Details





Titel:

10 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde, het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, het koninklijk besluit van 19 maart 2003 tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2024 en tekstbijwerking tot 02-05-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde
Art. 1-8
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten
Art. 9-32
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 2003 tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
Art. 33
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut
Art. 34-55, 17ter, 56-73
HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en opheffingsbepalingen
Art. 74-81
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 82-83



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001002073  2001002158  2001002198  2003012137  2005002129  2006002144 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde
Artikel 1. In de titel van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde, worden de woorden " " de management- en staffuncties" vervangen door de woorden "de managementfuncties".

Art.2. In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 september 2022, worden de woorden "de staffuncties en" en de woorden "en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten" opgeheven.

Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden "en artikel 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten" opgeheven.

Art.4. In artikel 5, § 2, punt b van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 september 2022, worden de woorden "management- of staffunctie" vervangen door het woord "managementfunctie".

Art.5. Aan artikel 5bis, eerste lid van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord " twaalf " wordt vervangen door het woord "vier-en-twintig";
  2° in 1° wordt het woord "zes" vervangen door het woord "twaalf", het woord "vier" door het woord "acht" en het woord "twee" door het woord "vier";
  3° in 2° wordt het woord " zes " vervangen door het woord " twaalf ".

Art.6. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 september 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht als volgt:
  1° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden "de functionele directeurs van de stafdiensten Personeel en Organisatie en Budget en Beheerscontrole" vervangen door de woorden "de houders van de managementfuncties in de functionele diensten Personeel en Organisatie; Begroting en Beheerscontrole en Informatie- en Communicatietechnologie" en worden de woorden "en de staffuncties" opgeheven;
  2° In het tweede lid wordt de tweede zin "Voor de weging van respectievelijk de functie van functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie en Budget en Beheerscontrole, wordt respectievelijk enkel het advies gevraagd van de functionele directeur van de stafdienst Budget en Beheerscontrole en Personeel en Organisatie." vervangen door de zin "Voor de weging van respectievelijk de managementfunctie in de functionele diensten Personeel en Organisatie en Begroting en Beheerscontrole wordt respectievelijk het advies gevraagd van de houder van de managementfunctie in de functionele diensten Personeel en Organisatie en Begroting en Beheerscontrole.";
  3° In het derde lid worden de woorden "de functionele directeurs van de stafdiensten Personeel en Organisatie en Budget en Beheerscontrole" vervangen door de woorden "de houders van de managementfuncties in de functionele diensten Personeel en Organisatie, Begroting en Beheerscontrole en Informatie- en Communicatietechnologie".

Art.7. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht als volgt:
  1° in het eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 september 2022, wordt het woord "telkens" opgeheven;
  2° 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de bovenvermelde managementfunctie niet grondig gewijzigd is.";
  3° in het nieuwe derde lid, voorheen het tweede lid, worden de woorden "- en staf" opgeheven.

Art.8. In de bijlage 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht in de Nederlandse versie:
  1° Onder criterium 8 "Interactie en het beheer van Human Resources " in de onderverdeling "Geoefend niveau : beïnvloeden en aanvaarding bereiken met gefundeerde argumentatie" voor de interactiefrequentie "Quasi continue - Externe" (evaluatiecode 232) wordt het getal "90" vervangen door "80".
  2° Onder criterium 8 "Geavanceerd professioneel niveau: tot beslissingen en overeenkomsten komen in onderhandelingen met uiteenlopende en/of tegengestelde belangen " de interactiefrequentie respectievelijk:
  > : "Regelmatig - Externe" (evaluatiecode 322) wordt het getal "110" vervangen door "90";
  > : "Quasi continue - Interne" (evaluatiecode 331) wordt het getal "90" vervangen door "80";
  > : "Quasi continue - Externe" (evaluatiecode 332) wordt het getal "130" vervangen door "100";
  3° Onder criterium 12 "Impact" voor het punt 5 "De gevolgen van de genomen beslissingen binnen de functie hebben een brede maatschappelijk gevolg" wordt het getal "170" vervangen door het getal "190";
  4° Onder criterium 12 "Impact" voor het punt 6 "De gevolgen van de genomen beslissingen binnen de functie hebben zeer brede maatschappelijke gevolgen" wordt het getal "210" vervangen door het getal "250".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten
Art.9. Artikel 5 wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. De deelname van de kandidaat aan een selectieprocedure voor een managementfunctie zoals bedoeld in §§ 1 en 2 is onverenigbaar met de aanstelling als lid van de selectiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5, indien de voormelde aanstelling plaatsvond binnen de twaalf voorafgaande maanden.".

Art.10. Tussen artikel 5 en artikel 6 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende.
  "Art. 5bis. § 1. Kandidaten voor een vergelijkende selectie bedoeld in artikel 5 die eerder de niet-eliminerende verplichte tests bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid hebben afgelegd, behouden de resultaten voor die tests gedurende zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken tests werden afgelegd volgens de volgende modaliteiten:
  - resultaten voor de persoonlijkheids- en integriteitstests voor alle managementfuncties;
  - resultaten voor de generieke competentietests voor een managementfunctie die tot eenzelfde niveau behoort.
  § 2. Aan de houder van een managementfunctie die na afloop van zijn mandaat de effectieve eindevaluatievermelding "goed" heeft gekregen wordt door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of een lager niveau.
  De vrijstelling is geldig voor een duur van drie jaar en wordt van kracht op de dag na het einde van het mandaat van de in het eerste lid bedoelde houder van de managementfunctie.
  De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 20, § 1, eerste lid, 6° geniet onder dezelfde modaliteiten de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling, mits hij bij de laatste evaluatie een effectieve evaluatievermelding "goed" heeft gekregen.
  Aan de houders van een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau wordt eveneens een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende computergestuurde tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of lager niveau.".

Art.11. In artikel 7, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vijfde lid worden de woorden "hetzij in groep A "zeer geschikt", hetzij in groep B "geschikt", hetzij in groep C "minder geschikt", hetzij in groep D "niet geschikt" vervangen door de woorden "hetzij in de groep "geschikt", hetzij in de groep "niet geschikt" ;
  2° In het zesde lid worden de woorden "in de groep A en de groep B" vervangen door de woorden "in de groep geschikt".

Art.12. In artikel 8 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid wordt punt 1° als volgt vervangen:
  "1° de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde, voorzitter;";
  2° in paragraaf 1, eerste lid wordt punt 5° aangevuld met de woorden "of die sinds minder dan drie jaar managementfuncties hebben uitgeoefend die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie en die bij de eindevaluatie de vermelding "goed" hebben kregen.";
  3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 6°, opgeheven bij koninklijk besluit van 10 april 2014, hersteld als volgt:
  "van een plaatsvervanger voor elk van de leden bedoeld in 2° tot 5°. Deze plaatsvervangers worden tegelijk met de effectieve leden benoemd.";
  4° in paragraaf 1 wordt het derde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, vervangen als volgt:
  "De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°. Het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 2° en zijn plaatsvervanger behoren tot een andere taalaanhorigheid dan die van het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 3°, en zijn plaatsvervanger. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4° en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen.";
  5° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "en die van hun plaatsvervangers" ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° " en de woorden "worden vastgelegd in samenspraak met";
  6° in paragraaf 1, zesde lid worden de woorden "SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid" vervangen door de woorden "het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning";
  7° in paragraaf 2, eerste lid worden de woorden "De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid" vervangen door de woorden "De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning";
  8° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden ", met inbegrip van de plaatsvervangers," ingevoegd tussen de woorden "de samenstelling van de selectiecommissie" en de woorden "aan de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken";
  9° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid" vervangen door de woorden "het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning";
  10° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
  "De kandidaten worden op de hoogte gebracht van hun inschrijving in de groep "geschikt" of de groep "niet geschikt" en van hun rangschikking in de groep "geschikt".

Art.13. In artikel 8bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, worden de woorden "groep A en, in voorkomend geval, in de groepen A en B tezamen," vervangen door de woorden "de groep "geschikt"".

Art.14. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragrafen 1 en 2 worden de woorden "SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - " telkens vervangen door de woorden "het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning";
  2° in paragrafen 1 en 2 worden de woorden "groep A" telkens vervangen door de woorden "de groep "geschikt"";
  3° in paragraaf 2 tussen het tweede lid en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
  "Het aanvullende gesprek houdt in voorkomend geval rekening met het resultaat van het in artikel 8bis bedoelde assessment center.";
  4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 10, eerste lid wordt toegepast op kandidaten van wie de specifieke competenties en de relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie effectief gevalideerd worden tijdens het bijkomende gesprek.".

Art.15. In artikel 10 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 oktober 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid wordt punt 1° vervangen als volgt:
  "voor de functie van voorzitter van het directiecomité en de functie van voorzitter, door de Koning bij besluit waarover in de Ministerraad werd beraadslaagd, op voorstel van de betrokken minister en, in voorkomend geval, de betrokken staatssecretaris;";
  2° paragraaf 1, eerste lid, 2° wordt aangevuld met de woorden "of, in voorkomend geval, de voorzitter";
  3° Paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
  In afwijking van het tweede lid, indien:
  - het mandaat van de houder van de managementfunctie wordt beëindigd binnen de eerste drie jaar;
  - en als voor de betrokken managementfunctie meerdere kandidaten uit de groep "geschikt" zijn geslaagd in het aanvullende gesprek bedoeld in artikel 9;
  De bevoegde overheid beslist of ze een nieuw aanvullend gesprek organiseert voor de bovenvermelde kandidaten overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 9.
  4° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art.16. In hetzelfde besluit wordt na artikel 12 een artikel 12bis ingevoegd luidend:
  "Art. 12bis. De houder van een managementfunctie neemt minstens deel aan één selectieprocedure die georganiseerd wordt door het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning als jurylid van de in artikel 8 bedoelde selectiecommissie. Als de houder van een managementfunctie, met uitzondering van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Strategie en Ondersteuning, aan meer dan één selectieprocedure deelneemt, wordt een termijn van minstens negen maanden nageleefd tussen twee deelnames.".

Art.17. In artikel 15ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juli 2022, worden de woorden "groep A" telkens vervangen door de woorden "de groep "geschikt"".

Art.18. In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt in de eerste zin het woord "jaarlijks" vervangen door het woord "tweejaarlijks" en wordt de tweede zin van dit lid wordt opgeheven;
  2° het tweede, het derde en het vierde lid worden opgeheven en vervangen door een tweede lid, een derde lid en een vierde lid, luidende:
  "De eerste twee evaluatiecycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten
  De laatste evaluatiecyclus wordt afgesloten zes maanden voor het einde van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.
  In afwijking van het eerste lid en onverminderd het derde lid wordt de houder van een managementfunctie die aan het einde van de evaluatiecyclus de vermelding "te ontwikkelen" krijgt, jaarlijks geëvalueerd.";
  3° in het vijfde lid wordt het woord "evaluatieperiode" vervangen door het woord "evaluatiecyclus".

Art.19. In artikel 16bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt met een zin aangevuld, luidende::
  "In voorkomend geval wordt rekening gehouden met de opvolging van de aanbevelingen in auditrapporten van de bevoegde controleactoren die hebben geleid tot een wijziging van het bovenvermelde operationele plan.";
  2° er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
  "Tijdens de evaluatie wordt een enquête georganiseerd onder de verschillende stakeholders zoals de klanten, de medewerkers of de peers.".

Art.20. In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "en dit onverminderd elk informeel gesprek," ingevoegd tussen de woorden "telkens wanneer dat noodzakelijk blijkt," en het woord "functioneringsgesprekken";
  2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin: "Er wordt eventueel een ontwikkelingstraject voor de houder van de managementfunctie, zoals bepaald in artikel 17ter, ingevoerd.".

Art.21. In hoofdstuk IV, afdeling 4 wordt onderafdeling 2 als volgt hernoemd: "Het evaluatiecyclusgesprek".

Art.22. Artikel 17bis van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
  " Art. 17bis. § 1. Tijdens de evaluatiecyclus vindt er een evaluatiecyclusgesprek plaats.
  Het evaluatiecyclusgesprek omvat twee luiken:
  1° de planning;
  2° de balans.
  § 2. De planning tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de vertaling naar meetbare criteria van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het strategisch plan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11bis, werden vastgelegd.
  § 3. De balans tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de evaluatie van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het strategisch plan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11bis, werden vastgelegd en voor de betrokken evaluatiecyclus werden gepland.
  § 4. Onverminderd bovengenoemde § 2 en § 3 wordt er eventueel een ontwikkelingstraject, zoals bepaald in artikel 17ter, ingevoerd.
  § 5. Aan het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de eerste evaluator de houder van de managementfunctie uit voor het evaluatiecyclusgesprek.
  De tweede evaluator alsook een door de eerste evaluator aangewezen secretaris kunnen aan dat evaluatiecyclusgesprek deelnemen.
  In elk geval vindt er vóór het evaluatiecyclusgesprek overleg plaats tussen de eerste en de tweede evaluator.
  § 6. Ter voorbereiding van de balans die tijdens het evaluatiecyclusgesprek wordt opgemaakt, maakt de houder van de managementfunctie een zelfevaluatie die rekening houdt met de gegevens uit de enquête onder de stakeholders. Deze wordt ten laatste twintig werkdagen vóór de vastgestelde datum van het evaluatiecyclusgesprek aan de eerste evaluator bezorgd.
  § 7. De eerste evaluator bereidt het evaluatiecyclusgesprek voor door de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie te toetsen op consistentie en onderbouwing. Hij vergelijkt ze met de elementen waarover hij beschikt, die resulteren uit feiten en geobserveerd gedrag tijdens de dagelijkse opvolging van het functioneren van de geëvalueerde. Bovendien verzamelt hij alle bijkomende informatie die kan bijdragen tot een billijke en objectieve evaluatie.
  § 8. Wanneer meerdere ministers en/of staatssecretarissen bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van een voorzitter van een directiecomité of van een voorzitter maakt de eerste evaluator de zelfevaluatie over aan de betrokken ministers en/of staatssecretarissen en vraagt hij hun advies. Als dit advies niet binnen de tien werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
  Als de betrokken ministers en/of staatssecretarissen dat wensen, wonen zij het evaluatiecyclusgesprek bij.
  § 9. Een extern bureau verleent bijstand aan de in artikel 16ter gedefinieerde evaluatieactoren. Het externe bureau verleent in dit verband rechtstreekse ondersteuning aan de eerste evaluator. Het ondersteunt hem bij de beoordeling van de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie. Daartoe verzamelt het bureau alle bijkomende of tegenstrijdige informatie inzake de evaluatie-elementen vermeld in artikel 16bis en houdt het rekening met de gegevens van de enquête onder de stakeholders die betrokken zijn bij de uitvoering van de mandaatfunctie bedoeld in artikel 16bis, tweede lid. Het bereidt het evaluatiecyclusgesprek voor en structureert het en het staat in voor de opvolging ervan.
  Het externe bureau verleent bijstand voor elke evaluatiecyclus van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter tijdens zijn mandaat. Voor de managementfuncties N-1 en N-2 is de bijstand van het externe bureau facultatief.".

Art.23. Tussen artikel 17bis en artikel 18 van hetzelfde besluit wordt een artikel ingevoegd, luidende:
  "Art. 17ter. § 1. Het ontwikkelingstraject is een begeleiding op maat van de houder van een managementfunctie die voldoet aan behoeften die door de eerste evaluator zijn vastgesteld bij het evaluatiecyclusgesprek en die voortvloeien uit:
  - de balans van de realisaties bedoeld in artikel 17bis, § 3; bij de balans wordt rekening gehouden met de bijdrage van de houder van de managementfunctie aan de realisatie van de transversale doelstellingen die tijdens de planning zijn vastgesteld;
  - de noodzaak om professionele competenties te ontwikkelen;
  - de verwachtingen en bevindingen van de verschillende groepen stakeholders.
  § 2. Het ontwikkelingstraject stoelt op een schriftelijk akkoord tussen de eerste evaluator en de houder van de managementfunctie dat, op basis van de vastgestelde behoeften, op zijn minst het volgende vaststelt:
  a. de te bereiken ontwikkelingsdoelstelling(en);
  a. de te prefereren voorstellen voor leeroplossingen om bij te dragen tot de verwachte competentieontwikkeling en de bijbehorende planning.
  Het ontwikkelingstraject houdt rekening met de evaluatiecyclus van de houder van de managementfunctie.
  Het ontwikkelingstraject duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden.
  Onverminderd het derde lid kan de duur van het ontwikkelingstraject slechts een keer worden aangepast.
  Het ontwikkelingstraject kan in onderling akkoord op elk moment worden stopgezet.".

Art.24. In artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4 wordt het woord "uitstekend," opgeheven en de woorden "voldoet aan de verwachtingen" worden door het woord "goed" vervangen.
  2° in paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
  "Onverminderd artikel 16bis krijgt de houder van een managementfunctie een in artikel 17ter bedoeld ontwikkelingstraject als er tijdens het evaluatiecyclusgesprek ontwikkelingspunten worden vastgesteld.";
  3° in paragraaf 7 worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" door het woord "goed" vervangen;
  4° paragraaf 7bis, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, wordt opgeheven en vervangen als volgt:
  "De evaluatie van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het strategisch plan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11bis en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie is toevertrouwd aan de houder van de managementfunctie, omvat de planning die overeenkomstig artikel 17bis, § 1 en § 2 wordt uitgevoerd.";
  5° In paragraaf 9 worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" door het woord "goed" vervangen.

Art.25. In artikel 18bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt een 3bis° ingevoegd, luidende:
  "3bis° de planning van de doelstellingen per evaluatiecyclus die in toepassing van punt 3° wordt uitgevoerd en, in voorkomend geval het in artikel 17ter bedoelde ontwikkelingstraject;".

Art.26. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt het woord "uitstekend" door het woord "goed" vervangen;
  2° in paragraaf 2 worden de woorden "of -3" telkens opgeheven en wordt het woord "uitstekend" door het woord "goed" vervangen;
  3° in paragraaf 2, derde lid wordt het woord "zes" vervangen door het woord "vijf".

Art.27. In artikel 20, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt het woord "maximale" geschrapt;
  2° tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
  "Onverminderd het tweede lid, blijft de premie behouden totdat er een nieuwe mandaathouder is aangesteld.".

Art.28. In het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten wordt een artikel 20bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 20bis. § 1. Aan het einde van het mandaat wordt een outplacement georganiseerd op verzoek van:
  1° ofwel de voormalige houder van de managementfunctie die de bestaande arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst in het federaal openbaar ambt beëindigt;
  2° ofwel de voormalige houder van een managementfunctie die geen arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst heeft in het federaal openbaar ambt.
  Om outplacement te genieten moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
  1° geen arbeidsovereenkomst hebben afgesloten;
  2° geen hoofdactiviteit als zelfstandige uitoefenen;
  3° niet in dienst zijn als ambtenaar bij een overheidsdienst.
  § 2. De houder van de managementfunctie bedoeld in § 1, eerste lid dient uiterlijk binnen een maand na afloop van zijn mandaat zijn aanvraag voor outplacement in bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
  Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling begeleidt de federale diensten bij de invoering van het outplacement.
  Het outplacement eindigt zodra niet wordt voldaan aan een van de in § 1, tweede lid bedoelde voorwaarden.
  De in § 1 bedoelde houder van de managementfunctie brengt de bevoegde overheid en het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op de hoogte van elke wijziging in zijn beroepssituatie.
  § 3. Onder outplacement wordt verstaan een reeks diensten en adviezen aan de in het eerste lid bedoelde houder van het mandaat om de kansen te verbeteren om sneller een betrekking of een beroepsactiviteit te vinden.
  Het outplacement met een maximale duur van twaalf maanden maakt het voorwerp uit van een schriftelijk akkoord.
  § 4. De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 20, § 1, eerste lid, 6° geniet onder dezelfde modaliteiten het in deze paragraaf bedoelde outplacement.".

Art.29. In artikel 21, § 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de woorden "bij de eindevaluatie, bij de derde, vierde of vijfde tussentijdse evaluatie of bij de eerste of tweede tussentijdse evaluatie," vervangen door de woorden "bij de eindevaluatie, bij de tweede tussentijdse evaluatie of bij de eerste tussentijdse evaluatie";
  2° tussen het derde en het vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
  "Indien artikel 16 lid 4 wordt toegepast en aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus volgend op de eerste evaluatiecyclus of, in voorkomend geval, aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus voorafgaand aan de laatste evaluatiecyclus een vermelding "onvoldoende" wordt toegekend, ontvangt de houder van een managementfunctie driemaal of zesmaal de beëindigingsvergoeding overeenkomstig het eerste en het tweede lid.".

Art.30. In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" telkens dat nodig is vervangen door het woord "goed" en worden de woorden ""uitstekend" of" opgeheven;
  2° in paragraaf 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, wordt het eerste lid opgeheven;
  3° in paragraaf 4, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" vervangen door het woord "goed";
  4° in paragraaf 6, worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" vervangen door het woord "goed";
  5° in paragraaf 6 worden de woorden "de laatste twee evaluaties" vervangen door de woorden "zijn evaluatie";
  6° na paragraaf 6 worden twee paragrafen 7 en 8 ingevoegd, luidende:
  " § 7. "Het bedrag van de herintegratievergoeding wordt in mindering gebracht met een bedrag dat overeenstemt met de kosten van het outplacement bedoeld in artikel 20bis, § 1.
  § . 8. De herintegratievergoeding die berekend wordt volgens de modaliteiten van bovenvermelde § 3 wordt in voorkomend geval toegekend aan het niet onder artikel 13 vallende personeelslid dat na uitoefening van een mandaat in een managementfunctie herintegreert naar een betrekking bij het federaal openbaar ambt.".

Art.31. In artikel 24bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vijfde lid wordt de volgende zin ingevoegd tussen de woorden "in de zin van het derde lid." en de woorden "Indien de betrokkene":
  "De betrokkene, die verklaart geen beroepsinkomen te hebben en arbeidsgeschikt is, heeft slechts recht op de beëindigingsvergoeding indien hij effectief de nodige inspanningen heeft geleverd om een nieuwe betrekking te vinden.";
  2° In het zesde lid worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" vervangen door het woord "goed".

Art.32. In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022 wordt het woord "minimaal" opgeheven en worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" vervangen door het woord "goed";
  2° in het vijfde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" vervangen door het woord "goed".

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 2003 tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
Art.33. In artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 maart 2003 tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste streepje worden de woorden "directeur/directrice" vervangen door de woorden "administrateur/ administratrice -generaal".;
  2° in het tweede streepje worden de woorden "directeur/directrice" vervangen door de woorden "administrateur/administratrice-generaal".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut
Art.34. In het opschrift van het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut worden de woorden "- en staf" opgeheven.

Art.35. Artikel 1 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 26 mei 20022 wordt vervangen als volgt:
  " Art. 1. Dit besluit is van toepassing op de hierna opgesomde instellingen van openbaar nut:
  1° het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers;
  2° het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;
  3° het Federaal Planbureau;
  4° de Regie der Gebouwen;
  5° het Agentschap voor de oproepen tot de hulpdiensten;
  6° het Nationaal Geografisch Instituut;
  7° de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie van het Ministerie van Defensie;
  8° het War Heritage Institute;
  9° het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  10° het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Art.36. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 31 maart 2014 worden de volgende wijzigingen aangebracht
  1° In het eerste lid worden de woorden "SELOR": Selectiebureau van de Federale Overheid" opgeheven;
  2° het wordt aangevuld met een paragraaf die luidt als volgt:
  "Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.".

Art.37. In de titel van hoofdstuk II van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" opgeheven.

Art.38. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Voor zover de weging van de managementfunctie van administrateur-generaal of van directeur-generaal minstens leidt tot klasse 3 in toepassing van artikel 17, paragrafen 2 en 3 van dit besluit, kunnen volgens de bewoordingen van de oprichtingswet van de instelling de volgende managementfuncties uitgeoefend worden in de beheersdiensten en in de functionele diensten:
  1° administrateur-generaal of directeur-generaal;
  2° adjunct-administrateur-generaal of adjunct-directeur-generaal;
  3° de managementfunctie -1;
  4° de managementfunctie -2.
  Ze zijn gerangschikt in vier groepen, in de onderstaande hiërarchische volgorde:
  1° administrateur-generaal of directeur-generaal;
  2° adjunct-administrateur-generaal of adjunct-directeur-generaal;
  3° de managementfunctie -1;
  4° de managementfunctie -2.
  § 2. Voor de volgende domeinen kunnen de managementfuncties gecreëerd worden in de functionele diensten:
  1° Personeel en Organisatie;
  2° Budget en Beheerscontrole;
  3° Informatie- en Communicatietechnologie.
  Er kunnen verschillende in het eerste lid bedoelde domeinen in één managementfunctie gecombineerd worden op voorstel van de betrokken minister.
  De managementfuncties -1 bedoeld in deze paragraaf rapporteren rechtstreeks aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal. De managementfuncties -2 rapporteren aan de managementfuncties -1 waaronder ze vallen en, in voorkomend geval, aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal.
  § 2 bis. Als er managementfuncties in de beheersdiensten worden gecreëerd kan het aantal managementfuncties in de functionele diensten niet groter zijn dan dit aantal in de beheersdiensten.
  § 3. De functie van adjunct-administrateur-generaal of van adjunct-directeur-generaal, alsook het aantal managementfuncties worden vastgesteld door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en met het akkoord van de Ministers van Ambtenarenzaken en van Begroting.
  § 4. De managementfuncties worden uitgeoefend in het kader van een mandaat, dit wil zeggen een tijdelijke aanduiding die hernieuwbaar is overeenkomstig artikel 10.".

Art.39. In de titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden "- en staf" opgeheven.

Art.40. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" opgeheven.

Art.41. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "-1 en voor een staffunctie" opgeheven;
  2° in paragraaf 2 worden de eerste twee zinnen vervangen door de volgende zinnen:
  "De kandidaten voor een functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal moeten een managementervaring van minstens acht jaar hebben of een beroepservaring van minstens acht jaar, waarvan minstens drie jaar managementervaring en minstens drie jaar specifieke ervaring. De kandidaten voor een managementfunctie -1 en -2 moeten een managementervaring van minstens zes jaar hebben of een beroepservaring van minstens zes jaar, waarvan minstens twee jaar managementervaring en minstens twee jaar specifieke ervaring."
  3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  "De jaren gepresteerd in de klassen A3, A4 en A5 worden gelijkgesteld met de jaren managementervaring.
  "Een jaar dat wordt aangerekend als managementervaring kan niet worden meegeteld als een jaar specifieke ervaring, als het de uitoefening van dezelfde functie in dezelfde periode betreft.
  De specifieke ervaring heeft betrekking op een ervaring in de technische activiteitsdomeinen die verband houden met de vacante managementfunctie.".
  ?
  " § 4. De deelname van de kandidaat aan een selectieprocedure voor een managementfunctie zoals bedoeld in §§ 1 en 2 is onverenigbaar met de aanstelling als lid van de selectiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5, indien de voormelde aanstelling plaatsvond binnen de twaalf voorafgaande maanden.".

Art.42. Tussen artikel 5 en artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 5bis. § 1. Kandidaten voor een vergelijkende selectie bedoeld in artikel 5 die eerder de niet-eliminerende verplichte tests bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid hebben afgelegd, behouden de resultaten voor die tests gedurende zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken tests werden afgelegd volgens de volgende modaliteiten:
  - resultaten voor de persoonlijkheids- en integriteitstests voor alle managementfuncties;
  - resultaten voor de generieke competentietests voor een managementfunctie die tot eenzelfde niveau behoort.
  § 2. Aan de houder van een managementfunctie die na afloop van zijn mandaat de effectieve eindevaluatievermelding "goed" heeft gekregen wordt door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende computergestuurde tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of een lager niveau.
  De vrijstelling is geldig voor een duur van drie jaar en wordt van kracht op de dag na het einde van het mandaat van de in het eerste lid bedoelde houder van de managementfunctie.
  De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, geniet onder dezelfde modaliteiten de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling, mits hij bij de laatste effectieve evaluatie een evaluatievermelding "goed" heeft gekregen.
  Aan de houders van een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau wordt eveneens een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende computergestuurde tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of lager niveau.".

Art.43. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden telkens opgeheven ;
  2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een 3°, luidende:
  "3° voor de managementfunctie -2, door de minister, in voorkomend geval, op voorstel van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen en van de houder van de managementfunctie -1.";
  3° paragraaf 3 wordt aangevuld met een 3°, luidende:
  "3° voor de managementfunctie -2, door het beheersorgaan, in voorkomend geval, op voorstel van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen en van de houder van de managementfunctie -1.".

Art.44. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014, wordt vervangen als volgt:
  " § 1. De kandidaturen worden ingediend bij de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt.
  § 2. De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen computergestuurde tests af waarmee de generieke vaardigheden en competenties voor de betrokken managementfunctie worden gemeten. Deze tests, die plaatsvinden voor de in het derde lid bedoelde mondelinge proef, worden aangepast aan het niveau van de vacante functie. Er worden drie niveaus gedefinieerd:
  1° het niveau dat de wegingsklassen 7 en 6 bevat;
  2° het niveau dat de wegingsklassen 5 en 4 bevat;
  3° 3° het niveau dat de andere wegingsklassen bevat.
  De selectiecommissie vraagt de aangeduide vertegenwoordiger van de rekruterende dienst, voorafgaand aan het horen van de toelaatbaar verklaarde kandidaten, naar de specifieke kenmerken van de vacante managementfunctie. Deze laatste mag niet persoonlijk betrokken zijn bij de betreffende selectieprocedure.
  De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af op basis van een praktijkgeval dat verband houdt met de vacante managementfunctie. De proef heeft als doel zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van deze functie te evalueren.
  De selectiecommissie wordt op de hoogte gehouden van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde computergestuurde tests en houdt rekening met deze resultaten bij de beoordeling van de competenties die ze na de mondelinge proef verricht voor elke toelaatbaar verklaarde kandidaat.
  Na de in het derde lid bedoelde mondelinge proef en na vergelijking van de titels en verdiensten van de kandidaten worden de kandidaten ingedeeld hetzij in de groep "geschikt", hetzij in de groep "niet geschikt". In de groep " geschikt " worden de kandidaten gerangschikt
  § 3. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning bepaalt de methodologie van de computergestuurde tests en van de mondelinge proef en controleert de toepassing ervan.
  Als het aantal kandidaten die in toepassing van paragraaf 1 toelaatbaar werden verklaard meer dan twintig bedraagt, kan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning beslissen om een eliminerende test te organiseren, na advies van het beheersorgaan als een instelling hierover beschikt en na advies van de bevoegde minister of na advies van de leidend ambtenaar voor de andere managementfuncties. Deze eliminerende test gaat vooraf aan de in paragraaf 2, eerste lid bedoelde computergestuurde tests.".

Art.45. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april en van 21 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid wordt de 1° vervangen als volgt:
  "1° de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde;";
  2° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "- of staf" in punt 5° opgeheven;
  1° in paragraaf 1, eerste lid wordt punt 5° aangevuld met de woorden "of die sinds minder dan drie jaar managementfuncties hebben uitgeoefend die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie en die bij de eindevaluatie de vermelding "goed" hebben kregen.";
  4° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 6°, opgeheven bij koninklijk besluit van 10 april 2014, hersteld als volgt:
  "van een plaatsvervanger voor elk van de leden bedoeld in 2° tot 5°. Deze plaatsvervangers worden tegelijk met de effectieve leden benoemd.";
  5° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Bij de samenstelling van de selectiecommissie wordt, met uitzondering van de voorzitter, de verhoudingsgewijs gelijke genderverdeling gerespecteerd.";
  6° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° worden de woorden "- of staf" telkens opgeheven;
  2° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°. Het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 2° en zijn plaatsvervanger behoren tot een andere taalaanhorigheid dan die van het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 3°, en zijn plaatsvervanger. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4° en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen.";
  3° in het tweede lid worden de woorden "en die van hun plaatsvervangers" ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° " en de woorden "worden vastgelegd in samenspraak met";
  4° in het vierde lid worden de woorden "bedoeld in artikel 7, § 1" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 7, § 2".
  7° in paragraaf 2 en paragraaf 3 wordt het woord "SELOR" vervangen door de woorden "het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning";
  8° In paragraaf 3 worden de woorden "De afgevaardigd bestuurder van SELOR" vervangen door de woorden "De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning".
  9° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden ", met inbegrip van de plaatsvervangers," ingevoegd tussen de woorden "de samenstelling van de selectiecommissie" en de woorden "aan de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken".

Art.46. Tussen artikel 8 en 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 21 december 2021, wordt een nieuw artikel 8bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 8bis. Wanneer het aantal kandidaten die in de groep "geschikt" ingedeeld zijn, voor een in artikel 7, paragraaf 2, eerste lid, 1° bedoelde managementfunctie meer dan vijf bedraagt, wordt een extern assessment center georganiseerd voor deze kandidaten. De financiële kost van het assessment center is ten laste van de rekruterende instelling van openbaar nut.
  Het externe assessment center staat los van de rangschikking van de kandidaten in de voornoemde groepen. Het is niet uitsluitend.
  Het resultaat van het assessment center wordt meegedeeld aan de in artikel 9, eerste lid bedoelde bevoegde overheid.
  Onder de hierboven vermelde voorwaarden wordt een extern assessment center georganiseerd, op verzoek van het beheersorgaan als de instelling hierover beschikt en op verzoek van de minister of de staatssecretaris voor alle andere instellingen, voor elke andere managementfunctie.".

Art.47. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 9. § 1. Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning deelt het resultaat van de in artikel 7 bedoelde procedure mee:
  1° aan de minister, voor de functie van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal;
  2° aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal, voor de andere managementfuncties.
  Binnen de instellingen waar er een beheersorgaan is, maakt de minister het in artikel 7 bedoelde resultaat met betrekking tot de functie van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal over aan het beheersorgaan en belast het een advies te leveren. Als dit advies niet binnen de twintig werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
  Met de kandidaten van de groep "geschikt" wordt een bijkomend gesprek georganiseerd met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de vacante managementfunctie. Dit gesprek wordt gevoerd:
  1° voor de aanwerving van de administrateur-generaal of de directeur-generaal, door de minister;
  2° voor de aanwerving van de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal, door de minister, en, in voorkomend geval, door de administrateur-generaal of de directeur-generaal indien hij is aangeduid;
  3° voor de aanwerving van de houder van de managementfunctie -1, door de administrateur-generaal of de directeur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal indien respectievelijk de administrateur-generaal of de directeur-generaal nog niet zijn aangeduid;
  4° voor de aanwerving van de houder van de managementfunctie -2, door de houder van de managementfunctie -1 en door de administrateur-generaal of de directeur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal indien respectievelijk de administrateur-generaal of de directeur-generaal nog niet zijn aangeduid.
  Tijdens het bijkomende gesprek wordt in voorkomend geval rekening gehouden met het resultaat van het in artikel 8bis bedoelde assessment center.
  Er wordt van elk gesprek een verslag opgemaakt en dit wordt bij het aanduidingsdossier gevoegd.
  In geval van afwezigheid van de administrateur-generaal of de directeur-generaal wordt deze tijdens het bijkomende gesprek voor de aanwerving van de houder van een managementfunctie -2 vervangen door de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of door de houder van een managementfunctie -1 die daartoe is aangeduid door de minister of de staatssecretaris."

Art.48. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "voor een periode van zes jaar" vervangen door de woorden "voor een periode van zes jaar, die eenmaal hernieuwd kan worden";
  2° in paragraaf 1, 2° worden de woorden "de managementfuncties -1 en voor de staffuncties" vervangen door de woorden "de andere managementfuncties";
  3° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "De kandidaten worden aangeduid binnen een maximumtermijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van het resultaat van de in artikel 7 bedoelde procedure.
  In afwijking van het tweede lid, indien:
  - het mandaat van de houder van de managementfunctie wordt beëindigd binnen de eerste drie jaar;
  - en als voor de betrokken managementfunctie meerdere kandidaten uit de groep "geschikt" zijn geslaagd in het aanvullende gesprek bedoeld in artikel 9;
  De bevoegde overheid beslist of ze een nieuw aanvullend gesprek organiseert voor de bovenvermelde kandidaten overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 9".

Art.49. In de titel van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" opgeheven.

Art.50. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 en paragraaf 2 worden telkens aangevuld met een 4°, luidende:
  "4° de houder van een managementfunctie -1 voor de houders van een managementfunctie -2.";
  2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. Het managementplan houdt rekening met de verwachtingen van het beheersorgaan (in voorkomend geval), met de politieke beleidskeuzes in alle domeinen waarin de organisatie actief is, en met de op elkaar afgestemde prioriteiten en verwachtingen inzake transversale doelstellingen zoals die op voorstel van de Minister van Ambtenarenzaken door de regering zijn vastgelegd.
  Voor de instellingen waarvoor een beheersovereenkomst geen wettelijke vereiste is, kan geopteerd worden voor een algemeen managementplan met het algemeen beleid en de strategische doelstellingen voor de hele organisatie, opgesteld door de leidend ambtenaar. Dit plan wordt opgesteld in overleg met de aanwezige mandaathouders en in voorkomend geval met andere leden van het directiecomité.
  In dit managementplan wordt ook vastgelegd welke mandaathouders verantwoordelijk of mee verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de doelstellingen.
  Voor de organisaties met een wettelijk vereiste beheersovereenkomst wordt een algemeen managementplan opgesteld met minstens de toewijzing van de verantwoordelijkheden aan de mandaathouders en de wijze waarop de prioriteiten en verwachtingen inzake de transversale doelstellingen zoals die door de regering zijn vastgelegd zullen worden gerealiseerd.
  Het operationeel plan, dat over drie jaar loopt, omschrijft de resultaatsgebieden, de concrete realisaties, de doelstellingen, in voorkomend geval de verschillende stappen en bijhorende timing. Dit operationeel plan omvat zowel de lopende processen, de doelstellingen op het vlak van efficiëntie- en kwaliteitsverbetering en de concrete omzetting van de transversale doelstellingen, met inbegrip van het niveau van detail en de graad van operationalisering van deze transversale doelstellingen. Dit operationeel plan omvat eveneens een jaarbudget voor de uitvoering van het managementplan.
  De individuele operationele plannen kunnen vervangen worden door een geïntegreerd operationeel plan, voor zover de verantwoordelijkheden van de verschillende mandaathouders vastgelegd zijn. Bij de aanduiding van een nieuwe mandaathouder in een van de mandaatfuncties van de organisatie zal het operationeel plan in elk geval worden herzien.
  Zowel het managementplan als het operationeel plan zijn niet als statisch te beschouwen. Het operationeel plan wordt minstens jaarlijks aangevuld en geëvalueerd.";
  3° Paragrafen 4, 5 en 7 worden opgeheven.

Art.51. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.52. In hoofdstuk IV, afdeling III van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" telkens opgeheven.

Art.53. In hetzelfde besluit wordt na artikel 13 een artikel 13bis ingevoegd luidend:
  "Art. 13bis. De houder van een managementfunctie neemt minstens deel aan één selectieprocedure die georganiseerd wordt door het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning als jurylid van de in artikel 8 bedoelde selectiecommissie. Als de houder van een managementfunctie, met uitzondering van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Strategie en Ondersteuning, aan meer dan één selectieprocedure deelneemt, wordt een termijn van minstens negen maanden nageleefd tussen twee deelnames.".

Art.54. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In paragraaf 1 worden de woorden "- en staf" opgeheven;
  2° in paragraaf 3 van de Nederlandse versie worden de woorden "en de staffuncties" opgeheven;
  3° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De in artikel 3, § 1, 3° en 4° bedoelde managementfuncties worden opgenomen in de klassen die lager zijn dan die waarin de in artikel 3, § 1, 1° bedoelde managementfunctie van dezelfde instelling is opgenomen." ;
  4° Paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
  " § 6. Bovenop de in de paragrafen 1 en 2 vermelde bezoldigingen kan het beloningspakket in een forfaitaire terugbetaling voorzien voor gemaakte onkosten en omvat het beloningspakket naar keuze van de houder van een managementfunctie, een van de volgende opties:
  - het ter beschikking stellen van een dienstvoertuig dat voor privédoeleinden mag gebruikt worden;
  - een mobiliteitsbudget, met inachtneming van artikelen 4 tot 7 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van een mobiliteitsbudget en het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van een mobiliteitsbudget.
  De in het eerste lid bedoelde opties zijn niet cumuleerbaar.".

Art.55. In hoofdstuk IV, afdeling III van hetzelfde besluit worden het artikel 17bis en 17ter ingevoegd, luidende:
  "Art. 17bis. - Wanneer de continuïteit van de instelling het vereist, ontvangt de ambtenaar aan wie de bevoegdheden van een wegens ziekte afwezige houder van een managementfunctie zijn gedelegeerd, voor de periode van delegatie, een bedrag dat overeenstemt met de directiepremie bedoeld in artikel 26, § 4, tweede lid. Dit bedrag wordt uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 26, § 4, derde en vierde lid.

Art. 17ter. § 1. Wanneer de continuïteit van de instelling het vereist, kan de minister of de staatssecretaris voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie die afwezig is wegens ziekte, door:
  1° ofwel een andere houder van een managementfunctie ermee te belasten het mandaat uit te oefenen;
  2° ofwel een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5.
  In het geval van een tijdelijke vervanging van een managementfunctie -1 of -2 kan de minister of de staatssecretaris enkel op voordracht van de administrateur-generaal of de directeur-generaal over de vervanging beslissen.
  § 2. De ambtenaar die in uitvoering van paragraaf 1 in een tijdelijke vervanging wordt aangeduid, ontvangt gedurende de vervangingsperiode een weddecomplement dat overeenstemt met het verschil, dat is vastgesteld op de dag van de aanduiding, tussen de weddeschaal van de klasse waarin hij is benoemd en de loonklasse waaraan de managementfunctie waarin hij tijdelijk wordt aangeduid, is gekoppeld.
  In voorkomend geval moet de eerste grootheid van het in het eerste lid bedoelde verschil gelezen worden als de loonklasse die gekoppeld is aan de managementfunctie uitgeoefend door de mandaathouder op het moment dat hij eveneens is aangeduid voor de tijdelijke vervanging.
  § 3. Onverminderd paragrafen 1 en 2 kan de minister, wanneer de afwezigheid wegens ziekte langer dan zes maanden duurt, in voorkomend geval beslissen een vergelijkende selectie op te starten om een houder aan te stellen die zijn diensten effectief presteert in de managementfunctie.
  Voor een managementfunctie -1 of -2 maakt de minister gebruik van het eerste lid op voordracht van de administrateur-generaal of de directeur-generaal.
  Onverminderd artikel 15 gebeurt de aanduiding in de managementfunctie in uitvoering van het eerste lid hetzij:
  1° voor een beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie;
  2° voor een normale duur van zes jaar.
  De in het eerste lid bedoelde vergelijkende selectie is gebaseerd op de bestaande functiebeschrijving en het bestaande competentieprofiel van de managementfunctie.
  De oproep tot kandidatuurstelling vermeldt uitdrukkelijk het type en de duur van het mandaat.
  § 4. Wanneer het gaat om een aanduiding in een managementfunctie voor een beperkte duur in toepassing van paragraaf 3, derde lid, 1°, dan is de vergelijkende selectie, in afwijking van artikelen 4 en 5, toegankelijk voor de kandidaat die ofwel:
  1° houder is van een managementfunctie (-1 of -2);
  2° van wie de laatste evaluatie in het kader van een federaal mandaat met een gunstige evaluatievermelding werd afgesloten;
  3° laureaat, ingedeeld in de groep "geschikt", is van een vergelijkende selectie voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau in de twaalf voorgaande maanden zonder dat hij daarin werd aangeduid;
  4° laureaat, ingedeeld in de groep "geschikt", is van een vergelijkende selectieprocedure voor dezelfde managementfunctie in de twee voorgaande jaren zonder dat hij daarin werd aangeduid;
  5° een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 is;
  en die verklaart klaar te zijn om de managementfunctie onmiddellijk uit te oefenen. De kandidaat voegt bij de kandidatuur alle documenten ter staving van de bovenvermelde voorwaarden.
  In afwijking van artikelen 7 en 8 worden de kandidaturen ingediend bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning. De kandidaten worden toelaatbaar verklaard na verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
  Er vindt een gesprek plaats met de kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard in toepassing van het tweede lid, met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele vaardigheden en hun vaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de vacante managementfunctie. Dit gesprek wordt georganiseerd volgens de modaliteiten bepaald in artikel 9, in paragrafen 1 en 2.
  De kandidaat die in toepassing van het eerste lid is gekozen, wordt aangeduid in een mandaat waarvan de duur overeenkomt met de resterende duur van het mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie.
  § 5. De houder van de managementfunctie van administrateur-generaal of van directeur-generaal of van adjunct-administrateur-generaal of van adjunct-directeur-generaal aangeduid in toepassing van paragraaf 3, derde lid wordt ter beschikking gesteld van de minister na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.
  De houder van een managementfunctie -1 en - 2 die is aangeduid in toepassing van paragraaf 3, derde lid wordt ter beschikking gesteld van de administrateur-generaal of de directeur-generaal na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.
  Tijdens de in het eerste en tweede lid bedoelde terbeschikkingstelling wordt de mandaathouder belast met opdrachten van algemeen belang.
  In afwijking van het eerste en tweede lid, naargelang het gaat om de functie van administrateur-generaal of van directeur-generaal of om een andere managementfunctie, wordt de houder van de managementfunctie die de uitoefening van zijn functie hervat na een periode van afwezigheid wegens ziekte van meer dan zes maanden op zijn verzoek respectievelijk ter beschikking gesteld van de minister of de administrateur-generaal of de directeur-generaal. Hij wordt tot het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang, die in onderling overleg moeten worden vastgelegd.
  De in het vierde lid bedoelde terbeschikkingstelling heeft als gevolg dat de houder van de managementfunctie die is aangeduid in uitvoering van paragraaf 3, derde lid het mandaat volledig uitoefent tot het afloopt.
  § 6. In toepassing van paragraaf 5 wordt de houder van de managementfunctie ambtshalve belast, bij ministerieel besluit, met de uitoefening van de opdracht van algemeen belang. Deze opdracht is geen nieuwe aanduiding in een mandaat, zoals bedoeld in artikel 10, en is geen verlof of afwezigheid bedoeld in artikel 15.
  Tijdens de duur van de opdracht is de in het eerste lid bedoelde opdrachthouder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Hij wordt voor de toepassing van deze paragraaf gelijkgesteld met een ambtenaar van de klasse A5.
  Het voornoemde artikel 15 is van toepassing op de opdrachthouder, zoals bedoeld in deze paragraaf.
  De bepalingen met betrekking tot de herintegratievergoedingen en de beëindigingsvergoedingen, vastgelegd in artikelen 27 tot 29, blijven volledig van toepassing op de opdrachthouder.
  § 7. Artikel 30 met betrekking tot de mandaathernieuwing is niet van toepassing op de aanduiding in een mandaat bedoeld in paragraaf 3.".

Art.56. In hoofdstuk V van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" telkens opgeheven.

Art.57. In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 3 augustus 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In het eerste lid wordt in de eerste zin het woord "jaarlijks" vervangen door het woord "tweejaarlijks";
  2° in het eerste lid wordt de zin "De evaluatieperiode loopt van 1 januari tot 31 december." vervangen als volgt:
  "De eerste twee evaluatiecycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste evaluatiecyclus wordt afgesloten zes maanden voor het einde van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.";
  3° Het tweede, het derde en het vierde lid worden opgeheven;
  4° In het vijfde lid wordt het woord "evaluatieperiode" vervangen door het woord "evaluatiecyclus".

Art.58. In artikel 19 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het besluit van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 1 worden de woorden "of in het in artikel 12 bedoelde ondersteuningsplan" opgeheven;
  2° in het eerste lid, 1° wordt met een zin aangevuld, luidende:
  "In voorkomend geval wordt rekening gehouden met de opvolging van de aanbevelingen in auditrapporten van de bevoegde controleactoren die hebben geleid tot een wijziging van het bovenvermelde operationele plan.";
  3° artikel 19 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Tijdens de evaluatie wordt een enquête georganiseerd onder de verschillende stakeholders zoals de klanten, de medewerkers of de peers. ".

Art.59. In artikel 20, paragraaf 1 van hetzelfde besluit wordt een 3° ingevoegd, luidende:
  "3° de houder van de managementfunctie -1, eerste evaluator genoemd, en de administrateur-generaal of de directeur-generaal, tweede evaluator genoemd, wat de houders van een managementfunctie -2 betreft.".

Art.60. In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "en dit onverminderd elk informeel gesprek," ingevoegd tussen de woorden "telkens wanneer dat noodzakelijk blijkt," en het woord "functioneringsgesprekken";
  2° in het tweede lid worden de woorden "of het ondersteuningsplan" opgeheven;
  3° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Er wordt eventueel een ontwikkelingstraject voor de houder van de managementfunctie, zoals bepaald in artikel 22bis, opgezet.".

Art.61. In hoofdstuk V wordt afdeling 4, onderafdeling 2 als volgt hernoemd: "Het evaluatiecyclusgesprek".

Art.62. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 22. § 1. Tijdens de evaluatiecyclus vindt er een evaluatiecyclusgesprek plaats.
  Het evaluatiecyclusgesprek omvat twee luiken:
  1. de planning;
  2. de balans.
  § 2. De planning tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de vertaling naar meetbare criteria van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het strategisch plan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11, werden vastgelegd.
  § 3. De balans tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de evaluatie van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het managementplan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11, werden vastgelegd en voor de betrokken evaluatiecyclus werden gepland.
  § 4. Onverminderd bovengenoemde paragrafen 2 en 3 wordt er eventueel een ontwikkelingstraject, zoals bepaald in artikel 22bis, opgezet.
  § 5. Aan het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de eerste evaluator de houder van de managementfunctie uit voor het evaluatiecyclusgesprek.
  De tweede evaluator alsook een door de eerste evaluator aangewezen secretaris kunnen aan dat evaluatiecyclusgesprek deelnemen.
  In elk geval vindt er vóór het evaluatiecyclusgesprek overleg plaats tussen de eerste en de tweede evaluator.
  § 6. Ter voorbereiding van de balans die tijdens het evaluatiecyclusgesprek wordt opgemaakt, maakt de houder van de managementfunctie, een zelfevaluatie die rekening houdt met de gegevens uit de enquête onder de stakeholders. Deze wordt ten laatste twintig werkdagen vóór de vastgestelde datum van het evaluatiecyclusgesprek aan de eerste evaluator bezorgd.
  § 7. De eerste evaluator bereidt het evaluatiegesprek voor door de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie te toetsen op consistentie en onderbouwing. Hij vergelijkt ze met de elementen waarover hij beschikt, die resulteren uit feiten en geobserveerd gedrag tijdens de dagelijkse opvolging van het functioneren van de geëvalueerde. Bovendien verzamelt hij alle bijkomende informatie die kan bijdragen tot een billijke en objectieve evaluatie.
  § 8. Binnen de instelling die over een beheersorgaan beschikt, wint de eerste evaluator het advies in van het beheersorgaan met betrekking tot de zelfevaluatie. Als dit advies niet binnen de tien werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
  § 9. Wanneer meerdere ministers en/of staatssecretarissen bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal, maakt de eerste evaluator de zelfevaluatie over aan de betrokken ministers en/of staatssecretarissen en vraagt hij hun advies. Als dit advies niet binnen de tien werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
  Als de betrokken ministers en/of staatssecretarissen dat wensen, wonen zij het evaluatiecyclusgesprek bij.
  § 10. Een extern bureau verleent bijstand aan de in artikel 20 gedefinieerde evaluatieactoren. Het externe bureau verleent in dit verband rechtstreekse ondersteuning aan de eerste evaluator. Het ondersteunt hem bij de beoordeling van de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie. Daartoe verzamelt het bureau alle bijkomende of tegenstrijdige informatie inzake de evaluatie-elementen vermeld in artikel 19 en houdt het rekening met de gegevens van de enquête onder de stakeholders die betrokken zijn bij de uitvoering van de mandaatfunctie bedoeld in artikel 19, tweede lid. Het bereidt het evaluatiecyclusgesprek voor en structureert het en het staat in voor de opvolging ervan.
  Het externe bureau verleent bijstand voor elke evaluatiecyclus van de administrateur-generaal, de directeur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en de adjunct-directeur-generaal tijdens zijn mandaat. Voor de managementfuncties N-1 en N-2 is de bijstand van het externe bureau facultatief.".

Art.63. Tussen artikel 22 en artikel 23 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel 22bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 22bis. § 1. Het ontwikkelingstraject is een begeleiding op maat van de houder van een managementfunctie die voldoet aan behoeften die door de eerste evaluator zijn vastgesteld bij het evaluatiecyclusgesprek en die voortvloeien uit:
  1° de balans van de verwezenlijkingen bedoeld in artikel 22, § 3; bij de balans wordt rekening gehouden met de bijdrage van de houder van de managementfunctie aan de verwezenlijking van de transversale doelstellingen die tijdens de planning zijn vastgesteld;
  2° de noodzaak om professionele competenties te ontwikkelen;
  3° de verwachtingen en bevindingen van de verschillende groepen stakeholders.
  § 2. Het ontwikkelingstraject stoelt op een schriftelijk akkoord tussen de eerste evaluator en de houder van de managementfunctie dat, op basis van de vastgestelde behoeften, op zijn minst het volgende vaststelt:
  1° te bereiken ontwikkelingsdoelstelling(en);
  2° de te prefereren voorstellen voor leeroplossingen om bij te dragen tot de verwachte competentieontwikkeling en de bijbehorende planning.
  Het ontwikkelingstraject houdt rekening met de evaluatiecyclus van de houder van de managementfunctie.
  Het ontwikkelingstraject duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden.
  Onverminderd het derde lid kan de duur van het ontwikkelingstraject slechts een keer worden aangepast.
  Het ontwikkelingstraject kan in onderling akkoord op elk moment worden stopgezet.".

Art.64. In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4 wordt het woord "uitstekend," opgeheven en worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" door het woord "goed" vervangen;
  2° de woorden "of 12" worden telkens opgeheven;
  3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt:
  "De evaluatie geeft aanleiding tot de vermelding "onvoldoende" als eruit blijkt dat de doelstellingen vastgelegd in het managementplan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11, en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie ervan wordt toegewezen aan de houder van de managementfunctie, niet werden behaald.";
  4° in paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
  "Onverminderd artikel 19 krijgt de houder van een managementfunctie een in artikel 22bis bedoeld ontwikkelingstraject als er tijdens het evaluatiecyclusgesprek ontwikkelingspunten worden vastgesteld.";
  5° in paragraaf 7 worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" door het woord "goed" vervangen;
  6° paragraaf 7bis wordt vervangen als volgt:
  "De evaluatie van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het strategisch plan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11 en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie is toevertrouwd aan de houder van de managementfunctie, omvat de planning die overeenkomstig artikel 22, § 1 en § 2 wordt uitgevoerd.";
  7° in paragraaf 9 worden de woorden "voldoet aan de verwachtingen" door het woord "goed" vervangen.

Art.65. In artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 30 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid wordt het punt 3° vervangen als volgt:
  "de strategische of operationele doelstellingen die werden vastgelegd in het managementplan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11, en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie aan hem werd toevertrouwd";
  2° in paragraaf 1, eerste lid wordt tussen punt 3° en punt 4° een nieuw punt ingevoegd, luidende:
  "3bis° de planning van de doelstellingen per evaluatiecyclus die in toepassing van punt 3° wordt uitgevoerd en, in voorkomend geval het in artikel 22bis bedoelde ontwikkelingstraject;".

Art.66. In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 en paragraaf 2 wordt het woord "uitstekend" door het woord "goed" vervangen;
  2° in paragraaf 2, eerste en vierde lid, worden de woorden "van de staffunctie" telkens vervangen door het cijfer "-2".

Art.67. In artikel 26 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden telkens opgeheven;
  2° de woorden "de leeftijd van 65 jaar" worden telkens vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd";
  3° in paragraaf 1 wordt een 5° ingevoegd, luidende:
  "5° wanneer de instelling of, in voorkomend geval, wanneer de dienst waarvoor de houder van de managementfunctie is aangeduid ophoudt te bestaan.";
  4° in paragraaf 2 worden de woorden "van de 65e verjaardag" vervangen door de woorden "van de wettelijke pensioenleeftijd";
  5° in paragraaf 3 worden de woorden "- of staffunctie -1" door de woorden "-1 en -2" vervangen;
  6° in paragraaf 4 worden de woorden "- of staffunctie -1" door de woorden "-1 en -2" vervangen;
  7° in paragraaf 4, tweede lid wordt het woord "maximale" geschrapt;
  8° In paragraaf 4, tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
  ""Onverminderd het tweede lid, blijft de premie behouden totdat er een nieuwe mandaathouder is aangesteld.".

Art.68. Tussen artikel 26 en 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2021, wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 26bis. § 1. Aan het einde van het mandaat wordt een outplacement georganiseerd op verzoek van:
  1° ofwel de voormalige houder van de managementfunctie die de bestaande arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst in het federaal openbaar ambt beëindigt;
  2° ofwel de voormalige houder van een managementfunctie die geen arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst heeft in het federaal openbaar ambt.
  Om outplacement te genieten, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
  1° geen arbeidsovereenkomst hebben afgesloten;
  2° geen hoofdactiviteit als zelfstandige uitoefenen;
  3° niet in dienst zijn als ambtenaar bij een overheidsdienst.
  § 2. De houder van de managementfunctie bedoeld in 1 § , eerste lid, dient uiterlijk binnen een maand na afloop van zijn mandaat zijn aanvraag voor outplacement in bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
  Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling begeleidt de federale diensten bij de invoering van het outplacement.
  Het outplacement eindigt zodra niet wordt voldaan aan één van de in § 1, tweede lid, bepaalde voorwaarden.
  De in § 1 bedoelde houder van de managementfunctie brengt de bevoegde overheid en het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op de hoogte van elke wijziging in zijn beroepssituatie.
  § 3. Onder outplacement wordt verstaan een reeks diensten en adviezen aan de in het eerste lid bedoelde houder van het mandaat om de kansen te verbeteren om sneller een betrekking of een beroepsactiviteit te vinden.
  Het outplacement met een maximale duur van twaalf maanden maakt het voorwerp uit van een schriftelijk akkoord.
  § 4. De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, geniet onder dezelfde modaliteiten het in deze paragraaf bedoelde outplacement.".

Art.69. In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden telkens opgeheven.
  2° in paragraaf 3, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, worden de woorden "bij de eindevaluatie, bij de derde, vierde of vijfde tussentijdse evaluatie of bij de eerste of tweede tussentijdse evaluatie" vervangen door de woorden "bij de eindevaluatie, bij de tweede tussentijdse evaluatie of bij de eerste tussentijdse evaluatie";
  3° tussen het derde en het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "Indien artikel 16 lid 4 wordt toegepast en aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus volgend op de eerste evaluatiecyclus of, in voorkomend geval, aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus voorafgaand aan de laatste evaluatiecyclus een vermelding "onvoldoende" wordt toegekend, ontvangt de houder van een managementfunctie driemaal of zesmaal de beëindigingsvergoeding overeenkomstig het eerste en het tweede lid.".

Art.70. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden "- of staf" opgeheven.

Art.71. In artikel 29 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014 en het besluit van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden opgeheven ;
  2° de woorden "voldoet aan de verwachtingen" worden telkens vervangen door het woord "goed".
  3° in paragraaf 1,, eerste lid worden de woorden ""uitstekend" of" opgeheven;
  4° in paragraaf 4 wordt het eerste lid opgeheven;
  5° in paragraaf 4, tweede lid, 2° worden de woorden "of meerdere" opgeheven;
  6° artikel 29 wordt aangevuld met drie paragrafen, luidende:
  " § 6. De voormalige houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, krijgt eveneens de in dit artikel bedoelde herintegratievergoeding, mits hij bij zijn evaluatie een evaluatievermelding "goed" heeft gekregen.
  § 7. Het bedrag van de herintegratievergoeding wordt in mindering gebracht met een bedrag dat overeenstemt met de kosten van het outplacement bedoeld in artikel 26bis, § 1.
  § . 8. De herintegratievergoeding die berekend wordt volgens de modaliteiten van bovenvermelde § 3 wordt in voorkomend geval toegekend aan het niet onder artikel 13 vallende personeelslid dat na uitoefening van een mandaat in een managementfunctie herintegreert naar een betrekking bij het federaal openbaar ambt. ".

Art.72. In artikel 29bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden telkens opgeheven.;
  2° De woorden "voldoet aan de verwachtingen" worden telkens vervangen door het woord "goed".
  3° In het vijfde lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2016, wordt de volgende zin ingevoegd tussen de woorden "in de zin van het derde lid." en de woorden "Indien de betrokkene":
  "De betrokkene, die verklaart geen beroepsinkomen te hebben en arbeidsgeschikt is, heeft slechts recht op de beëindigingsvergoeding indien hij effectief de nodige inspanningen heeft geleverd om een nieuwe betrekking te vinden.".

Art.73. In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "- of staf" worden telkens opgeheven.;
  2° De woorden "voldoet aan de verwachtingen" worden telkens vervangen door het woord "goed".
  1° in het eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, worden de woorden "de minimaal" opgeheven;;
  4° in het eerste lid, gewijzigd bij het besluit van 10 april 2014, worden de woorden "en "uitstekend" na het tweede of volgende mandaten" opgeheven.;
  5° In het vijfde lid, gewijzigd bij het besluit van 3 augustus 2016, worden de woorden "en de vermelding "uitstekend" tijdens het tweede of de volgende mandaten" opgeheven.

HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en opheffingsbepalingen
Art.74. De op de datum van inwerkingtreding van dit besluit lopende selectieprocedures voor een mandaatfunctie blijven geregeld worden door de bepalingen die van kracht waren vóór die datum.
  In afwijking van het eerste lid, voor de eerste aanduiding in een managementfunctie na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit:
  - geniet de eliminerende test bedoeld in artikel 7, § 3, tweede lid van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, de vrijstelling voorzien in artikel 5bis, § 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, zoals ingevoegd door dit koninklijk besluit;
  - genieten de computergestuurde tests bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2022, de bewarende maatregel bedoeld in artikel 5bis, § 1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, zoals ingevoegd door dit koninklijk besluit;
  - voldoen de houders van een vrijstelling voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau verkregen in toepassing van de regelgeving die van kracht is vóór de inwerkingtreding van dit besluit aan de voorwaarden inzake vereiste vrijstelling in toepassing van artikel 5bis, § 1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 en van artikel 5bis, § 1 van het koninklijk besluit van 16 november 2006, zoals gewijzigd door dit koninklijk besluit.

Art.75. Onverminderd artikel 74 blijft het bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende mandaat geregeld worden door de bepalingen die vóór die datum van kracht waren.
  In afwijking van het eerste lid geniet de houder van een in het eerste lid bedoelde managementfunctie de maatregelen met betrekking tot de outplacement en de herintegratievergoeding zoals voorzien of gewijzigd door dit besluit vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Deze maatregel is eveneens van toepassing op de houder van een managementfunctie van wie het mandaat eindigt wanneer de federale dienst of, in voorkomend geval, de dienst van de federale dienst ophoudt te bestaan.
  Als, in afwijking van het eerste lid, in het kader van het in het eerste lid bedoelde mandaat, artikel 20, § 4 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 en artikel 26, § 4 van het koninklijk besluit van 16 november 2006 zijn toegepast op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, geniet de aangeduide vervanger de maatregel voorzien in artikelen 27 en 67 van dit besluit.

Art.76. De lopende evaluatiecyclus van de houder van een managementfunctie of van een staffunctie op de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft geregeld worden door de bepalingen die vóór de inwerkingtreding van kracht waren.
  De evaluatie van de tweede of vierde evaluatiecyclus gebeurt jaarlijks als de evaluatiecyclus die loopt op het moment van inwerkingtreding van dit besluit de eerste of de derde evaluatiecyclus is voor de houder van een managementfunctie van wie het mandaat is begonnen tussen 1 juli van een kalenderjaar en 1 januari van het volgende kalenderjaar.
  De evaluatie van de derde evaluatiecyclus gebeurt jaarlijks als de evaluatiecyclus die loopt op het moment van inwerkingtreding van dit besluit de tweede evaluatiecyclus is voor de houder van een managementfunctie van wie het mandaat is begonnen voor 1 juli van een kalenderjaar.
  De lopende beroepsprocedures inzake evaluatie voor een management- of staffunctie of, in voorkomend geval, de beroepsprocedures die zouden worden ingesteld voor een voormelde management- of staffunctie binnen een termijn van dertig maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geregeld worden door de bepalingen die van kracht waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.77. Als artikel 15ter, § 4 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 wordt toegepast om in de tijdelijke aanduiding te voorzien, dan wordt de laureaat die gerangschikt is in groep "A" van een vergelijkende selectie voor een management- of staffunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau in de twaalf voorgaande maanden zonder dat hij daarin werd aangeduid gelijkgesteld met de laureaat ingedeeld in de groep "geschikt".

Art.78. De bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende staffuncties worden gelijkgesteld met managementfuncties voor de toepassing van de reglementaire bepalingen inzake de hernieuwing van het mandaat.

Art.79. In toepassing van het koninklijk besluit van 6 december 2001, het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en het koninklijk besluit van 16 november 2006 wordt het mandaat dat lopende is bij de inwerkingtreding van dit besluit, in geval van een nieuwe aanduiding in dezelfde managementfunctie, niet meegeteld voor de toepassing van de regels met betrekking tot de hernieuwing van het mandaat.

Art.80. Voor de eerste aanduiding van de administrateurs-generaal en de adjunct-administrateurs-generaal of de directeurs-generaal en de adjunct-directeurs-generaal bedoeld in artikel 5, § 2 en die volgt op de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit voldoen de houders van een functie van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal aan de voorwaarden inzake managementervaring of beroepservaring vereist in toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 2006, zoals gewijzigd bij dit besluit.
  Voor de eerste aanduiding voor een managementfunctie -1 en -2 bedoeld in artikel 5, § 2 en die volgt op de inwerkingtreding van dit besluit voldoen de houders van een managementfunctie aan de voorwaarden inzake managementervaring of beroepservaring vereist in toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 2006, zoals gewijzigd bij dit besluit.

Art.81.Worden opgeheven:
  - [1 ...]1 [2 het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gewijzigd bij de besluiten van 20 september 2012, van 31 maart 2014, van 30 september 2021 en van 21 december 2021, uitgezonderd artikel 2]2;
  - het koninklijk besluit van 18 november 2005 betreffende de aanduiding en uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, gewijzigd bij de besluiten van 9 september 2012, 30 september 2021 en 21 december 2021.
  ----------
  (1)<KB 2025-04-06/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (2)<KB 2025-04-06/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.82. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 83. Onze Ministers en onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.