20 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-02-2014 en tekstbijwerking tot 10-10-2016)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2.
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Toelating van bepaalde tijdelijke bedienden tot de in het statuut bedoelde stage
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
Art. 6-98
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector
Art. 99-103
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders
Art. 104-105
HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 106-116
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van de hoofdstukken I tot III en VII van dit besluit dient te worden verstaan onder:
1° statuut : het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;
2°[1 ...]1;
3° [1 ...]1;
4° besluit van de Regent : het besluit van de Regent van 1 juli 1949 betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders;
5° bediende : de bediende in dienst genomen door de hypotheekbewaarder [1 ...]1 met een arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
6° definitief aangenomen bediende : de bediende die definitief is aangenomen overeenkomstig artikel 12 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
7° stagedoende bediende : de bediende die tot de stage werd toegelaten overeenkomstig artikel 11 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
8° tijdelijk bediende : de bediende die werd in dienst genomen overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
9° de selecties-A en de selecties-B : de selecties-A en de selecties-B bedoeld in artikel 10ter van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, alsook de A-examens en B-examens bedoeld in artikel 10bis zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001.
----------
(1)<KB 2016-09-26/05, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2016>
HOOFDSTUK 2.
Art.2.
<Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2016>
Art.3.
<Opgeheven bij KB 2016-09-26/05, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2016>
HOOFDSTUK 3. - Toelating van bepaalde tijdelijke bedienden tot de in het statuut bedoelde stage
Art.4.[1 De tijdelijke bedienden die overgenomen werden door de Federale Overheidsdienst Financiën en laureaat zijn van een selectie-A of selectie-B worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 5 en binnen de perken van het personeelsplan, toegelaten tot de stage zoals bedoeld in het statuut bij de Administratie Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.]1.
De laureaten van een selectie-A of een selectie-B kunnen zich kandidaat stellen voor een betrekking en worden respectievelijk toegelaten tot de stage in het niveau C of in het niveau D.
----------
(1)<KB 2016-09-26/05, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2016>
Art.5.§ 1. [1 Voor de in artikel 4 bedoelde vacante betrekkingen kunnen de tijdelijke bedienden, die overgenomen werden door de Federale Overheidsdienst Financiën, zich kandidaat stellen die :]1
1° geslaagd zijn voor de vereiste selectie-A of selectie-B;
2° op de datum van inwerkingtreding van dit besluit zonder onderbreking minstens 60 maanden dienst tellen, zoals bedoeld in artikel 113, in een of meer hypotheekkantoren;
3° de wettelijke taalvereisten vervullen.
§ 2. De vacante betrekkingen worden bij voorrang toegekend aan de kandidaten die laureaat zijn van een selectie-A, in de volgende orde:
1° indien meerdere kandidaten laureaat zijn van een selectie A, aan de kandidaat die het hoogste aantal maanden dienst heeft volbracht zonder onderbreking in één of meer hypotheekkantoren, zoals bedoeld in artikel 113 [1 en de hierop aansluitende diensten verricht als contractueel bediende van de Federale Overheidsdienst Financiën]1;
2° bij gelijke rangschikking overeenkomstig 1°, de oudste kandidaat.
Bij gebrek aan kandidaten die laureaat zijn van een selectie-A, worden de vacante betrekkingen toegekend aan de kandidaten die laureaat zijn van een selectie-B, in de volgende orde :
1° indien meerdere kandidaten laureaat zijn van een selectie B, aan de kandidaat die het hoogste aantal maanden dienst heeft volbracht zonder onderbreking in één of meer hypotheekkantoren, zoals bedoeld in artikel 113 [1 en de hierop aansluitende diensten verricht als contractueel bediende van de Federale Overheidsdienst Financiën]1;
2° bij gelijke rangschikking overeenkomstig 1°, de oudste kandidaat.
§ 3. [1 De overeenkomstig paragrafen 1 en 2 batig gerangschikte tijdelijke bedienden, die een betrekking aanvaarden worden toegelaten tot de stage, onder de voorwaarden bepaald in het statuut, mits zij hun ontslag als contractueel bediende bij de Federale Overheidsdienst Financiën hebben aangeboden, dat zal worden aanvaard zonder dat er een opzeggingstermijn dient te worden gepresteerd, noch een opzeggingsvergoeding verschuldigd is voor het niet naleven van de opzeggingstermijn.]1. De laureaten van een selectie-A of een selectie-B worden tot de stage toegelaten respectievelijk in de graad van administratief assistent en administratief medewerker.
§ 4. [1 De geschikt bevonden stagiairs worden geïntegreerd als rijksambtenaar in de Federale Overheidsdienst Financiën.]1
Voor de vaststelling van hun dienstanciënniteit worden de diensten verricht op een hypotheekkantoor zoals bedoeld in artikel 113 in aanmerking genomen.
----------
(1)<KB 2016-09-26/05, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2016>
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
Art.6. Het opschrift van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders wordt vervangen als volgt: "Besluit van de Regent betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders".
Art.7. Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : "Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° wet van 11 december 2006 : wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
2° geïntegreerde rijksambtenaren : de bedienden van de hypotheekbewaarders die werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
3° stagiairs: de tijdelijke bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
4° tijdelijke bediende : de bediende die werd in dienst genomen overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
5° contractuele bedienden: de definitief aangenomen bedienden, de stagedoende bedienden, alsook de andere personeelsleden die werden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst;
6° definitief aangenomen bedienden :
a) de contractuele bedienden die definitief werden aangenomen in uitvoering van artikel 12 zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en niet werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;
b) de contractuele bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van artikel 11, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en die na hun stage te hebben volbracht niet hebben ingestemd met een benoeming als rijksambtenaar en benoemd werden tot definitief aangenomen bediende, ter uitvoering van artikel 2, § 2, 4e lid van het koninklijk besluit van 20 januari 2014 tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
7° stagedoende bedienden : de bedienden die tot de stage werden toegelaten overeenkomstig artikel 11 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;
8° personeel: de geïntegreerde rijksambtenaren, stagiairs en contractuele bedienden.".
Art.8. Artikel 2, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "Art. 2. De hypotheekbewaarder wordt in de uitoefening van zijn ambt bijgestaan door geïntegreerde rijksambtenaren, stagiairs en contractuele bedienden.
De bewaarder oefent het onmiddellijk hiërarchisch gezag uit over de geïntegreerde rijksambtenaren en stagiairs van zijn bewaring.
De betrekkingen tussen de bewaarder en zijn contractuele bedienden worden beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bepalingen van dit besluit, wanneer deze voordeliger zijn voor de bediende.".
Art.9. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt opgeheven.
Art.10. Artikel 3bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "Art. 3bis. De Minister van Financiën stelt om de twee jaar het kader vast van het personeel dat aan elk hypotheekkantoor gehecht wordt om de permanente personeelsbehoeften in te vullen. Deze kaders dienen voor voorafgaandelijk advies aan de Inspecteur van Financiën te worden voorgelegd.
De betrekkingen op het kader worden bij voorrang ingevuld, in de volgende orde, door :
1° de geïntegreerde rijksambtenaren;
2° de definitief aangenomen bedienden;
3° de stagedoende bedienden;
4° de stagiairs.
Indien er na toepassing van het tweede lid nog betrekkingen vacant zijn in het kader kunnen deze, mits machtiging door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, worden ingevuld door contractuele personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.".
Art.11. In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "graden van de" en de woorden "bedienden worden";
2° in het tweede lid worden :
a) het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "graden van de" en de woorden "bedienden zijn";
b) onder 1°, worden de woorden "klerk, afgeschafte graad" opgeheven;
c) onder 3° worden de woorden "revisor, afgeschafte graad" en "eerste revisor, afgeschafte graad" opgeheven;
3° het derde lid wordt vervangen als volgt :
"De graden van administratief medewerker, administratief assistent en financieel deskundige kunnen slechts bij wege van indienstneming worden verleend aan de contractuele bedienden, de andere graden vermeld in het tweede lid kunnen niet meer worden toegekend.".
Art.12. Artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 5. Zo nodig, kan de bewaarder, mits machtiging van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde bedienden bij arbeidsovereenkomst in dienst nemen.
Deze machtiging is niet vereist om een lid van het personeel te vervangen wiens afwezigheid meer dan één maand duurt.
De bedienden die de in het tweede lid bedoelde leden van het personeel vervangen worden niet aangerekend op het in artikel 3bis bedoelde kader.
Niemand kan als contractueel bediende op een hypotheekkantoor worden aangenomen zonder voorafgaandelijke instemming van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art.13. Artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt opgeheven.
Art.14. Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 7. Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te kunnen worden aangenomen moeten de personen :
1° voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 16, § 1, 2°, 3° en 5°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;
2° houder zijn van een diploma of getuigschrift dat in aanmerking wordt genomen door SELOR voor deelname aan een vergelijkende selectie voor werving als rijksambtenaar in het niveau, dat overeenstemt met dat waarin de bediende wordt aangenomen.".
Art.15. Het opschrift van Hoofdstuk III. van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.16. Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art.17. Artikel 10bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.18. Artikel 10ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.19. Artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.20. Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 2001 en 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.21. In artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "wanneer de" en de woorden "bediende zijn";
2° in het eerste lid worden de woorden "met de toestemming van de titularis ervan" opgeheven;
3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.22. Artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art.23. Artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art.24. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.25. Artikel 16bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 november 1964, wordt opgeheven.
Art.26. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 17. De bewaarder bezoldigt zijn contractuele bedienden overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.".
Art.27. In artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Behoudens andersluidende bepalingen van dit besluit, worden voor de vaststelling van hun wedde, toelagen en vergoedingen de contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders gelijkgesteld met de personeelsleden van het Federaal Openbaar Ambt die titularis zijn van een gemene graad of met personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën die titularis zijn van een bijzondere graad, zoals hierna is bepaald :
1° de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden, respectievelijk met de stagiairs en de vastbenoemde ambtenaren;
2° de contractuele bedienden niet vermeld onder 1° met de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden bij de Federale Overheidsdienst Financiën.";
2° een paragraaf 1bis wordt ingevoegd, luidende :
" § 1bis. Voor de vaststelling van hun wedde wordt de graadanciënniteit en de niveauanciënniteit van de definitief aangenomen bedienden als volgt gedefinieerd :
- graadanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen;
- niveauanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad van het betreffende niveau.";
3° de paragrafen 2 en 3 worden opgeheven.
Art.28. Artikel 18bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.29. Artikel 18ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2013, wordt opgeheven.
Art.30. Artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt :
"Art. 19. De contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders of hun rechthebbenden ontvangen dezelfde toelagen, vergoedingen, premies, pensioenen en andere voordelen als de personeelsleden met wie zij, overeenkomstig artikel 18, § 1, gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.
Ingeval de contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders of hun rechthebbenden op enig voordeel aanspraak kunnen maken krachtens de bepalingen die van toepassing zijn op de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden, keert de bewaarder aan de bedienden of hun rechthebbenden alleen het aanvullend bedrag uit, zodat zij een even gunstige regeling genieten als diegene die geldt voor de personeelsleden met wie zij gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.".
Art.31. Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art.32. Artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, wordt opgeheven.
Art.33. In artikel 26 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, worden de woorden "Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen" vervangen door de woorden "Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie".
Art.34. Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.35. Hoofdstuk V, afdelingen I tot IV, van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 31 tot 33, 35bis tot 37, 39, 41, 42 en 44, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 maart 1972, 9 oktober 2001 en 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.36. Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift :
"HOOFDSTUK VI. - EVALUATIECYCLUS".
Art.37. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling I ingevoegd, dat de artikelen 47 en 47bis bevat, luidende "Afdeling I - Toepassingsgebied en definities".
Art.38. Artikel 47 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt vervangen als volgt :
"Art. 47. Dit hoofdstuk is van toepassing op de contractuele bedienden, met uitzondering van de stagedoende bedienden.".
Art.39. Artikel 47bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 47bis. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° evaluator : de hypotheekbewaarder-titularis of de hypotheekbewaarder-interimaris;
2° evaluatiecyclus : een proces dat de evaluator ondersteunt bij de leidinggevende verantwoordelijkheden en dat gericht is op het stimuleren van de communicatie tussen de evaluator en het personeelslid, op het bevorderen van de ontwikkeling van de competenties van het personeelslid en op het bereiken van de opgelegde doelstellingen;
3° functiebeschrijving : de beschrijving van, onder meer, het doel van de functie, de resultaatgebieden, de functievereisten en de functiecontext waarin het personeelslid functioneert;
4° evaluatie : het beschrijvend beoordelen van het functioneren, van de competenties en van de attitudes van het personeelslid;
5° geëvalueerde : contractuele bedienden met uitzondering van de stagedoende bedienden;
6° werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen.".
Art.40. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling II ingevoegd, dat artikel 48 tot 50 bevat, luidende "Afdeling II - De evaluatiecyclus - algemene bepalingen".
Art.41. Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 48. De evaluatiecyclus is verplicht voor ieder contractueel personeelslid dat effectief in dienst is, met uitzondering van de stagedoende bedienden.".
Art.42. Artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976, wordt vervangen als volgt :
"Art. 49. De evaluatieperiode betreft één jaar.
De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van 30 werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking.".
Art.43. Artikel 50 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
"Art. 50. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bepaalt de praktische regels betreffende de organisatie van de evaluatiecyclus.".
Art.44. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling III ingevoegd, dat artikel 51 tot 53 bevat, luidende "Afdeling III - De evaluatiecyclus - de rollen van de evaluator en de geëvalueerde".
Art.45. Artikel 51 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
"Art. 51. De evaluatiecyclus van het personeelslid wordt beheerd door een evaluator.
Elke evaluator moet de nodige opleiding inzake het evaluatiegebeuren volgen.".
Art.46. Artikel 52 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 52. Onverminderd artikel 56octies, tweede lid, draagt de evaluator de eindverantwoordelijkheid van de evaluatie en beheert het evaluatiedossier.
De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.
Wanneer een document, behalve dit vermeld in het tweede lid, in het evaluatiedossier wordt opgenomen, bezorgt de evaluator de geëvalueerde hiervan een afschrift. De geëvalueerde tekent dit document voor ontvangst en kan er opmerkingen aan toevoegen.".
Art.47. Artikel 53 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt :
"Art. 53. Als voorbereiding op het evaluatiegesprek kan de evaluator alle inlichtingen inwinnen die aan de evaluatie een nuttige bijdrage kunnen leveren.".
Art.48. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling IV ingevoegd, luidende "Afdeling IV - Het verloop van de evaluatiecyclus".
Art.49. In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling I ingevoegd, die de artikelen 54 en 55 bevat, luidende "Onderafdeling I - Functiebeschrijving en doelstellingen".
Art.50. Artikel 54 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt hersteld in de volgende lezing :
"Art. 54. Bij de indienstneming en bij het opnemen van een nieuwe functie nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een functiegesprek, waarbij de functiebeschrijving, horende bij de uit te oefenen functie wordt vastgesteld.".
Art.51. Artikel 55 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 55. De evaluator bepaalt ter gelegenheid van het planningsgesprek op basis van de functie-inhoud van de geëvalueerde of het opportuun is om prestatiedoelstellingen en persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen te formuleren.
Vanaf het begin van de nieuwe evaluatieperiode, in voorkomend geval onmiddellijk na het functiegesprek, vindt een planningsgesprek plaats. Tijdens dit planningsgesprek stellen de evaluator en de geëvalueerde zowel kwalitatieve als kwantitatieve prestatiedoelstellingen en, eventueel, persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen vast.".
Art.52. In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling II ingevoegd, dat het artikel 56 omvat, luidende "Onderafdeling II - Begeleiding en communicatie".
Art.53. Artikel 56 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
"Art. 56. Telkens het nodig is, zal er in de loop van de evaluatieperiode een functioneringsgesprek plaatsvinden tussen geëvalueerde en evaluator.
In een functioneringsgesprek kunnen aan bod komen :
1° oplossingen voor knelpunten in verband met het functioneren van de geëvalueerde;
2° oplossingen voor knelpunten die het bereiken van de afgesproken doelstellingen bemoeilijken; deze kunnen zowel betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de chef als op externe factoren;
3° de ontwikkeling van het personeelslid binnen de huidige functie;
Ter gelegenheid van dit gesprek kunnen ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden geformuleerd en bijsturingen worden aangebracht aan de afgesproken prestatiedoelstellingen.".
Art.54. In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling III ingevoegd, dat de artikelen 56bis tot 56quater bevat, luidende "Onderafdeling III - Evaluatie".
Art.55. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende :
"Art. 56bis. De evaluatie heeft plaats op grond van de volgende criteria :
1° de functiebeschrijving;
2° de extra-elementen uit het planningsgesprek;
3° desgevallend, de prestatiedoelstellingen en de persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen.".
Art.56. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56ter ingevoegd, luidende :
"Art. 56ter. Na afloop van de evaluatieperiode nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een evaluatiegesprek, waarbij een balans wordt opgemaakt van het functioneren van de geëvalueerde en van de mate waarin de doelstellingen werden bereikt.".
Art.57. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56quater ingevoegd, luidende :
"Art. 56quater. Na het evaluatiegesprek finaliseert de evaluator het beschrijvend evaluatieverslag dat onder meer handelt over het functioneren van de geëvalueerde in de afgelopen evaluatieperiode, over de mate waarin de vooropgestelde doelstellingen werden gehaald en de persoonlijke bijdrage van het personeelslid hieraan.
Het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de evaluator binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek aan de geëvalueerde bezorgd.
Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst voegt de geëvalueerde zijn eventuele opmerkingen toe en bezorgt het verslag terug aan de evaluator.
Het model van het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bepaald.".
Art.58. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling V ingevoegd, dat de artikelen 56quinquies tot 56sexies bevat, luidende "Afdeling V - Het evaluatiedossier".
Art.59. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56quinquies ingevoegd, luidende :
"Art. 56quinquies. Het individueel evaluatiedossier omvat :
1° een identificatiefiche met identiteitsgegevens;
2° de functiebeschrijving en de elementen uit het planningsgesprek voor zover ze hieraan iets toevoegen;
3° desgevallend de afgesproken prestatiedoelstellingen;
4° eventuele verslagen van de functioneringsgesprekken en/of de afspraken gemaakt tijdens deze gesprekken;
5° de door de geëvalueerde op zijn verzoek toegevoegde documenten;
6° de beschrijvende evaluatieverslagen.".
Art.60. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56sexies ingevoegd, luidende :
"Art. 56sexies. Het individueel evaluatiedossier van de geëvalueerde is ter beschikking van het personeelslid, van de evaluator en van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art.61. In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling VI ingevoegd, die de artikelen 56septies tot 56octies bevat, luidende "Afdeling VI - Toekenning van de eindvermelding".
Art.62. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56septies ingevoegd, luidende :
"Art. 56septies. Het beschrijvend evaluatieverslag bevat één van de volgende vermeldingen: "uitstekend", "voldoet aan de verwachting", "te ontwikkelen" of "onvoldoende".
De eindvermelding wordt onderbouwd in het beschrijvend evaluatieverslag over de voorbije evaluatieperiode.".
Art.63. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56octies ingevoegd, luidende :
"Art. 56octies. Een evaluatieverslag kan slechts een eindvermelding "onvoldoende" vermelden wegens manifest ondermaats functioneren van de geëvalueerde.
Een beschrijvend evaluatieverslag dat afgesloten wordt met een vermelding "onvoldoende" wordt ondertekend door de evaluator en de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie.".
Art.64. In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een afdeling VII ingevoegd die drie onderafdelingen bevat, luidende "Afdeling VII - Beroep van een geëvalueerde tegen een beschrijvend evaluatieverslag en een eindvermelding en de gevolgen".
Art.65. In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling I ingevoegd dat artikel 56novies bevat, luidende "Onderafdeling I - Beroep van een geëvalueerde".
Art.66. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56novies ingevoegd, luidende :
"Art. 56novies. Binnen de twintig werkdagen na de kennisgeving van het verslag kan het personeelslid een schriftelijk beroep instellen tegen dit verslag en de vermelding die hem toegekend is.
Het beroep wordt ingesteld bij de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, die onmiddellijk een ontvangstbericht stuurt en het beroep onverwijld doorgeeft aan de Kamer van beroep. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bezorgt ook een afschrift van het in artikel 56quinquies bedoeld individueel evaluatiedossier.
Het beroep is opschortend. In voorkomend geval vangt de in artikel 56decies bepaalde periode van zes maanden slechts aan op de dag na die waarop de Administrateur-generaal van de Patrimonium-documentatie de geëvalueerde het advies van de Kamer van beroep meedeelde samen met de beslissing die hij in voorkomend geval genomen heeft.".
Art.67. In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling II ingevoegd dat de artikelen 56decies en 56undecies bevat, luidende "Onderafdeling II - Gevolgen voor de definitief aangenomen bediende".
Art.68. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56decies ingevoegd, luidende :
"Art. 56decies. De duur van de evaluatieperiode die onmiddellijk volgt op de toekenning van de vermelding "onvoldoende" aan een definitief aangenomen bediende bedraagt zes maanden. Deze duur wordt verlengd naar rato de dagen verlof of afwezigheid die om welke reden dan ook zijn toegekend. Ze worden eveneens naar rato verlengd wanneer de definitief aangenomen bediende deeltijds werkt.".
Art.69. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56undecies ingevoegd, luidende :
"Art. 56undecies. Indien in de drie jaren na de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" wordt gegeven zelfs indien ze niet voortvloeit uit de eerste vermelding "onvoldoende", ontslaat de hypotheekbewaarder de definitief aangenomen bediende. Er wordt een einde gesteld aan de afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art.70. In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling III ingevoegd dat het artikel 56duodecies bevat, luidende "Onderafdeling III - Gevolgen voor de niet-definitief aangenomen bediende".
Art.71. In hetzelfde besluit wordt een artikel 56duodecies ingevoegd, luidende :
"Art. 56duodecies. Wanneer het beschrijvend evaluatieverslag voor een geëvalueerde die geen definitief aangenomen bediende is, wordt afgesloten met een eindvermelding "onvoldoende" wordt er een einde gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art.72. Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift: "HOOFDSTUK VII. - VASTHEID VAN BETREKKING VOOR DE DEFINITIEF AANGENOMEN BEDIENDEN".
Art.73. Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 57. De arbeidsovereenkomst van de definitief aangenomen bediende kan door de de hypotheekbewaarder slechts eenzijdig worden beëindigd :
1° om een dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° in uitvoering van hoofdstuk VI, afdeling VII;
3° indien de bediende niet langer de voorwaarden vervult bedoeld in artikel 7, 1° ;
4° naar aanleiding van een inbreuk op artikel 84;
5° om een ernstige fout of tekortkoming van de bediende die de professionele samenwerking onmogelijk maakt.
Indien de hypotheekbewaarder een definitief aangenomen bediende wenst te ontslaan in toepassing van paragraaf 1, 1° of 4°, dient hij hiertoe het akkoord te hebben van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art.74. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VIIbis ingevoegd dat artikel 58 bevat, luidende: "HOOFDSTUK VIIbis - AFDANKING".
Art.75. Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 58. De afdanking van een contractuele bediende, niet bedoeld in artikel 57, wordt door de bewaarder uitgesproken met voorafgaande machtiging van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art.76. Artikel 59 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.77. Artikel 60 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.78. Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.79. Artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007. wordt opgeheven,
Art.80. Artikel 63 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007. wordt opgeheven.
Art.81. Artikel 64 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt:
"Art. 64. § 1. Er wordt een Kamer van beroep ingesteld die als opdracht heeft om een met reden omkleed advies te geven met betrekking tot de beroepen die werden ingediend door een geëvalueerde, tegen een beschrijvend evaluatieverslag en de hem toegekende vermelding.
§ 2. De Kamer van beroep heeft eveneens als opdracht om de stagedoende bediende waarvoor de bewaarder een machtiging tot afdanking gevraagd heeft, op zijn verzoek te horen en een met redenen omkleed advies te geven, alvorens ter zake een beslissing door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie wordt genomen.
De stagedoende bediende en zijn verdediger kunnen inzage nemen van al de stukken van het dossier, in het bijzijn van de griffier-verslaggever
Deze paragraaf is niet van toepassing in geval van ontslag om een dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art.82. In artikel 65, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° bijzitters door de syndicale organisaties, die bij de syndicale raad van advies bedoeld onder artikel 79 zetelen, aangesteld onder het personeel dat minstens 35 jaar oud is en minstens vijftien jaar dienst telt, tegen één werkende bijzitter en één plaatsvervangende bijzitter per organisatie";
b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° een aantal werkende en plaatsvervangende bijzitters gelijk aan het aantal bijzitters bedoeld in 2°, dat wordt aangesteld onder de ambtenaren van :
- de centrale diensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;
- de buitendiensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
De bijzitters dienen minstens 35 jaar oud te zijn en vijftien jaar dienst te tellen;".
Art.83. Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 66. Elke afdeling beraadslaagt geldig wanneer ten miste de helft van haar leden aanwezig is.
Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is wijzen de bijzitters bedoeld in artikel 65, 3°, een van hen aan als voorzitter van de zitting.
Wanneer het aantal door de overheid aangewezen leden en het aantal door de syndicale organisaties aangewezen leden niet gelijk is, wordt de pariteit hersteld door loting. De voorzitter neemt niet deel aan de loting.
Wanneer het quorum niet bereikt werd, beraadslaagt de afdeling op de volgende zitting van het dossier, ongeacht het aantal aanwezigen. De voorzitter kan echter beslissen de beslissing uit te stellen tot een derde en laatste zitting van de afdeling.
De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bepaalt de voorzitter de strekking van het advies.".
Art.84. Artikel 67 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 67. Een lid van de Kamer van beroep kan enkel zetelen indien het op geen enkele wijze heeft deelgenomen aan de toekenning van de evaluatievermelding of de aanvraag tot machtiging tot afdanking van een stagedoende bediende.
Het personeelslid en zijn hypotheekbewaarder worden ambtshalve opgeroepen om gehoord te worden.".
Art.85. Artikel 68 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 68. § 1. De geëvalueerde of de stagedoende bediende verschijnt in eigen persoon; hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze; hij mag zich niet laten vertegenwoordigen.
De verdediger mag op geen enkele manier deel uitmaken van de Kamer van beroep.
§ 2. De Kamer van beroep beraadslaagt zonder het personeelslid te horen, op basis van alleen het beroepsdossier, wanneer het personeelslid niet geantwoord heeft op de eerste en tweede oproeping.
§ 3. De afwezigheid van de hypotheekbewaarder belet de Kamer van beroep niet te beraadslagen.".
Art.86. Artikel 69 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 69. § 1. De Kamer van beroep brengt haar met reden omkleed advies uit met betrekking tot het voorstel tot afdanking van een stagedoende bediende.
De voorzitter van de afdeling deelt het advies mee binnen de vijftien werkdagen aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en de stagedoende bediende.
§ 2. Elke niet met het advies van de Kamer van beroep overeenstemmende beslissing van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie moet met redenen worden omkleed.
Hij deelt zijn beslissing mee aan de stagedoende bediende binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.".
Art.87. Artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 70. Het advies van de Kamer van beroep met betrekking tot een toegekende evaluatievermelding, bestaat hetzij uit een voorstel van andere vermelding, hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding.
De voorzitter van de afdeling deelt het advies binnen de vijftien werkdagen mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en aan de geëvalueerde.".
Art.88. Artikel 71 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 71. Indien de Kamer van beroep heeft voorgesteld de vermelding te wijzigen, neemt de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie de beslissing hetzij de vermelding te wijzigen overeenkomstig het advies van de Kamer, hetzij de oorspronkelijke vermelding te bevestigen, of wel een andere vermelding toe te kennen. Hij deelt zijn beslissing aan de geëvalueerde mee binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.
Indien de Kamer heeft voorgesteld de vermelding te behouden, wordt deze definitief. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie brengt de geëvalueerde hiervan onmiddellijk op de hoogte en deelt hem het advies mee.".
Art.89. Artikel 72 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.90. Artikel 74, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt :
"Behoudens het behoorlijk vastgesteld geval van ziekte of gebrekkigheid, of het geval van overmacht, verliest de contractuele bediende die zonder toelating afwezig is of die de duur van zijn verlof overschrijdt, het recht op zijn bezoldiging voor de niet gerechtvaardigde duur van zijn afwezigheid.".
Art.91. Artikel 75 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 75. Onverminderd wat geldt voor het statutair personeel dat onder het hiërarchisch gezag staat van de hypotheekbewaarder, staat de bewaarder de dienstvrijstellingen, de verloven en afwezigheden toe aan de contractuele bedienden volgens de regelen bepaald voor het Rijkspersoneel. De toegestane dienstvrijstellingen, verloven en afwezigheden mogen niet minder gunstig zijn dan die welke verleend worden bij de bindende wettelijke bepalingen die op de contractuele bedienden van toepassing zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid worden stagedoende en definitief aangenomen bedienden gelijkgesteld met statutaire ambtenaren, de andere contractuele bedienden worden gelijkgesteld met het contractueel personeel in dienst genomen bij de Federale overheidsdiensten.".
Art.92. Artikel 76 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.93. In artikel 77 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen het woord "de" en de woorden "bedienden die wegens".
Art.94. Artikel 78 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, wordt vervangen als volgt: "Art. 78. De bewaarder maakt een einde aan het ambt van de definitief aangenomen bediende of de stagedoende bediende die volgens de voor het Rijkspersoneel geldende procedure, ongeschikt wordt bevonden om zijn ambt te vervullen of het in de toekomst te hervatten.
In dat geval stelt de bewaarder, als het een in het eerste lid bedoelde bediende betreft die in de voorwaarden verkeert welke, ter verkrijging van een pensioen, van de rijksambtenaren worden vereist, hem op pensioen volgens de regelen bepaald in artikel 19.".
Art.95. In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° de rechtstoestand van de contractuele bedienden;".
Art.96. Het opschrift van hoofdstuk X van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "HOOFDSTUK X. - PLICHTEN VAN DE CONTRACTUELE BEDIENDEN".
Art.97. Artikel 84 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 84. Onverminderd de verplichtingen opgenomen in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is het de contractuele bedienden verboden :
1° om zonder toestemming van de bewaarder, gelijk welke inlichtingen uit het archief van de bewaring of uit de op het kantoor berustende akten en documenten, aan niet tot de dienst behorende personen te verschaffen;
2° zelf of door een tussenpersoon, mee te werken aan het opmaken voor andermans rekening van erfenisaangiften of andere fiscale aangiften;
3° zich persoonlijk te bevinden in een toestand van belangenconflict, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
Indien de contractuele bediende meent of vreest een belangenconflict te hebben deelt hij dit via de hypotheekbewaarder mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde. Indien de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde van oordeel is dat het een belangenconflict betreft, zullen de passende maatregelen worden genomen in overleg met de bewaarder.".
Art.98. Artikel 85 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 1962, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector
Art.99. Het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 100 tot 103 wat betreft de Federale Overheidsdienst Financiën en zijn personeel.
Art.100. Het opschrift van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector wordt vervangen als volgt: "Het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën".
Art.101. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de volgende punten ingevoegd :
"3° bis weddeschaal 28L
22.393,07 - 32.067,71
3/1 x 252,18
2/2 x 390,04
2/2 x 672,31
10/2 x 679,34
(Kl. 23j. - N.B. - G.A.)
7° bis weddeschaal 26G
16.456,84 - 24.859,06
3/1 x 252,18
1/2 x 292,59
1/2 x 390,04
2/2 x 672,31
9/2 x 624,27
(Kl. 23j. - N.B. - G.A.)".
Art.102. In artikel 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, worden de volgende punten ingevoegd :
"9° weddeschaal 30C
12.901,13 - 16.887,63
3/1 x 140,09
5/2 x 194,67
8/2 x 324,11
(Kl. 18j. - N.D. - G.A.)
10° weddeschaal 30H
14.363,34 - 19.576,98
3/1 x 218,66
4/2 x 266,79
10/2 x 349,05
(Kl. 18j. - N.D. - G.A.)".
Art.103. In artikel 26, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2013, worden de volgende bepalingen ingevoegd in de kolommen 2 en 3 :"
1 | 2 |
2.403,58 EUR | 19°bis a. bij wege van overgangsmaatregel fiscaal deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van bureauchef, bezoldigd in de weddenschaal 28L |
b. bij wege van overgangsmaatregel fiscaal deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van eerste revisor, bezoldigd in de weddenschaal 28C louter met het oog op de integratie op bezoldiging in de weddenschaal BF3 | |
1.326,98 EUR | 20°bis bij wege van overgangsmaatregel financieel deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van revisor, bezoldigd in de weddenschaal 26G |
851,27 EUR | 21°bis administratief assistent a. voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders houder van de vereiste titels tot bevordering tot de geschrapte graad van revisor |
425,64 EUR | b. die ten laatste op 1 april 1991 als bediende van de hypotheekbewaarders titularis was van de graad van eerste klerk |
851,27 EUR | c. die ten laatste op 1 april 1991 als bediende van de hypotheekbewaarders titularis was van de graad van eerste klerk, met ten minste twaalf jaar graadanciënniteit |
24° administratief medewerker, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van klerk en geslaagd voor een B-selectie | |
776,16 EUR | a. titularis van de weddenschaal 30C |
1.051,58 EUR | b. titularis van de weddenschaal 30H |