Details





Titel:

1 JULI 1949. - [Besluit van de Regent betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders]. <Opschrift vervangen door KB2014-01-20/14, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-07-2007 en tekstbijwerking tot 10-10-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 1-3, 3bis, 4-5
HOOFDSTUK II. - WERVINGSVOORWAARDEN.
Art. 6-9
HOOFDSTUK III.
Art. 10, 10bis, 10ter, 11-16, 16bis
HOOFDSTUK IV. - BEZOLDIGING.
Art. 17-18, 18bis, 18ter, 18quater, 18quinquies, 19-30
HOOFDSTUK V.
Afdeling I.
Art. 31
Afdeling Ibis.
Art. 31bis, 31ter
Afdeling II.
Art. 32-35
Afdeling IIbis.
Art. 35bis, 35ter
Afdeling III.
Art. 36-38
Afdeling IV.
Art. 39, 39bis, 40-46
HOOFDSTUK VI.
Afdeling I.
Art. 47, 47bis
Afdeling II.
Art. 48-50
Afdeling III.
Art. 51-53
Afdeling IV.
Onderafdeling I.
Art. 54-55
Onderafdeling II.
Art. 56
Onderafdeling III.
Art. 56bis, 56ter, 56quater
Afdeling V.
Art. 56quinquies, 56sexies
Afdeling VI.
Art. 56septies, 56octies
Afdeling VII.
Onderafdeling I.
Art. 56novies
Onderafdeling II.
Art. 56decies, 56undecies
Onderafdeling III.
Art. 56duodecies
HOOFDSTUK VII. [1 - VASTHEID VAN BETREKKING VOOR DE DEFINITIEF AANGENOMEN BEDIENDEN.]1
Art. 57
HOOFDSTUK VIIbis. [1 - AFDANKING.]1
Art. 58-63
HOOFDSTUK VIII. - KAMER VAN BEROEP.
Art. 64-73
HOOFDSTUK IX. - VERLOF - AFWEZIGHEID.
Art. 74-78
HOOFDSTUK IXbis. - SYNDICAAL STATUUT.
Art. 79-82
HOOFDSTUK X. [1 - PLICHTEN VAN DE CONTRACTUELE BEDIENDEN.]1
Art. 83-85
HOOFDSTUK XI. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE BEDIENDEN, LEDEN VAN HET RIJKSPERSONEEL. (opgeheven) <KB 2007-06-19/37, art. 48; Inwerkingtreding : 10-07-2007; zie nochtans KB 2007-06-19/37, art. 93>
Art. 86-87
HOOFDSTUK XII. - SLOTBEPALINGEN.
Art. 88-101



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1.[1 Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
   1° wet van 11 december 2006 : wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
   2° geïntegreerde rijksambtenaren : de bedienden van de hypotheekbewaarders die werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
   3° stagiairs: de tijdelijke bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
   4° tijdelijke bediende : de bediende die werd in dienst genomen overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
   5° contractuele bedienden: de definitief aangenomen bedienden, de stagedoende bedienden, alsook de andere personeelsleden die werden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst;
   6° definitief aangenomen bedienden :
   a) de contractuele bedienden die definitief werden aangenomen in uitvoering van artikel 12 zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en niet werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
   b) de contractuele bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van artikel 11, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en die na hun stage te hebben volbracht niet hebben ingestemd met een benoeming als rijksambtenaar en benoemd werden tot definitief aangenomen bediende, ter uitvoering van artikel 2, § 2, 4e lid van het koninklijk besluit van 20 januari 2014 tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
   7° stagedoende bedienden : de bedienden die tot de stage werden toegelaten overeenkomstig artikel 11 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
   8° personeel: de geïntegreerde rijksambtenaren, stagiairs en contractuele bedienden.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-20/14, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.2.[1 De betrekkingen tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en de contractuele bedienden die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen onder het toepassingsgebied vielen van onderhavig besluit, worden beheerst door de bepalingen van dit besluit, indien deze voordeliger zijn dan de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bepalingen geldend voor het contractueel personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-09-26/05, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.3.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 3bis.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.4.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.5.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

HOOFDSTUK II. - WERVINGSVOORWAARDEN.
Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.7.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.8. (...) <KB 2001-10-09/34, art. 6, Inwerkingtreding : 01-11-2001>

Art.9. (...) <KB 2001-10-09/34, art. 7, Inwerkingtreding : 01-11-2001>

HOOFDSTUK III.   
Art.10.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 10bis.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 10ter.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.11.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.12.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.13.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.15.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 16bis.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

HOOFDSTUK IV. - BEZOLDIGING.
Art.17.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.18.<KB 2007-06-19/37, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2007; zie nochtans KB 2007-06-19/37, art. 93> [1 § 1.]1 [2 Behoudens andersluidende bepalingen van dit besluit, worden voor de vaststelling van hun wedde, toelagen en vergoedingen de contractuele bedienden [3 ...]3 gelijkgesteld met de personeelsleden van het Federaal Openbaar Ambt die titularis zijn van een gemene graad of met personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën die titularis zijn van een bijzondere graad, zoals hierna is bepaald :
   1° de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden, respectievelijk met de stagiairs en de vastbenoemde ambtenaren;
   2° de contractuele bedienden niet vermeld onder 1° met de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden bij de Federale Overheidsdienst Financiën.]2
  § 1bis. [3 ...]3.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2013-09-12/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2014-01-20/14, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (3)<KB 2016-09-26/05, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art. 18bis.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 18ter.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 18quater.
  <Opgeheven bij KB 2013-09-12/09, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 18quinquies.
  <Opgeheven bij KB 2013-09-12/09, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.19.[1 De contractuele bedienden of hun rechthebbenden ontvangen dezelfde toelagen, vergoedingen, premies, pensioenen en andere voordelen als de personeelsleden met wie zij, overeenkomstig artikel 18 gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.
   Ingeval de contractuele bedienden of hun rechthebbenden op enig voordeel aanspraak kunnen maken krachtens de bepalingen die van toepassing zijn op de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden, wordt aan de bedienden of hun rechthebbenden alleen het aanvullende bedrag uitgekeerd, zodat zij een even gunstige regeling genieten als diegene die geldt voor de personeelsleden met wie zij gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-09-26/05, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.20. (...) <KB 19-09-1962>

Art.21. (...) <KB 19-09-1962>

Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.23.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.24. (...) <KB 19-09-1962>

Art.25.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.26.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2016>

Art.27.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.28. (...) <KB 2001-10-09/34, art. 12, 1°, Inwerkingtreding : 01-11-2001>

Art.29. (...) <KB 2001-10-09/34, art. 12, 2°, Inwerkingtreding : 01-11-2001>

Art.30. (...) <KB 2001-10-09/34, art. 12, 2°, Inwerkingtreding : 01-11-2001>

HOOFDSTUK V.   
Afdeling I.   
Art.31.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Afdeling Ibis.   
Art. 31bis.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art. 31ter.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Afdeling II.   
Art.32.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.33.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/14, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.34. (opgeheven) <KB 2007-06-19/37, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2007; zie nochtans KB 2007-06-19/37, art. 93>

Art.35. (opgeheven) <KB 2007-06-19/37, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2007; zie nochtans KB 2007-06-19/37, art. 93>

Afdeling IIbis.   Art. 35bis.     Art. 35ter.     Afdeling III.      Art. 36.     Art. 37.     Art. 38. (opgeheven)   Afdeling IV.      Art. 39.     Art. 39bis. (...)   Art. 40. (opgeheven)   Art. 41.     Art. 42.     Art. 43. (opgeheven)   Art. 44.     Art. 45. (...)   Art. 46. (...)   HOOFDSTUK VI.      Afdeling I.      Art. 47.     Art. 47bis.     Afdeling II.      Art. 48.     Art. 49.     Art. 50.     Afdeling III.      Art. 51.     Art. 52.     Art. 53.     Afdeling IV.      Onderafdeling I.      Art. 54.     Art. 55.     Onderafdeling II.      Art. 56.     Onderafdeling III.      Art. 56bis.     Art. 56ter.     Art. 56quater.     Afdeling V.      Art. 56quinquies.     Art. 56sexies.     Afdeling VI.      Art. 56septies.     Art. 56octies.     Afdeling VII.      Onderafdeling I.      Art. 56novies.     Onderafdeling II.      Art. 56decies.     Art. 56undecies.     Onderafdeling III.      Art. 56duodecies.     HOOFDSTUK VII. [1 - VASTHEID VAN BETREKKING VOOR DE DEFINITIEF AANGENOMEN BEDIENDEN.]1  ----------  (1)   Art. 57.[1 De arbeidsovereenkomst van de definitief aangenomen bediende kan [2 ...]2 slechts eenzijdig worden beëindigd :   1° om een dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;   2° [2 in uitvoering van artikel 34 van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt;]2   3° [2 indien de bediende niet langer de voorwaarden vervult vermeld in artikel 16, § 1, 2°, 3° en 5°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;]2   4° naar aanleiding van een inbreuk op artikel 84;   5° om een ernstige fout of tekortkoming van de bediende die de professionele samenwerking onmogelijk maakt.  [2 ...]2]1  ----------  (1)   (2)   HOOFDSTUK VIIbis. [1 - AFDANKING.]1  ----------  (1)   Art. 58.     Art. 59.     Art. 60.     Art. 61.     Art. 62.     Art. 63.     HOOFDSTUK VIII. - KAMER VAN BEROEP.  Art. 64.[1 § 1. Er wordt een Kamer van beroep ingesteld die als opdracht heeft om een met reden omkleed advies te geven met betrekking tot de beroepen die werden ingediend door een geëvalueerde, tegen een beschrijvend evaluatieverslag en de hem toegekende vermelding.   § 2. [2 ...]2.]1  ----------  (1)   (2)   Art. 65. De Kamer van beroep zetelt te Brussel. Zij omvat een Nederlandse en een Franse afdeling, elk samengesteld uit :  1° een (...) voorzitter;   2° [1 bijzitters door de syndicale organisaties, die [2 representatief zijn binnen het sectorcomité II - Financiën]2, aangesteld onder het personeel dat minstens 35 jaar oud is en minstens vijftien jaar dienst telt, tegen één werkende bijzitter en één plaatsvervangende bijzitter per organisatie]1;  3° [1 een aantal werkende en plaatsvervangende bijzitters gelijk aan het aantal bijzitters bedoeld in 2°, dat wordt aangesteld onder de ambtenaren van :   - de centrale diensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;   - de buitendiensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.   De bijzitters dienen minstens 35 jaar oud te zijn en vijftien jaar dienst te tellen]1;  4° een griffier-verslaggever en een plaatsvervanger die niet stemgerechtigd zijn.  De voorzitter, de bijzitters bedoeld onder 3°, de griffier-verslaggever en zijn plaatsvervanger, worden door (de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie) aangesteld.   [2 ...]2.  ----------  (1)   (2)   Art. 66.[1 Elke afdeling beraadslaagt geldig wanneer ten miste de helft van haar leden aanwezig is.   Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is wijzen de bijzitters bedoeld in artikel 65, 3°, een van hen aan als voorzitter van de zitting.   Wanneer het aantal door de overheid aangewezen leden en het aantal door de syndicale organisaties aangewezen leden niet gelijk is, wordt de pariteit hersteld door loting. De voorzitter neemt niet deel aan de loting.   Wanneer het quorum niet bereikt werd, beraadslaagt de afdeling op de volgende zitting van het dossier, ongeacht het aantal aanwezigen. De voorzitter kan echter beslissen de beslissing uit te stellen tot een derde en laatste zitting van de afdeling.   De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bepaalt de voorzitter de strekking van het advies.]1  ----------  (1)   Art. 67.[1 Een lid van de Kamer van beroep kan enkel zetelen indien het op geen enkele wijze heeft deelgenomen aan de toekenning van de evaluatievermelding [2 ...]2.   Het personeelslid en zijn hypotheekbewaarder worden ambtshalve opgeroepen om gehoord te worden.]1  ----------  (1)   (2)   Art. 68.[1 § 1. De geëvalueerde [2 ...]2 verschijnt in eigen persoon; hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze; hij mag zich niet laten vertegenwoordigen.   De verdediger mag op geen enkele manier deel uitmaken van de Kamer van beroep.   § 2. De Kamer van beroep beraadslaagt zonder het personeelslid te horen, op basis van alleen het beroepsdossier, wanneer het personeelslid niet geantwoord heeft op de eerste en tweede oproeping.   § 3. De afwezigheid van de hypotheekbewaarder belet de Kamer van beroep niet te beraadslagen.]1  ----------  (1)   (2)   Art. 69.     Art. 70.[1 Het advies van de Kamer van beroep met betrekking tot een toegekende evaluatievermelding, bestaat hetzij uit een voorstel van andere vermelding, hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding.   De voorzitter van de afdeling deelt het advies binnen de vijftien werkdagen mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en aan de geëvalueerde.]1  ----------  (1)   Art. 71.[1 Indien de Kamer van beroep heeft voorgesteld de vermelding te wijzigen, neemt de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie de beslissing hetzij de vermelding te wijzigen overeenkomstig het advies van de Kamer, hetzij de oorspronkelijke vermelding te bevestigen, of wel een andere vermelding toe te kennen. Hij deelt zijn beslissing aan de geëvalueerde mee binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.   Indien de Kamer heeft voorgesteld de vermelding te behouden, wordt deze definitief. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie brengt de geëvalueerde hiervan onmiddellijk op de hoogte en deelt hem het advies mee.]1  ----------  (1)   Art. 72.     Art. 73.(De reiskosten en de dagelijkse vergoedingen wegens reis- en verblijfkosten worden [1 ...]1 aan de bijzitters en aan de verdediger betaald overeenkomstig het tarief dat in de Federale Overheidsdienst Financiën van toepassing is inzake beroep vóór de departementale Raad van beroep.)   Hetzelfde geldt voor de betrokken bediende indien het advies van de Kamer van beroep hem gunstig is.  ----------  (1)   HOOFDSTUK IX. - VERLOF - AFWEZIGHEID.  Art. 74.     Art. 75.[1 De definitief aangenomen bedienden zijn gerechtigd op de dienstvrijstellingen, de verloven en afwezigheden die worden toegestaan aan de rijksambtenaren die onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.]1  ----------  (1)   Art. 76.     Art. 77.     Art. 78.[1 De Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde maakt een einde aan het ambt van de definitief aangenomen bediende die volgens de voor het Rijkspersoneel geldende procedures, ongeschikt wordt bevonden om zijn ambt te vervullen of het in de toekomst te hervatten.   In dat geval stelt de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde de definitief aangenomen bediende op pensioen mits deze de voorwaarden vervult, die gelden voor de rijksambtenaren om op pensioen te worden gesteld.]1  ----------  (1)   HOOFDSTUK IXbis. - SYNDICAAL STATUUT.  Art. 79.     Art. 80.     Art. 81. (opgeheven)   Art. 82.     HOOFDSTUK X. [1 - PLICHTEN VAN DE CONTRACTUELE BEDIENDEN.]1  ----------  (1)   Art. 83.     Art. 84.[1 Onverminderd de verplichtingen opgenomen in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is het de contractuele bedienden verboden :   1° om zonder toestemming van de bewaarder, gelijk welke inlichtingen uit het archief van de bewaring of uit de op het kantoor berustende akten en documenten, aan niet tot de dienst behorende personen te verschaffen;   2° zelf of door een tussenpersoon, mee te werken aan het opmaken voor andermans rekening van erfenisaangiften of andere fiscale aangiften;   3° zich persoonlijk te bevinden in een toestand van belangenconflict, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.   Indien de contractuele bediende meent of vreest een belangenconflict te hebben deelt hij dit via de hypotheekbewaarder mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde. Indien de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde van oordeel is dat het een belangenconflict betreft, zullen de passende maatregelen worden genomen in overleg met de bewaarder.]1  ----------  (1)   Art. 85.     HOOFDSTUK XI. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE BEDIENDEN, LEDEN VAN HET RIJKSPERSONEEL. (opgeheven)   Art. 86. (opgeheven)   Art. 87. (opgeheven)   HOOFDSTUK XII. - SLOTBEPALINGEN.  Art. 88. Het koninklijk besluit van 15 januari 1938 houdende het bestuurlijk statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, gewijzigd door de besluiten van de Regent van 26 juni 1946 en 3 februari 1947, wordt opgeheven.  Art. 89. (opgeheven)   Art. 90. (opgeheven)   Art. 91. (...)   Art. 92. (...)   Art. 93. (opgeheven)   Art. 94. (opgeheven)   Art. 95. Dit besluit treedt in werking de 15e juli 1949.  Art. 96. De artikelen 7, 5° en 13 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 december 1948.  Art. 97. (...)   Art. 98. (...)   Art. 99. (...)   Art. 100. Binnen de maand na de inwerkingtreding van dit besluit ondertekent de bewaarder met elk zijner bedienden een geschrift waarbij wordt vastgesteld dat zij kennis genomen hebben van de reglementaire bepalingen houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders en dat zij deze aanvaarden als geldende voor hun contract. De tekst dezer bepalingen wordt aan het voor de bediende bestemd exemplaar gehecht.  Art. 101. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.