) uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer,
- de zware quadri-mobiles (L7e-CP) hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer.]2
5. " hybride elektrisch voertuig (HEV) " : een voertuig dat voor de mechanische aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie, namelijk een verbruikbare brandstof en een opslagsysteem voor elektrische energie.
6. " voertuig met dubbele aandrijving " : een voertuig met twee verschillende aandrijfsystemen : bijvoorbeeld een elektrisch aandrijfsysteem en een verbrandingsmotor.
§ 2. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit en behoudens andersluidende bepalingen wordt verstaan onder :
1. " de Richtlijn " : de Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad.
[2 1bis. "de verordening" : Verordening 168/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers.]2
2. " Lidstaten " : de Lidstaten van de Europese Unie.
3. " bevoegde overheid " : de Minister die het Wegverkeer onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde.
4. " de goedkeuringsinstantie " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - dienst Voertuigen, waarvan de kantoren gelegen zijn in City Atrium - Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, is de bevoegde instantie voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, een systeem, een onderdeel of technische eenheid als van de individuele goedkeuring van een voertuig. De goedkeuringsinstantie staat voorts ook in voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten en fungeert als contactpunt voor de goedkeurings-instanties van andere lidstaten; en om ervoor te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie voldoet.
5. " instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - Directie Certificering en Inspectie, waarvan de kantoren gelegen zijn in City Atrium - Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, is de bevoegde instantie voor de beoordeling van de technische diensten. Sommige delen daarvan mogen worden overgedragen aan een accrediteringsorgaan, ondertekenaar van de wederzijdse erkenningsakkoorden tussen accrediterings-organen.
6. " technische dienst " : elke organisatie of instantie die door de bevoegde instantie is aangewezen om namens de goedkeurings-instantie als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen;
7. " typegoedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet
8. " nationale typegoedkeuring " : een in de Belgische wetgeving vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid tot het Belgische grondgebied is beperkt.
9. [2 "EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften van de Richtlijn of van de Verordening voldoet.]2
10. " individuele goedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een bepaald, al dan niet uniek, voertuig aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet.
11. " typegoedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend.
12. " individueel goedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend.
13. " certificaat van overeenstemming " : het document dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldeed.
14. [2 "voertuigtype": een voertuig of een groep voertuigen (varianten en versies), die:
1° die deel uitmaken van een enkele categorie en subcategorie (bromfiets op twee wielen L1e, bromfiets op drie wielen L2e, enz. zoals bepaald in het eerste lid),
2° die gebouwd zijn door dezelfde fabrikant;
3° die hetzelfde chassis, frame, subframe of bodemplaat of structuur hebben en waaraan de belangrijkste onderdelen zijn bevestigd,
4° dezelfde van de fabrikant gekregen typeaanduiding hebben;
Een voertuigtype kan varianten en versies hebben.]2
15. [2 "variant": een voertuig of een groep voertuigen (uitvoeringen) van hetzelfde type waarvoor geldt dat:
1° ze dezelfde vorm van de carrosserie hebben (basiskenmerken);
2° ze dezelfde aandrijving en aandrijvingsconfiguratie bezitten;
3° als een verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijving, ze hetzelfde werkingsprincipe hebben;
4° ze hetzelfde aantal cilinders in dezelfde opstelling hebben;
5° ze hetzelfde type versnellingsbak hebben;
6° het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt;
7° het verschil in de toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt;
8° het verschil in cilinderinhoud van de motor (bij een verbrandingsmotor) tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt; en
9° het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt.]2
16. [2 "versie": een voertuig van hetzelfde type en dezelfde variant dat bestaat uit een combinatie van elementen die in het goedkeuringsdossier staan.]2
17. [2 "systeem": een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van de Verordening of een van de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen.]2
18. " technische eenheid " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een vervangende uitlaatgeluiddemper, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met een of meer welbepaalde voertuigtypes, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet.
19. onderdeel " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een lamp, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet.
20. " originele onderdelen of uitrustingsstukken " : onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken zijn geproduceerd. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd.
21. " dubbellucht " : twee op dezelfde as gemonteerde wielen indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm. In dit geval wordt dubbellucht als één enkel wiel beschouwd.
22. " fabrikant " : de persoon of organisatie die tegenover de bevoegde goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig of de fabricage van het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft.
23. " vertegenwoordiger van de fabrikant " : elke in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder dit besluit vallen. Wanneer de term " fabrikant " wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan.]1
----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt, behoudens andersluidende bepalingen, verstaan onder : 1. " bromfiets " : alle tweewielige (categorie L1e) of driewielige (categorie L2e) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en met de volgende kenmerken : 1° bij tweewielige voertuigen, een motor met : - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; 2° bij driewielige voertuigen, een motor met - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, of - een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; met uitsluiting van alle voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door fysisch gehandicapte personen en die zijn uitgerust met een motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden. De bromfietsen zijn opgedeeld in twee nationale klassen : a) de " bromfietsen van klasse A ", dit wil zeggen de bromfietsen die naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kunnen rijden dan 25 km per uur; b) de " bromfietsen klasse B " dit wil zeggen de bromfietsen die niet onder klasse A vallen. De " bromfietsen klasse B " De bromfietsen zijn opgedeeld in twee categorieën : a) de tweewielige bromfietsen, b) de bromfietsen met meer dan twee wielen. [2 1bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen (categorie L1e) of op drie wielen (categorie L2e) dat een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/uur en de onderstaande kenmerken heeft: 1° voor de tweewielige bromfietsen, een motor met: - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü indien het een inwendige verbrandingsmotor betreft, of - waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft; 2° voor driewielige bromfietsen, een motor met: - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü; indien het een motor met compressie ontsteking betreft, of met een cilinderinhoud van ten hoogste 500 cmü indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, en, - waarvan het netto maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt als het gaat om een andere soort motor met inwendige verbranding, of - waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft en, - waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 270 kg; met uitzondering van voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten en welke zijn uitgerust met een motor die hen niet toelaat om sneller te rijden dan stapsnelheid. De voertuigen L1e en L2e zijn opgedeeld in subcategorieën die beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) de gemotoriseerde rijwielen (L1e-A), b) de bromfietsen met twee wielen (L1e-B), c) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor passagiersvervoer (L2e-P), d) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor vrachtvervoer (L2e-U).]2 2. " motorfiets " : elk tweewielig voertuig zonder zijspanwagen (categorie L3e) of met zijspanwagen (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. [2 2bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen zonder zijspan (categorie L3e) of met zijspan (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur. De voertuigen van categorie L3e (motorfietsen met twee wielen) worden in verschillende subcategorieën geklasseerd naargelang van: 1° het vermogen van de motorfiets, als volgt: a) de motorfiets met een laag vermogen (L3e-A1), b) de motorfiets met een middelhoog vermogen (L3e-A2), c) de motorfiets met een hoog vermogen (L3e-A3), 2° het bijzonder gebruik: a) de enduromotorfiets (L3e-A1E, L3e-A2E of L3e-A3E), b) de trialbikes (L3e-A1T, L3e-A2T of L3e-A3T). De subcategorieën van de voertuigen L3e, bedoeld in lid 2 van punt 2bis, beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit.]2 3. " driewielers ", d.w.z. voertuigen op drie symmetrisch geplaatste wielen (categorie L5e), met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3; bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. [2 3bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig met drie symmetrische wielen (categorie L5e) en met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1000 kg en uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur. De voertuigen L5e omvatten twee subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: 1° de driewielers (L5e-A): voertuigen voornamelijk ontworpen voor personenvervoer, 2° de bedrijfsdriewielers (L5e-B): vrachtdriewielers die speciaal zijn ontworpen voor goederen-vervoer.]2 4. " vierwielers " : alle vierwielige motorvoertuigen met onderstaande kenmerken : a) lichte vierwieler met een lege massa van ten hoogste 350 kg (categorie L6e), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en 1° een motor met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; voor motoren met een elektrische ontsteking, of; 2° een nettomaximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of; 3° een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft. Tenzij anders bepaald, dienen deze voertuigen te voldoen aan de technische eisen voor bromfietsen op drie wielen van categorie L2e. b) andere vierwielers dan bedoeld onder a) met een lege massa van ten hoogste 400 kg (categorie L7e) (550 kg voor voertuigen die bestemd zijn voor goederenvervoer), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, en met een nettomaximumvermogen van ten hoogste 15 kW. Tenzij anders bepaald, worden de vierwielers bedoeld in punt b) beschouwd als driewielers en zij dienen te voldoen aan de technische eisen voor gemotoriseerde driewielers van categorie L5e. [2 4bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk gemotoriseerd voertuig met vier wielen dat de onderstaande karakteristieken heeft: 1° lichte vierwieler waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 425 kg (categorie L6e), - waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 45 km/uur bedraagt, en - waarvan de cilinderinhoud van de motor ten hoogste 50 cmü bedraagt voor motoren met elektrische ontsteking. De voertuigen L6e zijn opgesplitst in twee categorieën die beantwoorden aan de voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) lichte quads voor gebruik op de weg (L6e-A), b) lichte quadri-mobiles (L6e-B) die bestaan uit de subcategorieën: - lichte quadri-mobiles uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer (L6e-BU), - lichte quadri-mobiles hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (L6e-BP). 2° vierwieler, ander dan die bedoeld in punt 1° van punt 4bis, waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 450 kg (categorie L7e) voor voertuigen bestemd voor personenvervoer, of waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 600 kg voor voertuigen bestemd voor goederenvervoer. De voertuigen L7e omvatten verschillende subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) de zware quads voor gebruik op de weg (L7e-A) met als subcategorieën: - de quads voor gebruik op de weg A1 (L7e-A1) met twee zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en met een stuurstang, - de quads voor gebruik op de weg (L7-A2) met maximaal twee niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en die niet voldoen aan de criteria van de categorie L7e-A1; b) de zware terreinquads (L7e-B) met als subcategorieën: - de terreinquads (L7e-B1), - de side-by-side buggy's (L7e-B2); c) de zware quadri-mobiles (L7e-C) met als subcategorieën: - de zware quadri-mobiles (L7e-CU) uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer, - de zware quadri-mobiles (L7e-CP) hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer.]2 5. " hybride elektrisch voertuig (HEV) " : een voertuig dat voor de mechanische aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie, namelijk een verbruikbare brandstof en een opslagsysteem voor elektrische energie. 6. " voertuig met dubbele aandrijving " : een voertuig met twee verschillende aandrijfsystemen : bijvoorbeeld een elektrisch aandrijfsysteem en een verbrandingsmotor. § 2. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit en behoudens andersluidende bepalingen wordt verstaan onder : 1. " de Richtlijn " : de Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad. [2 1bis. "de verordening" : Verordening 168/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers.]2 2. " Lidstaten " : de Lidstaten van de Europese Unie. 3. " bevoegde overheid " : de Minister die het Wegverkeer onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde. 4. " de goedkeuringsinstantie " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - dienst Voertuigen, waarvan de kantoren gelegen zijn in City Atrium - Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, is de bevoegde instantie voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, een systeem, een onderdeel of technische eenheid als van de individuele goedkeuring van een voertuig. De goedkeuringsinstantie staat voorts ook in voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten en fungeert als contactpunt voor de goedkeurings-instanties van andere lidstaten; en om ervoor te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie voldoet. 5. " instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - Directie Certificering en Inspectie, waarvan de kantoren gelegen zijn in City Atrium - Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, is de bevoegde instantie voor de beoordeling van de technische diensten. Sommige delen daarvan mogen worden overgedragen aan een accrediteringsorgaan, ondertekenaar van de wederzijdse erkenningsakkoorden tussen accrediterings-organen. 6. " technische dienst " : elke organisatie of instantie die door de bevoegde instantie is aangewezen om namens de goedkeurings-instantie als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen; 7. " typegoedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet 8. " nationale typegoedkeuring " : een in de Belgische wetgeving vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid tot het Belgische grondgebied is beperkt. 9. [2 "EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften van de Richtlijn of van de Verordening voldoet.]2 10. " individuele goedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een bepaald, al dan niet uniek, voertuig aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet. 11. " typegoedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend. 12. " individueel goedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend. 13. " certificaat van overeenstemming " : het document dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldeed. 14. [2 "voertuigtype": een voertuig of een groep voertuigen (varianten en versies), die: 1° die deel uitmaken van een enkele categorie en subcategorie (bromfiets op twee wielen L1e, bromfiets op drie wielen L2e, enz. zoals bepaald in het eerste lid), 2° die gebouwd zijn door dezelfde fabrikant; 3° die hetzelfde chassis, frame, subframe of bodemplaat of structuur hebben en waaraan de belangrijkste onderdelen zijn bevestigd, 4° dezelfde van de fabrikant gekregen typeaanduiding hebben; Een voertuigtype kan varianten en versies hebben.]2 15. [2 "variant": een voertuig of een groep voertuigen (uitvoeringen) van hetzelfde type waarvoor geldt dat: 1° ze dezelfde vorm van de carrosserie hebben (basiskenmerken); 2° ze dezelfde aandrijving en aandrijvingsconfiguratie bezitten; 3° als een verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijving, ze hetzelfde werkingsprincipe hebben; 4° ze hetzelfde aantal cilinders in dezelfde opstelling hebben; 5° ze hetzelfde type versnellingsbak hebben; 6° het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt; 7° het verschil in de toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt; 8° het verschil in cilinderinhoud van de motor (bij een verbrandingsmotor) tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt; en 9° het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt.]2 16. [2 "versie": een voertuig van hetzelfde type en dezelfde variant dat bestaat uit een combinatie van elementen die in het goedkeuringsdossier staan.]2 17. [2 "systeem": een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van de Verordening of een van de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen.]2 18. " technische eenheid " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een vervangende uitlaatgeluiddemper, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met een of meer welbepaalde voertuigtypes, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 19. onderdeel " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een lamp, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 20. " originele onderdelen of uitrustingsstukken " : onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken zijn geproduceerd. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd. 21. " dubbellucht " : twee op dezelfde as gemonteerde wielen indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm. In dit geval wordt dubbellucht als één enkel wiel beschouwd. 22. " fabrikant " : de persoon of organisatie die tegenover de bevoegde goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig of de fabricage van het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft. 23. " vertegenwoordiger van de fabrikant " : elke in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder dit besluit vallen. Wanneer de term " fabrikant " wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan;]1 [3 24. "erkende technische controle-instantie": de erkende instanties overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen.]3 ----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
(3)<BESL 2022-10-13/25, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 1_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt, behoudens andersluidende bepalingen, verstaan onder : 1. " bromfiets " : alle tweewielige (categorie L1e) of driewielige (categorie L2e) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en met de volgende kenmerken : 1° bij tweewielige voertuigen, een motor met : - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; 2° bij driewielige voertuigen, een motor met - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, of - een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; met uitsluiting van alle voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door fysisch gehandicapte personen en die zijn uitgerust met een motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden. De bromfietsen zijn opgedeeld in twee nationale klassen : a) de " bromfietsen van klasse A ", dit wil zeggen de bromfietsen die naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kunnen rijden dan 25 km per uur; b) de " bromfietsen klasse B " dit wil zeggen de bromfietsen die niet onder klasse A vallen. De " bromfietsen klasse B " De bromfietsen zijn opgedeeld in twee categorieën : a) de tweewielige bromfietsen, b) de bromfietsen met meer dan twee wielen. [2 1bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen (categorie L1e) of op drie wielen (categorie L2e) dat een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/uur en de onderstaande kenmerken heeft: 1° voor de tweewielige bromfietsen, een motor met: - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü indien het een inwendige verbrandingsmotor betreft, of - waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft; 2° voor driewielige bromfietsen, een motor met: - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cmü; indien het een motor met compressie ontsteking betreft, of met een cilinderinhoud van ten hoogste 500 cmü indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, en, - waarvan het netto maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt als het gaat om een andere soort motor met inwendige verbranding, of - waarvan het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 4 kW bedraagt indien het een elektrische motor betreft en, - waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 270 kg; met uitzondering van voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten en welke zijn uitgerust met een motor die hen niet toelaat om sneller te rijden dan stapsnelheid. De voertuigen L1e en L2e zijn opgedeeld in subcategorieën die beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) de gemotoriseerde rijwielen (L1e-A), b) de bromfietsen met twee wielen (L1e-B), c) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor passagiersvervoer (L2e-P), d) de bromfietsen met drie wielen bestemd voor vrachtvervoer (L2e-U).]2 2. " motorfiets " : elk tweewielig voertuig zonder zijspanwagen (categorie L3e) of met zijspanwagen (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. [2 2bis. Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig op twee wielen zonder zijspan (categorie L3e) of met zijspan (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur. De voertuigen van categorie L3e (motorfietsen met twee wielen) worden in verschillende subcategorieën geklasseerd naargelang van: 1° het vermogen van de motorfiets, als volgt: a) de motorfiets met een laag vermogen (L3e-A1), b) de motorfiets met een middelhoog vermogen (L3e-A2), c) de motorfiets met een hoog vermogen (L3e-A3), 2° het bijzonder gebruik: a) de enduromotorfiets (L3e-A1E, L3e-A2E of L3e-A3E), b) de trialbikes (L3e-A1T, L3e-A2T of L3e-A3T). De subcategorieën van de voertuigen L3e, bedoeld in lid 2 van punt 2bis, beantwoorden aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit.]2 3. " driewielers ", d.w.z. voertuigen op drie symmetrisch geplaatste wielen (categorie L5e), met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3; bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. [2 3bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk voertuig met drie symmetrische wielen (categorie L5e) en met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1000 kg en uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50cmü; indien het een motor met inwendige verbranding betreft en/of waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid hoger is dan 45 km/uur. De voertuigen L5e omvatten twee subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: 1° de driewielers (L5e-A): voertuigen voornamelijk ontworpen voor personenvervoer, 2° de bedrijfsdriewielers (L5e-B): vrachtdriewielers die speciaal zijn ontworpen voor goederen-vervoer.]2 4. " vierwielers " : alle vierwielige motorvoertuigen met onderstaande kenmerken : a) lichte vierwieler met een lege massa van ten hoogste 350 kg (categorie L6e), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en 1° een motor met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; voor motoren met een elektrische ontsteking, of; 2° een nettomaximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of; 3° een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft. Tenzij anders bepaald, dienen deze voertuigen te voldoen aan de technische eisen voor bromfietsen op drie wielen van categorie L2e. b) andere vierwielers dan bedoeld onder a) met een lege massa van ten hoogste 400 kg (categorie L7e) (550 kg voor voertuigen die bestemd zijn voor goederenvervoer), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, en met een nettomaximumvermogen van ten hoogste 15 kW. Tenzij anders bepaald, worden de vierwielers bedoeld in punt b) beschouwd als driewielers en zij dienen te voldoen aan de technische eisen voor gemotoriseerde driewielers van categorie L5e. [2 4bis Volgens artikel 4 en bijlage I van de verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, elk gemotoriseerd voertuig met vier wielen dat de onderstaande karakteristieken heeft: 1° lichte vierwieler waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 425 kg (categorie L6e), - waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 45 km/uur bedraagt, en - waarvan de cilinderinhoud van de motor ten hoogste 50 cmü bedraagt voor motoren met elektrische ontsteking. De voertuigen L6e zijn opgesplitst in twee categorieën die beantwoorden aan de voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) lichte quads voor gebruik op de weg (L6e-A), b) lichte quadri-mobiles (L6e-B) die bestaan uit de subcategorieën: - lichte quadri-mobiles uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer (L6e-BU), - lichte quadri-mobiles hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (L6e-BP). 2° vierwieler, ander dan die bedoeld in punt 1° van punt 4bis, waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 450 kg (categorie L7e) voor voertuigen bestemd voor personenvervoer, of waarvan de massa in rijklare toestand niet meer bedraagt dan 600 kg voor voertuigen bestemd voor goederenvervoer. De voertuigen L7e omvatten verschillende subcategorieën die moeten voldoen aan de technische voorschriften bepaald in bijlage 8 van dit besluit: a) de zware quads voor gebruik op de weg (L7e-A) met als subcategorieën: - de quads voor gebruik op de weg A1 (L7e-A1) met twee zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en met een stuurstang, - de quads voor gebruik op de weg (L7-A2) met maximaal twee niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats en die niet voldoen aan de criteria van de categorie L7e-A1; b) de zware terreinquads (L7e-B) met als subcategorieën: - de terreinquads (L7e-B1), - de side-by-side buggy's (L7e-B2); c) de zware quadri-mobiles (L7e-C) met als subcategorieën: - de zware quadri-mobiles (L7e-CU) uitsluitend ontworpen voor vrachtvervoer, - de zware quadri-mobiles (L7e-CP) hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer.]2 5. " hybride elektrisch voertuig (HEV) " : een voertuig dat voor de mechanische aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie, namelijk een verbruikbare brandstof en een opslagsysteem voor elektrische energie. 6. " voertuig met dubbele aandrijving " : een voertuig met twee verschillende aandrijfsystemen : bijvoorbeeld een elektrisch aandrijfsysteem en een verbrandingsmotor. § 2. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit en behoudens andersluidende bepalingen wordt verstaan onder : 1. " de Richtlijn " : de Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad. [2 1bis. "de verordening" : Verordening 168/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers.]2 2. " Lidstaten " : de Lidstaten van de Europese Unie. 3. " bevoegde overheid " : de Minister die het Wegverkeer onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde. 4. " de goedkeuringsinstantie " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - dienst Voertuigen, waarvan de kantoren gelegen zijn in City Atrium - Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, is de bevoegde instantie voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, een systeem, een onderdeel of technische eenheid als van de individuele goedkeuring van een voertuig. De goedkeuringsinstantie staat voorts ook in voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten en fungeert als contactpunt voor de goedkeurings-instanties van andere lidstaten; en om ervoor te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie voldoet. 5. " instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten " : [4 Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur]4, is de bevoegde instantie voor de beoordeling van de technische diensten. Sommige delen daarvan mogen worden overgedragen aan een accrediteringsorgaan, ondertekenaar van de wederzijdse erkenningsakkoorden tussen accrediterings-organen. 6. " technische dienst " : elke organisatie of instantie die door de bevoegde instantie is aangewezen om namens de goedkeurings-instantie als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen; 7. " typegoedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet 8. " nationale typegoedkeuring " : een in de Belgische wetgeving vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid tot het Belgische grondgebied is beperkt. 9. [2 "EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften van de Richtlijn of van de Verordening voldoet.]2 10. " individuele goedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een bepaald, al dan niet uniek, voertuig aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet. 11. " typegoedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend. 12. " individueel goedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend. 13. " certificaat van overeenstemming " : het document dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldeed. 14. [2 "voertuigtype": een voertuig of een groep voertuigen (varianten en versies), die: 1° die deel uitmaken van een enkele categorie en subcategorie (bromfiets op twee wielen L1e, bromfiets op drie wielen L2e, enz. zoals bepaald in het eerste lid), 2° die gebouwd zijn door dezelfde fabrikant; 3° die hetzelfde chassis, frame, subframe of bodemplaat of structuur hebben en waaraan de belangrijkste onderdelen zijn bevestigd, 4° dezelfde van de fabrikant gekregen typeaanduiding hebben; Een voertuigtype kan varianten en versies hebben.]2 15. [2 "variant": een voertuig of een groep voertuigen (uitvoeringen) van hetzelfde type waarvoor geldt dat: 1° ze dezelfde vorm van de carrosserie hebben (basiskenmerken); 2° ze dezelfde aandrijving en aandrijvingsconfiguratie bezitten; 3° als een verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijving, ze hetzelfde werkingsprincipe hebben; 4° ze hetzelfde aantal cilinders in dezelfde opstelling hebben; 5° ze hetzelfde type versnellingsbak hebben; 6° het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt; 7° het verschil in de toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt; 8° het verschil in cilinderinhoud van de motor (bij een verbrandingsmotor) tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt; en 9° het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt.]2 16. [2 "versie": een voertuig van hetzelfde type en dezelfde variant dat bestaat uit een combinatie van elementen die in het goedkeuringsdossier staan.]2 17. [2 "systeem": een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van de Verordening of een van de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen.]2 18. " technische eenheid " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een vervangende uitlaatgeluiddemper, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met een of meer welbepaalde voertuigtypes, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 19. onderdeel " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een lamp, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 20. " originele onderdelen of uitrustingsstukken " : onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken zijn geproduceerd. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd. 21. " dubbellucht " : twee op dezelfde as gemonteerde wielen indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm. In dit geval wordt dubbellucht als één enkel wiel beschouwd. 22. " fabrikant " : de persoon of organisatie die tegenover de bevoegde goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig of de fabricage van het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft. 23. " vertegenwoordiger van de fabrikant " : elke in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder dit besluit vallen. Wanneer de term " fabrikant " wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan;]1 [3 24. "de erkende instelling voor technische controle": de instellingen erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;]3 [4 24. "de technisch toelaatbare maximummassa (M)": de door de fabrikant opgegeven, op de constructie en de prestaties gebaseerde maximummassa van het voertuig die bepaald wordt op basis van de weerstand van het chassis en de andere organen van het voertuig, ook wel de "toelaatbare maximummassa" genoemd; 25. "basisvoertuig": elk voertuig dat in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure wordt gebruikt.]4 ----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
(3)<BWG 2022-11-18/10, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(4)<BWG 2023-11-16/26, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt, behoudens andersluidende bepalingen, verstaan onder : 1. " bromfiets " : alle tweewielige (categorie L1e) of driewielige (categorie L2e) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en met de volgende kenmerken : 1° bij tweewielige voertuigen, een motor met : - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; 2° bij driewielige voertuigen, een motor met - een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, of - een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of - een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft; met uitsluiting van alle voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door fysisch gehandicapte personen en die zijn uitgerust met een motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden. De bromfietsen zijn opgedeeld in twee nationale klassen : a) de " bromfietsen van klasse A ", dit wil zeggen de bromfietsen die naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kunnen rijden dan 25 km per uur; b) de " bromfietsen klasse B " dit wil zeggen de bromfietsen die niet onder klasse A vallen. De " bromfietsen klasse B " De bromfietsen zijn opgedeeld in twee categorieën : a) de tweewielige bromfietsen, b) de bromfietsen met meer dan twee wielen. 2. " motorfiets " : elk tweewielig voertuig zonder zijspanwagen (categorie L3e) of met zijspanwagen (categorie L4e), uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3; indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. 3. " driewielers ", d.w.z. voertuigen op drie symmetrisch geplaatste wielen (categorie L5e), met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3; bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding betreft, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h. 4. " vierwielers " : alle vierwielige motorvoertuigen met onderstaande kenmerken : a) lichte vierwieler met een lege massa van ten hoogste 350 kg (categorie L6e), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h en 1° een motor met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm3; voor motoren met een elektrische ontsteking, of; 2° een nettomaximumvermogen van ten hoogste 4 kW voor andere soorten motoren met inwendige verbranding, of; 3° een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft. Tenzij anders bepaald, dienen deze voertuigen te voldoen aan de technische eisen voor bromfietsen op drie wielen van categorie L2e. b) andere vierwielers dan bedoeld onder a) met een lege massa van ten hoogste 400 kg (categorie L7e) (550 kg voor voertuigen die bestemd zijn voor goederenvervoer), exclusief de massa van de accu's in elektrische voertuigen, en met een nettomaximumvermogen van ten hoogste 15 kW. Tenzij anders bepaald, worden de vierwielers bedoeld in punt b) beschouwd als driewielers en zij dienen te voldoen aan de technische eisen voor gemotoriseerde driewielers van categorie L5e. 5. " hybride elektrisch voertuig (HEV) " : een voertuig dat voor de mechanische aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie, namelijk een verbruikbare brandstof en een opslagsysteem voor elektrische energie. 6. " voertuig met dubbele aandrijving " : een voertuig met twee verschillende aandrijfsystemen : bijvoorbeeld een elektrisch aandrijfsysteem en een verbrandingsmotor. § 2. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit en behoudens andersluidende bepalingen wordt verstaan onder : 1. " de Richtlijn " : de Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad. 2. " Lidstaten " : de Lidstaten van de Europese Unie. 3. " bevoegde overheid " : de Minister die het Wegverkeer onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde. [2 3bis. "Vlaamse minister": de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid;]2 [2 3ter. "bevoegde Vlaamse instantie": de Vlaamse minister of zijn gemachtigde;]2 [2 3quater. "Departement": het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]2 4. " de goedkeuringsinstantie " : [2 het Departement]2 is de bevoegde instantie voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, een systeem, een onderdeel of technische eenheid als van de individuele goedkeuring van een voertuig. De goedkeuringsinstantie staat voorts ook in voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten en fungeert als contactpunt voor de goedkeurings-instanties van andere lidstaten; en om ervoor te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie voldoet. 5. " instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten " : [2 het Departement]2 is de bevoegde instantie voor de beoordeling van de technische diensten. Sommige delen daarvan mogen worden overgedragen aan een accrediteringsorgaan, ondertekenaar van de wederzijdse erkenningsakkoorden tussen accrediterings-organen. 6. " technische dienst " : elke organisatie of instantie die door de bevoegde [2 Vlaamse]2 instantie is aangewezen om namens de goedkeurings-instantie als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen; 7. " typegoedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet 8. " nationale typegoedkeuring " : een in de Belgische wetgeving vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid tot het Belgische grondgebied is beperkt. 9. " EG-typegoedkeuring " : de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften van de Richtlijn voldoet. 10. " individuele goedkeuring " : de procedure waarbij de goedkeuringsinstantie certificeert dat een bepaald, al dan niet uniek, voertuig aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet. 11. " typegoedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend. 12. " individueel goedkeuringscertificaat " : het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend. 13. " certificaat van overeenstemming " : het document dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldeed. 14. " type voertuig " : voertuig of groep voertuigen (varianten) : 1° behorend tot één enkele categorie (bromfietsen op twee wielen L1e, bromfietsen op drie wielen L2e enz., als gedefinieerd in paragraaf 1); 2° vervaardigd door dezelfde fabrikant; 3° met hetzelfde chassis, frame, subframe dan wel dezelfde bodemplaat of structuur waaraan de belangrijkste onderdelen zijn bevestigd; 4° met een motor met hetzelfde werkingsprincipe (verbrandingsmotor, elektrische motor, hybridemotor enz.); 5° met dezelfde door de fabrikant toegekende typeaanduiding. Een type voertuig kan verschillende varianten en uitvoeringen omvatten. 15. " variant " : voertuig of groep voertuigen (uitvoeringen) van hetzelfde type met de volgende kenmerken : 1° identieke vorm van de carrosserie (basiskenmerken); 2° het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde binnen de groep voertuigen (uitvoeringen) bedraagt ten hoogste 20 % van de laagste waarde; 3° het verschil in de toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde binnen de groep voertuigen (uitvoeringen) bedraagt ten hoogste 20 % van de laagste waarde; 4° identiek werkingsprincipe (twee- of viertakt, elektrische of compressieontsteking); 5° het verschil in cilinderinhoud van de motor (bij een motor met inwendige verbranding) tussen de laagste waarde en de hoogste waarde binnen de groep voertuigen (uitvoeringen) bedraagt ten hoogste 30 % van de laagste waarde; 6° hetzelfde aantal cilinders in dezelfde opstelling; 7° waarvan het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde binnen de groep voertuigen (uitvoeringen) ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt; 8° hetzelfde werkingsprincipe (bij een elektromotor); 9° hetzelfde type versnellingsbak (handgeschakeld, automatisch, enz.). 16. " uitvoering " : voertuig van hetzelfde type en dezelfde variant, dat echter uitrusting, één of meerdere onderdelen of systemen, genoemd in het inlichtingenformulier van bijlage II van de richtlijn kan hebben, op voorwaarde dat slechts : a) één waarde wordt opgegeven voor : 1° de massa in rijklare toestand; 2° de toelaatbare maximummassa; 3° het motorvermogen; 4° de cilinderinhoud van de motor; en b) een reeks testresultaten overeenkomstig bijlage VII van de richtlijn. 17. " systeem " : ieder voertuigsysteem, zoals remmen, inrichtingen voor emissiebeperking van verontreinigende stoffen enz., dat aan de voorschriften bepaald door een of andere richtlijn moet voldoen. 18. " technische eenheid " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een vervangende uitlaatgeluiddemper, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met een of meer welbepaalde voertuigtypes, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 19. onderdeel " : een als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, zoals een lamp, die aan de eisen van een reglementaire handeling moet voldoen en waarvoor afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk is, indien de reglementaire handeling daarin uitdrukkelijk voorziet. 20. " originele onderdelen of uitrustingsstukken " : onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens de specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken zijn geproduceerd. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd. 21. " dubbellucht " : twee op dezelfde as gemonteerde wielen indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm. In dit geval wordt dubbellucht als één enkel wiel beschouwd. 22. " fabrikant " : de persoon of organisatie die tegenover de bevoegde goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig of de fabricage van het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft. 23. " vertegenwoordiger van de fabrikant " : elke in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder dit besluit vallen. Wanneer de term " fabrikant " wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan.]1 ----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<BVR 2015-07-10/11, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.2.Toepassingsfeer.
§ 1. [2 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle twee- of driewielige voertuigen en vierwielers behorend tot de categorieën die zijn gedefinieerd in het eerste lid van artikel 1, paragraaf 1.]2
§ 2. (1. [1 Sommige bijzondere categorieën van voertuigen zijn evenwel slechts aan bepaalde voorschriften van dit algemeen reglement onderworpen.
Het zijn : de voertuigen die meer dan 25 jaar geleden in dienst werden gesteld en ingeschreven overeenkomstig artikel 12, § 3 of 15/2, § 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Deze zijn enkel onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 10, 11, § 3 en 13 van dit besluit.
Deze voertuigen zijn uitgesloten van volgend gebruik :
- commercieel en professioneel gebruik;
- woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer;
- bezoldigd vervoer en met bezoldigd vervoer van personen gelijkgesteld gratis vervoer;
- gebruik als werktuig of werkmiddel alsook voor interventieopdrachten.
Voor voertuigen uitgerust met rupsbanden wordt het gebruik beperkt tot :
- oldtimermanifestaties;
- proefritten binnen een straal van 3 km vanaf de stallingsplaats van het voertuig.]1
2. Andere bijzondere categorieën van voertuigen zijn niet aan de voorschriften van dit besluit onderworpen.
[2 a) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 6 km/u;
b) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten;
c) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn om door een voetganger te worden meegevoerd;
d) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden;
e) voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer, de ordehandhavingsdiensten en de medische nooddiensten;
f) landbouw- of bosbouwvoertuigen die vallen onder Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (22), machines die vallen onder Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (23) en Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines (24), en motorvoertuigen die vallen onder Richtlijn 2007/46/EG;
g) voertuigen die voornamelijk bestemd zijn voor gebruik in het terrein en ontworpen zijn om op onverharde oppervlakken te rijden;
h) fietsen met trapondersteuning, voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van ten hoogste 250 W waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken wanneer de bestuurder ophoudt met trappen en anders geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken voordat het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt;
i) zelfbalancerende voertuigen;
j) voertuigen die niet met ten minste één zitplaats zijn uitgerust;
k) voertuigen uitgerust met om het even welk type bestuurderszitplaats waarvan de hoogte van een R-punt ≤ 540 mm voor de categorieën L1e, L3e en L4e of ≤ 400 mm voor de categorieën L2e, L5e, L6e en L7e.]2
§ 3. [2 ...]2
----------
(1)<KB 2014-03-26/08, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
Art. 2_WAALS_GEWEST. Toepassingsfeer. § 1. [2 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle twee- of driewielige voertuigen en vierwielers behorend tot de categorieën die zijn gedefinieerd in het eerste lid van artikel 1, paragraaf 1.]2 § 2. (1. [1 Sommige bijzondere categorieën van voertuigen zijn evenwel slechts aan bepaalde voorschriften van dit algemeen reglement onderworpen. Het zijn : de voertuigen die meer dan 25 jaar geleden in dienst werden gesteld en ingeschreven overeenkomstig artikel 12, § 3 of 15/2, § 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen. Deze zijn enkel onderworpen aan de bepalingen [3 van de artikelen 8bis, 8ter, 10, 11, Ї 3, en 13 van dit besluit]3. Deze voertuigen zijn uitgesloten van volgend gebruik : - commercieel en professioneel gebruik; - woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer; - bezoldigd vervoer en met bezoldigd vervoer van personen gelijkgesteld gratis vervoer; - gebruik als werktuig of werkmiddel alsook voor interventieopdrachten. Voor voertuigen uitgerust met rupsbanden wordt het gebruik beperkt tot : - oldtimermanifestaties; - proefritten binnen een straal van 3 km vanaf de stallingsplaats van het voertuig.]1 2. Andere bijzondere categorieën van voertuigen zijn niet aan de voorschriften van dit besluit onderworpen. [2 a) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 6 km/u; b) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten; c) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn om door een voetganger te worden meegevoerd; d) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden; e) voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer, de ordehandhavingsdiensten en de medische nooddiensten; f) landbouw- of bosbouwvoertuigen die vallen onder Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (22), machines die vallen onder Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (23) en Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines (24), en motorvoertuigen die vallen onder Richtlijn 2007/46/EG; g) voertuigen die voornamelijk bestemd zijn voor gebruik in het terrein en ontworpen zijn om op onverharde oppervlakken te rijden; h) fietsen met trapondersteuning, voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van ten hoogste 250 W waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken wanneer de bestuurder ophoudt met trappen en anders geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken voordat het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt; i) zelfbalancerende voertuigen; j) voertuigen die niet met ten minste één zitplaats zijn uitgerust; k) voertuigen uitgerust met om het even welk type bestuurderszitplaats waarvan de hoogte van een R-punt ≤ 540 mm voor de categorieën L1e, L3e en L4e of ≤ 400 mm voor de categorieën L2e, L5e, L6e en L7e.]2 § 3. [2 ...]2 ----------
(1)<KB 2014-03-26/08, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2014>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
(3)<BWG 2023-11-16/26, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
HOOFDSTUK II. - Goedkeuring.
Art.3.Goedkeuring van de typen van voertuigen.
§ 1. Elk voertuig dat in België gebouwd of gemonteerd is of dat in België ingevoerd is onder dekking van een aangifte ten verbruik moet het voorwerp van een goedkeuring per type uitmaken.
Die goedkeuring, verleend door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, is bestemd om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de voorschriften van dit besluit.
Deze bepaling is niet toepasselijk op de voertuigen waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geen proces-verbaal van goedkeuring was vereist en die voor die datum in het verkeer werden gebracht.
§ 2. [Het te koop stellen en de verkoop met het oog op aanwending op de openbare weg, evenals het op de openbare weg in het verkeer brengen van voertuigen die niet volstrekt gelijkvormig zijn met het overeenkomstig § 1 goedgekeurde type, is verboden.
De verkoop, het te koop stellen evenals de publiciteit betreffende voertuigen of voertuigonderdelen die, gelet op het feit dat zij niet voldoen aan de bepalingen van dit reglement, niet aangewend mogen worden op de openbare weg, moet respectievelijk vergezeld zijn van een geschreven document uitgaande van de verkoper, hetzij van een bord, hetzij van een etiket welke bedoelde beperking duidelijk vermeldt.] <KB 16-12-1981, art. 2>
[§ 3. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde kan, bij wijze van uitzondering, de goedkeuring en het in het verkeer brengen van een voertuig als alleenstaand geval toelaten volgens de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden die hij vaststelt.
Dergelijke toelating mag slechts verleend worden mits de verzoeker kan bewijzen dat :
a) ofwel de in de artikelen 3 tot 7 van dit besluit bedoelde goedkeuringsprocedure niet te verwezenlijken is en dat het een voor zijn persoonlijk gebruik bestemd voertuig geldt;
b) ofwel het voertuig werd ingevoerd ter gelegenheid van een verhuizing, door een persoon die in het buitenland gevestigd was en die zich, hetzij definitief, in België vestigt.
[Deze toelating geeft aanleiding tot de afgifte van een document, genaamd " proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval ".
De voor het opstellen van dit proces-verbaal van goedkeuring vereiste testen worden uitgevoerd en het verslag terzake wordt opgesteld door een instelling belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen.
Dit proces-verbaal vereist geen uitreiking van het gelijkvormigheidsattest van het model zoals opgenomen in bijlage 1.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, A, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995>
[§ 3bis. De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie of zijn afgevaardigde kan, bij wijze van uitzondering toelaten dat voertuigen of toebehoren, die een verbetering inzake constructie zijn of die goedgekeurd werden volgens regels, welke gelijkwaardig zijn aan of een beter resultaat opleveren dan de in deze reglementering vervatte regels, in het verkeer worden gebracht. Het is de aanvrager die de gegrondheid van zijn verzoek moet bewijzen.] <KB 21-12-1983, art. 3>
§ 4. De levering van nieuwe voertuigen door de fabrikant of zijn gemachtigde, alsook het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, gelijkvormig met het goedgekeurde type en die het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring hebben dat met dat type overeenkomst, moet binnen een periode van zeven jaar gebeuren, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring.
Na deze periode van zeven jaar, wordt het voertuigtype beschouwd als niet meer beantwoordend aan de wetgeving en is elke levering van nieuwe voertuigen gelijkvormig met dit type verboden. Indien de fabrikant dit type van voertuig verder wenst te verkopen na de periode van zeven jaar, moet hij een nieuwe goedkeuring aanvragen op basis van de op dat ogenblik vigerende wetgeving.
§ 5. Als de omstandigheden zulks vergen, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de termijnen bepaald in § 4 van dit artikel met twee jaar verlengen.
Deze verlenging zal slechts toegekend worden op verzoek van de fabrikant of zijn gemachtigde in de gevallen bedoeld in § 4 en voor zover de betrokken voertuigen aan de recentste reglementaire voorschriften in voege op die datum, beantwoorden.
§ 6. Wanneer een goedgekeurd type van voertuig niet meer gefabriceerd wordt, is de fabrikant of zijn gemachtigde verplicht de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. De datum van stopzetting van de fabricage, alsook het nummer van het laatste vervaardigd chassis, dient daarbij vermeld te worden.] <KB 16-12-1981, art. 3>
[§ 7. Een zelfklevend vignet, bestemd om op de inschrijvingsaanvraag te worden gekleefd, moet samen met het gelijkvormigheidsattest of het proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval worden afgegeven.
Dit vignet moet de volgende informatie bevatten :
- merk;
- aard;
- type;
- chassisnummer;
- nummer van het proces-verbaal van goedkeuring (PVG);
- handtekening (ofwel van een door de constructeur of door de mandataris of één van de mandatarissen aangeduide persoon waarvan de naam en de handtekening bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zijn neergelegd ofwel van de gemachtigde ambtenaar);
- datum.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, B, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995>
[1 Voor alle voertuigen met een geldig EG-certificaat van overeenstemming geldt echter de vrijstelling van de verplichte afgifte van het zelfklevende vignet bedoeld in het eerste lid, alsook van de verplichting om dit vignet aan te brengen op de inschrijvingsaanvraag.]1
----------
(1)<KB 2010-12-19/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-01-2011>
Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Goedkeuring van de typen van voertuigen. § 1. Elk voertuig dat in België gebouwd of gemonteerd is of dat in België ingevoerd is onder dekking van een aangifte ten verbruik moet het voorwerp van een goedkeuring per type uitmaken. Die goedkeuring, verleend door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, is bestemd om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de voorschriften van dit besluit. Deze bepaling is niet toepasselijk op de voertuigen waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geen proces-verbaal van goedkeuring was vereist en die voor die datum in het verkeer werden gebracht. § 2. [Het te koop stellen en de verkoop met het oog op aanwending op de openbare weg, evenals het op de openbare weg in het verkeer brengen van voertuigen die niet volstrekt gelijkvormig zijn met het overeenkomstig § 1 goedgekeurde type, is verboden. De verkoop, het te koop stellen evenals de publiciteit betreffende voertuigen of voertuigonderdelen die, gelet op het feit dat zij niet voldoen aan de bepalingen van dit reglement, niet aangewend mogen worden op de openbare weg, moet respectievelijk vergezeld zijn van een geschreven document uitgaande van de verkoper, hetzij van een bord, hetzij van een etiket welke bedoelde beperking duidelijk vermeldt.] <KB 16-12-1981, art. 2> [§ 3. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde kan, bij wijze van uitzondering, de goedkeuring en het in het verkeer brengen van een voertuig als alleenstaand geval toelaten volgens de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden die hij vaststelt. Dergelijke toelating mag slechts verleend worden mits de verzoeker kan bewijzen dat : a) ofwel de in de artikelen 3 tot 7 van dit besluit bedoelde goedkeuringsprocedure niet te verwezenlijken is en dat het een voor zijn persoonlijk gebruik bestemd voertuig geldt; b) ofwel het voertuig werd ingevoerd ter gelegenheid van een verhuizing, door een persoon die in het buitenland gevestigd was en die zich, hetzij definitief, in België vestigt. [Deze toelating geeft aanleiding tot de afgifte van een document, genaamd " proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval ". De voor het opstellen van dit proces-verbaal van goedkeuring vereiste testen worden uitgevoerd en het verslag terzake wordt opgesteld door een instelling belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen. Dit proces-verbaal vereist geen uitreiking van het gelijkvormigheidsattest van het model zoals opgenomen in bijlage 1.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, A, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [§ 3bis. De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie of zijn afgevaardigde kan, bij wijze van uitzondering toelaten dat voertuigen of toebehoren, die een verbetering inzake constructie zijn of die goedgekeurd werden volgens regels, welke gelijkwaardig zijn aan of een beter resultaat opleveren dan de in deze reglementering vervatte regels, in het verkeer worden gebracht. Het is de aanvrager die de gegrondheid van zijn verzoek moet bewijzen.] <KB 21-12-1983, art. 3> [2 § 3ter. Voertuigen die worden ingevoerd en voor het eerst in België in het verkeer worden gebracht volgens de procedure van artikel 1, § 4bis, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, moeten worden aangeboden aan een erkend technisch controleorganisme, dat een conformiteitscontrole van het voertuig zal uitvoeren en zal nagaan of de reglementaire bepalingen van dit besluit worden nageleefd.]2 § 4. De levering van nieuwe voertuigen door de fabrikant of zijn gemachtigde, alsook het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, gelijkvormig met het goedgekeurde type en die het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring hebben dat met dat type overeenkomst, moet binnen een periode van zeven jaar gebeuren, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring. Na deze periode van zeven jaar, wordt het voertuigtype beschouwd als niet meer beantwoordend aan de wetgeving en is elke levering van nieuwe voertuigen gelijkvormig met dit type verboden. Indien de fabrikant dit type van voertuig verder wenst te verkopen na de periode van zeven jaar, moet hij een nieuwe goedkeuring aanvragen op basis van de op dat ogenblik vigerende wetgeving. § 5. Als de omstandigheden zulks vergen, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de termijnen bepaald in § 4 van dit artikel met twee jaar verlengen. Deze verlenging zal slechts toegekend worden op verzoek van de fabrikant of zijn gemachtigde in de gevallen bedoeld in § 4 en voor zover de betrokken voertuigen aan de recentste reglementaire voorschriften in voege op die datum, beantwoorden. § 6. Wanneer een goedgekeurd type van voertuig niet meer gefabriceerd wordt, is de fabrikant of zijn gemachtigde verplicht de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. De datum van stopzetting van de fabricage, alsook het nummer van het laatste vervaardigd chassis, dient daarbij vermeld te worden.] <KB 16-12-1981, art. 3> [§ 7. Een zelfklevend vignet, bestemd om op de inschrijvingsaanvraag te worden gekleefd, moet samen met het gelijkvormigheidsattest of het proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval worden afgegeven. Dit vignet moet de volgende informatie bevatten : - merk; - aard; - type; - chassisnummer; - nummer van het proces-verbaal van goedkeuring (PVG); - handtekening (ofwel van een door de constructeur of door de mandataris of één van de mandatarissen aangeduide persoon waarvan de naam en de handtekening bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zijn neergelegd ofwel van de gemachtigde ambtenaar); - datum.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, B, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [1 Voor alle voertuigen met een geldig EG-certificaat van overeenstemming geldt echter de vrijstelling van de verplichte afgifte van het zelfklevende vignet bedoeld in het eerste lid, alsook van de verplichting om dit vignet aan te brengen op de inschrijvingsaanvraag.]1 ----------
(1)<KB 2010-12-19/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-01-2011>
(2)<BESL 2022-10-13/25, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 3_WAALS_GEWEST. Goedkeuring van de typen van voertuigen. § 1. Elk voertuig dat in België gebouwd of gemonteerd is of dat in België ingevoerd is onder dekking van een aangifte ten verbruik moet het voorwerp van een goedkeuring per type uitmaken. Die goedkeuring, verleend door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, is bestemd om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de voorschriften van dit besluit. Deze bepaling is niet toepasselijk op de voertuigen waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geen proces-verbaal van goedkeuring was vereist en die voor die datum in het verkeer werden gebracht. § 2. [Het te koop stellen en de verkoop met het oog op aanwending op de openbare weg, evenals het op de openbare weg in het verkeer brengen van voertuigen die niet volstrekt gelijkvormig zijn met het overeenkomstig § 1 goedgekeurde type, is verboden. De verkoop, het te koop stellen evenals de publiciteit betreffende voertuigen of voertuigonderdelen die, gelet op het feit dat zij niet voldoen aan de bepalingen van dit reglement, niet aangewend mogen worden op de openbare weg, moet respectievelijk vergezeld zijn van een geschreven document uitgaande van de verkoper, hetzij van een bord, hetzij van een etiket welke bedoelde beperking duidelijk vermeldt.] <KB 16-12-1981, art. 2> [§ 3. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde kan, bij wijze van uitzondering, de goedkeuring en het in het verkeer brengen van een voertuig als alleenstaand geval toelaten volgens de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden die hij vaststelt. Dergelijke toelating mag slechts verleend worden mits de verzoeker kan bewijzen dat : a) ofwel de in de artikelen 3 tot 7 van dit besluit bedoelde goedkeuringsprocedure niet te verwezenlijken is en dat het een voor zijn persoonlijk gebruik bestemd voertuig geldt; b) ofwel het voertuig werd ingevoerd ter gelegenheid van een verhuizing, door een persoon die in het buitenland gevestigd was en die zich, hetzij definitief, in België vestigt. [Deze toelating geeft aanleiding tot de afgifte van een document, genaamd " proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval ". De voor het opstellen van dit proces-verbaal van goedkeuring vereiste testen worden uitgevoerd en het verslag terzake wordt opgesteld door een instelling belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen. Dit proces-verbaal vereist geen uitreiking van het gelijkvormigheidsattest van het model zoals opgenomen in bijlage 1.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, A, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [§ 3bis. De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie of zijn afgevaardigde kan, bij wijze van uitzondering toelaten dat voertuigen of toebehoren, die een verbetering inzake constructie zijn of die goedgekeurd werden volgens regels, welke gelijkwaardig zijn aan of een beter resultaat opleveren dan de in deze reglementering vervatte regels, in het verkeer worden gebracht. Het is de aanvrager die de gegrondheid van zijn verzoek moet bewijzen.] <KB 21-12-1983, art. 3> [2 § 3ter. Voertuigen die worden ingevoerd en voor het eerst in België in het verkeer worden gebracht volgens de procedure bedoeld in artikel 1, § 4bis, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden aangeboden aan een erkende instelling voor technische controle, die de conformiteit van het voertuig controleert en nagaat of het voldoet aan de reglementaire bepalingen van dit besluit.]2 § 4. De levering van nieuwe voertuigen door de fabrikant of zijn gemachtigde, alsook het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, gelijkvormig met het goedgekeurde type en die het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring hebben dat met dat type overeenkomst, moet binnen een periode van zeven jaar gebeuren, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring. Na deze periode van zeven jaar, wordt het voertuigtype beschouwd als niet meer beantwoordend aan de wetgeving en is elke levering van nieuwe voertuigen gelijkvormig met dit type verboden. Indien de fabrikant dit type van voertuig verder wenst te verkopen na de periode van zeven jaar, moet hij een nieuwe goedkeuring aanvragen op basis van de op dat ogenblik vigerende wetgeving. § 5. Als de omstandigheden zulks vergen, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de termijnen bepaald in § 4 van dit artikel met twee jaar verlengen. Deze verlenging zal slechts toegekend worden op verzoek van de fabrikant of zijn gemachtigde in de gevallen bedoeld in § 4 en voor zover de betrokken voertuigen aan de recentste reglementaire voorschriften in voege op die datum, beantwoorden. § 6. Wanneer een goedgekeurd type van voertuig niet meer gefabriceerd wordt, is de fabrikant of zijn gemachtigde verplicht de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. De datum van stopzetting van de fabricage, alsook het nummer van het laatste vervaardigd chassis, dient daarbij vermeld te worden.] <KB 16-12-1981, art. 3> [§ 7. Een zelfklevend vignet, bestemd om op de inschrijvingsaanvraag te worden gekleefd, moet samen met het gelijkvormigheidsattest of het proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval worden afgegeven. Dit vignet moet de volgende informatie bevatten : - merk; - aard; - type; - chassisnummer; - nummer van het proces-verbaal van goedkeuring (PVG); - handtekening (ofwel van een door de constructeur of door de mandataris of één van de mandatarissen aangeduide persoon waarvan de naam en de handtekening bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zijn neergelegd ofwel van de gemachtigde ambtenaar); - datum.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, B, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [1 Voor alle voertuigen met een geldig EG-certificaat van overeenstemming geldt echter de vrijstelling van de verplichte afgifte van het zelfklevende vignet bedoeld in het eerste lid, alsook van de verplichting om dit vignet aan te brengen op de inschrijvingsaanvraag.]1 ----------
(1)<KB 2010-12-19/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-01-2011>
(2)<BWG 2022-11-18/10, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 3_VLAAMS_GEWEST. Goedkeuring van de typen van voertuigen. § 1. Elk voertuig dat in België gebouwd of gemonteerd is of dat in België ingevoerd is onder dekking van een aangifte ten verbruik moet het voorwerp van een goedkeuring per type uitmaken. Die goedkeuring, verleend door de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2, is bestemd om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de voorschriften van dit besluit. Deze bepaling is niet toepasselijk op de voertuigen waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geen proces-verbaal van goedkeuring was vereist en die voor die datum in het verkeer werden gebracht. § 2. [Het te koop stellen en de verkoop met het oog op aanwending op de openbare weg, evenals het op de openbare weg in het verkeer brengen van voertuigen die niet volstrekt gelijkvormig zijn met het overeenkomstig § 1 goedgekeurde type, is verboden. De verkoop, het te koop stellen evenals de publiciteit betreffende voertuigen of voertuigonderdelen die, gelet op het feit dat zij niet voldoen aan de bepalingen van dit reglement, niet aangewend mogen worden op de openbare weg, moet respectievelijk vergezeld zijn van een geschreven document uitgaande van de verkoper, hetzij van een bord, hetzij van een etiket welke bedoelde beperking duidelijk vermeldt.] <KB 16-12-1981, art. 2> [§ 3. De [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 kan, bij wijze van uitzondering, de goedkeuring en het in het verkeer brengen van een voertuig als alleenstaand geval toelaten volgens de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden die hij vaststelt. Dergelijke toelating mag slechts verleend worden mits de verzoeker kan bewijzen dat : a) ofwel de in de artikelen 3 tot 7 van dit besluit bedoelde goedkeuringsprocedure niet te verwezenlijken is en dat het een voor zijn persoonlijk gebruik bestemd voertuig geldt; b) ofwel het voertuig werd ingevoerd ter gelegenheid van een verhuizing, door een persoon die in het buitenland gevestigd was en die zich, hetzij definitief, in België vestigt. [Deze toelating geeft aanleiding tot de afgifte van een document, genaamd " proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval ". De voor het opstellen van dit proces-verbaal van goedkeuring vereiste testen worden uitgevoerd en het verslag terzake wordt opgesteld door een instelling belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen. Dit proces-verbaal vereist geen uitreiking van het gelijkvormigheidsattest van het model zoals opgenomen in bijlage 1.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, A, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [§ 3bis. De [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 kan, bij wijze van uitzondering toelaten dat voertuigen of toebehoren, die een verbetering inzake constructie zijn of die goedgekeurd werden volgens regels, welke gelijkwaardig zijn aan of een beter resultaat opleveren dan de in deze reglementering vervatte regels, in het verkeer worden gebracht. Het is de aanvrager die de gegrondheid van zijn verzoek moet bewijzen.] <KB 21-12-1983, art. 3> § 4. De levering van nieuwe voertuigen door de fabrikant of zijn gemachtigde, alsook het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, gelijkvormig met het goedgekeurde type en die het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring hebben dat met dat type overeenkomst, moet binnen een periode van zeven jaar gebeuren, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring. Na deze periode van zeven jaar, wordt het voertuigtype beschouwd als niet meer beantwoordend aan de wetgeving en is elke levering van nieuwe voertuigen gelijkvormig met dit type verboden. Indien de fabrikant dit type van voertuig verder wenst te verkopen na de periode van zeven jaar, moet hij een nieuwe goedkeuring aanvragen op basis van de op dat ogenblik vigerende wetgeving. § 5. Als de omstandigheden zulks vergen, kan de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 de termijnen bepaald in § 4 van dit artikel met twee jaar verlengen. Deze verlenging zal slechts toegekend worden op verzoek van de fabrikant of zijn gemachtigde in de gevallen bedoeld in § 4 en voor zover de betrokken voertuigen aan de recentste reglementaire voorschriften in voege op die datum, beantwoorden. § 6. Wanneer een goedgekeurd type van voertuig niet meer gefabriceerd wordt, is de fabrikant of zijn gemachtigde verplicht de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. De datum van stopzetting van de fabricage, alsook het nummer van het laatste vervaardigd chassis, dient daarbij vermeld te worden.] <KB 16-12-1981, art. 3> [§ 7. Een zelfklevend vignet, bestemd om op de inschrijvingsaanvraag te worden gekleefd, moet samen met het gelijkvormigheidsattest of het proces-verbaal van goedkeuring als alleenstaand geval worden afgegeven. Dit vignet moet de volgende informatie bevatten : - merk; - aard; - type; - chassisnummer; - nummer van het proces-verbaal van goedkeuring (PVG); - handtekening (ofwel van een door de constructeur of door de mandataris of één van de mandatarissen aangeduide persoon waarvan de naam en de handtekening bij [2 de goedkeuringsinstantie]2 zijn neergelegd ofwel van [2 het gemachtigde personeelslid]2); - datum.] <KB 1995-04-06/45, art. 1, B, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1995> [1 Voor alle voertuigen met een geldig EG-certificaat van overeenstemming geldt echter de vrijstelling van de verplichte afgifte van het zelfklevende vignet bedoeld in het eerste lid, alsook van de verplichting om dit vignet aan te brengen op de inschrijvingsaanvraag.]1 ----------
(1)<KB 2010-12-19/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-01-2011>
(2)<BVR 2015-07-10/11, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.4.Aanvraag om goedkeuring.
§ 1. (De aanvraag om goedkeuring moet door de constructeur of zijn gemachtigde ingediend worden op het door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde daartoe voorziene formulier.
Wanneer de constructeur buiten [1 de Europese Unie]1 gevestigd is, moet de aanvraag om goedkeuring verplichtend ingediend worden door een in [1 de Europese Unie]1 gevestigde gemachtigde, door de constructeur aangesteld en ermee gelast zich te kwijten van de verplichtingen die voortvloeien uit de reglementaire beschikkingen inzake goedkeuring.
(Deze persoon dient de verplichtingen na te komen welke voortvloeien uit de reglementaire bepalingen inzake goedkeuring.
De aanvraag om goedkeuring moet een getuigschrift van de constructeur en een beschrijving omvatten conform de voorschriften van de hierna volgende §§ 2 en 3.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op voertuigen die, voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, niet het voorwerp moesten uitmaken van een proces-verbaal van goedkeuring en die voor die datum in dienst werden gesteld.)) <KB 21-12-1983, art. 4> <KB 16-12-1981, art. 4>
§ 2. Op het getuigschrift van de constructeur, moeten de naam, de voornamen en handtekening van een technisch bevoegde persoon vermeld zijn; alsook het officieel stempel van de constructeur, het merk en het type van het goed te keuren voertuig. Bij de bromfietsen moet hij bovendien waarborgen dat het voertuig beantwoordt aan de definitie van artikel 1, § 1.
De handtekening van de persoon of de personen die gemachtigd zijn om het attest te ondertekenen moet voorafgaandelijk neergelegd zijn bij de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
§ 3. De beschrijving moet vergezeld gaan van de bewijsstukken en tekeningen die gevraagd worden in het aanvraagformulier.
§ 4. De goedkeuring wordt bekrachtigd met een proces-verbaal van goedkeuring (P.V.A.).
De afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring en van elk bijbehorend dokument bindt de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeerswezen of van zijn gemachtigde niet en vermindert in genen dele die van de aanvrager.
De lijst van de goedgekeurde typen van bromfietsen en typen van motorfietsen wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Tenminste het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring, het merk en het type worden bekendgemaakt.
§ 5. De constructeur of zijn gemachtigde reikt, voor elk voertuig overeenstemmend met een type dat het voorwerp uitmaakt van een proces-verbaal van goedkeuring, een attest uit waarbij bevestigd wordt dat het voertuig volledig overeenstemt met de beschrijving en met het proces-verbaal van goedkeuring.
Dit attest, "gelijkvormigheidsattest" genaamd, is van het model zoals opgegeven in bijlage 1.
§ 6. Elke wijziging van een prototype van motorfiets of bromfiets door de fabrikant aangebracht bij de vervaardiging van een goedgekeurd model zodanig dat hierdoor enig gegeven van de aanvraag om goedkeuring wordt gewijzigd, moet ter kennis worden gebracht van het Bestuur van het Vervoer. Deze wijziging wordt bekrachtigd, hetzij met een nieuw proces-verbaal van goedkeuring hetzij met een bijlage of met een getuigschrift tot afwijking van dit laatste.
Elke verbouwing van een voertuig waardoor het niet meer overeenstemt met het proces-verbaal van goedkeuring, wordt bekrachtigd met een afwijking van dit laatste. Wanneer de verbouwing echter wordt uitgevoerd door een andere persoon dan de fabrikant of zijn gemachtigde wordt het verzoek niet ingewilligd tenzij met de toestemming van de fabrikant of zijn gemachtigde.
----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§1, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. Aanvraag om goedkeuring. § 1. (De aanvraag om goedkeuring moet door de constructeur of zijn gemachtigde ingediend worden op het door de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 daartoe voorziene formulier. Wanneer de constructeur buiten [1 de Europese Unie]1 gevestigd is, moet de aanvraag om goedkeuring verplichtend ingediend worden door een in [1 de Europese Unie]1 gevestigde gemachtigde, door de constructeur aangesteld en ermee gelast zich te kwijten van de verplichtingen die voortvloeien uit de reglementaire beschikkingen inzake goedkeuring. (Deze persoon dient de verplichtingen na te komen welke voortvloeien uit de reglementaire bepalingen inzake goedkeuring. De aanvraag om goedkeuring moet een getuigschrift van de constructeur en een beschrijving omvatten conform de voorschriften van de hierna volgende §§ 2 en 3. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op voertuigen die, voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, niet het voorwerp moesten uitmaken van een proces-verbaal van goedkeuring en die voor die datum in dienst werden gesteld.)) <KB 21-12-1983, art. 4> <KB 16-12-1981, art. 4> § 2. Op het getuigschrift van de constructeur, moeten de naam, de voornamen en handtekening van een technisch bevoegde persoon vermeld zijn; alsook het officieel stempel van de constructeur, het merk en het type van het goed te keuren voertuig. Bij de bromfietsen moet hij bovendien waarborgen dat het voertuig beantwoordt aan de definitie van artikel 1, § 1. De handtekening van de persoon of de personen die gemachtigd zijn om het attest te ondertekenen moet voorafgaandelijk neergelegd zijn bij de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2. § 3. De beschrijving moet vergezeld gaan van de bewijsstukken en tekeningen die gevraagd worden in het aanvraagformulier. § 4. De goedkeuring wordt bekrachtigd met een proces-verbaal van goedkeuring (P.V.A.). De afgifte van het proces-verbaal van goedkeuring en van elk bijbehorend dokument bindt de verantwoordelijkheid van de [2 bevoegde Vlaamse instantie]2 niet en vermindert in genen dele die van de aanvrager. De lijst van de goedgekeurde typen van bromfietsen en typen van motorfietsen wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Tenminste het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring, het merk en het type worden bekendgemaakt. § 5. De constructeur of zijn gemachtigde reikt, voor elk voertuig overeenstemmend met een type dat het voorwerp uitmaakt van een proces-verbaal van goedkeuring, een attest uit waarbij bevestigd wordt dat het voertuig volledig overeenstemt met de beschrijving en met het proces-verbaal van goedkeuring. Dit attest, "gelijkvormigheidsattest" genaamd, is van het model zoals opgegeven in bijlage 1. § 6. Elke wijziging van een prototype van motorfiets of bromfiets door de fabrikant aangebracht bij de vervaardiging van een goedgekeurd model zodanig dat hierdoor enig gegeven van de aanvraag om goedkeuring wordt gewijzigd, moet ter kennis worden gebracht van [2 de goedkeuringsinstantie]2. Deze wijziging wordt bekrachtigd, hetzij met een nieuw proces-verbaal van goedkeuring hetzij met een bijlage of met een getuigschrift tot afwijking van dit laatste. Elke verbouwing van een voertuig waardoor het niet meer overeenstemt met het proces-verbaal van goedkeuring, wordt bekrachtigd met een afwijking van dit laatste. Wanneer de verbouwing echter wordt uitgevoerd door een andere persoon dan de fabrikant of zijn gemachtigde wordt het verzoek niet ingewilligd tenzij met de toestemming van de fabrikant of zijn gemachtigde. ----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§1, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<BVR 2015-07-10/11, art. 45, 010; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.5.Identificatie van het voertuig.
§ 1. Framenummer.
Elk voertuig moet voorzien zijn van een nummer dat als framenummer wordt beschouwd.
Dit nummer moet verschillend zijn voor elk voertuig van éénzelfde merk en dient te bestaan uit een reeks van tenminste drie en ten hoogste zestien letters of cijfers.
Deze tekens moeten ten minste 5 mm hoog zijn en zodanig van alle andere aanduidingen gescheiden zijn dat geen twijfel mogelijk is.
Dit nummer is het enige dat in de officiële bescheiden als framenummer mag worden aangegeven. Het moet er in zijn geheel op voorkomen.
Het framenummer moet door de fabrikant of zijn gemachigde goed leesbaar in het frame zo zijn ingeslagen dat het nummer ten gevolge van een gering ongeval niet kan verdwijnen.
Het framenummer moet steeds goed leesbaar zijn en mag nimmer verborgen worden door een latere inrichting van het voertuig.
§ 2. Identificatieplaat.
Op een metalen plaat die, op een gemakkelijk te bereiken plaats, aan het voertuig moet gelast of gekomen worden, moet de constructeur of de mandataris met onuitwisbare tekens het merk en het type van het voertuig, het framenummer en het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring vermelden.
De op de identificatieplaat te vermelden gegevens moeten ten minste in één van de landstalen zijn opgesteld.
§ 3. De voorschriften van dit artikel zijn enkel van toepassing op de voertuigen die vanaf 1 januari 1975 tot het verkeer toegelaten worden.
§ 4. [2 ...]2
----------
(1)<KB 2014-03-26/08, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
(2)<KB 2017-10-31/04, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
Art.6. <KB 16-12-1981, art. 5> De constructeurs of fabrikanten moeten het bewijs leveren, door proeven welke uitgevoerd dienen te worden volgens door Ons vastgestelde modaliteiten, dat de voertuigen die zij in de handel brengen als zijnde bestemd voor aanwending in het verkeer op de openbare weg, evenals de onderdelen ervan en de veiligheidstoebehoren, beantwoorden aan de ter zake geldende technische voorschriften.
Art.7.[1 Goedkeuringskosten.
De goedkeuringskosten en de afgifte van alle bijbehorende documenten worden vastgelegd in het koninklijk besluit van 28 april 2011 tot vaststelling van het bedrag en de betalingswijze van de vergoedingen te innen voor de goedkeuring van motorvoertuigen.]1
----------
(1)<KB 2011-04-28/24, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2011>
Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [1 Goedkeuringskosten. De goedkeuringskosten en de afgifte van alle bijbehorende documenten worden vastgelegd in het [2 besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2022 om het bedrag en de betalingswijze vast te stellen van de vergoedingen voor de goedkeuring van motorvoertuigen]2.]1 ----------
(1)<KB 2011-04-28/24, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2011>
(2)<BVR 2022-11-18/08, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 7bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Technische diensten § 1. De Vlaamse minister erkent de technische diensten. Om te worden erkend als technische dienst, beantwoordt de technische dienst aan de volgende voorwaarden: 1° als hij de tests uitvoert in zijn eigen lokalen, beschikt hij over de passende voorzieningen, namelijk over aangepaste lokalen en over het aangepaste materieel; 2° hij beschikt over voldoende technisch personeel om de gevraagde activiteiten te verrichten en de continuïteit ervan te waarborgen; 3° hij beschikt over het personeel met de nodige vaardigheden en de specifieke technische kennis voor de gevraagde activiteiten. Hij beschikt over de opleiding, de bekwaamheden en de kennis en heeft voldoende professionele ervaring in de desbetreffende technische activiteiten. Hij houdt zich ook op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen van de geldende regelgevingen; 4° hij voldoet aan: a) de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk XVI van de verordening; b) de verplichtingen en de voorschriften, vermeld in hoofdstuk III van de gedelegeerde verordening (EU) Nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers; c) de prestatienormen en de procedure voor de beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten, vermeld in bijlage II, punt C van de verordening, en in bijlage XVII van de Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers; 5° hij verbindt zich ertoe aan de goedkeuringsinstantie onmiddellijk elke wijziging mee te delen die zich voordoet na het verlenen van de erkenning en de tussentijdse beoordelingsrapporten; 6° hij geeft de personeelsleden van de goedkeuringsinstantie toegang tot de documenten en de lokalen om hun controle uit te oefenen op de bekwaamheid waarmee de technische diensten de gevraagde activiteiten uitoefenen. § 2. De vaardigheden van de technische diensten worden beoordeeld conform de voorschriften, vermeld in hoofdstuk XVI van de verordening, en conform de procedure, vermeld in bijlage XVII van de gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers. § 3. De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij de instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten. Bij de aanvraag zitten de volgende stukken en documenten: 1° de stukken waaruit blijkt dat de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, lid 2 zijn nageleefd; 2° de documenten met de gegevens die vereist zijn door bijlage 27, aanhangsel 2, punt 4.1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. De aanvraag wordt onderzocht door de instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten. Dat onderzoek is gebaseerd op een beoordelingsverslag en op elk bezoek ter plaatse dat nodig geacht wordt. Als de technische dienst binnen een jaar na de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag geen volledig dossier heeft samengesteld, kan de instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten, het dossier zonder gevolg afsluiten. De instantie bevoegd voor de beoordeling van de technische diensten, deelt aan de technische dienst mee dat zijn dossier zonder gevolg is afgesloten. De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse minister kent aan elke erkende technische dienst een erkenningsnummer toe. De toekenning van de erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. In de aanmeldingsakte wordt vermeld voor welke activiteitencategorie en regelgevingen de technische diensten zijn aangewezen. § 4. De erkenning kan worden hernieuwd. Paragraaf 3, eerste en tweede lid, zijn van toepassing op de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning. De aanvraag tot hernieuwing wordt ingediend uiterlijk zes maanden voor de datum waarop de geldigheid van de erkenning verstrijkt. De hernieuwing van de erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 5. Elke aanvraag tot uitbreiding van de erkenning van een technische dienst wordt ingediend conform de procedure, vermeld in paragraaf 3. Paragraaf 3, eerste en tweede lid, zijn van toepassing op de aanvraag tot uitbreiding van de erkenning. De uitbreiding van de erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 6. Elke technische dienst kan op elk ogenblik geheel of gedeeltelijk afstand doen van zijn erkenning via een opzegging van zes maanden, door de opzegging te betekenen aan de instantie bevoegd voor de beoordeling. De opzegging van de erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 7. Als een technische dienst niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, of zijn verplichtingen niet nakomt, kan de Vlaamse minister corrigerende maatregelen nemen die zo nodig de beperking, de schorsing of de intrekking van de erkenning kunnen inhouden. De beperking, de schorsing of de intrekking van de erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 8. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 mei 2009 tot vaststelling van het bedrag der vergoedingen te innen voor het toekennen, vernieuwen en uitbreiden van de erkenning als technische dienst voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, is van toepassing op de vergoedingen in het kader van de erkenning van de technische diensten.]1 [2 § 9. In de volgende gevallen kan de goedkeuringsinstantie een waarschuwing geven aan een technische dienst of, naargelang de ernst van de inbreuk, zijn aanwijzing schorsen voor een termijn van minstens acht dagen en hoogstens zes maanden of intrekken: 1° de technische dienst legt valse verklaringen af tijdens goedkeuringsprocedures of terwijl er corrigerende of beperkende maatregelen gelden; 2° de technische dienst vervalst testresultaten voor typegoedkeuring of individuele goedkeuring; 3° de technische dienst houdt gegevens of technische specificaties achter die tot de terugroeping van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, of tot de weigering of intrekking van een goedkeuringscertificaat zouden kunnen leiden; 4° de technische dienst voert tests of inspecties uit buiten de reikwijdte van zijn aanwijzing; 5° de technische dienst vervalst documenten in het kader van de aanwijzings- of goedkeuringsprocedure; 6° de technische dienst leeft de vereisten voor zijn aanwijzing niet na." De technische dienst wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of intrekking en krijgt de mogelijkheid om voorafgaand aan de beslissing zijn standpunt kenbaar te maken. Wanneer de goedkeuringsinstantie besluit om de aanwijzing van een technische dienst te schorsen of in te trekken, brengt zij de technische dienst daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte.]2
----------
(1)<AGF 2018-04-27/14, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2018>
(2)<BVR 2021-07-16/30, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 18-09-2021>
Art. 7ter_VLAAMS_GEWEST. [1 In de volgende gevallen kan de goedkeuringsinstantie een waarschuwing geven aan een marktdeelnemer of, naargelang de ernst van de inbreuk, de typegoedkeuring(en) of individuele goedkeuring(en) in kwestie die aan de marktdeelnemer verleend zijn, schorsen voor een termijn van minstens acht dagen en hoogstens zes maanden of intrekken:
1° de marktdeelnemer legt valse verklaringen af tijdens goedkeuringsprocedures of terwijl er corrigerende of beperkende maatregelen gelden;
2° de marktdeelnemer vervalst testresultaten voor typegoedkeuring of een individuele goedkeuring;
3° de marktdeelnemer houdt gegevens of technische specificaties achter die tot de terugroeping van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, of tot de weigering of intrekking van een goedkeuringscertificaat zouden kunnen leiden;
4° de marktdeelnemer weigert toegang tot informatie;
5° de marktdeelnemer vervalst certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen, goedkeuringsmerken of andere documenten.
De marktdeelnemer wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of intrekking en krijgt de mogelijkheid om voorafgaand aan de beslissing zijn standpunt kenbaar te maken. Wanneer de goedkeuringsinstantie besluit om de typegoedkeuring(en) of individuele goedkeuring(en) te schorsen of in te trekken, brengt zij de marktdeelnemer daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/30, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 18-09-2021>
HOOFDSTUK III. - Technische eisen.
Art.8.[1 Technische voorschriften
Voor wat de nationale typegoedkeuring in kleine reeksen en de individuele nationale goedkeuring betreft, moeten de voertuigen met twee of drie wielen en de vierwielers waarvan de goedkeuringsaanvraag is ingediend vanaf 30 november 2017, voldoen aan de voorschriften van de delen I en II van bijlage 9 van dit besluit. De fabrikant kan binnen de in bijlage 10 van het besluit vermelde jaarlijkse kwantitatieve beperkingen een aanvraag indienen voor een nationale goedkeuring van een in kleine reeksen gebouwd voertuigtype.]1
----------
(1)<KB 2017-10-31/04, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 30-11-2017>
Art. 8bis. [1 Ombouw van een voertuig met een verbrandingsmotor naar een voertuig met een elektrisch motor
Dit artikel is van toepassing op de ombouw van een voertuig, van categorie L1e tot L7e waarvan de definities zijn opgenomen in bijlage 8 van dit besluit, met verbrandingsmotor naar een voertuig met elektrische motor of een voertuig met aandrijving met een waterstof-brandstofcel. Het omgebouwde voertuig heeft aldus geen verbrandingsmotor meer.
Het nettovermogen van de motor van het voertuig, dat het voorwerp uitmaakt van de in het eerste lid bedoelde ombouw, moet binnen het gesloten bereik van 40%-100% van het nettomaximumvermogen van de oorspronkelijke motor liggen.
De brandstoftanks van het voertuig, dat het voorwerp uitmaakt van de in het eerste lid bedoelde ombouw, moeten worden verwijderd of onbruikbaar worden gemaakt.
De afmetingen van het basisvoertuig, dat het voorwerp uitmaakt van de in het eerste lid bedoelde ombouw, mogen door de ombouw niet worden gewijzigd.
Het voertuig, dat het voorwerp uitmaakt van een in het eerste lid bedoelde ombouw, moet voldoen aan de bepalingen van dit artikel, alsmede aan de technische eisen vermeld in deel III van bijlage 9 van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-04-19/10, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
Art. 8ter_WAALS_GEWEST. [2 § 1. De ombouw van een voertuig, in toepassing van artikel 8bis, voldoet aan de volgende voorwaarden: 1А de maximale toegelaten massa van het voertuig, de maximale toegelaten massa van de trein en de maximale toegelaten massa's van de assen mogen niet worden gewijzigd; 2А na de ombouw mag de verdeling van de massa van het voertuig in rijklare toestand over de assen niet meer dan 10% groter zijn dan de verdeling van deze massa over de assen van het basisvoertuig. § 2. In tegenstelling tot de bepalingen van artikel 4, § 6, is het akkoord van de fabrikant van het basisvoertuig of zijn gevolmachtigde voor van deze ombouw niet vereist. De installateur, namelijk de natuurlijke of rechtspersoon die de ombouw uitvoert of er verantwoordelijk voor is, toont zijn samenwerking met de fabrikant van het basisvoertuig aan. Zoniet moet de installateur aan de goedkeuringsinstantie aantonen dat hij toegang heeft tot de nodige technische documentatie voor het basisvoertuig.]2
(2)<BWG 2023-11-16/26, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
Art.9. Geluid voortgebracht door de nieuwe voertuigen.
Art. 9.1.(1° Voorschriften betreffende voertuigen andere dan [1 lichte vierwielers]1, waarvoor de aanvraag om goedkeuring voor 1 januari 1983 wordt ingediend.) <KB 16-12-1981, art. 6>
§ 1. (Voor de nieuwe voertuigen, mag het in de hierna bepaalde omstandigheden voortgebrachte geluid de volgende niveaus niet overschrijden :
70 dB (A) voor de bromfietsen klasse A;
75 dB (A) voor de bromfietsen klasse B;
80 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspanwagen en waarvan de cylinderinhoud 50 cm3 niet overschrijdt;
82 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspanwagen en waarvan de cylinderinhoud meer dan 50 cm3 bedraagt zonder 125 cm3 te overschrijden;
84 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen of zonder zijspanwagen en waarvan de cylinderinhoud meer dan 125 cm3 bedraagt zonder 500 cm3 te overschrijden;
86 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspanwagen en waarvan de cylinderinhoud meer dan 500 cm3 bedraagt;
84 dB (A) voor de [2 driewielers]2.
Een tolerantie van 1 dB (A) is toegelaten.) <KB 27-04-1976, art. 3>
§ 2. De metingen worden uitgevoerd in een stille en vrije zone bestaande uit een open ruimte met een straal van 50 m, waarvan het centraal gedeelte een praktisch horizontaal vlak is en een straal heeft van ten minste 20 m.
De bodembedekking van de rijbaan (bestaande uit beton, asfalt of gelijkaardig materiaal) die voor de proef wordt aangewend, mag geen overdreven geluid van de banden veroorzaken.
Het niveau van het omgevingsgeluid, met inbegrip van dit van de wind, moeten ten minste 10 dB (A) lager liggen dan het te meten geluidsniveau.
§ 3. Wanneer de metingen worden uitgevoerd, neemt alleen de bestuurder plaats op het voertuig. Vooraleer tot de metingen over te gaan zal de motor in zijn normale werkingsvoorwaarden gebracht worden wat betreft : de temperatuur, de afstelling, de bougie(s), de carburator(en) en andere onderdelen.
Er moeten ten minste twee geldige metingen aan elke zijde van het voertuig uitgevoerd worden.
Om geldig te zijn, mogen de uitslagen van twee metingen die aan éénzelfde zijde van een voertuig uitgevoerd worden niet meer dan 2 dB (A) verschillen. Indien het verschil groter is dan 2 dB (A), dient de gehele meting overgedaan te worden. Enkel de hoogste van de vier geldige metingen is maatgevend voor het bepalen van het door het voertuig voortgebrachte geluid.
De microfoon wordt op 1,20 m van de grond en op een afstand van 7,50 m van de richtingslijn van het voertuig, in de loodrechte PP' op deze lijn geplaatst (zie figuur van bijlage 2).
Twee lijnen AA' en BB' worden respectievelijk op 10 m voor en achter de lijn PP' op de rijbaan getrokken.
§ 4. De voertuigen worden met een bepaalde eenparige snelheid en in de hiernavermelde voorwaarden tot op de lijn AA' gebracht.
Op dat ogenblik wordt de gasklep zo snel mogelijk volledig geopend. Zij wordt in deze stand gehouden tot dat het achterste gedeelte van het voertuig de lijn BB' heeft overschreden, waarna zij zo snel mogelijk terug gesloten wordt.
De voertuigen naderen de lijn AA' met een eenparige snelheid bepaald in functie van de referentieomwentelingssnelheid van de motor en van hun overbrengingssysteem.
De referentieomwentelingssnelheid van de motor is die welke overeenstemt met de snelheid van het maximale motorvermogen, rekening gehouden met de werking van de eventuele regulatoren.
De naderingssnelheid is :
1) hetzij die welke overeenstemt met de motor draaiend aan drie vierden van de referentieomwentelingssnelheid, wanneer bij dit toerental de snelheid van het voertuig beneden de 50 km/u ligt;
2) hetzij 50 km/u wanneer bij deze snelheid de motor draait tussen de helft en de drie vierden van de referentieomwentelingssnelheid;
3) hetzij die welke overeenkomt met de snelheid van de motor die draait aan de helft van de referentieomwentelingssnelheid wanneer bij dit toerental de snelheid van het voertuig meer bedraagt dan 50 km/u.
Het gebruik van de eerste stand van de bedieningsorganen van de transmissie, die uitsluitend dient voor het vertrekken, het parkeren of voor andere gelijkaardige manoeuvers, is uitgesloten.
De stand van de bedieningsorganen van de transmissie is die welke toelaat het hoogtste toerental van de motor te bekomen op het einde van de versnelling, zonder nochtans de referentieomwentelingssnelheid te bereiken.
§ 5. Het geluidsdrukniveau wordt gemeten met een precisiesonometer zoals beschreven in de door het Belgisch Instituut voor Normalisatie gepubliceerde norm NBN 576-80.
----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§3, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Art. 9.2. (2° Voorschriften betreffende voertuigen waarvoor de aanvraag om goedkeuring ingediend wordt vanaf 1 januari 1983.
Art. 9.2.1 § 1. Geluid voortgebracht door bromfietsen.
1. Definities.
1.1. Type bromfiets voor wat betreft het geluidsniveau en de uitlaatinrichting.
Onder "type bromfiets voor wat betreft het geluidsniveau en de uitlaatinrichting", worden verstaan bromfietsen die onderling geen essentiële verschillen vertonen ten aanzien van :
1.1.1. motortype (twee- of viertakt, zuigermotor of draaizuigermotor, aantal cylinders en cylinderinhoud, aantal en type carburators of injectiesystemen, plaatsing van de kleppen, maximumvermogen en daarbij behorend toerental).
Voor draaizuigermotoren dient het dubbele kamervolume als cylinderinhoud te worden beschouwd.
1.1.2. overbrengingssysteem, in het bijzonder het aantal versnellingen en hun overbrengingsverhoudingen;
1.1.3. aantal, type en plaatsing der uitlaatinrichtingen.
1.2. Uitlaatinrichting.
Onder "uitlaatinrichting" wordt verstaan, een volledig samenstel van onderdelen dat noodzakelijk is om het geluid veroorzaakt door de motor van de bromfiets en de uitlaat daarvan te beperken.
1.3. Uitlaatinrichtingen van verschillend type.
Onder "uitlaatinrichtingen van verschillend type" worden verstaan, inrichtingen die onderling belangrijke verschillen vertonen, welke verschillen betrekking hebben op de volgende kenmerken :
1.3.1. inrichtingen waarvan de onderdelen verschillende merk- of fabrieksnamen dragen;
1.3.2. inrichtingen waarvan de materiaalkenmerken ten aanzien van enig onderdeel verschillend zijn, of inrichtingen waarvan de onderdelen verschillende vorm of afmeting hebben;
1.3.3. inrichtingen waarvan de werkingsprincipes van ten minste één onderdeel verschillend zijn;
1.3.4. inrichtingen waarvan de onderdelen verschillend zijn gecombineerd.
1.4. Onderdeel van een uitlaat- of inlaatgeluiddemper.
Onder "onderdeel van een uitlaat- of inlaatgeluiddemper" wordt verstaan, een van de afzonderlijke bestanddelen die samen de uitlaatinrichting (bijvoorbeeld uitlaatpijpen en buizenstelsels, de eigenlijke demper) of inlaatinrichting (luchtfilter) vormen.
Indien de motor voorzien is van een luchtfilter en/of een inlaatgeluiddemper, noodzakelijk om de grenswaarden van het geluidsniveau in acht te kunnen nemen, dan moeten deze filter en deze inlaatgeluiddemper worden beschouwd als onderdelen die even belangrijk zijn als de uitlaatinrichting.
2. Toegestane geluidsniveaus.
2.1. Geluidsmeting aan rijdende bromfietsen.
2.1.1. Grenzen.
Het geluidsniveau van de bromfietsen, gemeten overeenkomstig de bepalingen van de punten 2.1.2 tot en met 2.1.5, mag onderstaande grenzen niet overschrijden :
- 70 dB (A) voor bromfietsen van klasse A;
- 75 dB (A) voor tweewielige bromfietsen van klasse B;
- 78 dB (A) voor bromfietsen van klasse B met meer dan twee wielen.
2.1.2. Meetapparatuur.
2.1.2.1. Akoestische metingen.
Het akoestische meetapparaat moet een precisiegeluidsniveaumeter zijn overeenkomstig het type als omschreven in Publikatie 651 (1979) "precisiegeluidsniveaumeters" van de Internationale Elektrotechnische Commissie (I.E.C.). Voor de metingen wordt gebruik gemaakt van de "snelle" responsie en de beoordelingscurve "A", die eveneens in deze publikatie zijn beschreven.
Aan het begin en het einde van iedere meetreeks moet de geluidsniveaumeter volgens de aanwijzingen van de fabrikant met een geschikte geluidsbron (bijvoorbeeld pistonfoon) worden geijkt.
2.1.2.2. Snelheidsmetingen.
Toerental van de motor en snelheid van de bromfiets op het proeftraject moeten worden bepaald met een nauwkeurigheidsmarge van 3 pct.
2.1.3. Wijze van meting.
2.1.3.1. Toestand van de bromfiets.
Tijdens de metingen moet de bromfiets in bedrijfsklare toestand zijn (met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage, reservewiel en bestuurder).
Voor de aanvang der metingen wordt de motor van de bromfiets op de normale bedrijfstemperatuur gebracht. Bij automatisch in- en uitschakelende ventilatoren mag met het oog op de geluidsmeting niet in de schakelautomatiek worden ingegrepen.
2.1.3.2. Proefterrein.
Het proefterrein moet uit een centraal gelegen versnellingstraject bestaan dat door een nagenoeg vlak terrein is omgeven. Het versnellingstraject moet waterpas zijn; het oppervlak moet droog zijn en van die aard dat de handen geen overmatig geluid produceren.
Op het proefterrein moeten de voorwaarden aangaande het vrije geluidsveld tussen een geluidsbron in het midden van het versnellingstraject en de microfoon in acht genomen worden tot op 1 dB nauwkeurig. Aan deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan indien in een straal van 50 m rondom het middelpunt van het versnellingstraject geen grote geluidweerkaatsende voorwerpen zoals omheiningen, rotsen, bruggen of gebouwen voorkomen. Het terreinoppervlak moet in een straal van ten minste 10 m rondom het middelpunt van het versnellingstraject uit een hard materiaal zoals beton, asfalt of een akoestisch gelijkwaardig materiaal bestaan en mag niet zijn bedekt met losse sneeuw, hoog gewas, mulle grond of as.
In de nabijheid van de microfoon mag geen hindernis voorkomen die van invloed kan zijn op het geluidsveld en tussen de microfoon en de geluidsbron mag zich niemand bevinden. De persoon die de meetapparatuur afleest moet zich zodanig opstellen dat hij op geen enkele wijze de aanwijzing van het meetapparaat beïnvloedt.
2.1.3.3. Diversen.
De metingen mogen niet bij ongunstige weersomstandigheden, en met name windvlagen, worden verricht.
Bij de metingen moet het geluidsniveau volgens de kromme A van andere geluidsbronnen dan de geteste bromfiets of van de wind minstens 10 dB (A) lager zijn dan het door de bromfiets veroorzaakte geluidsniveau. Aan de microfoon mag een passend windscherm zijn aangebracht mits met de invloed hiervan op de gevoeligheid en de richtingskarakteristieken van de microfoon rekening wordt gehouden.
2.1.4. Meetmethode.
2.1.4.1. Aantal en aard van de metingen.
Het maximum geluidsniveau uitgedrukt in decibel (dB) volgens kromme A wordt gemeten tijdens het voorbijrijden van de bromfiets tussen de lijnen AA' en BB', zoals beschreven in bijlage 3 bij dit besluit. De meting is ongeldig indien een van het algemene geluidsniveau sterk afwijkende piekwaarde wordt vastgesteld.
Aan iedere zijde van de bromfiets worden tenminste twee metingen verricht.
2.1.4.2. Plaats van de microfoon.
De microfoon moet op 1,2 m hoogt boven het rijbaanvlak worden geplaatst op een afstand van 7,5 m van de referentielijn CC' van de rijbaan, zoals beschreven in bijlage 3 van dit besluit.
2.1.4.3. Wijze van rijden.
De bromfiets nadert met een constante beginsnelheid overeenkomstig punt 2.1.4.4.1. de lijn AA'. Zodra de voorkant van de bromfiets de lijn AA' bereikt, wordt de gashendel zo snel als in de praktijk mogelijk is in de stand gebracht die overeenkomst met vol gas. De gashandel blijft in deze stand totdat de achterkant van de bromfiets de lijn BB' bereikt, waarna de gashandel zo snel mogelijk weer in de stand stationair draaien wordt gebracht.
Bij alle metingen moet de bromfiets zodanig recht over het versnellingstraject worden gereden dat het middenlangsvlak van de bromfiets zo dicht mogelijk bij de lijn CC' ligt.
2.1.4.4. Naderingssnelheid.
2.1.4.4.1. Gebruik van de versnellingsbak, indien de bromfiets ermee uitgerust is.
Wanneer de bromfiets uitgerust is met een versnellingsbak met handbediening dan wel met voetbediening, wordt de versnelling ingeschakeld wanneer de topsnelheid op horizontale weg bereikt wordt.
Wanneer de bromfiets is uitgerust met een automatische versnellingsbak met een keuzehandel, dan wordt deze geplaatst in de positie die overeenstemt met de maximumsnelheid op horizontale weg.
De positie of de versnelling van de versnellingsbak die overeenstemt met de maximumsnelheid op horizontale weg wordt vooraf bepaald op een vermogentestbank.
2.1.4.4.2. Testprocedure.
Bromfiets klasse A :
De bromfiets nadert de lijn AA' met een constante snelheid die gelijk is aan de maximumsnelheid indien deze laget of gelijk is aan 20 km/u. Indien ze de 20 km/u overschrijdt, zal het voertuig AA' naderen met een constante snelheid die gelijk is aan 20 km/u.
Bromfiets klasse B :
De bromfiets nadert de lijn AA' met een constante snelheid die gelijk is aan de maximumsnelheid indien deze lager of gelijk is aan 30 km/u. Indien ze de 30 km/u overschrijdt, zal het voertuig AA' naderen met een constante snelheid die gelijk is aan 30 km/u.
2.1.5. Resultaten.
2.1.5.1. In het keuringsrapport dat wordt opgesteld volgens het model als in bijlage 4 bij dit besluit worden alle voor de meetresultaten belangrijke omstandigheden en invloeden vermeld.
2.1.5.2. De waarden worden, op de dichtsbij zijnde decibel afgerond, van het meettoestel afgelezen.
Alleen meetwaarden waarvan het verschil bij twee opeenvolgende metingen aan dezelfde zijde van de bromfiets niet meer dan 2 dB (A) bedraagt, worden gebruikt.
2.1.5.3. Ten einde rekening te houden met afwijkingen bij de meting wordt het resultaat van elke meting gevormd door de op het apparaat afgelezen waarde verminderd met één dB (A).
2.1.5.4. Aan het voorschrift sub 2.1.1. wordt geacht te zijn voldaan indien de vier meetresultaten lager zijn dan of gelijk aan het maximaal toegestane niveau voor de categorie waartoe de bromfiets bij de proef behoort.
Indien één van de vier resultaten het maximum toegestane niveau overschrijdt, en deze overschrijding niet meer dan 1 dB (A) bedraagt, wordt een tweede reeks van vier metingen verricht. In dit geval wordt aan het voorschrift sub 2.1.1. slechts geacht te zijn voldaan indien deze vier nieuwe resultaten lager zijn dan of gelijk zijn aan het maximum toegestane niveau.
Aan het voorschrift sub 2.1.1. wordt geacht niet te zijn voldaan in alle andere gevallen.
2.2. Geluidsmeting van stilstaande bromfiets.
2.2.1. Geluidsdrukniveau op kleine afstand van de bromfiets.
2.2.1.1. Ten einde de latere controle van het geluidsniveau van de in het verkeer zijnde bromfietsen te vergemakkelijken wordt bovendien het geluidsniveau op korte afstand van de monding van de uitlaatinrichting (geluiddemper) overeenkomstig onderstaande voorschriften gemeten. Het meetresultaat en het motortoerental worden op het ogenblik van de meting geregistreerd in het keuringsrapport waarvan model in bijlage 4 bij dit besluit.
2.2.1.2. Daarenboven dienen de constructeur of zijn mandataris op het raam van de bromfiets onder de vorm van een vastgeklonken of op een gelijkwaardige manier vastgehechte plaat de volgende gegevens leesbaar en onuitwisbaar te vermelden :
- het hoogste meetresultaat zoals bedoeld in punt 2.2.1.1.;
- het motortoerental zoals bedoeld in punt 2.2.1.1.;
- merk en type van de geluiddemper;
- aantal ontstekingsimpulsen (per cylinder en per twee volledige toeren van de krukas). <KB 21-12-1983, art. 5, a>
2.2.2. Meetinstrumenten.
Er wordt een preciesiegeluidsniveaumeter overeenkomstig punt 2.1.2.1. van § 1 van dit artikel gebruikt.
2.2.3. Wijze van meting.
2.2.3.1. Toestand van de bromfiets.
Voor de aanvang der metingen wordt de bromfiets op de normale bedrijfstemperatuur gebracht. Bij automatisch in- en uitschakelende ventilatoren mag tijdens de geluidsmeting niet in de schakelautomatiek worden ingegrepen.
Tijdens de metingen moet de versnellingshandel in de vrijloop staan. Indien het onmogelijk is de overbrenging te ontkoppelen, moet het aangedreven wiel van de bromfiets vrij draaien, bijvoorbeeld door het op de standaard te plaatsen.
2.2.3.2. Proefterrein.
Als proefterrein mag iedere ruimte worden gebruikt waar zich geen belangrijke akoestische storingen voordoen. In het bijzonder geschikt zijn vlakke terreinen die met beton, asfalt of met een ander hard materiaal zijn bedekt en sterk reflecteren; oppervlakken van vastgewalste aarde zijn uitgesloten. Het proefterrein moet de afmetingen van een rechthoek hebben waarvan de zijden ten minste 3 m van de omtrek van de bromfiets (exclusief het stuur) zijn verwijderd. Buiten deze rechthoek mah zich geen enkele belangrijke hindernis, bijvoorbeeld een persoon - met uitzondering van de waarnemer en de bestuurder - bevinden. De bromfiets wordt binnen de genoemde rechthoek zodanig opgesteld dat de meetmicrofoon ten minste één meter verwijderd is van eventueel aanwezige trottoirbanden, zoals beschreven in bijlage 3 bij dit besluit.
2.2.3.3. Diversen.
Door omgevingsgeluid en wind veroorzaakte aanwijzingen van het meettoestel moeten ten minste 10 dB (A) lager zijn dan het te meten geluidsniveau. Aan de microfoon mag een passend windscherm zijn aangebracht, mits met de invoeld hiervan op de gevoeligheid van de microfoon rekening wordt gehouden.
2.2.4. Meetmethode.
2.2.4.1. Aard en aantal van de metingen.
Het maximale geluidsniveau uitgedrukt in decibel (dB) volgens kromme A wordt gemeten tijdens de in punt 2.2.4.3. bedoelde periode van werking.
Aan ieder meetpunt worden ten minste drie metingen verricht.
2.2.4.2. Plaats van de microfoon.
De microfoon moet ter hoogte van de monding van de uitlaat worden gehouden, doch in geen geval lager dan 0,2 m boven het rijwegoppervlak. De kop van de microfoon moet naar de opening zijn gericht waaruit de uitlaatgassen stromen en 0,5 m van deze opening zijn verwijderd. De as van de hoofdgevoeligheid van de microfoon moet evenwijdig aan het rijoppervlak zijn en een hoek van 45° +/- 10° vormen met het loodrechte vlak waarin de emissierichting van de uitlaatgassen ligt.
Met betrekking tot dit loodrechte vlak wordt de microfoon opgesteld aan de kant waar de afstand tussen de microfoon en de omtrek van de bromfiets (exclusief het stuur) maximaal is.
Indien de uitlaatinrichting meer mondingen heeft waarvan de middelpunten onderling niet meer dan 0,3 m zijn verwijderd, wordt de microfoon gericht op de monding die zich het dichtst bij de omtrek van de bromfiets (exclusief het stuur) of zich het hoogst boven het rijwegoppervlak bevindt. Indien de afstand tussen de middelpunten van de mondingen meer dan 0,3 m bedraagt, worden er afzonderlijke metingen voor iedere monding verricht, waarbij de grootste gemeten waarde wordt weerhouden.
2.2.4.3. Werkingsvoorwaarden van de motor.
Het toerental van de motor wordt op 3/4 van S constant gehouden :
waarbij "S" het toerental per minuut bij het maximumvermogen is.
Wanneer het constante toerental is bereikt, wordt de gashandel snel weer in de stationaire stand gebracht. Het geluidsniveau wordt gemeten tijdens een periode van werking, die een kort ogenblik waarin het toerental constant wordt gehouden en de gehele duur van de vertraging omvat; hierbij geldt als meetwaarde de maximale aanwijzing van de geluidsniveaumeter.
2.2.5. Resultaten.
De waarden worden van het meettoestel afgelezen, met afronding op de dichtst bijzijnde hele decibel.
Alleen meetwaarden die bij 3 onmiddellijk opeenvolgende metingen werden verkregen en die onderling niet meer dan 2 dB (A) verschillen, mogen worden gebruikt.
Als meetresultaat geldt de hoogste van de drie meetwaarden.
3. Uitlaatinrichting (geluiddemper).
3.1. Indien de bromfiets voorzieningen voor vermindering van het uitlaatgeluid (geluiddemper) heeft, dienen de voorschriften van dit punt 3 te worden nageleefd. Als de aanzuigbuis van de motor voorzien is van een luchtfilter en/of een inlaatgeluiddemper om te waarborgen dat het toegestane geluidsniveau niet wordt overschreden, dan worden dit filter en/of inlaatgeluiddemper geacht deel uit te maken van de geluiddemper en gelden de voorschriften van dit punt 3 ook voor dit filter en/of inlaatgeluiddemper.
3.2. Het schema van de uitlaatinrichting moet in bijlage gevoegd worden bij de aanvraag van het proces-verbaal van goedkeuring.
3.3. De geluiddemper moet voorzien zijn van een duidelijk leesbare en onuitwisbare merk- en typeaanduiding.
3.4. De geluiddemper mag slechts voorzien zijn van geluiddempend materiaal van vezelige substantie indien de volgende voorwaarden zijn vervuld :
3.4.1. er mag geen geluiddempend materiaal van vezelige substantie worden aangewend in de delen van de geluiddemper waardoor gas stroomt;
3.4.2. met passende inrichtingen dient te worden verzekerd dat het geluiddempende materiaal van vezelige substantie gedurende de gehele gebruiksduur van de geluiddemper op zijn plaats blijft;
3.4.3. het geluiddempende materiaal van vezelige substantie moet bestand zijn tegen een temperatuur die ten minste 20 p.c. hoger ligt dan de bedrijfstemperatuur die kan voorkomen op de plaats waar dat materiaal in de geluiddemper is gebruikt.
Art. 9.2.2.§ 2. Geluid van de motorfietsen.
1. Voor de nieuwe voertuigen mag het in de hierna bepaalde omstandigheden voortgebrachte geluid de volgende niveaus niet overschrijden :
78 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud minder bedraagt of gelijk is aan 80 cm3;
80 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 80 cm3 bedraagt, zonder meer dan 125 cm3 te bedragen;
83 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 125 cm3 bedraagt, zonder meer dan 250 cm3 te bedragen;
85 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan waarvan de cylinderinhoud meer dan 350 cm3 bedraagt, zonder meer dan 500 cm3 te bedragen;
86 dB (A) voor de tweewielige motorfietsen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 500 cm3 bedraagt;
83 dB (A) voor de [1 driewielers]1.
2. Meting van het geluidsniveau.
2.1. De verificatie van de uiterste waarden van het geluidsniveau van de motorfietsen moet gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn 78/1015/EEG van 22 juli 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorrijwielen (1) of van het reglement nr. 41 van de Economische Commissie voor Europa te Genève betreffende de éénvormige voorschriften inzake goedkeuringen van motorrijwielen en inzake geluid (2).
2.2. Elk verzoek om verificatie moet door de constructeur of diens gevolmachtigde worden ingediend bij het Ministerie van Verkeerswezen, Bestuur van het Vervoer, Directie B1, Kantersteen 12, 1000 Brussel.
Zij moet vergezeld zijn van een inlichtingenformulier en een omstandige technische beschrijving van de goed te keuren motorfiets.
Voor eenzelfde type van motorfiets mag het verzoek om verificatie slechts in één Lid-Staat ingediend worden.
2.3. De verzoeker moet het bewijs leveren dat de eventuele onontbeerlijke proeven verricht werden in de door het Ministerie van Verkeerswezen erkende laboratoria.
2.4. Een verificatieattest waarvan model in bijlage 5, wordt verleend of geweigerd door de Minister van Verkeerswezen of diens gemachtigde naargelang het al dan niet overeenstemmen van het type motorfiets met de bepalingen van de betrokken richtlijn.
2.5. Elke motorfiets die in het verkeer wordt gebracht moet gelijkvormig blijven met het type motorfiets dat aan nazicht onderworpen werd.
Elke wijziging van een type motorfiets die het voorwerp uitmaakt van de in punt 2.4 bedoelde verificatie, alsmede de eventuele stopzetting van de productie, moet aan de Minister van Verkeerswezen of aan diens gemachtigde bekendgemaakt worden. Deze oordeelt dan of het een wijziging geldt die een nieuwe verificatie nodig heeft.
2.6. Op verzoek van de Minister van Verkeerswezen of van diens gemachtigde is de constructeur gehouden hem de motorfietsen of bestanddelen van motorfietsen of reeksuitrustingen waarvan het prototype het voorwerp van een vorige verificatie uitmaakte, ter beschikking te stellen voor proeven of gelijkvormigheidscontroles.
2.7. Het voor een type motorfiets verleende bewijs mag door de Minister van Verkeerswezen of diens gemachigde ingetrokken worden in geval die motorfiets niet meer in overeenstemming is met het goedgekeurde prototype.
2.8. Elke weigering of intrekking van een bewijs moet aan de constructeur of diens gevolmachtigde betekend worden en met redenen omkleed zijn. Binnen de acht werkdagen na de datum van de betekening, mag de constructeur of diens gevolmachtigde een aanvraag tot herziening indienen bij de Minister van Verkeerswezen. Deze laatste moet binnen de maand, die volgt op de datum van indiening van deze aanvraag, een beslissing nemen.
2.9. Daarenboven moet de constructeur of zijn gemachtigde op het raam van het motorrijwiel een metalen plaatje vasthechten met klinknagels of evenwaardig, dat leesbaar en onuitwisbaar het volgende vermeldt :
- de uitslag van de meting bij stilstand en het overeenkomstig toerental van de motor zoals vermeld in punt 5.2 van bijlage 5 bij dit besluit;
- merk en type van de geluiddemper;
- aantal ontstekingsimpulsen (per cylinder en per twee volledige toeren van de krukas). <KB 21-12-1983, art. 5, b>
----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§3, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Art. 9_2.2.VLAAMS_GEWEST. § 2. Geluid van de motorfietsen. 1. Voor de nieuwe voertuigen mag het in de hierna bepaalde omstandigheden voortgebrachte geluid de volgende niveaus niet overschrijden : 78 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud minder bedraagt of gelijk is aan 80 cm3; 80 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 80 cm3 bedraagt, zonder meer dan 125 cm3 te bedragen; 83 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 125 cm3 bedraagt, zonder meer dan 250 cm3 te bedragen; 85 dB (A) voor de motorfietsen op twee wielen met of zonder zijspan waarvan de cylinderinhoud meer dan 350 cm3 bedraagt, zonder meer dan 500 cm3 te bedragen; 86 dB (A) voor de tweewielige motorfietsen met of zonder zijspan, waarvan de cylinderinhoud meer dan 500 cm3 bedraagt; 83 dB (A) voor de [1 driewielers]1. 2. Meting van het geluidsniveau. 2.1. De verificatie van de uiterste waarden van het geluidsniveau van de motorfietsen moet gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn 78/1015/EEG van 22 juli 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorrijwielen (1) of van het reglement nr. 41 van de Economische Commissie voor Europa te Genève betreffende de éénvormige voorschriften inzake goedkeuringen van motorrijwielen en inzake geluid (2). 2.2. Elk verzoek om verificatie moet door de constructeur of diens gevolmachtigde worden ingediend bij [2 de goedkeuringsinstantie]2. Zij moet vergezeld zijn van een inlichtingenformulier en een omstandige technische beschrijving van de goed te keuren motorfiets. Voor eenzelfde type van motorfiets mag het verzoek om verificatie slechts in één Lid-Staat ingediend worden. 2.3. De verzoeker moet het bewijs leveren dat de eventuele onontbeerlijke proeven verricht werden in de door [2 de bevoegde Vlaamse instantie]2 erkende laboratoria. 2.4. Een verificatieattest waarvan model in bijlage 5, wordt verleend of geweigerd door de [2 de bevoegde Vlaamse instantie]2 naargelang het al dan niet overeenstemmen van het type motorfiets met de bepalingen van de betrokken richtlijn. 2.5. Elke motorfiets die in het verkeer wordt gebracht moet gelijkvormig blijven met het type motorfiets dat aan nazicht onderworpen werd. Elke wijziging van een type motorfiets die het voorwerp uitmaakt van de in punt 2.4 bedoelde verificatie, alsmede de eventuele stopzetting van de productie, moet aan de [2 de bevoegde Vlaamse instantie]2 bekendgemaakt worden. Deze oordeelt dan of het een wijziging geldt die een nieuwe verificatie nodig heeft. 2.6. Op verzoek van de [2 de bevoegde Vlaamse instantie]2 is de constructeur gehouden hem de motorfietsen of bestanddelen van motorfietsen of reeksuitrustingen waarvan het prototype het voorwerp van een vorige verificatie uitmaakte, ter beschikking te stellen voor proeven of gelijkvormigheidscontroles. 2.7. Het voor een type motorfiets verleende bewijs mag door de [2 de bevoegde Vlaamse instantie]2 ingetrokken worden in geval die motorfiets niet meer in overeenstemming is met het goedgekeurde prototype. 2.8. Elke weigering of intrekking van een bewijs moet aan de constructeur of diens gevolmachtigde betekend worden en met redenen omkleed zijn. Binnen de acht werkdagen na de datum van de betekening, mag de constructeur of diens gevolmachtigde een aanvraag tot herziening indienen bij de [2 Vlaamse minister]2. Deze laatste moet binnen de maand, die volgt op de datum van indiening van deze aanvraag, een beslissing nemen. 2.9. Daarenboven moet de constructeur of zijn gemachtigde op het raam van het motorrijwiel een metalen plaatje vasthechten met klinknagels of evenwaardig, dat leesbaar en onuitwisbaar het volgende vermeldt : - de uitslag van de meting bij stilstand en het overeenkomstig toerental van de motor zoals vermeld in punt 5.2 van bijlage 5 bij dit besluit; - merk en type van de geluiddemper; - aantal ontstekingsimpulsen (per cylinder en per twee volledige toeren van de krukas). <KB 21-12-1983, art. 5, b> ----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§3, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<BVR 2015-07-10/11, art. 46, 010; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art. 9.2.3.§ 3. 1. De bepalingen van 2°, § 1, zijn onmiddellijk van toepassing op de [1 lichte vierwielers]1.
2. Voor 1 januari 1983 zijn, op verzoek van de constructeur of zijn gemachtigde, de bepalingen van 2°, § 2, van dit artikel van toepassing in vervanging van de bepalingen van 1°, § 2.) <KB 16-12-1981, art. 7>
----------
(1)<KB 2010-04-20/05, art. 8,§2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Art. 9.3. [1 Bepalingen met betrekking tot elk nieuw voertuigtype dat wordt goedgekeurd vanaf 1 mei 2010.
§ 1. Het geluidsniveau van motorvoertuigen op twee of drie wielen gemeten in de omstandigheden en volgens de methodes die hierna zijn bepaald, mag de onderstaande grenswaarden niet overschrijden :
Voertuigen | Grenswaarden in dB(A) |
1. Bromfietsen op twee wielen | |
66 | |
71 | |
op drie wielen | 76 |
2. Motorfietsen | |
75 | |
77 | |
80 | |
3. Driewielers | 80 |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L1e-L7e | Alle voertuigen van categorie L | (1) lengte ≤ 4 000 mm of ≤ 3 000 mm voor een L6e-B-voertuig of ≤ 3 700 mm voor een L7e-C-voertuig, en (2) breedte ≤ 2 000 mm of ≤ 1 000 mm voor een L1e-voertuig of ≤ 1 500 mm voor een L6e-B- of een L7e-C-voertuig, en (3) hoogte ≤ 2 500 mm, en |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L1e | Licht gemotoriseerd voertuig op twee wielen | (4) twee wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een interne verbrandingsmotor met positieve ontsteking deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig, en (6) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig ≤ 45 km/h, en (7) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 4 000 W, en (8) maximummassa = technisch toelaatbare massa volgens opgave van de fabrikant, en |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L1e-A | Gemotoriseerd rijwiel | (9) fietsen met trappers, uitgerust met een hulpaandrijving met als hoofddoel trapondersteuning, en (10) aandrijfkracht van de hulpaandrijving wordt onderbroken bij voertuigsnelheid ≤ 25 km/h, en (11) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 1 000 W, en (12) een drie- of vierwielig gemotoriseerd rijwiel dat voldoet aan de aanvullende specifieke indelingscriteria (9) tot (11) worden beschouwd als technisch gelijkwaardig met een tweewielig L1e-A-voertuig en dienovereenkomstig ingedeeld. |
L1e-B | Bromfiets op twee wielen | (9) elk ander voertuig van categorie L1e dat niet ingedeeld kan worden volgens de criteria (9) tot (12) van een L1e-A-voertuig |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L2e | Bromfiets op 3 wielen | (4) drie wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een inwendige PI-verbrandingsmotor of cilinderinhoud ≤ 500 cm3 als een CI-verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig, en (6) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig ≤ 45 km/h, en (7) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 4 000 W, en (8) massa in rijklare toestand ≤ 270 kg, en (9) uitgerust met maximaal twee zitplaatsen, met inbegrip van de bestuurderszitplaats, en |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L2e -P | Bromfiets op drie wielen bestemd voor passagiersvervoer | (10) L2e-voertuig met uitzondering van deze die voldoen aan de specifieke indelingscriteria van een L2e-U-voertuig |
L2e -U | Bromfiets op drie wielen bestemd voor vrachtvervoer | (10) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan de volgende criteria voldoet: (a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak ≥ 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig, of (b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken, en (c) ontworpen met een laadvlak dat door een stijve afscheiding duidelijk gescheiden is van het voor de inzittenden bestemde gedeelte, en (d) het laadvlak biedt minimaal plaats aan een volume dat wordt vertegenwoordigd door een kubus met ribben van 600 mm |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L3e (2) | Motorfiets op twee wielen | (4) twee wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) maximummassa = technisch toelaatbare massa volgens opgave van de fabrikant, en (6) voertuig op twee wielen dat niet kan worden ingedeeld als categorie L1e. |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L3e-A1 | Motorfiets met laag vermogen | (7) cilinderinhoud ≤ 125 cm3, en (8) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 11 kW, en (9) vermogen (1) /gewichtsverhouding ≤ 0,1 kW/kg |
L3e-A2 | Motorfiets met middelhoog vermogen | (7) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 35 kW, en (8) vermogen (1) /gewichtsverhouding ≤ 0,2 kW/kg, en (9) niet afgeleid van een voertuig dat is uitgerust met een motor met meer dan het dubbele vermogen (1), en (10) L3e-A1-voertuig dat niet kan worden ingedeeld aan de hand van aanvullende indelingscriteria 7, 8 en 9 van een L3e-A1-voertuig |
L3e-A3 | Motorfiets met hoog vermogen | (7) elk ander L3e-voertuig dat niet ingedeeld kan worden volgens de indelingscriteria van subcategorie L3e-A1 of L3e-A2. |
Sub-subcategorieën | Naam van de sub-subcategorie | Indelingscriteria voor sub-subcategorie in aanvulling op indelingscriteria voor subcategorie L3e-A1-, L3e-A2- of L3e-A3-voertuigen |
L3e-AxE (x = 1, 2 of 3) | Enduro-motorfiets | (a) zithoogte ≥ 900 mm, en (b) vrije hoogte boven het wegdek ≥ 310 mm, en (c) totale overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling (primaire overbrengingsverhouding * secundaire overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling * eindoverbrengingsverhouding) ≥ 6,0, en (d) massa in rijklare toestand plus massa van de aandrijfbatterij in geval van elektrische of hybride elektrische aandrijving < 140 kg, en (e) geen passagierszitplaats |
L3e-AxT (x = 1, 2 of 3) | Trialbike | (a) zithoogte ≤ 700 mm, en (b) vrije hoogte boven het wegdek ≥ 280 mm, en (c) inhoud brandstoftank ≤ 4 liter, en (d) totale overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling (primaire overbrengingsverhouding * secundaire overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling * eindoverbrengingsverhouding d) ≥ 7,5, en (e) massa in rijklare toestand ≤ 100 kg, en (f) geen passagierszitplaats. |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L4e | Motorfiets op twee wielen met zijspan | (4) basismotorvoertuig dat voldoet aan de indelingscriteria voor categorie en subcategorie voor een L3e-voertuig, en (5) basismotorvoertuig is uitgerust met één zijspan, en (6) met maximaal vier zitplaatsen inclusief de bestuurder op de motorfiets met zijspan, en (7) maximaal twee passagierszitplaatsen in het zijspan, en (8) maximummassa = technisch toelaatbare massa volgens opgave van de fabrikant. |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L5e | Gemotoriseerde driewieler | (4) drie wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) massa in rijklare toestand ≤ 1 000 kg, en (6) voertuig op drie wielen dat niet kan worden ingedeeld als een L2e-voertuig, en |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L5e-A | Driewieler | (7) L5-voertuig uitgezonderd deze die aan de specifieke indelingscriteria voor een L5e-B-voertuig voldoen, en (8) met maximaal vijf zitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats. |
L5e-B | Bedrijfsdriewieler | (7) ontworpen als bedrijfsvoertuig en gekenmerkt door een gesloten bestuurders- en passagiersruimte die maximaal van drie zijden toegankelijk is, en (8) uitgerust met maximaal twee zitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats, en (9) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan de volgende criteria voldoet: (a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak ≥ 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig, of (b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, ontworpen voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken, en (c) ontworpen met een laadvlak dat door een stijve afscheiding duidelijk gescheiden is van het voor de inzittenden bestemde gedeelte, en (d) het laadvlak biedt minimaal plaats aan een volume dat wordt vertegenwoordigd door een kubus met ribben van 600 mm. |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L6e | Lichte vierwieler | (4) vier wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig ≤ 45 km/h, en (6) massa in rijklare toestand ≤ 425 kg, en (7) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor of cilinderinhoud ≤ 500 cm3 als een CI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig, en (8) uitgerust met maximaal twee zitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats, en |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L6e-A | Lichte quad voor gebruik op de weg | (9) L6e-voertuigen die niet voldoen aan de speciale indelingscriteria voor een L6e-B-voertuig, en (10) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 4 000 W. |
L6e-B | Lichte quadri-mobile | (9) gesloten bestuurders- en passagiersruimte die maximaal van drie zijden toegankelijk is, en (10) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 6 000 W, en |
Sub-subcategorieën | Naam van de sub-subcategorie | Indelingscriteria voor sub-subcategorie in aanvulling op indelingscriteria voor de subcategorie voor een L6e-B-voertuig |
L6e-BP | Lichte quadri-mobile voor personenvervoer | (11) L6e-B-voertuigen die voornamelijk voor personenvervoer zijn ontworpen, en (12) L6e-B-voertuigen met uitzondering van deze die voldoen aan het specifieke indelingscriterium voor L6e-BU-voertuig. |
L6e-BU | Lichte quadri-mobile voor vrachtvervoer | (11) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan de volgende criteria voldoet: (a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak ≥ 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig, of (b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken, en (c) ontworpen met een laadvlak dat door een stijve afscheiding duidelijk gescheiden is van het voor de inzittenden bestemde gedeelte, en (d) het laadvlak biedt minimaal plaats aan een volume dat wordt vertegenwoordigd door een kubus met ribben van 600 mm |
Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |
L7e | Zware vierwieler | (4) vier wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3, en (5) massa in rijklare toestand: (a) ≤ 450 kg voor personenvervoer; (b) ≤ 600 kg voor goederenvervoer, alsmede (6) L7e-voertuig dat niet kan worden ingedeeld als een L6e-voertuig, en |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L7e-A | Zware quad voor gebruik op de weg | (7) L7e-voertuigen die niet voldoen aan de specifieke indelingscriteria voor een L7e-B-voertuig of een L7e-C-voertuig, en (8) voertuig dat alleen voor personenvervoer ontworpen is, en (9) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 15 kW, en |
Sub-subcategorieën | Naam van de sub-subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor sub-subcategorie |
L7e-A1 | Zware A1-quad voor gebruik op de weg | (10) maximaal twee zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats, en (11) stuurstang.. |
L7e-A2 | Zware A2-quad voor gebruik op de weg | (10) L7e-A-voertuigen die niet voldoen aan de specifieke indelingscriteria voor een L7e-A1-voertuig, en (11) maximaal twee niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L7e-B | Zware terreinquad | (7) L7e-voertuigen die niet voldoen aan de specifieke indelingscriteria voor een L7e-C-voertuig, en (8) vrije hoogte boven het wegdek ≥ 180 mm, en |
Sub-subcategorieën | Naam van de sub-subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor sub-subcategorie |
L7e-B1 | Terreinquad | (9) maximaal twee zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats, en (10) uitgerust met een fietsstuur, en (11) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig ≤ 90 km/h, en (12) verhouding wielbasis tot vrije hoogte boven het wegdek ≤ 6. |
L7e-B2 | Side-by-side buggy | (9) L7e-B-voertuigen met uitzondering van L7e-B1-voertuigen, en (10) maximaal drie niet-zadelzitplaatsen waarvan er twee naast elkaar zijn geplaatst, inclusief de bestuurderszitplaats, en (11) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 15 kW, en (12) verhouding wielbasis tot vrije hoogte boven het wegdek ≤ 8. |
Subcategorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie |
L7e-C | Zware quadri-mobile | (7) L7e-voertuigen die niet voldoen aan de specifieke indelingscriteria voor L7e-B-voertuigen, en (8) nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen (1) ≤ 15 kW, en (9) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig ≤ 90 km/h, en (10) gesloten bestuurders- en passagiersruimte die maximaal van drie zijden toegankelijk is, en |
Sub-subcategorieën | Naam van de sub-subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor sub-subcategorie |
L7e-CP | Zware quadri-mobile voor personenvervoer | (11) L7e-C-voertuigen die niet voldoen aan de specifieke indelingscriteria voor een L7e-CU-voertuig, en (12) maximaal vier niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats. |
L7e-CU | Zware quadri-mobile voor vrachtvervoer | (11) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan de volgende criteria voldoet: (a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak ≥ 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig, of (b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, ontworpen voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken, en (c) ontworpen met een laadvlak dat door een stijve afscheiding duidelijk gescheiden is van het voor de inzittenden bestemde gedeelte, en (d) het laadvlak biedt minimaal plaats aan een volume dat wordt vertegenwoordigd door een kubus met ribben van 600 mm, en (12) maximaal twee niet-zadelzitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats. |
Nr. | Artikel | Onderwerp | <td colspan="14" valign="top">Voertuigcategorie||||||||||||||
L1e-A | L1e-B | L2e | L3e | L4e | L5e-A | L5e-B | L6e-A | L6e-B | L7e-A1 | L7e-A2 | L7e-B1 | L7e-B2 | L7e-C | |||
A | <td colspan="16" valign="top">VOORSCHRIFTEN VOOR MILIEU- EN AANDRIJVINGSPRESTATIES||||||||||||||||
1 | RE 134/2014 Bijlagen II tot IV, VI en VIII | milieutestprocedures met betrekking tot uitlaatemissies, verdampingsemissies, emissies van broeikasgassen, brandstofverbruik en referentiebrandstoffen | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) |
2 | RE 134/2014 Bijlage X | door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig, maximumkoppel, maximaal continu totaal motorvermogen voor aandrijving | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) |
3 | RE 134/2014 Bijlage IX | testprocedures met betrekking tot geluid | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A |
B | <td colspan="16" valign="top">VOORSCHRIFTEN INZAKE FUNCTIONELE VOERTUIGVEILIGHEID||||||||||||||||
1 | RE 3/2014 Bijlage II | geluidssignaalinrichtingen | N.v.t. | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) |
2 | RE 3/2014 Bijlage III | remsystemen, met inbegrip van antiblokkeersystemen en gecombineerde remsystemen | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) |
3 | RE 3/2014 Bijlage IV | elektrische veiligheid | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
4 | RE 3/2014 Bijlage V | verklaring fabrikant inzake naleving van voorschriften betreffende duurzaamheidstests van functionele veiligheidssystemen, voertuigdelen en uitrustingsstukken | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D |
5 | RE 3/2014 Bijlage VI | beschermingsstructuren aan de voor- en achterzijde | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B |
6 | RE 3/2014 Bijlage VII | ruiten | N.v.t. | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) |
ruitenwissers, ruitensproeiers | N.v.t. | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) ( f) | B(2) (f) | IF, B(2) (f) | B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | B(2) (f) | ||
ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen | N.v.t. | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | ||
7 | RE 3/2014 Bijlage VIII | door de bestuurder bediende bedieningsorganen, waaronder, identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters | N.v.t. | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) | A (h) |
8 | RE 3/2014 Bijlage IX | installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, met inbegrip van automatische in- en uitschakeling van lichten | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3 ) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) |
9 | RE 3/2014 Bijlage X | gezichtsveld naar achteren | N.v.t. | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3 ) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) |
10 | RE 3/2014 Bijlage XI | kantelbeveiligingsinrichtingen (ROPS) | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | A (k) | N.v.t. |
11 | RE 3/2014 Bijlage XII | verankeringen voor veiligheidsgordels en veiligheids-gordels | N.v.t. | N.v.t. | IF, A | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | A | IF, A | IF, A | IF, A | A | N.v.t. | A | A |
12 | RE 3/2014 Bijlage XIII | zitplaats (zadels en stoel) | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
13 | RE 3/2014 Bijlage XIV | bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
14 | RE 3/2014 Bijlage XV | montage van banden | X(1)(l) B(3)(m) | X(1)(l) B(3)(m) | X(1)(l) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1)(l) B(3)(m) | X(1)(l) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) | X(1) B(3)(m) |
15 | RE 3/2014 Bijlage XVI | plaatje dat de maximumsnelheidsbeperking van het voertuig aangeeft en de plaats daarvan op het voertuig | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | B | B | IF, B |
16 | RE 3/2014 Bijlage XVII | bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | N.v.t. | N.v.t. | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | N.v.t. | IF, B | N.v.t. | IF, B | IF, B |
17 | RE 3/2014 Bijlage XVIII | door de constructie begrensd nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen en/of door de constructie bepaalde snelheidsbegrenzing | <td colspan="3" valign="top">Max. vermogen: A (b)IF | IF | Max. vermogen: A (b) Snelheidsbegrenzing: A | Max. vermogen: A (b) Snelheidsbegrenzing: A | <td colspan="5" valign="top">Max. vermogen: A (b)||||||||||
18 | RE 3/2014 Bijlage XIX | integriteit van de voertuigstructuur | D (constructie conform EN 14764:2005) | D (constructie conform EN 14764:2005) | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D |
C | <td colspan="16" valign="top">CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR VOERTUIGEN EN ALGEMENE TYPEGOEDKEURINGSVOORSCHRIFTEN||||||||||||||||
1 | RE 44/2014 Bijlage II | maatregelen tegen manipulatie | B | B | B | B | B | N.v.t. | N.v.t. | B | B | B | B | B | B | B |
4 | RE 44/2014 Bijlage V | koppelinrichtingen en bevestigingen | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) |
5 | RE 44/2014 Bijlage VI | voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik | A (n) | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A |
6 | RE 44/2014 Bijlage VII | elektromagnetische compatibiliteit (EMC) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) | A (1) (2) |
7 | RE 44/2014 Bijlage VIII | uitstekende delen | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
8 | RE 44/2014 Bijlage IX | brandstofopslag | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) |
9 | RE 44/2014 Bijlage X | laadplatforms | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | C | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | IF, C | IF, C |
RE 44/2014 Bijlage XI | Massa's | |||||||||||||||
10 | RE 44/2014 Bijlage XI | afmetingen | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
11 | RE 44/2014 Bijlage XII | boorddiagnosesystemen | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
12 | RE 44/2014 Bijlage XIII | handgrepen en voetsteunen voor passagiers | N.v.t. | B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | B | N.v.t. | IF, B | IF, B | IF, B | IF, B | N.v.t. |
13 | RE 44/2014 Bijlage XIV | ruimte voor de kentekenplaat | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) | B (o) |
14 | RE 44/2014 Bijlage XV | reparatie- en onderhoudsinformatie | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
15 | RE 44/2014 Bijlage XVI | standaards | B (p) | B (p) | N.v.t. | B (p) | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
D | <td colspan="16" valign="top">ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN||||||||||||||||
RE 901/2014 | voorgeschreven plaat, markeringen en opschriften | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
Toelichting: | |
IF | "IF" betekent "indien gemonteerd". Indien het in de tabel bedoelde systeem of het in de tabel bedoelde onderdeel of de technische eenheid in het voertuig |
gemonteerd is, omdat de verplichting daartoe slechts geldt voor sommige van de in deze categorie vallende voertuigen, voldoet het aan de voorschriften in | |
de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Ook als de voertuigfabrikant er vrijwillig voor kiest het voertuig uit te rusten met het systeem | |
of het onderdeel of de technische eenheid, voldoet het aan de voorschriften in de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. | |
X | Volledige toepassing van de regelgeving. |
- er moet een typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
A | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- tenzij anders aangegeven, moet aan alle voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
B | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- tenzij anders aangegeven, moet aan alle voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten met akkoord van de typegoedkeuringsintantie door de fabrikant; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
C | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- ongeacht eventuele overgangsbepalingen moet alleen aan de technische voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst of de fabrikant worden uitgevoerd (zie de besluiten voor letter B); | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
D | Zoals voor besluiten onder de letters B en C, behalve dat een door de fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voldoende is. |
Er moet geen testrapport worden opgesteld. Zo nodig kan de typegoedkeuringsinstantie of technische dienst meer informatie of bewijsmateriaal verlangen. | |
(1) | Component(en) |
(2) | Voertuig |
(3) | Installatie |
N.v.t. | Niet van toepassing |
Toelichting: | |
(a) | Wanneer een motor van een andere fabrikant wordt gebruikt: |
- Categorieën L1e en L2e: Bijlage III van (EU) Verordening nr. 134/2014 | |
- Andere categorieën: Bijlage II en III van (EU) Verordening nr. 134/2014 | |
(b) | Meting van het vermogen: Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) |
Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft). | |
De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie. | |
(c) | Zelftesten: maximumontwerpsnelheid (L3-A3, L4e-A3 en L5e). |
(d) | Zelftesten: alleen de installatie. |
(e) | De montage van een geavanceerd remsysteem is niet verplicht. |
(f) | Voertuigen van deze categorie moeten met geschikte wis- en sproeivoorzieningen voor de voorruit zijn uitgerust. |
(g) | Voertuigen van deze categorie moeten met een geschikt ontdooiings- en ontwasemingssysteem voor de voorruit zijn uitgerust. |
(h) | Zelftesten: alleen de snelheidsmeter. |
(i) | Virtueel testen: alleen de afmetingen. |
(j) | Virtueel testen: alleen de installatie (VN/ECE Reglement nr. 81). |
(k) | Geen destructieve testen. Virtueel testen toegestaan voor individuele goedkeuringen. |
(l) | Op voertuigen van de categorieën L1e, L2e en L6e met een technisch toelaatbare maximummassa van ≤ 150 kg mogen banden met een sectiebreedte van ≤ 67 mm worden gemonteerd waarvoor geen typegoedkeuring is verleend. |
(m) | Virtueel testen: Alleen indien de vrije hoogte groter is dan 10 mm. |
(n) | Niet van toepassing voor voertuigen van categorie L1e met een rijklare massa ≤ 35 kg |
(o) | Zelftesten en virtueel testen. |
(p) | Zelftesten: alleen het blokkeersysteem voor de standaard overeenkomstig punt 2.5. |
Nr. | Onderwerp | <td colspan="14" valign="top">Voertuigcategorie|||||||||||||||
L1e-A | L1e-B | L2e | L3e | L4e | L5e-A | L5e-B | L6e-A | L6e-B | L7e-A1 | L7e-A2 | L7e-B1 | L7e-B2 | L7e-C | |||
A | <td colspan="16" valign="top">VOORSCHRIFTEN VOOR MILIEU- EN AANDRIJVINGSPRESTATIES||||||||||||||||
1 | RE 134/2014 Bijlagen II tot IV, VI en VIII | milieutestprocedures met betrekking tot uitlaatemissies, verdampingsemissies, emissies van broeikasgassen, brandstofverbruik en referentiebrandstoffen | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) | A (a) |
2 | RE 134/2014 Bijlage X | door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig, maximumkoppel, maximaal continu totaal motorvermogen voor aandrijving | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Koppel/max vermogen: A (b) (c) | Ontwerp- snelheid: A Koppel/max vermogen: A (b) (c) |
3 | RE 134/2014 Bijlage IX | testprocedures met betrekking tot geluid | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A | A |
B | <td colspan="16" valign="top">VOORSCHRIFTEN INZAKE FUNCTIONELE VOERTUIGVEILIGHEID||||||||||||||||
1 | RE 3/2014 Bijlage II | geluidssignaalinrichtingen | N.v.t. | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) | X(1) B(3) (d) |
2 | RE 3/2014 Bijlage III | remsystemen, met inbegrip van antiblokkeersystemen en gecombineerde remsystemen | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) | A (e) |
3 | RE 3/2014 Bijlage IV | elektrische veiligheid | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
4 | RE 3/2014 Bijlage V | verklaring fabrikant inzake naleving van voorschriften betreffende duurzaamheidstests van functionele veiligheidssystemen, voertuigdelen en uitrustingsstukken | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
5 | RE 3/2014 Bijlage VI | beschermingsstructuren aan de voor- en achterzijde | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C |
6 | RE 3/2014 Bijlage VII | ruiten | N.v.t. | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | IF, X(1) B(3) | X(1) B(3) |
ruitenwissers, ruitensproeiers | N.v.t. | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | B(2) (f) | IF, B(2) (f) | B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | IF, B(2) (f) | B(2) (f) | ||
ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen | N.v.t. | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | IF, B(2) (g) | B(2) (g) | ||
7 | RE 3/2014 Bijlage VIII | door de bestuurder bediende bedieningsorganen, waaronder, identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters | N.v.t. | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) | B (h) |
8 | RE 3/2014 Bijlage IX | installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, met inbegrip van automatische in- en uitschakeling van lichten | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) | X(1) B(3) (i) |
9 | RE 3/2014 Bijlage X | gezichtsveld naar achteren | N.v.t. | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) | X(1) B(3) (j) |
10 | RE 3/2014 Bijlage XI | kantelbeveiligingsinrichtingen (ROPS) | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | C (k) | N.v.t. |
11 | RE 3/2014 Bijlage XII | verankeringen voor veiligheidsgordels en veiligheids-gordels | N.v.t. | N.v.t. | IF, B (k) | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | B (k) | IF, B (k) | IF, B (k) | IF, B (k) | B (k) | N.v.t. | B (k) | B (k) |
12 | RE 3/2014 Bijlage XIII | zitplaats (zadels en stoel) | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C |
13 | RE 3/2014 Bijlage XIV | bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C |
14 | RE 3/2014 Bijlage XV | montage van banden | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) | X(1)(l) C(3)(m) |
15 | RE 3/2014 Bijlage XVI | plaatje dat de maximumsnelheidsbeperking van het voertuig aangeeft en de plaats daarvan op het voertuig | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | C | C | IF, C |
16 | RE 3/2014 Bijlage XVII | bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig | N.v.t. | N.v.t. | IF, C (k) | N.v.t. | N.v.t. | IF, C (k) | IF, C (k) | IF, C (k) | IF, C (k) | N.v.t. | IF, C (k) | N.v.t. | IF, C (k) | IF, C (k) |
17 | RE 3/2014 Bijlage XVIII | door de constructie begrensd nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen en/of door de constructie bepaalde snelheidsbegrenzing | <td colspan="3" valign="top">Max. vermogen: A (b)IF | IF | Max. vermogen: A (b) Snelheidsbegrenzing: A | Max. vermogen: A (b) Snelheidsbegrenzing: A | <td colspan="5" valign="top">Max. vermogen: A (b)||||||||||
18 | RE 3/2014 Bijlage XIX | integriteit van de voertuigstructuur | D (constructie conform EN 14764:2005) (n) | D (constructie conform EN 14764:2005) (n) | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D | D |
C | <td colspan="16" valign="top">CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR VOERTUIGEN EN ALGEMENE TYPEGOEDKEURINGSVOORSCHRIFTEN||||||||||||||||
1 | RE 44/2014 Bijlage II | maatregelen tegen manipulatie | C | C | C | C | C | N.v.t. | N.v.t. | C | C | C | C | C | C | C |
4 | RE 44/2014 Bijlage V | koppelinrichtingen en bevestigingen | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) | IF, X(1) C(3) |
5 | RE 44/2014 Bijlage VI | voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik | C (o) | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C |
6 | RE 44/2014 Bijlage VII | elektromagnetische compatibiliteit (EMC) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) | A(1)(2) |
7 | RE 44/2014 Bijlage VIII | uitstekende delen | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C |
8 | RE 44/2014 Bijlage IX | brandstofopslag | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) | IF, A(1) B(3) |
9 | RE 44/2014 Bijlage X | laadplatforms | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | C | N.v.t. | IF, C | N.v.t. | N.v.t. | IF, C | IF, C | IF, C |
RE 44/2014 Bijlage XI | Massa's | |||||||||||||||
10 | RE 44/2014 Bijlage XI | Afmetingen | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
11 | RE 44/2014 Bijlage XII | boorddiagnosesystemen | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C |
12 | RE 44/2014 Bijlage XIII | handgrepen en voetsteunen voor passagiers | N.v.t. | C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | C | N.v.t. | IF, C | IF, C | IF, C | IF, C | N.v.t. |
13 | RE 44/2014 Bijlage XIV | ruimte voor de kentekenplaat | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) | C (p) |
14 | RE 44/2014 Bijlage XV | reparatie- en onderhoudsinformatie | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
15 | RE 44/2014 Bijlage XVI | standaards | C (q) | C (q) | N.v.t. | C (q) | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
D | ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN | |||||||||||||||
- | RE 901/2014 | voorgeschreven plaat, markeringen en opschriften | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B | B |
Toelichting: | |
IF | "IF" betekent "indien gemonteerd". Indien het in de tabel bedoelde systeem of het in de tabel bedoelde onderdeel of de technische eenheid in het voertuig |
gemonteerd is, omdat de verplichting daartoe slechts geldt voor sommige van de in deze categorie vallende voertuigen, voldoet het aan de voorschriften in | |
de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Ook als de voertuigfabrikant er vrijwillig voor kiest het voertuig uit te rusten met het systeem | |
of het onderdeel of de technische eenheid, voldoet het aan de voorschriften in de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. | |
X | Volledige toepassing van de regelgeving. |
- er moet een typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
A | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- tenzij anders aangegeven, moet aan alle voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
B | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- tenzij anders aangegeven, moet aan alle voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten met akkoord van de typegoedkeuringsintantie door de fabrikant; | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
C | Toepassing van de regelgeving als volgt: |
- ongeacht eventuele overgangsbepalingen moet alleen aan de technische voorschriften van de regelgeving worden voldaan; | |
- er moet geen typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven; | |
- de tests en controles moeten door de technische dienst of de fabrikant worden uitgevoerd (zie de besluiten voor letter B); | |
- een testrapport moet worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen; | |
- de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd. | |
D | Zoals voor besluiten onder de letters B en C, behalve dat een door de fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voldoende is. |
Er moet geen testrapport worden opgesteld. Zo nodig kan de typegoedkeuringsinstantie of technische dienst meer informatie of bewijsmateriaal verlangen. | |
(1) | Component(en) |
(2) | Voertuig |
(3) | Installatie |
Toelichting: | |
(a) | Wanneer een motor van een andere fabrikant wordt gebruikt: |
- Categorieën L1e en L2e: Bijlage III van (EU) Verordening nr. 134/2014 | |
- Andere categorieën: Bijlage II en III van (EU) Verordening nr. 134/2014 | |
(b) | Meting van het vermogen: Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) |
Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft). | |
De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie. | |
(c) | Zelftesten: maximumontwerpsnelheid (L3-A3, L4e-A3 en L5e). |
(d) | Zelftesten: alleen de installatie. |
(e) | De montage van een geavanceerd remsysteem is niet verplicht. |
(f) | Voertuigen van deze categorie moeten met geschikte wis- en sproeivoorzieningen voor de voorruit zijn uitgerust. |
(g) | Voertuigen van deze categorie moeten met een geschikt ontdooiings- en ontwasemingssysteem voor de voorruit zijn uitgerust. |
(h) | Zelftesten: alleen de snelheidsmeter. |
(i) | Virtueel testen: alleen de afmetingen. |
(j) | Virtueel testen: alleen de installatie (VN/ECE Reglement nr. 81). |
(k) | Geen destructieve testen. Virtueel testen toegestaan voor individuele goedkeuringen. |
(l) | Op voertuigen van de categorieën L1e, L2e en L6e met een technisch toelaatbare maximummassa van ≤ 150 kg mogen banden met een sectiebreedte van ≤ 67 mm worden gemonteerd waarvoor geen typegoedkeuring is verleend. |
(m) | Virtueel testen: Alleen indien de vrije hoogte groter is dan 10 mm. |
(n) | Naleving van de punten 1.1.1. en 1.1.2. van Bijlage XIX van (EU) Verordening nr. 3/2014. |
(o) | Niet van toepassing voor voertuigen van categorie L1e met een rijklare massa ≤ 35 kg |
(p) | Zelftesten en virtueel testen. |
(q) | Zelftesten: alleen het blokkeersysteem voor de standaard overeenkomstig punt 2.5. |
Voertuig(sub)categorie | Naam van de voertuig(sub)categorie | Kleine series (per jaar op de markt aangeboden, geregistreerde en in het verkeer gebrachte eenheden voor elk type) |
L1e-A | Gemotoriseerd rijwiel | 50 |
L1e-B | Bromfiets op twee wielen | |
L2e | Bromfiets op drie wielen | |
L3e | Motorfiets op twee wielen | 75 |
L4e | Motorfiets op twee wielen met zijspan | 150 |
L5e-A | Driewieler | 75 |
L5e-B | Bedrijfsdriewieler | 150 |
L6e-A | Lichte quad voor gebruik op de weg | 30 |
L6e-B | Lichte quadri-mobile | 150 |
L7e-A | Zware quad voor gebruik op de weg | 30 |
L7e-B | Zware terreinquad | 50 |
L7e-C | Zware quadri-mobile | 150 |