Details





Titel:

16 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management[...]functies in sommige instellingen van openbaar nut. <KB2024-07-10/04, art. 34, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-11-2006 en tekstbijwerking tot 06-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De management [1 ...]1 functies en hun juridische aard.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - De selectie, de werving en de aanstelling van de houders van een management[1 ...]1functie.
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 4
Afdeling II. - De selectie.
Art. 5, 5bis, 6-8, 8bis
Afdeling III. - De werving.
Art. 9
Afdeling IV. - De aanstelling.
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de management [1 ...]1 functies.
Afdeling I. - Het managementplan van de houder van een managementfunctie.
Art. 11
Afdeling II. - Het ondersteuningsplan van de houder van een staffunctie.
Art. 12
Afdeling III. - Nadere regelen betreffende de uitvoering van de management [1 ...]1 functies.
Art. 13, 13bis, 14-17, 17bis, 17ter
HOOFDSTUK V. - De evaluatie van de houder van een management [1 ...]1 functie.
Afdeling 1. - Duur van de evaluatiecyclus.
Art. 18
Afdeling 2. - Onderwerp van de evaluatie.
Art. 19
Afdeling 3. - Actoren van de evaluatie.
Art. 20
Afdeling 4. - Verloop van de evaluatiecyclus.
Onderafdeling 1. - De functioneringsgesprekken.
Art. 21
Onderafdeling 2. [1 - Het evaluatiecyclusgesprek]1
Art. 22, 22bis
Afdeling 5. - Het evaluatieverslag en de toegekende vermelding.
Art. 23
Afdeling 6. - Het evaluatiedossier.
Art. 24
Afdeling 7. - Beroepsmogelijkheden.
Art. 25
HOOFDSTUK VI. [1 - Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging.]1
Afdeling I. - Einde van het mandaat.
Onderafdeling I. - Einde van rechtswege [1 en tijdelijke vervanging]1.
Art. 26, 26bis
Onderafdeling II. - Vroegtijdige beëindiging.
Art. 27-28
Afdeling II. - Niet-hernieuwing.
Art. 29, 29bis
HOOFDSTUK VII. - Hernieuwing van het mandaat.
Art. 30
HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen.
Art. 31
HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art. 32-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 Dit besluit is van toepassing op de hierna opgesomde instellingen van openbaar nut:
   1° het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers;
   2° het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;
   3° het Federaal Planbureau;
   4° de Regie der Gebouwen;
   5° het Agentschap voor de oproepen tot de hulpdiensten;
   6° het Nationaal Geografisch Instituut;
   7° de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie van het Ministerie van Defensie;
   8° het War Heritage Institute;
   9° het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
   10° het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 35, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  " instelling " : een van de in artikel 1 opgesomde instellingen van openbaar nut;
  " de minister " : de minister of de ministers onder wie de instelling ressorteert;
  [2 ...]2
  [1 Voor het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen worden onder de woorden `administrateur-generaal' de woorden `gedelegeerd bestuurder' verstaan, en worden onder de woorden `adjunct-administrateur- generaal' de woorden `adjunct-gedelegeerd bestuurder' verstaan.]1
  [2 Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-03-31/02, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 02-04-2014>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 36, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK II. - De management [1 ...]1 functies en hun juridische aard.   ----------   (1)
Art.3.[1 § 1. Voor zover de weging van de managementfunctie van administrateur-generaal of van directeur-generaal minstens leidt tot klasse 3 in toepassing van artikel 17, paragrafen 2 en 3 van dit besluit, kunnen volgens de bewoordingen van de oprichtingswet van de instelling de volgende managementfuncties uitgeoefend worden in de beheersdiensten en in de functionele diensten:
   1° administrateur-generaal of directeur-generaal;
   2° adjunct-administrateur-generaal of adjunct-directeur-generaal;
   3° de managementfunctie -1;
   4° de managementfunctie -2.
   Ze zijn gerangschikt in vier groepen, in de onderstaande hiërarchische volgorde:
   1° administrateur-generaal of directeur-generaal;
   2° adjunct-administrateur-generaal of adjunct-directeur-generaal;
   3° de managementfunctie -1;
   4° de managementfunctie -2.
   § 2. Voor de volgende domeinen kunnen de managementfuncties gecreëerd worden in de functionele diensten:
   1° Personeel en Organisatie;
   2° Budget en Beheerscontrole;
   3° Informatie- en Communicatietechnologie.
   Er kunnen verschillende in het eerste lid bedoelde domeinen in één managementfunctie gecombineerd worden op voorstel van de betrokken minister.
   De managementfuncties -1 bedoeld in deze paragraaf rapporteren rechtstreeks aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal. De managementfuncties -2 rapporteren aan de managementfuncties -1 waaronder ze vallen en, in voorkomend geval, aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal.
   § 2 bis. Als er managementfuncties in de beheersdiensten worden gecreëerd kan het aantal managementfuncties in de functionele diensten niet groter zijn dan dit aantal in de beheersdiensten.
   § 3. De functie van adjunct-administrateur-generaal of van adjunct-directeur-generaal, alsook het aantal managementfuncties worden vastgesteld door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en met het akkoord van de Ministers van Ambtenarenzaken en van Begroting.
   § 4. De managementfuncties worden uitgeoefend in het kader van een mandaat, dit wil zeggen een tijdelijke aanduiding die hernieuwbaar is overeenkomstig artikel 10.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 38, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK III. - De selectie, de werving en de aanstelling van de houders van een management[1 ...]1functie.   ----------   (1)
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art.4.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de regels die toepasselijk zijn op de selectie en de werving van het rijkspersoneel van toepassing op de selectie en de werving van de houders van een management [1 ...]1 functie.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 40, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling II. - De selectie.
Art.5.§ 1. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal, voor een managementfunctie [1 ...]1 moeten de kandidaten titularis zijn van een functie van niveau A of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau A.
  § 2. [1 De kandidaten voor een functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal moeten een managementervaring van minstens acht jaar hebben of een beroepservaring van minstens acht jaar, waarvan minstens drie jaar managementervaring en minstens drie jaar specifieke ervaring. De kandidaten voor een managementfunctie -1 en -2 moeten een managementervaring van minstens zes jaar hebben of een beroepservaring van minstens zes jaar, waarvan minstens twee jaar managementervaring en minstens twee jaar specifieke ervaring.]1 Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de private sector. Onder nuttige professionele ervaring wordt verstaan de beroepservaring die gerelateerd wordt aan de functiebeschrijving, het competentieprofiel en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden.
  § 3. [1 De jaren gepresteerd in de klassen A3, A4 en A5 worden gelijkgesteld met de jaren managementervaring.
   "Een jaar dat wordt aangerekend als managementervaring kan niet worden meegeteld als een jaar specifieke ervaring, als het de uitoefening van dezelfde functie in dezelfde periode betreft.
   De specifieke ervaring heeft betrekking op een ervaring in de technische activiteitsdomeinen die verband houden met de vacante managementfunctie.]1
  [1 § 4. De deelname van de kandidaat aan een selectieprocedure voor een managementfunctie zoals bedoeld in §§ 1 en 2 is onverenigbaar met de aanstelling als lid van de selectiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5, indien de voormelde aanstelling plaatsvond binnen de twaalf voorafgaande maanden.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 41, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.5bis. [1 § 1. Kandidaten voor een vergelijkende selectie bedoeld in artikel 5 die eerder de niet-eliminerende verplichte tests bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid hebben afgelegd, behouden de resultaten voor die tests gedurende zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken tests werden afgelegd volgens de volgende modaliteiten:
   - resultaten voor de persoonlijkheids- en integriteitstests voor alle managementfuncties;
   - resultaten voor de generieke competentietests voor een managementfunctie die tot eenzelfde niveau behoort.
   § 2. Aan de houder van een managementfunctie die na afloop van zijn mandaat de effectieve eindevaluatievermelding "goed" heeft gekregen wordt door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende computergestuurde tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of een lager niveau.
   De vrijstelling is geldig voor een duur van drie jaar en wordt van kracht op de dag na het einde van het mandaat van de in het eerste lid bedoelde houder van de managementfunctie.
   De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, geniet onder dezelfde modaliteiten de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling, mits hij bij de laatste effectieve evaluatie een evaluatievermelding "goed" heeft gekregen.
   Aan de houders van een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau wordt eveneens een vrijstelling toegekend voor de in artikel 7, § 3, tweede lid bedoelde proef met de eliminerende computergestuurde tests voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of lager niveau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 42, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Art.6.§ 1. De kandidaten voor een management- of staffunctie moeten beschikken over de competenties, relationele vaardigheden, alsook de vaardigheden op het vlak van organisatie en beheer en voldoen aan de functiespecifieke ervarings- en kennisvoorwaarden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven management[1 ...]1functie.
  § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een (binnen een instelling te begeven management[1 ...]1functie), die geen beheersorgaan heeft, wordt bepaald : <KB 2007-04-26/52, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-06-2007>
  1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal, door de minister;
  2° voor de managementfunctie -1 of voor de staffunctie, door de minister, in voorkomend geval, op voorstel van de administrateur- generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen;
  [1 3° voor de managementfunctie -2, door de minister, in voorkomend geval, op voorstel van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen en van de houder van de managementfunctie -1.]1
  § 3. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen een instelling te begeven management[1 ...]1functie die wel een beheersorgaan heeft, wordt bepaald :
  1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal, door de Minister op voorstel van het beheersorgaan;
  2° voor de managementfunctie -1 of voor de staffunctie, door het beheersorgaan, op voorstel van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen;
  [1 3° voor de managementfunctie -2, door het beheersorgaan, in voorkomend geval, op voorstel van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal indien hij is aangewezen en van de houder van de managementfunctie -1.]1
  § 4. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een te begeven management[1 ...]1functie worden voor akkoord voorgelegd aan de Minister van Ambtenarenzaken.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 43, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.7.[1 § 1. De kandidaturen worden ingediend bij de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt.
   § 2. De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen computergestuurde tests af waarmee de generieke vaardigheden en competenties voor de betrokken managementfunctie worden gemeten. Deze tests, die plaatsvinden voor de in het derde lid bedoelde mondelinge proef, worden aangepast aan het niveau van de vacante functie. Er worden drie niveaus gedefinieerd:
   1° het niveau dat de wegingsklassen 7 en 6 bevat;
   2° het niveau dat de wegingsklassen 5 en 4 bevat;
   3° 3° het niveau dat de andere wegingsklassen bevat.
   De selectiecommissie vraagt de aangeduide vertegenwoordiger van de rekruterende dienst, voorafgaand aan het horen van de toelaatbaar verklaarde kandidaten, naar de specifieke kenmerken van de vacante managementfunctie. Deze laatste mag niet persoonlijk betrokken zijn bij de betreffende selectieprocedure.
   De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af op basis van een praktijkgeval dat verband houdt met de vacante managementfunctie. De proef heeft als doel zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van deze functie te evalueren.
   De selectiecommissie wordt op de hoogte gehouden van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde computergestuurde tests en houdt rekening met deze resultaten bij de beoordeling van de competenties die ze na de mondelinge proef verricht voor elke toelaatbaar verklaarde kandidaat.
   Na de in het derde lid bedoelde mondelinge proef en na vergelijking van de titels en verdiensten van de kandidaten worden de kandidaten ingedeeld hetzij in de groep "geschikt", hetzij in de groep "niet geschikt". In de groep " geschikt " worden de kandidaten gerangschikt
   § 3. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning bepaalt de methodologie van de computergestuurde tests en van de mondelinge proef en controleert de toepassing ervan.
   Als het aantal kandidaten die in toepassing van paragraaf 1 toelaatbaar werden verklaard meer dan twintig bedraagt, kan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning beslissen om een eliminerende test te organiseren, na advies van het beheersorgaan als een instelling hierover beschikt en na advies van de bevoegde minister of na advies van de leidend ambtenaar voor de andere managementfuncties. Deze eliminerende test gaat vooraf aan de in paragraaf 2, eerste lid bedoelde computergestuurde tests.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 44, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.8.§ 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit :
  1° [3 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde;]3
  2° één externe expert inzake management;
  3° één externe expert inzake human ressources management;
  4° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van de materie die eigen is aan de te begeven functie;
  5° twee ambtenaren uit een federale overheidsdienst, programmatorische federale overheidsdienst, uit een federaal ministerie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federale wetenschappelijke instelling, uit een andere federale instelling van openbaar nut dan die waarvoor de selectieprocedure wordt georganiseerd of uit diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen of uit de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven management[3 ...]3functie [3 of die sinds minder dan drie jaar managementfuncties hebben uitgeoefend die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie en die bij de eindevaluatie de vermelding "goed" hebben kregen]3;
  6° [3 van een plaatsvervanger voor elk van de leden bedoeld in 2° tot 5°. Deze plaatsvervangers worden tegelijk met de effectieve leden benoemd.]3
  [3 Bij de samenstelling van de selectiecommissie wordt, met uitzondering van de voorzitter, de verhoudingsgewijs gelijke genderverdeling gerespecteerd.]3
  § 2. [3 De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°. Het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 2° en zijn plaatsvervanger behoren tot een andere taalaanhorigheid dan die van het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 3°, en zijn plaatsvervanger. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4° en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen.]3
  De profielen van de [1 ...]1 leden van de selectiecommissie bedoeld in § 1, 2°, 4° en 5°, [1 ...]1 [3 en die van hun plaatsvervangers]3 worden bepaald in samenspraak met :
  (a) voor de instellingen die geen beheersorgaan hebben
  1° de minister, voor de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of voor de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal;
  2° de minister, in voorkomend geval, op voorstel van de betrokken administrateur-generaal of directeur-generaal indien hij is aangewezen, voor de overige management[3 ...]3functies.
  (b) voor de instellingen waar een beheersorgaan bestaat :
  1° het beheersorgaan, voor de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of voor de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal;
  2° het beheersorgaan, in voorkomend geval, op voorstel van de betrokken administrateur-generaal of directeur-generaal indien hij is aangewezen, voor de overige management[3 ...]3functies.
  Wanneer een management[3 ...]3functie wordt vacant verklaard voor kandidaten van twee taalrollen, dient de voorzitter van de selectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen te hebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, hetzij te worden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.
  Indien een management[3 ...]3functie uitsluitend vacant wordt verklaard voor kandidaten van één enkele taalrol, of indien er enkel kandidaten van één enkele taalrol overblijven na het onderzoek van de ontvankelijkheid van de kandidaturen door [3 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3, of wanneer alle kandidaten van eenzelfde taalrol afwezig zijn op de [1 computergestuurde assessmentproef [3 bedoeld in artikel 7, § 2]3]1, wordt de selectiecommissie samengesteld door één enkele vertegenwoordiger per categorie van leden bedoeld in het eerste lid, 2°, 3°, 4° en 5°. Ze behoren tot dezelfde taalrol of taalaanhorigheid als deze van de kandidaat. De voorzitter van de selectiecommissie, als hij tot die taalrol of tot deze taalaanhorigheid behoort, dient niet te worden bijgestaan door een ambtenaar bedoeld in het vierde lid.
  § 3. [3 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 deelt de samenstelling van de selectiecommissie [1 ...]1 [3 , met inbegrip van de plaatsvervangers,]3 aan de Minister van Ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regeringsleden op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagen beschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval legt de Minister van Ambtenarenzaken, een volledig dossier ter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werd overgemaakt aan het betrokken regeringslid.
  Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werd door de Minister van Ambtenarenzaken, een lid van de selectiecommissie wraakt, benoemt [3 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 een ander lid; in dat geval is het eerste lid van toepassing.
  § 4. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tot het horen van de kandidaten en tot deliberatie voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden tot de taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van leden bedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5°, vertegenwoordigd is.
  Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horen van al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met het oog op de indeling van de kandidaten in de groep " geschikt " of de groep " niet geschikt " en op hun rangschikking in de groep " geschikt ". Geen enkel lid kan zich onthouden.
  Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
  § 5. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep " geschikt " of de groep " niet geschikt " en hun rangschikking in de groep " geschikt ".
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2021-12-21/16, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 04-02-2022>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 45, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.8bis. [1 Wanneer het aantal kandidaten die in de groep "geschikt" ingedeeld zijn, voor een in artikel 7, paragraaf 2, eerste lid, 1° bedoelde managementfunctie meer dan vijf bedraagt, wordt een extern assessment center georganiseerd voor deze kandidaten. De financiële kost van het assessment center is ten laste van de rekruterende instelling van openbaar nut.
   Het externe assessment center staat los van de rangschikking van de kandidaten in de voornoemde groepen. Het is niet uitsluitend.
   Het resultaat van het assessment center wordt meegedeeld aan de in artikel 9, eerste lid bedoelde bevoegde overheid.
   Onder de hierboven vermelde voorwaarden wordt een extern assessment center georganiseerd, op verzoek van het beheersorgaan als de instelling hierover beschikt en op verzoek van de minister of de staatssecretaris voor alle andere instellingen, voor elke andere managementfunctie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 46, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Afdeling III. - De werving.
Art.9.[1 § 1. Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning deelt het resultaat van de in artikel 7 bedoelde procedure mee:
   1° aan de minister, voor de functie van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal;
   2° aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal, voor de andere managementfuncties.
   Binnen de instellingen waar er een beheersorgaan is, maakt de minister het in artikel 7 bedoelde resultaat met betrekking tot de functie van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en van adjunct-directeur-generaal over aan het beheersorgaan en belast het een advies te leveren. Als dit advies niet binnen de twintig werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
   Met de kandidaten van de groep "geschikt" wordt een bijkomend gesprek georganiseerd met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de vacante managementfunctie. Dit gesprek wordt gevoerd:
   1° voor de aanwerving van de administrateur-generaal of de directeur-generaal, door de minister;
   2° voor de aanwerving van de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal, door de minister, en, in voorkomend geval, door de administrateur-generaal of de directeur-generaal indien hij is aangeduid;
   3° voor de aanwerving van de houder van de managementfunctie -1, door de administrateur-generaal of de directeur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal indien respectievelijk de administrateur-generaal of de directeur-generaal nog niet zijn aangeduid;
   4° voor de aanwerving van de houder van de managementfunctie -2, door de houder van de managementfunctie -1 en door de administrateur-generaal of de directeur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal indien respectievelijk de administrateur-generaal of de directeur-generaal nog niet zijn aangeduid.
   Tijdens het bijkomende gesprek wordt in voorkomend geval rekening gehouden met het resultaat van het in artikel 8bis bedoelde assessment center.
   Er wordt van elk gesprek een verslag opgemaakt en dit wordt bij het aanduidingsdossier gevoegd.
   In geval van afwezigheid van de administrateur-generaal of de directeur-generaal wordt deze tijdens het bijkomende gesprek voor de aanwerving van de houder van een managementfunctie -2 vervangen door de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of door de houder van een managementfunctie -1 die daartoe is aangeduid door de minister of de staatssecretaris.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 47, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling IV. - De aanstelling.
Art.10.§ 1. De kandidaten, gekozen overeenkomstig artikel 9, worden [1 voor een periode van zes jaar, die eenmaal hernieuwd kan worden]1 aangesteld :
  1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, door de Koning, bij besluit waarover in de Ministerraad werd beraadslaagd, op voorstel van de minister;
  2° voor [1 de andere managementfuncties]1, door de Koning, op voorstel van de minister, in voorkomend geval, na voordracht door de administrateur-generaal of de directeur-generaal indien hij is aangewezen.
  [1 De kandidaten worden aangeduid binnen een maximumtermijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van het resultaat van de in artikel 7 bedoelde procedure.
   In afwijking van het tweede lid, indien:
   - het mandaat van de houder van de managementfunctie wordt beëindigd binnen de eerste drie jaar;
   - en als voor de betrokken managementfunctie meerdere kandidaten uit de groep "geschikt" zijn geslaagd in het aanvullende gesprek bedoeld in artikel 9;
   De bevoegde overheid beslist of ze een nieuw aanvullend gesprek organiseert voor de bovenvermelde kandidaten overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 9]1
  § 3. In afwijking van de artikelen 28 tot 33quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, moeten de houders van een management- of staffunctie geen stage doormaken.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 48, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK IV. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de management [1 ...]1 functies.   ----------   (1)
Afdeling I. - Het managementplan van de houder van een managementfunctie.
Art.11.§ 1. Binnen een termijn van zes maanden na de aanstelling wordt door de houder van de managementfunctie in de instellingen die geen beheersorgaan hebben, een ontwerp van managementplan en operationeel plan bezorgd aan :
  1° de minister, voor de administrateur-generaal of de directeur-generaal;
  2° de administrateur-generaal of de directeur-generaal, voor de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal;
  3° de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal voor de houders van een managementfunctie -1;
  [1 4° de houder van een managementfunctie -1 voor de houders van een managementfunctie -2.]1
  Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal, worden het ontwerp van managementplan en operationeel plan aan alle ministers bezorgd.
  § 2. Binnen een termijn van zes maanden na de aanstelling wordt door de houder van de managementfunctie in een instelling die wel over een beheersorgaan beschikt, een ontwerp van managementplan en operationeel plan bezorgd aan :
  1° het beheersorgaan, voor de administrateur-generaal of directeur-generaal;
  2° het beheersorgaan en de administrateur-generaal of directeur-generaal, voor de adjunct-administrateur-generaal of de adjunct-directeur-generaal;
  3° de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal voor de houders van een managementfunctie -1;
  [1 4° de houder van een managementfunctie -1 voor de houders van een managementfunctie -2.]1
  § 3. [1 Het managementplan houdt rekening met de verwachtingen van het beheersorgaan (in voorkomend geval), met de politieke beleidskeuzes in alle domeinen waarin de organisatie actief is, en met de op elkaar afgestemde prioriteiten en verwachtingen inzake transversale doelstellingen zoals die op voorstel van de Minister van Ambtenarenzaken door de regering zijn vastgelegd.
   Voor de instellingen waarvoor een beheersovereenkomst geen wettelijke vereiste is, kan geopteerd worden voor een algemeen managementplan met het algemeen beleid en de strategische doelstellingen voor de hele organisatie, opgesteld door de leidend ambtenaar. Dit plan wordt opgesteld in overleg met de aanwezige mandaathouders en in voorkomend geval met andere leden van het directiecomité.
   In dit managementplan wordt ook vastgelegd welke mandaathouders verantwoordelijk of mee verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de doelstellingen.
   Voor de organisaties met een wettelijk vereiste beheersovereenkomst wordt een algemeen managementplan opgesteld met minstens de toewijzing van de verantwoordelijkheden aan de mandaathouders en de wijze waarop de prioriteiten en verwachtingen inzake de transversale doelstellingen zoals die door de regering zijn vastgelegd zullen worden gerealiseerd.
   Het operationeel plan, dat over drie jaar loopt, omschrijft de resultaatsgebieden, de concrete realisaties, de doelstellingen, in voorkomend geval de verschillende stappen en bijhorende timing. Dit operationeel plan omvat zowel de lopende processen, de doelstellingen op het vlak van efficiëntie- en kwaliteitsverbetering en de concrete omzetting van de transversale doelstellingen, met inbegrip van het niveau van detail en de graad van operationalisering van deze transversale doelstellingen. Dit operationeel plan omvat eveneens een jaarbudget voor de uitvoering van het managementplan.
   De individuele operationele plannen kunnen vervangen worden door een geïntegreerd operationeel plan, voor zover de verantwoordelijkheden van de verschillende mandaathouders vastgelegd zijn. Bij de aanduiding van een nieuwe mandaathouder in een van de mandaatfuncties van de organisatie zal het operationeel plan in elk geval worden herzien.
   Zowel het managementplan als het operationeel plan zijn niet als statisch te beschouwen. Het operationeel plan wordt minstens jaarlijks aangevuld en geëvalueerd.]1
  § 4. [1 ...]1
  § 5. [1 ...]1
  § 6. Binnen twee maanden na behoorlijk vastgestelde ontvangst van de ontwerpen keuren de in §§ 1 en 2 bedoelde organen het managementplan en het operationeel plan goed na overleg met de betrokken houder van de managementfunctie.
  Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebeid van een administrateur-generaal of een adjunct-administrateur-generaal of van een directeur-generaal en een adjunct-directeur-generaal binnen de instellingen die geen beheersorgaan hebben, vraagt de minister, bevoegd inzake het grootste gedeelte van het activiteitsgebied, het advies van zijn collega's over de ontwerpen van plan. Ze beschikken over een termijn van vijftien werkdagen om hun advies te formuleren. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt het advies niet meer vereist. De minister bevoegd inzake het grootste gedeelte van het activiteitsgebied keurt dan het operationeel en het managementplan goed na overleg met de houder van de managementfunctie en rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de andere bevoegde ministers.
  § 7. [1 ...]1
  § 8. Als de houder van een managementfunctie binnen de voorgeschreven termijn noch een ontwerp van managementplan, noch een ontwerp van operationeel plan heeft opgesteld en/of binnen de voorgeschreven termijn geen ontwerp tot aanpassing voor de bovenvermelde plannen heeft opgesteld, zal zijn evaluatie betrekking hebben op dit element en op elk ander element dat relevant zal blijken.
  § 9. Indien de in §§ 1 en 2 vermelde organen de hiervoor vermelde plannen of aanpassing niet binnen de voorziene termijn goedkeuren, worden die geacht te zijn goedgekeurd.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 50, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling II. - Het ondersteuningsplan van de houder van een staffunctie.
Art.12.
  <Opgeheven bij KB 2024-07-10/04, art. 51, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling III. - Nadere regelen betreffende de uitvoering van de management [1 ...]1 functies.   ----------   (1)
Art.13.Tijdens de duur van hun mandaat is, behoudens de afwijkende bepalingen in onderhavig besluit, het statuut van het rijkspersoneel van toepassing op de houders van een management[1 ...]1functie.
  Voor de toepassing van het statuut van het Rijkspersoneel maken de houders van een management[1 ...]1functie deel uit van niveau A. Ze staan hiërarchisch boven de klasse A5.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.13bis. [1 De houder van een managementfunctie neemt minstens deel aan één selectieprocedure die georganiseerd wordt door het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning als jurylid van de in artikel 8 bedoelde selectiecommissie. Als de houder van een managementfunctie, met uitzondering van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Strategie en Ondersteuning, aan meer dan één selectieprocedure deelneemt, wordt een termijn van minstens negen maanden nageleefd tussen twee deelnames.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 53, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Art.14.De houder van een management[1 ...]1functie die op het ogenblik van zijn indienstneming vast benoemd is in de overheidsdiensten, bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van het mandaat. Hun betrekking kan vacant verklaard worden na twee jaar en intussen kan er enkel in voorzien worden door middel van contractuele tewerkstelling of hogere functies.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.15.De houder van een management[3 ...]3functie oefent zijn taak voltijds uit.
  Tijdens zijn mandaat kan hij :
  1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte betreffen;
  2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden of van de provincieraden of om een ambt uit te oefenen in een cel beleidsvoorbereiding of het kabinet van een minister of een staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
  3° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
  4° [2 ...]2;
  5° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwillige indienstnemer bij dit korps;
  6° geen verlof krijgen om mindervaliden en zieken te vergezellen en bij te staan;
  7° geen verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;
  8° [1 geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid, met de vierdagenweek met en zonder premie en halftijds te werken vanaf 50 of 55 jaar;]1
  9° geen afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden verkrijgen;
  10° geen verloven krijgen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten.
  ----------
  (1)<KB 2012-09-20/02, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
  (2)<KB 2024-05-18/07, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.16.§ 1. De uitoefening van een management[1 ...]1functie is onverenigbaar met :
  1° elke activiteit, tewerkstelling of mandaat die, zelfs gratis, wordt uitgeoefend door de houder van een management[1 ...]1functie zelf, door een tussenpersoon of door een bemiddelaar, in elke instelling, onderneming, bedrijf of vereniging en die aanleiding kan geven tot een belangenconflict met de activiteiten van de Instelling of schade kan berokkenen aan de neutraliteit van de mandaathouder;
  2° elke activiteit die indruist tegen de waardigheid van de functie of die de vervulling van taken voor de functie zou kunnen schaden.
  § 2. De houder van een management[1 ...]1functie verklaart welke belangen hij, of leden van zijn familie die onder hetzelfde dak wonen, heeft (hebben) of welke activiteiten hij (zij) uitoefent (uitoefenen) in elke instelling, bedrijf of vereniging waarvan de activiteiten kunnen vallen onder de bevoegdheden van het instituut. De verenigbaarheid van belangen of activiteiten met de uitoefening van de management[1 ...]1functie binnen de instelling wordt door de minister onderzocht.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.17.§ 1. Het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management[2 ...]2functies in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde is van overeenkomstige toepassing voor wat betreft criteria die aan de basis ervan liggen en de beloningsmethodiek van het instituut.
  § 2 De Ministerraad legt de weging vast van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal of directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal, op voordracht van de bevoegde Minister, na akkoord van de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.
  De managementfunctie bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, wordt ingedeeld in de klasse die lager is dan deze waarin de managementfunctie, bedoeld in artikel 3, § 1, 1° van dezelfde instelling is ingedeeld.
  § 3. De administrateur-generaal of directeur-generaal legt de weging van de andere managementfuncties -1 [2 ...]2 vast na akkoord van de ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.
  [2 De in artikel 3, § 1, 3° en 4° bedoelde managementfuncties worden opgenomen in de klassen die lager zijn dan die waarin de in artikel 3, § 1, 1° bedoelde managementfunctie van dezelfde instelling is opgenomen.]2
  § 4. Het resultaat van de wegingen wordt in de betrokken besluiten tot aanstelling opgenomen.
  § 5. Het bruto jaarlijks beloningspakket van de houders van een management[1 ...]1functie bevat :
  1° een maandelijkse brutowedde;
  2° deelname aan een aanvullende pensioenregeling, gefinancierd door persoonlijke en werkgeversbijdragen.
  § 6. [2 Bovenop de in de paragrafen 1 en 2 vermelde bezoldigingen kan het beloningspakket in een forfaitaire terugbetaling voorzien voor gemaakte onkosten en omvat het beloningspakket naar keuze van de houder van een managementfunctie, een van de volgende opties:
   - het ter beschikking stellen van een dienstvoertuig dat voor privédoeleinden mag gebruikt worden;
   - een mobiliteitsbudget, met inachtneming van artikelen 4 tot 7 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van een mobiliteitsbudget en het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van een mobiliteitsbudget.
   De in het eerste lid bedoelde opties zijn niet cumuleerbaar.]2
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 54, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.17bis. [1 Wanneer de continuïteit van de instelling het vereist, ontvangt de ambtenaar aan wie de bevoegdheden van een wegens ziekte afwezige houder van een managementfunctie zijn gedelegeerd, voor de periode van delegatie, een bedrag dat overeenstemt met de directiepremie bedoeld in artikel 26, § 4, tweede lid. Dit bedrag wordt uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 26, § 4, derde en vierde lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 55, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Art.17ter. [1 § 1. Wanneer de continuïteit van de instelling het vereist, kan de minister of de staatssecretaris voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie die afwezig is wegens ziekte, door:
   1° ofwel een andere houder van een managementfunctie ermee te belasten het mandaat uit te oefenen;
   2° ofwel een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5.
   In het geval van een tijdelijke vervanging van een managementfunctie -1 of -2 kan de minister of de staatssecretaris enkel op voordracht van de administrateur-generaal of de directeur-generaal over de vervanging beslissen.
   § 2. De ambtenaar die in uitvoering van paragraaf 1 in een tijdelijke vervanging wordt aangeduid, ontvangt gedurende de vervangingsperiode een weddecomplement dat overeenstemt met het verschil, dat is vastgesteld op de dag van de aanduiding, tussen de weddeschaal van de klasse waarin hij is benoemd en de loonklasse waaraan de managementfunctie waarin hij tijdelijk wordt aangeduid, is gekoppeld.
   In voorkomend geval moet de eerste grootheid van het in het eerste lid bedoelde verschil gelezen worden als de loonklasse die gekoppeld is aan de managementfunctie uitgeoefend door de mandaathouder op het moment dat hij eveneens is aangeduid voor de tijdelijke vervanging.
   § 3. Onverminderd paragrafen 1 en 2 kan de minister, wanneer de afwezigheid wegens ziekte langer dan zes maanden duurt, in voorkomend geval beslissen een vergelijkende selectie op te starten om een houder aan te stellen die zijn diensten effectief presteert in de managementfunctie.
   Voor een managementfunctie -1 of -2 maakt de minister gebruik van het eerste lid op voordracht van de administrateur-generaal of de directeur-generaal.
   Onverminderd artikel 15 gebeurt de aanduiding in de managementfunctie in uitvoering van het eerste lid hetzij:
   1° voor een beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie;
   2° voor een normale duur van zes jaar.
   De in het eerste lid bedoelde vergelijkende selectie is gebaseerd op de bestaande functiebeschrijving en het bestaande competentieprofiel van de managementfunctie.
   De oproep tot kandidatuurstelling vermeldt uitdrukkelijk het type en de duur van het mandaat.
   § 4. Wanneer het gaat om een aanduiding in een managementfunctie voor een beperkte duur in toepassing van paragraaf 3, derde lid, 1°, dan is de vergelijkende selectie, in afwijking van artikelen 4 en 5, toegankelijk voor de kandidaat die ofwel:
   1° houder is van een managementfunctie (-1 of -2);
   2° van wie de laatste evaluatie in het kader van een federaal mandaat met een gunstige evaluatievermelding werd afgesloten;
   3° laureaat, ingedeeld in de groep "geschikt", is van een vergelijkende selectie voor een managementfunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau in de twaalf voorgaande maanden zonder dat hij daarin werd aangeduid;
   4° laureaat, ingedeeld in de groep "geschikt", is van een vergelijkende selectieprocedure voor dezelfde managementfunctie in de twee voorgaande jaren zonder dat hij daarin werd aangeduid;
   5° een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 is;
   en die verklaart klaar te zijn om de managementfunctie onmiddellijk uit te oefenen. De kandidaat voegt bij de kandidatuur alle documenten ter staving van de bovenvermelde voorwaarden.
   In afwijking van artikelen 7 en 8 worden de kandidaturen ingediend bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning. De kandidaten worden toelaatbaar verklaard na verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
   Er vindt een gesprek plaats met de kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard in toepassing van het tweede lid, met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele vaardigheden en hun vaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de vacante managementfunctie. Dit gesprek wordt georganiseerd volgens de modaliteiten bepaald in artikel 9, in paragrafen 1 en 2.
   De kandidaat die in toepassing van het eerste lid is gekozen, wordt aangeduid in een mandaat waarvan de duur overeenkomt met de resterende duur van het mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie.
   § 5. De houder van de managementfunctie van administrateur-generaal of van directeur-generaal of van adjunct-administrateur-generaal of van adjunct-directeur-generaal aangeduid in toepassing van paragraaf 3, derde lid wordt ter beschikking gesteld van de minister na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.
   De houder van een managementfunctie -1 en - 2 die is aangeduid in toepassing van paragraaf 3, derde lid wordt ter beschikking gesteld van de administrateur-generaal of de directeur-generaal na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.
   Tijdens de in het eerste en tweede lid bedoelde terbeschikkingstelling wordt de mandaathouder belast met opdrachten van algemeen belang.
   In afwijking van het eerste en tweede lid, naargelang het gaat om de functie van administrateur-generaal of van directeur-generaal of om een andere managementfunctie, wordt de houder van de managementfunctie die de uitoefening van zijn functie hervat na een periode van afwezigheid wegens ziekte van meer dan zes maanden op zijn verzoek respectievelijk ter beschikking gesteld van de minister of de administrateur-generaal of de directeur-generaal. Hij wordt tot het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang, die in onderling overleg moeten worden vastgelegd.
   De in het vierde lid bedoelde terbeschikkingstelling heeft als gevolg dat de houder van de managementfunctie die is aangeduid in uitvoering van paragraaf 3, derde lid het mandaat volledig uitoefent tot het afloopt.
   § 6. In toepassing van paragraaf 5 wordt de houder van de managementfunctie ambtshalve belast, bij ministerieel besluit, met de uitoefening van de opdracht van algemeen belang. Deze opdracht is geen nieuwe aanduiding in een mandaat, zoals bedoeld in artikel 10, en is geen verlof of afwezigheid bedoeld in artikel 15.
   Tijdens de duur van de opdracht is de in het eerste lid bedoelde opdrachthouder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Hij wordt voor de toepassing van deze paragraaf gelijkgesteld met een ambtenaar van de klasse A5.
   Het voornoemde artikel 15 is van toepassing op de opdrachthouder, zoals bedoeld in deze paragraaf.
   De bepalingen met betrekking tot de herintegratievergoedingen en de beëindigingsvergoedingen, vastgelegd in artikelen 27 tot 29, blijven volledig van toepassing op de opdrachthouder.
   § 7. Artikel 30 met betrekking tot de mandaathernieuwing is niet van toepassing op de aanduiding in een mandaat bedoeld in paragraaf 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 55, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


HOOFDSTUK V. - De evaluatie van de houder van een management [1 ...]1 functie.   ----------   (1)
Afdeling 1. - Duur van de evaluatiecyclus.
Art.18.[1 Elke houder van een management[2 ...]2functie wordt tijdens zijn mandaat [3 tweejaarlijks]3 geëvalueerd. [3 De eerste twee evaluatiecycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste evaluatiecyclus wordt afgesloten zes maanden voor het einde van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.]3
  [3 ...]3
   Indien de houder van een management[2 ...]2functie meer dan de helft van de [3 evaluatiecyclus]3 afwezig is bekomt hij geen evaluatie en is artikel 23, § 9 van toepassing.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 57, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling 2. - Onderwerp van de evaluatie.
Art.19.De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de houder van een management[2 ...]2functie hebben betrekking op :
  1° de verwezenlijking van de doelstellingen die werden vastgelegd in het in artikel 11 bedoelde managementplan en operationeel plan [3 ...]3. [3 In voorkomend geval wordt rekening gehouden met de opvolging van de aanbevelingen in auditrapporten van de bevoegde controleactoren die hebben geleid tot een wijziging van het bovenvermelde operationele plan]3;
  2° de wijze waarop die doelstellingen al dan niet werden behaald;
  3° de persoonlijke bijdrage van de houder van de management[2 ...]2functie aan de verwezenlijking van die doelstellingen;
  4° de geleverde inspanningen om zijn competenties te ontwikkelen;
  [1 5° de tijdige realisatie en de kwaliteit van het geheel van evaluaties, doorgevoerd binnen de dienst waarover hij de verantwoordelijkheid heeft.]1
  [3 Tijdens de evaluatie wordt een enquête georganiseerd onder de verschillende stakeholders zoals de klanten, de medewerkers of de peers.]3
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/04, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 58, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling 3. - Actoren van de evaluatie.
Art.20.§ 1. De evaluatie van de houders van management[2 ...]2functies wordt uitgevoerd door :
  1° de minister, wat de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal betreft;
  2° de administrateur-generaal of de directeur-generaal, eerste evaluator genoemd en de minister, tweede evaluator genoemd, wat de houders van een managementfunctie -1 [2 ...]2 betreft;
  [3 3° de houder van de managementfunctie -1, eerste evaluator genoemd, en de administrateur-generaal of de directeur-generaal, tweede evaluator genoemd, wat de houders van een managementfunctie -2 betreft.]3
  § 2. Voor een externe ondersteuning inzake evaluatietechnieken kunnen de in § 1 bedoelde evaluatoren een beroep doen op de [1 Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1.
  § 3. Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van een administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal of van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, treedt de minister die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied, als eerste evaluator op.
  § 4. Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van een houder van een managementfunctie -1 [2 ...]2, treedt de minister die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied, als tweede evaluator op.
  ----------
  (1)<KB 2021-09-30/18, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling 4. - Verloop van de evaluatiecyclus.
Onderafdeling 1. - De functioneringsgesprekken.
Art.21.Tijdens elke evaluatiecyclus vinden er op initiatief van de houder van een management[1 ...]1functie of de eerste evaluator, telkens wanneer dat noodzakelijk blijkt, [2 en dit onverminderd elk informeel gesprek,]2 functioneringsgesprekken plaats.
  De functioneringsgesprekken hebben betrekking op alles wat met het functioneren van de houder van de management[1 ...]1functie te maken heeft, alsook op de doelstellingen die in het managementplan en het operationeel plan [2 ...]2 werden vastgesteld, de eventuele aanpassingen die eraan moeten worden aangebracht en hun verwezenlijking. [2 Er wordt eventueel een ontwikkelingstraject voor de houder van de managementfunctie, zoals bepaald in artikel 22bis, opgezet.]2
  Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van een administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal of van een directeur-generaal en een adjunct-directeur-generaal, kan elkeen de eerste evaluator vragen een functioneringsgesprek te organiseren over de materies die hen aanbelangen. Zij wonen dit onderhoud van rechtswege bij.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 60, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Onderafdeling 2. [1 - Het evaluatiecyclusgesprek]1   ----------   (1)
Art.22.[1 § 1. Tijdens de evaluatiecyclus vindt er een evaluatiecyclusgesprek plaats.
   Het evaluatiecyclusgesprek omvat twee luiken:
   1. de planning;
   2. de balans.
   § 2. De planning tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de vertaling naar meetbare criteria van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het strategisch plan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11, werden vastgelegd.
   § 3. De balans tijdens het evaluatiecyclusgesprek beoogt de evaluatie van de aan de houder van de managementfunctie toevertrouwde strategische en operationele doelstellingen die in het managementplan en het operationeel plan, bedoeld in artikel 11, werden vastgelegd en voor de betrokken evaluatiecyclus werden gepland.
   § 4. Onverminderd bovengenoemde paragrafen 2 en 3 wordt er eventueel een ontwikkelingstraject, zoals bepaald in artikel 22bis, opgezet.
   § 5. Aan het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de eerste evaluator de houder van de managementfunctie uit voor het evaluatiecyclusgesprek.
   De tweede evaluator alsook een door de eerste evaluator aangewezen secretaris kunnen aan dat evaluatiecyclusgesprek deelnemen.
   In elk geval vindt er vóór het evaluatiecyclusgesprek overleg plaats tussen de eerste en de tweede evaluator.
   § 6. Ter voorbereiding van de balans die tijdens het evaluatiecyclusgesprek wordt opgemaakt, maakt de houder van de managementfunctie, een zelfevaluatie die rekening houdt met de gegevens uit de enquête onder de stakeholders. Deze wordt ten laatste twintig werkdagen vóór de vastgestelde datum van het evaluatiecyclusgesprek aan de eerste evaluator bezorgd.
   § 7. De eerste evaluator bereidt het evaluatiegesprek voor door de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie te toetsen op consistentie en onderbouwing. Hij vergelijkt ze met de elementen waarover hij beschikt, die resulteren uit feiten en geobserveerd gedrag tijdens de dagelijkse opvolging van het functioneren van de geëvalueerde. Bovendien verzamelt hij alle bijkomende informatie die kan bijdragen tot een billijke en objectieve evaluatie.
   § 8. Binnen de instelling die over een beheersorgaan beschikt, wint de eerste evaluator het advies in van het beheersorgaan met betrekking tot de zelfevaluatie. Als dit advies niet binnen de tien werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
   § 9. Wanneer meerdere ministers en/of staatssecretarissen bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van de administrateur-generaal of van de directeur-generaal, maakt de eerste evaluator de zelfevaluatie over aan de betrokken ministers en/of staatssecretarissen en vraagt hij hun advies. Als dit advies niet binnen de tien werkdagen wordt bezorgd, is het niet meer vereist.
   Als de betrokken ministers en/of staatssecretarissen dat wensen, wonen zij het evaluatiecyclusgesprek bij.
   § 10. Een extern bureau verleent bijstand aan de in artikel 20 gedefinieerde evaluatieactoren. Het externe bureau verleent in dit verband rechtstreekse ondersteuning aan de eerste evaluator. Het ondersteunt hem bij de beoordeling van de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie. Daartoe verzamelt het bureau alle bijkomende of tegenstrijdige informatie inzake de evaluatie-elementen vermeld in artikel 19 en houdt het rekening met de gegevens van de enquête onder de stakeholders die betrokken zijn bij de uitvoering van de mandaatfunctie bedoeld in artikel 19, tweede lid. Het bereidt het evaluatiecyclusgesprek voor en structureert het en het staat in voor de opvolging ervan.
   Het externe bureau verleent bijstand voor elke evaluatiecyclus van de administrateur-generaal, de directeur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en de adjunct-directeur-generaal tijdens zijn mandaat. Voor de managementfuncties N-1 en N-2 is de bijstand van het externe bureau facultatief.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 62, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.22bis. [1 § 1. Het ontwikkelingstraject is een begeleiding op maat van de houder van een managementfunctie die voldoet aan behoeften die door de eerste evaluator zijn vastgesteld bij het evaluatiecyclusgesprek en die voortvloeien uit:
   1° de balans van de verwezenlijkingen bedoeld in artikel 22, § 3; bij de balans wordt rekening gehouden met de bijdrage van de houder van de managementfunctie aan de verwezenlijking van de transversale doelstellingen die tijdens de planning zijn vastgesteld;
   2° de noodzaak om professionele competenties te ontwikkelen;
   3° de verwachtingen en bevindingen van de verschillende groepen stakeholders.
   § 2. Het ontwikkelingstraject stoelt op een schriftelijk akkoord tussen de eerste evaluator en de houder van de managementfunctie dat, op basis van de vastgestelde behoeften, op zijn minst het volgende vaststelt:
   1° te bereiken ontwikkelingsdoelstelling(en);
   2° de te prefereren voorstellen voor leeroplossingen om bij te dragen tot de verwachte competentieontwikkeling en de bijbehorende planning.
   Het ontwikkelingstraject houdt rekening met de evaluatiecyclus van de houder van de managementfunctie.
   Het ontwikkelingstraject duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden.
   Onverminderd het derde lid kan de duur van het ontwikkelingstraject slechts een keer worden aangepast.
   Het ontwikkelingstraject kan in onderling akkoord op elk moment worden stopgezet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 63, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Afdeling 5. - Het evaluatieverslag en de toegekende vermelding.
Art.23.§ 1. Na afloop van het evaluatiegesprek stelt de eerste evaluator een ontwerp van beschrijvend evaluatieverslag op en doet [1 ...]1 met betrekking tot de vermelding. Hij overlegt met de tweede evaluator die zijn opmerkingen kan formuleren. Vervolgens stelt hij het beschrijvend evaluatieverslag op en kent de [1 ...]1 vermelding toe.
  § 2. Wanneer meerdere ministers bevoegd zijn voor het activiteitsgebied van een administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal of van een directeur-generaal en een adjunct-directeur-generaal, wordt het ontwerp van evaluatieverslag en het voorstel van [1 vermelding]1 voor advies door de eerste evaluator binnen zeven werkdagen overgemaakt aan de andere ministers. Deze beschikken over een termijn van zeven werkdagen om er hun eventuele opmerkingen aan toe te voegen. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt het advies niet meer vereist. Er wordt naar een consensus gezocht tussen de eerste evaluator en de andere betrokken ministers met betrekking tot de [1 vermelding]1 die moet worden toegekend aan de geëvalueerde. Wanneer ze het niet eens worden, wordt de beslissing genomen door de eerste evaluator.
  § 3. Het evaluatieverslag wordt door de tweede evaluator medeondertekend en wordt, met bewijs van ontvangst, medegedeeld aan de geëvalueerde binnen twintig werkdagen die volgen op het evaluatiegesprek.
  § 4. [1 Elke evaluatie wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : [4 ...]4 [4 "goed"]4, "te ontwikkelen", of "onvoldoende".]1
  § 5. [4 De evaluatie geeft aanleiding tot de vermelding "onvoldoende" als eruit blijkt dat de doelstellingen vastgelegd in het managementplan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11, en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie ervan wordt toegewezen aan de houder van de managementfunctie, niet werden behaald.]4
  § 6. [1 De evaluatie wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als eruit blijkt dat de doelstellingen bepaald in de in artikel 11 [4 ...]4 bedoelde plannen slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt.]1
  [4 Onverminderd artikel 19 krijgt de houder van een managementfunctie een in artikel 22bis bedoeld ontwikkelingstraject als er tijdens het evaluatiecyclusgesprek ontwikkelingspunten worden vastgesteld.]4
  § 7. [1 De evaluatie wordt besloten met de vermelding [4 "goed"]4 als eruit blijkt dat de meeste doelstellingen bepaald in de in artikel 11 [4 ...]4 bedoelde plannen werden verwezenlijkt.]1
  [1 § 7bis. [4 De evaluatie van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het strategisch plan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11 en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie is toevertrouwd aan de houder van de managementfunctie, omvat de planning die overeenkomstig artikel 22, § 1 en § 2 wordt uitgevoerd.]4]1
  [1§ 7ter. Er wordt geen rekening gehouden met de doelstellingen waarvan het niet bereiken geenszins afhing van de verantwoordelijkheid van de geëvalueerde.]1
  [1 § 7quater. In voorkomend geval, kan aan een houder van een management[3 ...]3functie, mits een specifieke motivering, een voor hem minder gunstige vermelding worden toegekend dan deze die zou worden toegekend met toepassing van de §§ 5 tot en met 7bis indien uit de evaluatie blijkt dat de houder van de management- of staffunctie slechts een kleine persoonlijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen bepaald in de in artikel 11 [4 ...]4 bedoelde plannen of dat de feitelijke elementen besproken tijdens het evaluatiegesprek een negatieve weerslag hebben op de uitoefening van de management[3 ...]3functie. Deze vaststellingen en elementen dienen aan bod gekomen te zijn op het evaluatiegesprek en de geëvalueerde dient de mogelijkheid te krijgen om hierop te reageren. Deze reactie dient opgenomen te worden in het evaluatieverslag.]1
  § 8. De eindevaluatie van de houder van de management[3 ...]3functie wordt gestaafd met de beschrijvende evaluatieverslagen betreffende de verstreken periodes voor de tussentijdse evaluaties en de totale periode van het mandaat voor de eindevaluatie.
  § 9. Indien de houder van de management- of staffunctie geen [1 evaluatie]1 heeft gekregen, wordt hem van rechtswege de vermelding [4 "goed"]4 toegekend.
  [1 § 10. [2 ...]2 ]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/04, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (4)<KB 2024-07-10/04, art. 64, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling 6. - Het evaluatiedossier.
Art.24.§ 1. Het evaluatiedossier van de houder van de management[2 ...]2functie bestaat uit :
  1° een identificatiefiche met de persoonlijke gegevens en het aanstellingsbesluit;
  2° een gevalideerde functiebeschrijving;
  3° [3 de strategische of operationele doelstellingen die werden vastgelegd in het managementplan en het operationeel plan bedoeld in artikel 11, en waarvan de verantwoordelijkheid voor de realisatie aan hem werd toevertrouwd]3;
  [3 3bis° de planning van de doelstellingen per evaluatiecyclus die in toepassing van punt 3° wordt uitgevoerd en, in voorkomend geval het in artikel 22bis bedoelde ontwikkelingstraject;]3
  4° in voorkomend geval, de verslagen over de functioneringsgesprekken en/of ieder ander document dat inzicht verschaft in de aanpassingen, de afspraken en de schikkingen die tussen de geëvalueerde houder van de management[2 ...]2functie en zijn eerste evaluator werden getroffen;
  5° de zelfevaluatie van de houder van de management[2 ...]2functie;
  6° de beschrijvende evaluatieverslagen;
  7° eventueel dossier van het ingestelde beroep.
  De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.
  De evaluatiedossiers worden bewaard bij de verantwoordelijke belast met het personeelsbeheer binnen de betrokken instelling.
  § 2. Het evaluatiedossier is toegankelijk voor de geëvalueerde houder van de management[2 ...]2functie, de verantwoordelijke belast met het personeelsbeheer binnen de betrokken instelling alsook voor de eerste en tweede evaluator.
  De minister, alsook de administrateur-generaal of de directeur-generaal hebben eveneens toegang tot de evaluatiedossiers van de houders van een management[2 ...]2functie die onder hun bevoegdheid, binnen hun activiteitsgebied of onder hun gezag vallen.
  § 3. Na afloop van elk evaluatiegesprek wordt een kopie van het aangepaste evaluatiedossier overgemaakt aan de voorzitter van het directiecomité van de [1 Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1 die belast is met de kwaliteitscontrole van de evaluatieprocedure van de houders van een management[2 ...]2functie.
  ----------
  (1)<KB 2021-09-30/18, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 65, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling 7. - Beroepsmogelijkheden.
Art.25.§ 1. De administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding " onvoldoende " of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding [3 "goed"]3 kan, per aangetekende brief, beroep aantekenen bij een beperkt ministerieel comité, dat is samengesteld uit drie leden van de regering, van wie twee van eenzelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde en die hiertoe werden aangewezen door de Ministerraad binnen de vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.
  De minister die de taak van eerste evaluator van de houder van de managementfunctie op zich heeft genomen mag niet aanwezig zijn bij, noch deelnemen aan de beraadslaging van het beperkt ministerieel comité. Hij kan echter wel worden gehoord.
  Het beroep wordt ingesteld bij het secretariaat van de Ministerraad en is opschortend. [1 In voorkomend geval wordt het mandaat verlengd tot het einde van de in dit artikel bedoelde beroepsprocedure.]1
  § 2. De houders van de managementfunctie -1 of [3 -2]3 wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding " onvoldoende " of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding [1 "uitstekend"]1 kunnen, per aangetekende brief, beroep instellen bij een comité, opgericht bij de Minister van Ambtenarenzaken en comité van beroep genaamd. Het beroep wordt ingesteld binnen de vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.
  Het comité omvat een Nederlandse en een Franse afdeling. De taalrol van de houder van de management[2 ...]2functie bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  Elke afdeling is samengesteld uit vier administrateurs-generaal of directeurs-generaal van de instellingen bedoeld in artikel 1, door Ons aangewezen op voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken. Ze wordt voorgezeten door het oudste lid, dat een ondervoorzitter aanwijst die de voorzitter in geval van afwezigheid vervangt.
  De administrateur-generaal of de directeur-generaal die heeft deelgenomen aan de evaluatieprocedure van de houder van de managementfunctie -1 of [3 -2]3 mag niet aanwezig zijn bij, noch deelnemen aan de beraadslaging van de afdeling : hij kan evenwel worden gehoord.
  Het beroep wordt ingesteld bij de Minister van Ambtenarenzaken en die, in elke zaak, een griffier-rapporteur aanwijst. Deze laatste is niet stemgerechtigd.
  Het comité maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister van Ambtenarenzaken.
  Het beroep is opschortend.
  § 3. De houder van de management- of staffunctie wordt opgeroepen, uiterlijk acht werkdagen voor de zitting, ten einde zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Hij dient persoonlijk te verschijnen. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. De verdediger mag op geen enkel ogenblik en in welke hoedanigheid ook deelgenomen hebben aan de evaluatieprocedure van de houder van de management[2 ...]2functie.
  Indien de houder van de management[2 ...]2functie of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, doet het beroepsorgaan uitspraak op grond van de stukken van het dossier. Hetzelfde geldt van zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs indien de houder van de management- of staffunctie of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren.
  De afwezigheid van de verdediger is, behoudens overmacht, geen reden van uitstel.
  Het beroepsorgaan hoort iedereen en verzamelt alle nodige gegevens opdat het met volle kennis van zaken zich kan uitspreken.
  § 4. Het beroepsorgaan kan slechts op een rechtsgeldige manier de houder van de management[2 ...]2functie horen en beraadslagen voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is.
  [1 De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bestaat het advies in het voorstel om de vermelding toe te kennen die onmiddellijk hoger is dan deze die toegekend was.]1
  § 5. [1 Het beroepsorgaan brengt zijn advies uit binnen de maand die volgt op de indiening van het beroep en bezorgt het onmiddellijk aan de eerste evaluator en de verzoeker.
   De eerste evaluator en de tweede evaluator, als er een tweede evaluator is, kennen de definitieve vermelding toe binnen een termijn van vijftien kalenderdagen en delen ze onmiddellijk mee aan de geëvalueerde.]1
  § 6. Het beroepsorgaan kan zich laten bijstaan door een specialist in de evaluatiemethoden van de federale overheid.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 66, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


HOOFDSTUK VI. [1 - Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging.]1   ----------   (1)
Afdeling I. - Einde van het mandaat.
Onderafdeling I. - Einde van rechtswege [1 en tijdelijke vervanging]1.   ----------   (1)
Art.26.[1 § 1. Het mandaat eindigt van rechtswege en zonder dat het aan de houder van de management[2 ...]2functie moet worden betekend :
   1° op het einde van de periodes bedoeld in artikel 10;
   2° wanneer de houder van de management[2 ...]2functie [2 de wettelijke pensioenleeftijd]2 bereikt;
   3° als de houder van de management[2 ...]2functie in een andere management[2 ...]2functie wordt aangesteld, vanaf de eerste dag dat hij de nieuwe functie effectief uitoefent;
   4° als de houder effectief één van de in artikel 15 bedoelde verloven geniet;
  [2 5° wanneer de instelling of, in voorkomend geval, wanneer de dienst waarvoor de houder van de managementfunctie is aangeduid ophoudt te bestaan.]2
   § 2. Als de houder van de management[2 ...]2functie [2 de wettelijke pensioenleeftijd]2 bereikt tijdens het mandaat, kan hij vragen zijn mandaat te verlengen tot het einde ervan, per maximale periode van een jaar. De organen bedoeld in artikel 9, derde lid, nemen een met reden omklede beslissing. De verlengingsaanvraag wordt ingediend minstens 6 maanden voor de datum [2 van de wettelijke pensioenleeftijd]2 of van het einde van de verlenging.
   § 3. De minister of de staatssecretaris kan het mandaat van de houder van de management[2 ...]2functie verlengen als de procedure om hem te vervangen ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. In het geval van een management [2 -1 en -2]2 kan alleen over de verlenging worden beslist door de Minister of de Staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal of de directeur-generaal. De verlenging is beperkt tot zes maanden en is hernieuwbaar. De hernieuwing van de verlenging van een mandaat van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal of van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, wordt ondergeschikt aan het eensluidend advies van de in raad vergaderde ministers.
   § 4. De minister of de staatssecretaris kan voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een management[2 ...]2functie, bij een definitief vacant verklaarde betrekking, door een andere houder van een management[2 ...]2functie of een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5, ermee te belasten dat mandaat uit te oefenen, als de vervangingsprocedure ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. Deze persoon maakt bij voorkeur deel uit van dezelfde instelling van openbaar nut. In het geval van een management [2 -1 en -2]2, kan alleen over de verlenging worden beslist door de Minister of de Staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal of directeur-generaal.
   De vervanger ontvangt gedurende deze vervanging een directiepremie van 735 euro voor de [2 ...]2 duur van één jaar.
  [2 Onverminderd het tweede lid, blijft de premie behouden totdat er een nieuwe mandaathouder is aangesteld.]2
   De directiepremie wordt maandelijks uitbetaald in dezelfde mate en tegen dezelfde voorwaarden als het loon.
   Het bedrag van de premie wordt gekoppeld aan spilindex 138,01.
   § 5. Indien geen voordracht van verlenging of vervanging gedaan wordt door de administrateur-generaal of de directeur-generaal, een maand voor het aflopen van het mandaat en de procedure nog niet heeft geleid tot een aanstelling, kan de minister of de staatssecretaris beslissen over de verlenging of de vervanging van de management[2 ...]2functie.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 67, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.26bis. [1 § 1. Aan het einde van het mandaat wordt een outplacement georganiseerd op verzoek van:
   1° ofwel de voormalige houder van de managementfunctie die de bestaande arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst in het federaal openbaar ambt beëindigt;
   2° ofwel de voormalige houder van een managementfunctie die geen arbeidsrelatie of arbeidsovereenkomst heeft in het federaal openbaar ambt.
   Om outplacement te genieten, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
   1° geen arbeidsovereenkomst hebben afgesloten;
   2° geen hoofdactiviteit als zelfstandige uitoefenen;
   3° niet in dienst zijn als ambtenaar bij een overheidsdienst.
   § 2. De houder van de managementfunctie bedoeld in 1 § , eerste lid, dient uiterlijk binnen een maand na afloop van zijn mandaat zijn aanvraag voor outplacement in bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
   Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling begeleidt de federale diensten bij de invoering van het outplacement.
   Het outplacement eindigt zodra niet wordt voldaan aan één van de in § 1, tweede lid, bepaalde voorwaarden.
   De in § 1 bedoelde houder van de managementfunctie brengt de bevoegde overheid en het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op de hoogte van elke wijziging in zijn beroepssituatie.
   § 3. Onder outplacement wordt verstaan een reeks diensten en adviezen aan de in het eerste lid bedoelde houder van het mandaat om de kansen te verbeteren om sneller een betrekking of een beroepsactiviteit te vinden.
   Het outplacement met een maximale duur van twaalf maanden maakt het voorwerp uit van een schriftelijk akkoord.
   § 4. De houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, geniet onder dezelfde modaliteiten het in deze paragraaf bedoelde outplacement.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-07-10/04, art. 68, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>


Onderafdeling II. - Vroegtijdige beëindiging.
Art.27.§ 1. Wanneer de evaluatie, bedoeld in artikel 18, eerste lid, leidt tot een vermelding " onvoldoende ", eindigt het mandaat op de eerste dag van de maand na die waarin de vermelding werd toegekend.
  § 2. De houder van een management[2 ...]2functie van wie het mandaat werd beëindigd omwille van een vermelding " onvoldoende " en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingvergoeding.
  § 3. De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de management[2 ...]2functie.
  Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
  [1 Al naargelang de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend [2 bij de eindevaluatie, bij de tweede tussentijdse evaluatie of bij de eerste tussentijdse evaluatie]2, verkrijgt de houder van de management[2 ...]2functie acht maal, zes maal of drie maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het eerste en het tweede lid.]1
  [2 Indien artikel 16 lid 4 wordt toegepast en aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus volgend op de eerste evaluatiecyclus of, in voorkomend geval, aan het einde van de jaarlijkse evaluatiecyclus voorafgaand aan de laatste evaluatiecyclus een vermelding "onvoldoende" wordt toegekend, ontvangt de houder van een managementfunctie driemaal of zesmaal de beëindigingsvergoeding overeenkomstig het eerste en het tweede lid.]2
  De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen, of rustpensioen heeft genoten zoals bepaald in § 2. Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt afgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2024-07-10/04, art. 69, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art.28.Indien de houder van een management[1 ...]1functie vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is, zo de organen bedoeld in artikel 10, § 1 akkoord gaan, een opzegging van zes maand vereist. Deze termijn kan in onderling akkoord verkort worden.
  ----------
  (1)<KB 2024-07-10/04, art. 70, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Afdeling II. - Niet-hernieuwing.
Art.29.§ 1. De houder van een management[3 ...]3functie van wie de eindevaluatie aanleiding heeft gegeven tot de vermelding [3 ...]3 [3 "goed"]3 en die, na deelname aan een nieuwe vergelijkende selectie geen nieuw mandaat krijgt of van wie de management- of staffunctie niet meer vacant wordt verklaard ontvangt een herintegratievergoeding.
  [2 Wanneer overeenkomstig artikel 23, § 9 aan de houder van de managementfunctie of staffunctie aan het einde van het mandaat de vermelding [3 "goed"]3 van rechtswege wordt toegekend, is het eerste lid alleen van toepassing voor zover de laatste effectieve tussentijdse evaluatie minstens resulteerde in de vermelding "voldoet aan de verwachtingen".]2
  § 2. De herintegratievergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de management- of staffunctie.
  Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
  § 3. In afwijking van § 2 bestaat voor de in artikel 14 vermelde houder van een management- of staffunctie de herintegratievergoeding uit een forfaitaire som dewelke overeenstemt met één twaalfde van het verschil tussen enerzijds, de wedde zoals vastgesteld in kolom 3 van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde en anderzijds, het beroepsinkomen dat de houder van de management- of staffunctie zal genieten in de maand volgend op het einde van zijn mandaat.
  De herintegratievergoeding wordt toegekend mits het afleggen door de betrokkene van een verklaring op eer met de vermelding van de maandwedde waarop hij recht heeft of recht zou hebben bij voltijdse prestaties.
  § 4. [3 ...]3
  Indien de eindevaluatie aanleiding gegeven heeft tot de vermelding [3 "goed"]3, verkrijgt de houder van de management- of staffunctie bedoeld in § 1 de herintegratievergoeding berekend conform § 2 of § 3 volgens de volgende modaliteiten :
  1 1° indien hij één mandaat volbracht heeft, verkrijgt hij tien keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een éénmalige betaling;
  2 2° indien hij twee [3 ...]3 aansluitende mandaten voor dezelfde management- of staffunctie volbracht heeft, verkrijgt hij twaalf keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een éénmalige betaling.
  § 5. Indien de rechthebbende op de herintegratievergoeding binnen de 12 maanden na het einde van zijn mandaat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, is § 4 van toepassing. Niettemin wordt in dat geval het bedrag van de herintegratievergoeding, berekend conform § 2 of § 3, vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen het einde van het mandaat en de aanvang van het pensioen.
  [3 § 6. De voormalige houder van een managementfunctie van wie het mandaat van rechtswege is beëindigd in toepassing van artikel 26, § 1, eerste lid, 5°, krijgt eveneens de in dit artikel bedoelde herintegratievergoeding, mits hij bij zijn evaluatie een evaluatievermelding "goed" heeft gekregen.
   § 7. Het bedrag van de herintegratievergoeding wordt in mindering gebracht met een bedrag dat overeenstemt met de kosten van het outplacement bedoeld in artikel 26bis, § 1.
   § 8. De herintegratievergoeding die berekend wordt volgens de modaliteiten van bovenvermelde § 3 wordt in voorkomend geval toegekend aan het niet onder artikel 13 vallende personeelslid dat na uitoefening van een mandaat in een managementfunctie herintegreert naar een betrekking bij het federaal openbaar ambt.]3
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/04, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 71, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

Art. 29bis.[1 De houder van een management[3 ...]3functie van wie de eindevaluatie werd besloten met de vermelding "te ontwikkelen" en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingvergoeding.
   De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de management[3 ...]3functie.
   Onder jaarlijkse bezoldiging moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
   De houder van de management[3 ...]3functie verkrijgt tien maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het tweede en derde lid. De vergoeding wordt echter verminderd tot zes maal indien het mandaat minder dan zes jaar heeft geduurd.
   De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen of pensioen heeft genoten in de zin van het derde lid. [3 De betrokkene, die verklaart geen beroepsinkomen te hebben en arbeidsgeschikt is, heeft slechts recht op de beëindigingsvergoeding indien hij effectief de nodige inspanningen heeft geleverd om een nieuwe betrekking te vinden.]3 Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt voorgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.]1
  [2 Dit artikel is onder dezelfde voorwaarden ook van toepassing op de houder van een managementfunctie van wie de eindevaluatie wordt van rechtswege afgesloten met de vermelding [3 "goed"]3, in toepassing van artikel 23, § 9, maar die de herintegratievergoeding, bepaald in artikel 29, niet kan krijgen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-10/53, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/04, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 72, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK VII. - Hernieuwing van het mandaat.
Art.30.Wanneer een management[3 ...]3functie door de betrokken minister vacant wordt verklaard en de houder ervan, van wie het mandaat verstrijkt, zijn kandidatuur stelt, geven de in artikel 10, § 1, bedoelde organen hem een nieuw mandaat voor zover hij [1 "[3 ...]3 de eindvermelding [3 "goed"]3 heeft gekregen na het eerste mandaat [3 ...]3]1.
  In afwijking van de bepalingen van Hoofdstuk III, Afdelingen II en III, wordt hij in dit geval geacht voldaan te hebben aan de vergelijkende selectie, bedoeld in artikel 7, zonder dat een nieuwe selectieprocedure moet worden georganiseerd.
  [1 Artikel 10 is van toepassing.
   Het eerste lid is alleen van toepassing als de functiebeschrijving noch grondig werd gewijzigd, noch in een andere klasse werd gewogen.]1
  [2 Wanneer overeenkomstig artikel 23, § 9 aan de houder van de management[3 ...]3functie aan het einde van het mandaat de vermelding [3 "goed"]3 van rechtswege wordt toegekend, is het eerste lid alleen van toepassing voor zover de laatste effectieve tussentijdse evaluatie minstens resulteerde in de vermelding [3 "goed"]3 tijdens het eerste mandaat [3 ...]3.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-10/53, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/04, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>
  (3)<KB 2024-07-10/04, art. 73, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2024>

HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen.
Art.31.Bij de eerste aanstelling van de administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal, directeur-generaal, adjunct)directeur-generaal en de houders van een managementfunctie -1, blijven de huidige leidinggevende ambtenaren evenals hun adjuncten hun functie uitoefenen tot de dag dat de betrokken houder van de managementfunctie in dienst treedt.
  De voormalige leidinggevende ambtenaren die niet in een managementfunctie of staffunctie worden aangesteld en voor zover ze niet worden geïntegreerd in loopbaan A, worden door de bevoegde minister aangesteld als opdrachthouder. De opdracht wordt na overleg door de minister bepaald. Zij behouden het voordeel van hun weddenschaal die gekoppeld is aan hun afgeschafte graad.

(NOTA : Bij arrest nr. 214.191 van 27-06-2001, heeft de Raad van State , afdeling administratie, IXe Kamer, art. 31, vernietigd , in de mate dat dit artikel van toepassing is op het Nationaal Geografisch Instituut ; zie B.St. 29-07-2011, Ed. 2, p. 43772)

HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art.32. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 33. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.