Details





Titel:

19 APRIL 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-uitgaven(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-06-2024 en tekstbijwerking tot 16-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Algemene voorwaarden
Onderafdeling 1. - Definitie van kleine, middelgrote en grote ondernemingen
Art. 2-3
Onderafdeling 2. - Europese reglementering
Art. 4
Onderafdeling 3. - Voorwaarden voor de onderneming
Art. 5-11
Onderafdeling 4. - Voorwaarden voor de subsidiabele ecologie-uitgaven
Art. 12-15
Afdeling 3. - Steunintensiteit
Onderafdeling 1. - De subsidiabele ecologie-uitgaven
Art. 16-18
Onderafdeling 2. - De steun
Art. 19
Afdeling 4. - Procedure
Art. 20-22
Afdeling 5. - Uitbetaling
Art. 23-25
Afdeling 6. - Controle
Art. 26
Afdeling 7. - Terugvordering
Art. 27-28
HOOFDSTUK 2. - Specifieke bepalingen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 29
Afdeling 2. - De steun voor ecologie-investeringen op de LTL-lijst
Art. 30-31, 31/1
Afdeling 3. - De steun voor strategische ecologie-investeringen
Art. 32-35
Afdeling 4. - De steun voor de kosten van milieustudies
Art. 36
Afdeling 5. - De steun voor een thematische subsidieoproep
Art. 37-38
HOOFDSTUK 3. - Terugbetaalbaar voorschot
Art. 39
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 40-46



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2011035041  2011035119  2012207281  2013035013  2023030381  2023041593 



Uitvoeringsbesluit(en):

2024007249  2024007251  2024007253 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° Agentschap Innoveren en Ondernemen: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen, afgekort "VLAIO";
  2° algemene groepsvrijstellingsverordening: de algemene groepsvrijstellingsverordening, vermeld in artikel 3, 8°, van het decreet van 16 maart 2012;
  3° beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven: de laatste datum van, hetzij de laatste factuur, hetzij de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij de leasingovereenkomst;
  4° decreet van 16 maart 2012: het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;
  5° ecologie-uitgaven: de kosten van de milieustudie en de investeringen van het project, vermeld in hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, die rechtstreeks verband houden met een klimaat-, milieu- of energiedoelstelling van het Vlaamse Gewest;
  6° ecoklasse: de klasse die de ecologie-investeringen indeelt op basis van de kosteneffectiviteit van een technologie, waarbij de kosteneffectiviteit wordt bepaald door de jaarlijkse totale milieuwinst te vergelijken met de jaarlijkse extra investeringen van de ecologie-investering;
  7° indieningsdatum van de steunaanvraag: de datum waarop het Agentschap Innoveren en Ondernemen de steunaanvraag elektronisch ontvangt;
  8° kleine onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 2°, van het decreet van 16 maart 2012;
  9° limitatieve technologieënlijst, afgekort LTL-lijst: de LTL-lijst, vermeld in artikel 30;
  10° middelgrote onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 3°, van het decreet van 16 maart 2012;
  11° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;
  12° onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet van 16 maart 2012;
  13° start van de subsidiabele ecologie-uitgaven: de vroegste datum, hetzij van de eerste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;
  14° steun: de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 16 maart 2012;
  15° steunintensiteit: de steunintensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 16 maart 2012.

Afdeling 2. - Algemene voorwaarden
Onderafdeling 1. - Definitie van kleine, middelgrote en grote ondernemingen
Art.2. De grootte van de onderneming, vermeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 van dit besluit.

Art.3. In dit artikel wordt verstaan onder werkzame personen: de werknemers die door de werkgever zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
  De gegevens om de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen te berekenen, worden vastgesteld op basis van de jaarrekeningen die bij de Nationale Bank van België zijn neergelegd vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank.
  Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens om de jaaromzet te berekenen, vastgesteld op basis van de aangiftes bij de directe belastingen vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens om het aantal werkzame personen te berekenen, worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld gedurende de laatste acht kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag.
  Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens, vermeld in het tweede lid, vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar.

Onderafdeling 2. - Europese reglementering
Art.4. Dit besluit valt onder de toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
  Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van de voormelde verordening, overschreden worden, wordt de voorgenomen steun vóór goedkeuring aangemeld bij de Europese Commissie.
  De onderneming die een steunaanvraag indient, is op de datum van de indiening van de steunaanvraag geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, punt 18, van de voormelde verordening, en heeft geen procedure op basis van Europees recht lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.
  In afwijking van het derde lid geldt de voorwaarde over ondernemingen in moeilijkheden niet voor een starter als vermeld in artikel 22, lid 2, van de voormelde verordening. Het maximale steunbedrag, vermeld in artikel 22, lid 3, c), en lid 5, van de voormelde verordening, wordt in dat geval alleen toegepast als dat lager is dan de maximale steunintensiteit, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
  Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of voor werkzaamheden die afhangen van het gebruik van binnenlandse goederen als vermeld in artikel 1, lid 2, van de voormelde verordening.
  Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor activiteiten van ondernemingen in de sectoren, vermeld in artikel 1, lid 3, van de voormelde verordening.
  De steun kan niet worden toegekend als ze zou leiden tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening.
  De voorwaarden voor transparantie, vermeld in artikel 9 van de voormelde verordening, worden nageleefd en het toegekende steunbedrag wordt ingegeven op de Europese Transparantiewebsite.

Onderafdeling 3. - Voorwaarden voor de onderneming
Art.5. Een onderneming komt in aanmerking voor steun als ze een van de volgende rechtsvormen aanneemt:
  1° een natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
  2° een vennootschap met rechtspersoonlijkheid van privaat recht;
  3° een buitenlandse onderneming met een statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1° en 2° ;
  Een vereniging zonder winstoogmerk die een commerciële activiteit uitoefent komt enkel in aanmerking voor steun als vermeld in artikel 37.
  In het tweede lid wordt verstaan onder een vereniging zonder winstoogmerk die een commerciële activiteit uitoefent: een vereniging zonder winstoogmerk die winst nastreeft en waarbij haar voorwerp niet ondergeschikt is aan een belangeloos doel.
  Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die betrekking hebben op warmtenetten, walstroom en energiedelen als vermeld in artikel 43 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, op voorwaarde dat die projecten worden gefinancierd uit private middelen.

Art.6. De volgende ondernemingen komen niet in aanmerking voor steun:
  1° ondernemingen die zich in een van de volgende rechtstoestanden bevinden:
  a) ontbinding;
  b) stopzetting;
  c) faillissement;
  d) vereffening;
  2° ondernemingen die op het moment van de steunaanvraag een insolventieprocedure als vermeld in artikel I.23, 1°, van het Wetboek van economisch recht, hebben lopen of gedagvaard zijn door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, als vermeld in de Verrijkte Kruispuntbank van Ondernemingen.

Art.7. Een onderneming die beschikt over een eigen, actieve vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest, overeenkomstig de Kruispuntbank van Ondernemingen, of er zich toe verbindt in het Vlaamse Gewest een dergelijke vestigingseenheid te vestigen, komt in aanmerking voor steun.

Art.8. Een onderneming die voldoet aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest, komt in aanmerking voor steun. De onderneming blijft aan die regelgeving voldoen tot vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven.

Art.9. Een onderneming die op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen dominerende invloed van een administratieve overheid als vermeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, of een buitenlandse vergelijkbare administratieve overheid heeft, komt in aanmerking voor steun.
  Er is een vermoeden van dominerende invloed als vermeld in het eerste lid, als de onderneming voor 50% of meer van het kapitaal, van de inbreng of van de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid.
  Het vermoeden, vermeld in het tweede lid, kan weerlegd worden als de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister neemt daarover een beslissing.
  Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die betrekking hebben op warmtenetten, walstroom en energiedelen als vermeld in artikel 43 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, of industriële waterzuivering, op voorwaarde dat ze worden gefinancierd uit private middelen.

Art.10. Een onderneming die op de indieningsdatum van de steunaanvraag voor minstens één vestiging behoort tot het toepassingsgebied van een energiebeleidsovereenkomst, komt in aanmerking voor steun als ze voor alle vestigingen van de onderneming die behoren tot het toepassingsgebied van die energiebeleidsovereenkomst, toetreedt tot die energiebeleidsovereenkomst vóór de toekenning van de steun, en de voorwaarden ervan naleeft gedurende de volledige looptijd ervan.
  In het eerste lid wordt verstaan onder energiebeleidsovereenkomst: een energiebeleidsovereenkomst als vermeld in artikel 7.7.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.

Art.11.De subsidiabele ecologie-uitgaven worden uitgevoerd door de steunaanvragende onderneming of een vennootschap die behoort tot dezelfde groep als de steunaanvragende onderneming en die daarvan het patrimonium beheert.
  Vennootschappen behoren tot dezelfde groep als vermeld in het eerste lid, in een van de volgende gevallen:
  1° de patrimoniumvennootschap participeert rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 25% in de steunaanvragende onderneming;
  2° de steunaanvragende onderneming participeert rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 25% in de patrimoniumvennootschap;
  3° een natuurlijke persoon of rechtspersoon participeert voor ten minste 25% in beide vennootschappen.
  De vennootschap die het patrimonium beheert, vermeld in het eerste lid, stelt de subsidiabele ecologie-investeringen gedurende vijf jaar ter beschikking van de steunvragende onderneming.
  [1 De minister bepaalt de voorwaarden waaraan de patrimoniumvennootschap en de steunaanvragende onderneming moeten voldoen als de ecologie-investeringen worden uitgevoerd door een vennootschap als vermeld in het tweede lid.
   De minister bepaalt de voorwaarden waarbij de ecologie-investeringen kunnen worden uitgevoerd door de steunaanvragende onderneming in een vestigingseenheid van een andere onderneming, buiten het geval vermeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Onderafdeling 4. - Voorwaarden voor de subsidiabele ecologie-uitgaven
Art.12. De toegekende steun heeft een stimulerend effect.
  De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, betekent dat de subsidiabele ecologie-uitgaven op zijn vroegst kunnen starten op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.
  De steun, verleend in het kader van dit besluit voor een bepaalde ecologie-uitgave, kan niet gecumuleerd worden met andere steun, ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun voor diezelfde uitgave.

Art.13. Subsidiabele ecologie-investeringen worden uitgevoerd in het Vlaamse Gewest.
  De uitgaven voor een milieustudie hebben betrekking op een subsidiabele ecologie-investering in een vestigingseenheid als vermeld in artikel 7.

Art.14. De termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7, eerste lid, van het decreet van 16 maart 2012, gaat in vanaf de beëindiging van de steunbare ecologie-investeringen.

Art.15. De subsidiabele ecologie-uitgaven starten binnen twaalf maanden na de beslissing tot toekenning van de steun en worden beëindigd binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun.
  De minister kan de termijnen, vermeld in het eerste lid, op gemotiveerd verzoek en op advies van het Agentschap Innoveren en Ondernemen verlengen.

Afdeling 3. - Steunintensiteit
Onderafdeling 1. - De subsidiabele ecologie-uitgaven
Art.16. De steun wordt berekend als een percentage van de subsidiabele ecologie-uitgaven.
  Het maximale steunpercentage voor ecologie-investeringen in energie-infrastructuur, vermeld in artikel 17, eerste lid, 5°, bedraagt 100% van de financieringskloof.
  In het tweede lid wordt verstaan onder financieringskloof: de financieringskloof, vermeld in artikel 2, punt 118, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Art.17. De ecologie-investeringen voor de volgende punten zijn subsidiabel:
  1° milieubescherming;
  2° decarboniseren van energiedragers: de vervanging van het gebruik van fossiele brandstoffen door het gebruik van groene warmte, groene koude, groene stroom, groene waterstof, blauwe waterstof of restwarmte of -koude. Ook elektrificatie wordt beschouwd als vergroening. Het gebruik van vaste of vloeibare biomassa die niet voldoet aan de duurzaamheidscriteria van RED II komen niet in aanmerking. Het gebruik van groene en blauwe waterstof is enkel subsidiabel voor industriële processen die niet efficiënter te elektrificeren zijn.
  3° opvang en opslag van CO2;
  4° energie-efficiëntiemaatregelen bij productie en in gebouwen;
  5° hernieuwbare energie en elektrificatie;
  6° energie-infrastructuur;
  7° warmtenetten;
  8° walstroominstallaties;
  9° oplaad- en tankinfrastructuur voor emissiearme en emissievrije voertuigen;
  10° zero-emissievoertuigen, emissisiearme voertuigen en ombouw van voertuigen;
  11° grondstoffenefficiëntie, circulair watergebruik en transitie naar een circulaire economie.
  De minister bepaalt de concrete invulling van de subsidiabele ecologie-uitgaven conform hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Art.18. De volgende ecologie-uitgaven zijn niet subsidiabel:
  1° de ecologie-investeringen die voorheen al zijn geactiveerd en zijn opgenomen in de afschrijvingstabel, en de milieustudies die verworven worden van of verleend worden door:
  a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;
  b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;
  c) een verwante patrimoniumvennootschap;
  2° de ecologie-uitgaven die verworven worden van of verleend worden door een natuurlijk persoon die optreedt als bestuurder of die een aandeelhouder is van de steunaanvragende onderneming;
  3° de ecologie-uitgaven die wettelijk verplicht zijn of die uitgevoerd worden om te voldoen aan de voorwaarden en normen in de omgevingsvergunning, en de milieustudies die daarop betrekking hebben.

Onderafdeling 2. - De steun
Art.19. De minister bepaalt het steunpercentage op basis van de ecoklasse, de aard van de steunbare ecologie-uitgaven en de grootte van de onderneming op de indieningsdatum van de steunaanvraag binnen de grenzen van de maximale steunpercentages, vermeld in hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en hieronder samengevat.


Kmo Go
Ecoklasse A B A B
Milieubescherming 50 40 40 30
CO2-opvang en -opslag 40 30 30 20
energie-efficiëntie 40 30 30 20
hernieuwbare energie/elektrificatie 55 45 45 35
Warmtenetten 55 45 45 35
Walstroom 55 45 45 35
zero-emissie voertuigen of emissie-arm 50 40 30 20
oplaad- en tankinfrastructuur 40 30 20 10
circulaire economie 50 40 40 30
milieustudies 70 / 60 /
Afdeling 4. - Procedure

Art.20.De onderneming dient een steunaanvraag in via de website van het Agentschap Innoveren en Ondernemen, volgens de aanvraagprocedure toegelicht op deze website.   [1 De minister bepaalt de specifieke modaliteiten voor de indiening van een steunaanvraag.]1   ----------   (1)
Art.21. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen onderzoekt of de steunaanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
  Als de steunaanvraag conform het eerste lid niet ontvankelijk is, brengt het Agentschap Innoveren en Ondernemen de onderneming daarvan schriftelijk op de hoogte.

Art.22. De steunaanvraag wordt beoordeeld conform de specifieke bepalingen, vermeld in hoofdstuk 2 van dit besluit.

Afdeling 5. - Uitbetaling

Art.23. De steun wordt aan de onderneming uitbetaald in de volgende drie schijven:   1° 30% op voorwaarde dat:   a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;   b) de onderneming de ecologie-uitgaven voor 30% heeft uitgevoerd;   2° 30% op voorwaarde dat:   a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;   b) de onderneming de ecologie-uitgaven voor 60% heeft uitgevoerd;   3° 40% op voorwaarde dat:   a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;   b) de onderneming de ecologie-uitgaven volledig heeft uitgevoerd en de subsidiabele ecologie-uitgaven door de onderneming in een van haar vestigingseenheden in het Vlaamse Gewest geëxploiteerd worden;   c) de onderneming aan alle voorwaarden voldoet, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.   In afwijking van het eerste lid kan de minister het aantal betalingsschijven verlagen, het betalingsquotiënt verhogen en de voorwaarden bepalen waaronder de betaling wordt uitgevoerd.
Art.24. De steun wordt uitbetaald onder de voorwaarde dat de onderneming zich niet bevindt in een van de rechtstoestanden, vermeld in artikel 6, 1°, of een insolventieprocedure als vermeld in artikel 6, 2°.
  Als de onderneming een openstaande onbetwiste schuld heeft bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen of het Fonds voor Innoveren en Ondernemen, vermeld in artikel 41, § 1, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat het teruggevorderde bedrag is terugbetaald of de procedure tot terugvordering is afgelopen.

Art.25. Conform artikel 39 van het decreet van 16 maart 2012 worden de aanvragen tot uitbetaling ingediend binnen twaalf maanden na de beëindiging van de maximale termijn, vermeld in artikel 15 van dit besluit.

Afdeling 6. - Controle

Art.26. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan vanaf de indiening van de steunaanvraag op elk moment controleren, op basis van de stukken of ter plaatse, of de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden nageleefd.   Als uit de controle, vermeld in het eerste lid, blijkt dat de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet worden nageleefd, beslist het Agentschap Innoveren en Ondernemen, afhankelijk van het feit of de steun al dan niet is toegekend, tot:   1° weigering van de steun;   2° niet-uitbetaling of terugvordering van de toegekende steun.   Als uit een controle blijkt dat de onderneming een steunaanvraag heeft ingediend op basis van onjuiste verklaringen of foutieve informatie en die niet spontaan heeft gecorrigeerd, komt die onderneming gedurende een periode van vijf jaar, vanaf het moment van de kennisgeving van de voormelde vaststelling, niet in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 16 maart 2012, artikel 4, eerste en vijfde lid, van het decreet van 15 juli 2016 houdende toekenning van een hinderpremie aan kleine ondernemingen die ernstige hinder ondervinden van openbare werken in het Vlaamse Gewest, en artikel 41ter, § 2, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002.
Afdeling 7. - Terugvordering

Art.27. Met toepassing van en onder behoud van artikel 40 van het decreet van 16 maart 2012, wordt de steun teruggevorderd in de volgende gevallen:   1° faillissement, vereffening, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg, als die feiten zich voordoen binnen vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven;   2° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven;   3° niet-naleving van de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan, binnen een periode van vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven.
Art.28. Als de steun wordt teruggevorderd, wordt de Europese referentievoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast.

HOOFDSTUK 2. - Specifieke bepalingen

Afdeling 1. - Algemeen
Art.29. Ondernemingen kunnen alleen steun aanvragen voor de ecologie-investeringen op de LTL-lijst, de strategische ecologie-investeringen, de kosten van milieustudies of binnen een thematische subsidieoproep.   De steun voor de ecologie-investeringen op de LTL-lijst kan niet gecumuleerd worden met de steun voor strategische ecologie-investeringen of een oproep.
Afdeling 2. - De steun voor ecologie-investeringen op de LTL-lijst

Art.30.De ecologie-investeringen zijn subsidiabel als ze op de indieningsdatum van de steunaanvraag voorkomen op de actuele LTL-lijst en als er in alle essentiële investeringscomponenten, vermeld in de LTL-lijst, is geïnvesteerd.   De minister stelt de LTL-lijst vast en kan die lijst aanpassen op voordracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen na advies van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, conform de methode die de minister bepaalt. De voormelde methode onderzoekt minimaal de kosteneffectiviteit van de technologie.   Per technologie vermeldt de LTL-lijst al de volgende gegevens:   1° de technologiecode en de naam van de technologie;   2° de bondige omschrijving van de technologie;   3° de essentiële investeringscomponenten;   4° de extra investeringen;   5° de ecoklasse en het subsidiepercentage.   [1 De minister kan beslissen om bepaalde sectorgebonden ecologie-investeringen alleen in aanmerking te laten komen voor steun als de onderneming die investeringen gebruikt voor een activiteit die behoort tot de sector in kwestie.]1   ----------   (1)
Art.31. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling krijgt, bedraagt maximaal 1 miljoen euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
  De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Art.31/1.[1 De minister bepaalt de modaliteiten van de beoordeling van de steunaanvraag en beslissing tot steuntoekenning ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/12, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>


Afdeling 3. - De steun voor strategische ecologie-investeringen

Art.32. De ecologie-investeringen zijn subsidiabel als ze deel uitmaken van een strategisch project.   Een project is strategisch wanneer de ecologie-investeringen uniek of innovatief zijn of een grote impact hebben op de uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen.   De strategische waarde voor de onderneming van de ecologie-investeringen wordt bepaald aan de hand van de volgende beoordelingscriteria:   1° de beschrijving van de technologie;   2° de situering van de technologie ten opzichte van de sector en, als dat van toepassing is, de BBT voor de sector;   3° de economische en technische haalbaarheid en de meerwaarde van de steun;   4° het procesgeïntegreerde karakter van de investering;   5° de kosteneffectiviteit van de investering;   6° de milieu-impact van de investering en de kwantificering ervan;   7° de naleving door de onderneming van de toepasselijke milieuverplichtingen;   8° de visie van de onderneming op duurzaamheid;   9° het strategische karakter van de investering voor de onderneming;   10° het strategische karakter van de investering voor het verankeren van buitenlandse investeringen in het Vlaamse Gewest en de Europese Unie, met het oog op strategische autonomie.   De minister bepaalt de invulling en het gewicht van de beoordelingscriteria, vermeld in het derde lid, en de methodiek en praktische organisatie van de beoordeling, vermeld in het derde lid.
Art.33. Als het gaat om een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering binnen de maximale Europese grenzen, afwijkingen toestaan van de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
  Het uitzonderlijke belang voor de ontwikkeling van de regionale economie van een project, vermeld in het eerste lid, wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria:
  1° het project heeft een belangrijke impact op de directe tewerkstelling bij de onderneming in het Vlaamse Gewest. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) het project leidt bij een kleine of middelgrote onderneming tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens vijftig voltijdsequivalenten en bij een grote onderneming als vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 16 maart 2012, tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens honderd voltijdsequivalenten;
  b) het project zorgt voor een duurzame verankering van een vestiging met een belangrijke tewerkstelling en toegevoegde waarde in het Vlaamse Gewest;
  2° het project leidt tot een zeer hoge besparing op broeikasgasuitstoot. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) de efficiëntie van het project scoort beter dan 500 euro per ton CO2-equivalent emissiereductie per jaar;
  b) het project leidt in absolute cijfers tot een aanzienlijk lagere broeikasgasuitstoot;
  3° de toekenning van steun leidt tot een verhoogde slaagkans op Europese cofinanciering binnen het project;
  4° het project bestaat uit de oprichting van een eerste vestiging van de onderneming in het Vlaamse Gewest, de installatie van een proeflijn of proeffabriek of er is competitie met een of meer buitenlandse vestigingen binnen de onderneming om het project buiten het Vlaamse Gewest te realiseren. Voor de beoordeling van dit criterium kan het advies van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen", worden opgevraagd;
  5° het project levert een andere concrete meerwaarde op voor de Vlaamse economie.

Art.34. Het minimale bedrag van de strategische ecologie-investeringen om in aanmerking te komen voor steun bedraagt 1,5 miljoen euro.

Art.35. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling en afdeling 4 krijgt, bedraagt maximaal vijfhonderdduizend euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
  In afwijking van het eerste lid geldt geen maximaal steunbedrag voor de steun die toegekend wordt aan een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, vermeld in artikel 33.
  De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Afdeling 4. - De steun voor de kosten van milieustudies

Art.36. De kosten van milieustudies over de subsidiabele strategische ecologie-investeringen, vermeld in artikel 32 en 34, zijn subsidiabel.   De kosten van de milieustudie bedragen minimaal 50.000 euro.   De minister bepaalt de praktische uitwerking van de steun voor de kosten van milieustudies, vermeld in het eerste lid, en kan het bedrag van de minimale kosten, vermeld in het tweede lid, verhogen.
Afdeling 5. - De steun voor een thematische subsidieoproep

Art.37.De minister kan beslissen om steun toe te kennen via een oproepprocedure.   De minister bepaalt de volgende modaliteiten van de oproep:   1° de subsidiabele ecologie-uitgaven, vermeld in artikel 17, eerste en tweede lid, en de concrete invulling ervan;   2° de budgettaire enveloppe;   3° de periode van indiening van de subsidieaanvraag;   4° het subsidiepercentage binnen de maximale grenzen, vermeld in artikel 19, eerste lid;   5° de investeringsdrempel;   6° de specifieke voorwaarden conform de delegaties, vermeld in dit besluit.   [1 De wijze van beoordeling, de beoordelingscriteria en de modaliteiten van de beslissing tot steuntoekenning]1   Het Agentschap Innoveren en Ondernemen staat in voor de technische uitwerking van de oproep, in overleg met de entiteiten van relevante Vlaamse beleidsdomeinen.   De minister bepaalt wat er met het resterende saldo van de budgettaire enveloppe gebeurt.   ----------   (1)
Art.38. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling krijgt, bedraagt maximaal 1 miljoen euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
  De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

HOOFDSTUK 3. - Terugbetaalbaar voorschot

Art.39. In dit artikel wordt verstaan onder terugbetaalbaar voorschot: het terugbetaalbare voorschot, vermeld in artikel 2, punt 21, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.   De steun kan ook toegekend worden in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot.   Als de steun wordt toegekend in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de maximale steunintensiteiten, vermeld in dit besluit, worden verhoogd conform de voorwaarden, vermeld in artikel 7, lid 5, van de voormelde verordening. De minister bepaalt die maximale verhoogde steunintensiteit.   Het terugbetaalbare voorschot wordt toegekend conform de voorwaarden, vermeld in dit besluit, met uitzondering van de voorwaarden voor de procedure, de uitbetaling en de terugvordering, vermeld in de artikelen 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27 en 28. De minister bepaalt de voorwaarden voor de procedure, de uitbetaling, de terugvordering en de terugbetaling van het terugbetaalbare voorschot.   Dit artikel is niet van toepassing op de steun die wordt toegekend voor ecologie-investeringen op de LTL-lijst, als vermeld in artikel 30.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art.40. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen treedt op als verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7) van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.   In afwijking van het eerste lid treedt de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, op als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de specifieke taken die haar worden toevertrouwd met toepassing van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek kan de persoonsgegevens alleen verwerken voor de uitvoering van de voormelde toevertrouwde taken.   Het Agentschap Innoveren en Ondernemen deelt aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek de persoonsgegevens mee die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de toevertrouwde taken, vermeld in het tweede lid.
Art.41. De persoonsgegevens die worden verwerkt in uitvoering van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden bewaard conform de voorwaarden, vermeld in artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Art.42. Alle aanpassingen aan dit besluit door de minister op basis van de delegaties verleend in artikel 17, tweede lid, artikel 19, artikel 31, tweede lid, artikel 35, derde lid, artikel 36, derde lid en artikel 38, tweede lid worden meegedeeld aan de Vlaamse Regering.

Art.43. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2021;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2021;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie;
  4° het ministerieel besluit van 24 januari 2011 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 6 september 2023;
  5° het ministerieel besluit van 20 december 2012 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 september 2022;
  6° het ministerieel besluit van 15 maart 2023 tot bepaling van de sectorenlijst voor de oproep, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie.

Art.44. Op de steunaanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2024, blijven de besluiten, vermeld in artikel 43, van toepassing, zoals van kracht op 30 juni 2024.

Art.45. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.

Art. 46. De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.