Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JANUARI 1973. - Koninklijk besluit betreffende de lijkverbranding. (NOTA 2 : Opgeheven - met uitzondering van art. 8, lid 7 en 11 - voor de Vlaamse gemeenschap bij BVR 2004-05-14/38, art. 49, 1°; Inwerkingtreding : 01-07-2004) (NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest, met uitzondering van artikel 8, zevende lid, bij BWG2009-10-29/15, art.46, 1° , 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-1990 en tekstbijwerking tot 24-11-2009)



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1990000384  1999000726  2001000920  2001001173  2002000036  2004036010  2009205360 



Artikels:

Artikel 1. (Opgeheven) <KB 2001-11-26/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 15-12-2001>

Art.2. Elk verlof tot verbranding wordt in de volgorde van de verrichting geklasseerd.
  (Lid 2 opgeheven) <KB 2001-09-05/74, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 09-11-2002>

Art.3. Degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien en een verwante van de overledene mogen de verbranding bijwonen.

Art.4. Handvatten en andere niet houten belegsels worden weggenomen vooraleer de kist in de verbrandingskamer wordt gebracht.
  Een vuurvast voorwerp waarop het volgnummer van de verbranding voorkomt, wordt met de kist in de oven gebracht.

Art.5. Nadat het metaal is verwijderd, wordt de as fijngemalen.
  De burgemeester van de gemeente waar de bij het crematorium gelegen begraafplaats zich bevindt, kan in geval van overmacht de overgifte van de as uitstellen.

Art.6. (Wanneer de as op de gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaats begraven moet worden, wordt de as samen met het in artikel 4 bedoelde vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die hermetisch gesloten wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat.) <KB 2001-12-30/33, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>
  (In geval van begraving van de as op de gemeentelijke of de intergemeentelijke begraafplaats stelt respectievelijk de gemeenteraad of de intercommunale de oppervlakte van de kuilen vast.) <KB 2001-12-30/33, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>
  (Wanneer de as op een andere plaats dan de begraafplaats begraven of bewaard moet worden, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die verzegeld wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat.) <KB 2001-12-30/33, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>

Art.7. § 1. Het columbarium kan uit open of uit gesloten nissen bestaan.
  Het bepaalde in de artikelen 6, 7, en 8 van de wet van 20 juli 1971 is erop van toepassing.
  § 2. De in een columbarium bij te zetten as wordt samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die hermetisch gesloten wordt en waarop (de naam van de overledene, de datum van zijn overlijden en het volgnummer van de verbranding vermeld staan). <KB 2001-12-30/33, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001; NOTA : Justel heeft de wijziging aangepast aan de werkelijke vorm van het Nederlands origineel.>
  Zijn de nissen open, dan wordt de asurn geborgen in een uit duurzame stof vervaardigde sierurn, waarvan vorm, afmetingen om materieel door de gemeenteraad worden bepaald. (De sierurn wordt bevestigd in de nis na hermetisch te zijn afgesloten. De naam van de overledene, de datum van zijn overlijden en het volgnummer van de verbranding staat erop vermeld.) <KB 2001-12-30/33, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>

Art.8. (Wanneer de as verstrooid moet worden op een gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaats, geschiedt dit op een perceel voor het onderhoud waarvan respectievelijk de gemeente of de intercommunale instaat.) <KB 2001-12-30/33, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>
  (Wanneer de as verstrooid moet worden op een andere plaats dan op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee of de begraafplaats, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die verzegeld wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat.) <KB 2001-12-30/33, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001>
  De verstrooiing geschiedt door middel van een daartoe bestemd toestel, dat alleen door de daartoe aangestelde bediend wordt.
  Wanneer de verstrooiing op de bij het crematorium gelegen begraafplaats onmiddellijk na de verbranding plaatsvindt, wordt de as in het voor de verstrooiing dienende toestel gedaan.
  Wanneer de verstrooiing op de begraafplaats om uitzonderlijke redenen moet worden uitgesteld, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp bewaard in een gesloten bus.
  Wanneer de verstrooiing op een andere begraafplaats, (...) of in het buitenland moet geschieden, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die hermetisch gesloten wordt en waarop het volgnummer van de verbranding vermeld staat. <KB 1999-08-31/58, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 09-11-1999>
  As die na drie maanden niet is afgehaald, wordt overeenkomstig het eerste en het tweede lid verstrooid op de begraafplaats waar zich het crematorium bevindt.
  (Wanneer de verstrooiing in zee geschiedt, wordt de as geborgen in een urn die uit in water oplosbare materialen moet bestaan en conform artikel 16, § 3, (iv), van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder rechtsbevoegdheid van België, moet zijn. De urn wordt aan de buitenzijde verzegeld en het volgnummer van de crematie wordt door middel van een stempel op de buitenkant aangebracht.) <KB 1999-08-31/58, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 09-11-1999>

Art.9. <KB 2001-12-30/33, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2001> De begraving, berging in een columbarium of verstrooiing van de as op de gemeentelijke of de intergemeentelijke begraafplaats wordt opgetekend in een register dat bijgehouden wordt door respectievelijk de gemeente of de intercommunale op de begraafplaats waarvan ze plaatsgevonden hebben.

Art.10. Degene die bevoegt is om in de lijkbezorging te voorzien, beslist in voorkomend geval over de wijze waarop de asurn zal worden overgebracht en ziet toe dat dit volgens de eisen van de welvoeglijkheid geschiedt.
  Voor de overbrenging is verlof vereist als voor lijkenvervoer.

Art.11. Het koninkijk besluit van 17 oktober 1932 tot uitvoering van de wet van 21 maart 1932 waarbij de lijkverbranding wordt toegelaten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1939, wordt opgeheven.

Art. 12. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.