26 APRIL 1973. - Ministerieel besluit ter uitvoering van het koninklijk besluit van 25 september 1972 houdende regelen omtrent de inlichting van de ondernemingsraden, ter uitvoering van artikel 37, lid 2 en lid 3, van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie.
Art. 1-5
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. De onderneming die staatshulp genoten heeft krachtens de wet van 30 december 1970 licht de betrokken ondernemingsraad (raden) in, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 25 september 1972. De inlichting heeft betrekking tot de gegevens welke in het bij onderhavig besluit gevoegd formulier voorkomen.
Art.2. De onderneming voegt bij haar aanvraag van de staatshulp het in vorig artikel bedoeld formulier, waarvan ze het eerste gedeelte moet invullen. Indien de bedrijfsleider oordeelt, dat bepaalde gegevens van de inlichting de ondernemingsraad niet hoeven medegedeeld of dat deze mededeling moet worden uitgesteld, wijst hij hierop in een behoorlijk met redenen omklede bijgevoegde nota.
Art.3. Het formulier waarvan het tweede gedeelte door de overheid die de tegemoetkoming heeft verleend, wordt ingevuld, wordt door haar bij het exemplaar van de tegemoetkomingsbeslissing of van het tegemoetkomingscontract gevoegd, dat ze aan de bedrijfsleider en aan de secretaris van de betrokken ondernemingsraad of -raden stuurt. Te dezer gelegenheid spreekt de overheid zich uit over de door de bedrijfsleider gebeurlijk aangevoerde beweegredenen ter verantwoording van de niet-mededeling van bepaalde inlichtingen.
Art.4. De periodieke inlichting waartoe de bedrijfsleider bij toepassing van artikel 9, 1ste lid van het koninklijk besluit van 25 september 1972 gehouden is, moet in de bij artikel 2, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit bepaalde vorm worden gegeven en maakt het voorwerp uit van de bij artikel 4 ervan bedoelde mededeling.
Art.5. Onderhavig besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage. Formulier omtrent de inlichting van de ondernemingsraden.
EERSTE DEEL (AAN TE VULLEN DOOR HET ONDERNEMINGSHOOFD)
1. Benaming van de onderneming :
2. Technische bedrijfseenheid (eenheden) waarop de aanvraag om staatstussenkomst betrekking heeft (hebben) (juiste localisatie) <Voor de investeringen in materieel, de onderdelen van de technische bedrijfseenheid desnoods nader bepalen>:
3. Werd in de schoot van het bedrijf een ondernemingsraad opgericht?
Werd in de door de aanvang bedoelde bedrijfseenheid (eenheden) een ondernemingsraad opgericht?
In voorkomend geval, de naam van de secretaris(sen) van de ondernemingsraad(raden) aanduiden evenals het adres waarop de briefwisseling hem (hen) dient te worden toegestuurd.
4. Aard en bedrag van de investeringen :
aankoop van gronden:
op te richten gebouwen:
in te richten gebouwen:
aan te kopen gebouwen:
aankoop van materieel:
nieuw:
tweedehands:
immateriële investeringen:
bedrijfskapitaal:
5. Omstandige opgave van de bijzondere posten van het onder punt 4 aangegeven investeringsprogramma:
6. Eventueel ruimer programma waarvan onderhavig project slechts een fase uitmaakt:
7. Doel der investeringen:
a) oprichting, uitbreiding, modernisering, omschakeling van de onderneming;
b) hernieuwing van de bestaande outillage;
c) eventueel het op gang brengen van een, voor de onderneming, nieuwe activiteit.
In bevestigend geval, dewelke?
8. Verwezenlijking van het programma binnen de termijn en datum voorzien voor de afwerking:
9. Financieringsprogramma (in 1 000 F):
eigen middelen:
krediet (aangevraagd bedrag met vermelding van de interveniërende instelling):
obligatielening (bedrag met opgave van haar modaliteiten):
andere eventuele modaliteiten:
10. Zakelijk te verwachten weerslag van de investeringen (met aanduiding van de voorziene termijnen):
a) op de produktie (in fysische eenheden of in waarde);
b) op de tewerkstelling (onderverdeling conform art. 5 collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9).......,De aanvrager(s)
TWEEDE DEEL (AAN DE ADMINISTRATIE VOORBEHOUDEN)
1. Verleende tegemoetkomingen (met alle bijzonderheden) :
2. Bijzondere voorwaarden die eventueel aan de onderneming werden opgelegd:
3. Andere controlemaatregelen dan deze algemeen voorzien door de reglementering ter zake:
4. Verband tussen het investeringsontwerp en de sectoriële en gewestelijke doelstellingen van het Plan (als dit verband nauwkeurig kan worden bepaald):