Details





Titel:

16 OKTOBER 2022. - [Wet van 16 oktober 2022 tot oprichting van het Centraal register voor de beslissingen van de rechterlijke orde en betreffende de bekendmaking van de vonnissen, houdende tijdelijke versoepelingen betreffende de elektronische ondertekening door leden of entiteiten van de rechterlijke orde en tot wijziging van de assisenprocedure betreffende de wraking van de gezworenen] <W2023-07-31/02, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2023>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-10-2022 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Art. 1
TITEL 2. - Bepalingen houdende de oprichting van het Centraal register voor de beslissingen van de rechterlijke orde en betreffende de bekendmaking van de vonnissen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2-7
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 8-13
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van overige wetten
Art. 14-16
HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen
Art. 17-18
HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Art. 19-20
TITEL 2/1. [1 - Tijdelijke versoepelingen betreffende de elektronische ondertekening door leden of entiteiten van de rechterlijke orde]1
Art. 20/1
TITEL 3. - Bepaling tot wijziging van de assisenprocedure betreffende de wraking van de gezworenen
Art. 21
TITEL 4. - Inwerkingtreding [1 en buitenwerkingtreding]1
Art. 22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1808111901  1808120950  1926073050  1935061501  2005009655  2019030485 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Bepalingen houdende de oprichting van het Centraal register voor de beslissingen van de rechterlijke orde en betreffende de bekendmaking van de vonnissen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art.2. Artikel 163, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Artikel 190, derde tot zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de politierechtbank.".

Art.3. Artikel 176 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Artikel 190, derde tot zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.".

Art.4.In artikel 190 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de woorden "Het vonnis" vervangen door de woorden "Het beschikkend gedeelte van het vonnis" en wordt het lid aangevuld met de woorden ", zelfs in afwezigheid van de andere rechters maar in aanwezigheid van het openbaar ministerie.";
  2° het artikel wordt aangevuld met vier leden, luidende:
  "Het gepseudonimiseerde vonnis wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.
  In afwijking van het vierde lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het vonnis wordt opgenomen, kan het gerecht dat het vonnis wijst, ambtshalve of op verzoek van een partij, en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde vonnis verbieden of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het vonnis opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde vonnis, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde vonnis of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partijen of andere personen betrokken in de zaak aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het gerecht gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het vonnis integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het gerecht over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerde vonnis, staat geen enkel rechtsmiddel open]1.
  Wanneer de bekendmaking bedoeld in het vierde lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het vonnis integraal uit, of stelt hij het vonnis ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
  Onverminderd het vierde lid kan de voorzitter van de kamer die het vonnis heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de uitspraak van het vonnis in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.".
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

Art.5. Artikel 209 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1990, wordt aangevuld met een lid luidende:
  "Artikel 190, derde tot zevende lid, is van overeenkomstige toepassing voor het hof van beroep".

Art.6.In artikel 337 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden "het beschikkend gedeelte van" ingevoegd tussen de woorden "in zijn aanwezigheid" en de woorden "het arrest voor" en wordt de eerste zin aangevuld met de woorden ", zelfs in afwezigheid van de andere rechters maar in aanwezigheid van het openbaar ministerie.";
  2° tussen het tweede en het derde lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
  "Het gepseudonimiseerde arrest wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.
  In afwijking van het derde lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het arrest wordt opgenomen, kan het hof dat het arrest wijst, ambtshalve of op verzoek van een partij en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde arrest verbieden, of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het arrest opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde arrest, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde arrest of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partijen of andere personen betrokken in de zaak aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het hof gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het arrest integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het hof over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerd arrest, staat geen enkel rechtsmiddel open]1.
  Ingeval de bekendmaking bedoeld in het derde lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het arrest integraal uit, of stelt hij het arrest ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
  Onverminderd het derde lid kan de voorzitter van de kamer die het arrest heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de uitspraak van het arrest in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.".
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

Art.7.In artikel 346 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967 en hersteld bij de wet van 21 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, tweede zin, worden de woorden "het beschikkend gedeelte van" ingevoegd tussen de woorden "en leest" en de woorden "het arrest voor;";
  2° tussen het eerste en het tweede lid, dat het zesde lid wordt, worden vier leden ingevoegd, luidende:
  "Het gepseudonimiseerde arrest wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.
  Het hof dat het arrest wijst, kan, in afwijking van het tweede lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het arrest wordt opgenomen, ambtshalve of op verzoek van een partij en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde arrest verbieden, of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het arrest opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde arrest, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde arrest of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht van de partijen of andere personen betrokken in de zaak op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het hof gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het arrest integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het hof over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerd arrest, staat geen enkel rechtsmiddel open]1.
  Ingeval de bekendmaking bedoeld in het tweede lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het arrest integraal uit, of stelt hij het arrest ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking bedoeld in het tweede lid vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
  Onverminderd het tweede lid kan de voorzitter van de kamer die het arrest heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de uitspraak van het arrest in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.";
  3° in het tweede lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "van het arrest" opgeheven.
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.8. Artikel 782 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 782. § 1. Het vonnis wordt in gedematerialiseerde vorm opgemaakt. De Koning bepaalt de technische voorwaarden waaraan het in gedematerialiseerde vorm opgemaakte vonnis moet voldoen.
  Indien het onmogelijk is het vonnis overeenkomstig het eerste lid in gedematerialiseerde vorm op te maken, kan het worden opgemaakt in niet-gedematerialiseerde vorm.
  § 2. Voor de uitspraak wordt het vonnis ondertekend door de rechters die het hebben gewezen en door de griffier.
  Het eerste lid is evenwel niet van toepassing indien de rechter of rechters oordelen dat het vonnis onmiddellijk na de debatten kan worden uitgesproken. In dat geval wordt het vonnis binnen de drie dagen ondertekend door de rechters die het hebben gewezen en door de griffier.
  Indien het vonnis in gedematerialiseerde vorm is opgemaakt, wordt het ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
  § 3. Van zodra het vonnis is ondertekend overeenkomstig paragraaf 2, wordt het opgenomen in het Centraal register bedoeld in paragraaf 4.
  § 4. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een "Centraal register voor de beslissingen van de rechterlijke orde" opgericht, hierna "Centraal register" genoemd.
  Het Centraal register is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doelen:
  1° het gecentraliseerd opnemen en bewaren van de vonnissen in gedematerialiseerde vorm teneinde de uitoefening van de wettelijke opdrachten van de rechterlijke orde te vergemakkelijken;
  2° te fungeren als authentieke bron, bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 augustus 2012 houdende oprichting en organisatie van een federale dienstenintegrator, van de vonnissen waarvan de minuut of een door de griffier eensluidend verklaard gedematerialiseerd afschrift van de minuut erin is opgenomen;
  3° de raadpleging via elektronische weg van de in het Centraal register opgenomen gegevens toe te laten door de personen en actoren die deze met toepassing van paragraaf 8, eerste lid, 2°, mogen raadplegen;
  4° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor het verbeteren van de kwaliteit van die gegevens;
  5° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor het optimaliseren van de organisatie van de rechterlijke orde, om een efficiënter beheer, een betere beleidsondersteuning, een betere impactanalyse van wetswijzigingen en een betere toewijzing van de menselijke en logistieke middelen binnen de rechterlijke orde mogelijk te maken;
  6° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor de ondersteuning van de leden van de rechterlijke orde, opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst, bij de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;
  7° de verwerking van een geheel van of van individuele in het Centraal register opgenomen gegevens, voor historische of wetenschappelijke doeleinden;
  8° de verwerking van gespecifieerde individuele in het Centraal register opgenomen gegevens, voor journalistieke doeleinden.
  § 5. In het Centraal register worden de volgende gegevens opgenomen:
  1° de minuut van het vonnis opgemaakt overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid;
  2° een door de griffier eensluidend verklaard gedematerialiseerd afschrift van de minuut van het vonnis opgemaakt in niet-gedematerialiseerde vorm overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid;
  3° de metagegevens noodzakelijk voor het bereiken van de doelen bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, te weten:
  a) de gegevens betreffende het gerecht dat het vonnis heeft gewezen;
  b) de gegevens betreffende het vonnis;
  c) de gegevens betreffende de zitting waarop het vonnis werd gewezen;
  d) de noodzakelijke identificatiegegevens van de in het vonnis vermelde personen;
  e) het unieke identificatienummer van het vonnis;
  f) de gegevens waarvan de wet vereist dat deze met het vonnis worden verbonden na zijn opmaak.
  De Koning bepaalt, na advies van de in paragraaf 6, eerste lid, bedoelde beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de exacte gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, opgenomen in het register.
  De Koning bepaalt de technische voorwaarden waaraan het gedematerialiseerd afschrift bedoeld in het eerste lid, 2°, moet voldoen.
  § 6. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een beheerscomité van het Centraal register voor de beslissingen van de rechterlijke orde opgericht, hierna "de beheerder" genoemd.
  De beheerder is samengesteld uit:
  1° vier vertegenwoordigers gemandateerd door het College van de hoven en rechtbanken;
  2° twee vertegenwoordigers gemandateerd door het Hof van Cassatie;
  3° twee vertegenwoordigers gemandateerd door het College van het openbaar ministerie;
  4° twee vertegenwoordigers gemandateerd door de Federale Overheidsdienst Justitie;
  5° een vertegenwoordiger gemandateerd door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie;
  6° een vertegenwoordiger gemandateerd door de Ordre des Barreaux francophones et germanophone;
  7° een vertegenwoordiger gemandateerd door de Orde van Vlaamse Balies;
  8° een vertegenwoordiger gemandateerd door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, als waarnemer;
  9° een vertegenwoordiger gemandateerd door de beleidscel van de minister van Justitie, als waarnemer.
  De vertegenwoordigers bedoeld in het tweede lid, 4°, hebben stemrecht in de aangelegenheden die betrekking hebben op de inzet van de middelen, de technische aspecten en de voor het publiek toegankelijke onderdelen van het Centraal register, in zoverre deze laatsten geen invloed hebben op de inhoud of begrijpelijkheid van de gepseudonimiseerde vonnissen. Zij zetelen als waarnemer in aangelegenheden die louter betrekking hebben op de interne werking van de rechterlijke orde.
  De vertegenwoordigers bedoeld in het tweede lid, 5° tot 7°, zetelen met raadgevende stem.
  De beheerder wordt voorgezeten door een voorzitter, die wordt bijgestaan door een ondervoorzitter. Beiden zijn lid van de zittende magistratuur.
  De voorzitter en de ondervoorzitter worden verkozen uit de leden bedoeld in het tweede lid, 1° en 2°, door de leden bedoeld in het tweede lid, 1° tot 4°, voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar.
  Indien de verkozen voorzitter een lid is bedoeld in het tweede lid, 1°, wordt de ondervoorzitter verkozen onder de leden bedoeld in het tweede lid, 2°, en omgekeerd.
  Bij gelijke stemming is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  De beheerder staat in voor de inrichting en het beheer van het Centraal register. Hij heeft in het bijzonder als opdracht:
  1° het bewaken van het respecteren van de doelen van het Centraal register en van de maximale afwezigheid van ongemachtigd massief downloaden van vonnissen of gegevens;
  2° het toezien op de werking van het Centraal register, met inbegrip van het toezicht op het toegangsbeleid en het uitoefenen van de controle hierop;
  3° het schriftelijk en onder voorwaarden machtigen van de derden bedoeld in paragraaf 8, eerste lid, 5°, voor de verwerkingen bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, 6°, 7° of 8° ;
  4° het bewaken van de instroom van de beslissingen van de rechterlijke orde in het Centraal register;
  5° het toezien op de technische infrastructuur van het Centraal register;
  6° het regelmatig verslag uitbrengen over de werking van het Centraal register en over de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 5°.
  Het verslag bedoeld in het negende lid, 6°, wordt jaarlijks neergelegd bij de minister van Justitie en bij de functionaris voor gegevensbescherming bedoeld in paragraaf 8, eerste lid, 2°, d). Het verslag is publiek.
  De Koning bepaalt de nadere regels van de samenstelling en de werking van de beheerder.
  § 7. De in de beheerder vertegenwoordigde entiteiten bedoeld in paragraaf 6, tweede lid, 1° tot 4°, treden met betrekking tot het Centraal register op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 26 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
  De in het eerste lid bedoelde entiteiten dragen geen verwerkingsverantwoordelijkheid in de aangelegenheden waarin zij zetelen als waarnemer.
  § 8. Hebben toegang tot het Centraal register:
  1° voor het neerleggen, aanvullen en verbeteren van de in paragraaf 5, eerste lid, bedoelde gegevens, de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst, van wie deze gegevens uitgaan, binnen de grenzen van hun wettelijke opdrachten;
  2° voor het raadplegen van de in paragraaf 5, eerste lid, bedoelde gegevens:
  a) de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst van wie deze gegevens uitgaan, binnen de grenzen van hun wettelijke opdrachten;
  b) op een met redenen omklede aanvraag, de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst met het oog op een noodzakelijke opzoeking van een of meerdere gespecifieerde vonnissen in het kader van een onderzoek dat door de aanvrager wordt gevoerd of in het kader van een zaak die voor de aanvrager aanhangig is of waarin de aanvrager beroepshalve optreedt, en waarin de debatten nog niet zijn gesloten;
  c) de partijen bij een in het Centraal register opgenomen vonnis, evenals, in voorkomend geval, hun advocaat of vertegenwoordiger in rechte, waarbij de raadpleging beperkt blijft tot dat vonnis en de eraan verbonden gegevens;
  d) de functionaris voor gegevensbescherming aangesteld door de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, binnen de grenzen van zijn wettelijke opdrachten;
  3° ten uitzonderlijken titel, wanneer de vereisten van hun opdracht deze toegang onontbeerlijk maken, en voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, 4°, de door de beheerder aangestelde personen belast met het technisch en operationeel beheer van het Centraal register, handelend binnen het kader van hun functie;
  4° voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, 5° :
  a) de gerechtelijke overheden belast met het beheer en de organisatie van de hoven en rechtbanken;
  b) de diensten belast met statistische analyse bij de in de beheerder vertegenwoordigde entiteiten, met inbegrip van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding;
  5° voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, 6°, 7° of 8°, de door de beheerder schriftelijk gemachtigde derden, overeenkomstig de door de beheerder bepaalde voorwaarden.
  Behoudens de krachtens het eerste lid voorziene uitzonderingen, zijn het massief downloaden en de verwerking van een geheel van in het Centraal register openomen gegevens, verboden. De overtreding van dit verbod wordt bestraft met de straf bedoeld in artikel 222 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
  In geval van een raadpleging als bedoeld in het eerste lid, 2°, b), die een resultaat opleverde, worden de partijen tijdig in kennis gesteld van de raadpleging en haar resultaat om hieromtrent hun recht op tegenspraak te kunnen uitoefenen tijdens de tegensprekelijke fase van de rechtspleging waarbinnen de aanvraag plaats vond of van de rechtspleging die volgt op het onderzoek waarbinnen de aanvraag plaats vond.
  De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels en procedures betreffende de toegang tot het Centraal register, met inbegrip van de parameters voor het beoordelen van de motivering bedoeld in het eerste lid, 2°, b, en de wijze waarop de aanvraag bedoeld in diezelfde bepaling onder b) wordt gedaan.
  Hij die in welke hoedanigheid dan ook deelneemt aan het verzamelen of aan de registratie van gegevens in het Centraal register of aan de verwerking of de mededeling van de erin geregistreerde gegevens, of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.
  Wanneer de beheerder vaststelt dat ongerechtvaardigd gebruik wordt gemaakt van de toegang tot het Centraal register, brengt hij dit ter kennis van de overheid die krachtens de wet bevoegd is om een tuchtprocedure in te stellen ten aanzien van de betrokken gebruiker.
  § 9. De gegevens die zijn opgenomen in het Centraal register worden bewaard voor onbepaalde duur.
  § 10. De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere technische en materiële regels voor de inrichting en werking van het Centraal register, die echter geen invloed kunnen hebben op de inhoud of de begrijpelijkheid van de in het Centraal register opgenomen rechterlijke beslissingen.

Art.9.In artikel 782 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 8, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4, tweede lid, 3°, worden de woorden ", bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 1° tot 3°, " ingevoegd tussen de woorden "opgenomen gegevens" en de woorden "toe te laten";
  2° in paragraaf 4, tweede lid, 4° worden de woorden ", bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 1° tot 3°, " ingevoegd tussen de woorden "opgenomen gegevens" en het woord "voor";
  3° in paragraaf 4, tweede lid, 8° worden de woorden ", bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 1° tot 3° " ingevoegd tussen de woorden "opgenomen gegevens" en het woord ", voor";
  4° paragraaf 4, tweede lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 9° en 10°, luidende:
  "9° het ter beschikking stellen aan het publiek van de gepseudonimiseerde vonnissen als onderdeel van hun openbare bekendmaking in de zin van artikel 149 van de Grondwet, die onder meer de transparantie van en controle op de werking van de rechterlijke macht als doel heeft;
  10° de verwerking voor statistische doeleinden, binnen de grenzen gesteld door titel 4 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, van de in het Centraal register opgenomen gegevens, bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 4°. ";
  5° paragraaf 5, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
  "4° de gepseudonimiseerde vonnissen bedoeld in de artikelen 782bis en 1109 en in de artikelen 163, 176, 190, 209, 337 et 346 van het Wetboek van strafvordering, en elk vonnis waarvan het gerecht dat het heeft gewezen beveelt dat het in gepseudonimiseerde vorm moet worden bekendgemaakt via het Centraal register.";
  6° in paragraaf 5 worden tussen het tweede en derde lid vijf leden ingevoegd, luidende:
  "Voorafgaand aan de opname van een vonnis in het Centraal register met het oog op de bewaring ervan als gegeven bedoeld in het eerste lid, 4°, worden de volgende gegevens gepseudonimiseerd in de zin van artikel 4, 5), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG, dit in overeenstemming met de technische en praktische standaarden van kracht op het ogenblik van de pseudonimisering:
  1° de identiteitsgegevens van de natuurlijke personen vermeld in het vonnis, met uitzondering van de identiteitsgegevens van de magistraten, de leden van de griffie en de advocaten;
  2° elk element in het vonnis dat toelaat natuurlijke personen vermeld in het vonnis, met uitzondering van de magistraten, de leden van de griffie en de advocaten, rechtstreeks of onrechtstreeks te identificeren, binnen de limieten van de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het vonnis;
  3° in afwijking van de bepalingen onder 1° en 2°, op beslissing van de korpschef van het gerecht na advies van het openbaar ministerie [1 of, wanneer het de veiligheid van een advocaat of zijn entourage betreft, na advies van de bevoegde stafhouder]1, indien de verspreiding ervan de veiligheid van de magistraten, de leden van de griffie, de advocaten of hun entourage in het gedrang kan brengen, de identiteitsgegevens van deze personen vermeld in het vonnis evenals, binnen de limieten van zijn leesbaarheid en begrijpelijkheid, elk element in het vonnis dat toelaat deze personen rechtstreeks of onrechtstreeks te identificeren;
  4° in afwijking van de bepalingen onder 1° en 2°, de identiteitsgegevens van de magistraten, de leden van de griffie en de advocaten vermeld in het vonnis dat betrekking heeft op strafzaken betreffende de misdrijven bedoeld in de artikelen 137 tot 141ter, 324bis en 324ter van het Strafwetboek, evenals, binnen de limieten van zijn leesbaarheid en begrijpelijkheid, elk element in het vonnis dat toelaat deze personen rechtstreeks of onrechtstreeks te identificeren.
  Indien de in het derde lid bedoelde pseudonimisering op geautomatiseerde wijze plaatsvindt middels informaticatechnieken, wordt het resultaat van deze geautomatiseerde pseudonimisering onderworpen aan een menselijke controle. De Koning wijst de instantie aan die wordt belast met deze controle. Deze instantie hangt rechtstreeks af van de rechterlijke macht of staat onder haar controle.
  Elke belanghebbende die meent dat bepaalde niet-gepseudonimiseerde gegevens vermeld in een gepseudonimiseerd vonnis moeten worden gepseudonimiseerd overeenkomstig het derde lid, kan hiertoe een schriftelijk verzoek indienen bij de door de Koning aangewezen instantie belast met de menselijke controle bedoeld in het vierde lid.
  De identiteitsgegevens van magistraten, leden van de griffie en advocaten mogen niet het voorwerp uitmaken van een hergebruik met als doel of als gevolg het evalueren, analyseren, vergelijken of voorspellen van hun werkelijke of veronderstelde professionele praktijken. De overtreding van dit verbod wordt bestraft met de straf bedoeld in artikel 227 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
  De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels voor de pseudonimisering bedoeld in het derde lid en voor de menselijke controle bedoeld in het vierde lid.";
  7° in paragraaf 8, eerste lid, 2°, worden de woorden "paragraaf 5, eerste lid" vervangen door de woorden "paragraaf 5, eerste lid, 1° tot 3° ";
  8° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met een bepaling onder e), luidende:
  "e) de andere personen en actoren dan diegenen bedoeld in de bepalingen onder a) tot d) aan wie een in het Centraal register opgenomen vonnis overeenkomstig de wet ter kennis moet worden gebracht, of die op andere wijze overeenkomstig de wet toegang moeten hebben tot een dergelijk vonnis of een gedeelte ervan, waarbij de raadpleging beperkt blijft tot dat vonnis of vonnisdeel.";
  9° paragraaf 8, eerste lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° en 7°, luidende:
  "6° voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, 10°, de publieke overheden;
  7° de individuele gegevens bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 4°, zijn publiek.";
  10° in paragraaf 8, vijfde lid, worden de woorden ", in voorkomend geval," ingevoegd tussen het woord "moet" en de woorden "het vertrouwelijk karakter ervan".
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

Art.10.In artikel 782bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 8 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "Het vonnis wordt schriftelijk of mondeling uitgesproken door de voorzitter van de kamer die het heeft gewezen, zelfs in afwezigheid van de andere rechters en, behalve voor straf- en in voorkomend geval voor tuchtzaken, van het openbaar ministerie. In geval van mondelinge uitspraak, leest de voorzitter minstens het beschikkend gedeelte van het vonnis voor. Het zittingsblad vermeldt de uitspraak evenals de wijze van uitspreken.";
  2° tussen het eerste en het tweede lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
  "Het gepseudonimiseerde vonnis wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4.
  Ingeval de bekendmaking bedoeld in het tweede lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het vonnis integraal mondeling uit, of stelt hij het vonnis ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking bedoeld in het tweede lid vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
  Onverminderd het tweede lid kan de voorzitter van de kamer die het vonnis heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de mondelinge uitspraak van het vonnis in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.
  In afwijking van het tweede lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het vonnis wordt opgenomen, kan het gerecht dat het vonnis wijst, ambtshalve of op verzoek van een partij, en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde vonnis verbieden of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het vonnis opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde vonnis, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde vonnis of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht van de partijen of andere personen betrokken in de zaak op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het gerecht gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het vonnis integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het gerecht over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerde vonnis, staat geen enkel rechtsmiddel open]1.";
  3° in het vroegere tweede lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "het vonnis uit te spreken" vervangen door de woorden "het vonnis overeenkomstig het eerste, derde of vierde lid uit te spreken";
  4° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Na de uitspraak bedoeld in het eerste, derde of vierde lid, kunnen de partijen de integrale beslissing onmiddellijk raadplegen op de griffie.
  In de gevallen bedoeld in artikel 782, § 2, tweede lid, is de beslissing raadpleegbaar vanaf de ondertekening ervan.".
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

Art.11. Artikel 783, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 5 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Het zittingsblad laat toe kennis te nemen van de minuut of, in voorkomend geval van het door de griffier eensluidend verklaard gedematerialiseerd afschrift van het tijdens de zitting gewezen vonnis.".

Art.12. In artikel 794, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 mei 2018, worden de woorden "of op artikel 782" vervangen door de woorden "of op artikel 782, § 2,".

Art.13.Artikel 1109 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 november 2000, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 1109. § 1. Het arrest wordt binnen acht dagen vanaf de uitspraak ondertekend door de magistraten die het hebben gewezen en door de griffier.
  § 2. Het beschikkend gedeelte van het arrest wordt in openbare terechtzitting uitgesproken door de voorzitter, in aanwezigheid van het openbaar ministerie en met de bijstand van de griffier.
  De voorzitter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een partij, beslissen de uitspraak van het arrest in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.
  Het gepseudonimiseerde arrest wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4.
  In afwijking van het derde lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het arrest wordt opgenomen, kan het hof dat het arrest wijst, ambtshalve of op verzoek van een partij, en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde arrest verbieden, of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het arrest opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde arrest, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde arrest of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partijen of andere personen betrokken in de zaak aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het hof gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het arrest integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting]1.
  § 3. Onverminderd de artikelen 1114, derde lid, 1115 en 1116, brengt de griffier, binnen de acht dagen vanaf de uitspraak van het arrest een niet-ondertekend afschrift ter kennis aan de advocaat bij het Hof van Cassatie of aan de advocaat van elk van de partijen en aan de partijen die geen advocaat hebben.
  Deze kennisgeving gebeurt op elektronische wijze aan het professioneel elektronisch adres van de advocaat of, indien het een partij betreft die geen advocaat heeft, aan het gerechtelijk elektronisch adres van die partij, of, bij gebreke daaraan, aan het laatste elektronisch adres dat die partij heeft verstrekt in het kader van de rechtspleging in cassatie. Indien bij de griffier geen elektronisch adres gekend is, of indien de kennisgeving aan het elektronisch adres kennelijk niet is geslaagd, gebeurt de kennisgeving bij gewone brief.".
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/08, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van overige wetten
Art.14. In artikel 18, tweede lid, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart, gewijzigd bij de wet van 24 april 2014, worden de woorden "en 782" vervangen door de woorden "en 782, § 2,".

Art.15. In artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 april 2014, worden de woorden "en 782bis" vervangen door de woorden "en 782bis, eerste en zesde lid,".

Art.16.[1 In artikel 28 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 23 september 1985, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
   "De arresten gewezen in het Nederlands of in het Frans die het Hof, overeenkomstig de criteria die de Koning na advies van het Hof heeft bepaald, voldoende relevant acht voor de eenheid van de rechtspraak of de ontwikkeling van het recht, worden respectievelijk vertaald in het Frans of in het Nederlands.]1
  ----------
  (1)<W 2023-07-31/02, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen
Art.17. In de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informaticasysteem Phenix worden de volgende artikelen opgeheven:
  1° artikel 7, gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019;
  2° artikel 8, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014 en de wet van 5 mei 2019;
  3° artikel 9, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014.

Art.18. De wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft, gewijzigd bij de wetten van 31 juli 2020 en 12 juli 2021, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Art.19.De bewaringsverplichting bedoeld in artikel 782, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 8, heeft enkel betrekking op de vonnissen gewezen vanaf de datum waarop artikel 8 in werking treedt.
  De bewaringsverplichting van de gepseudonimiseerde vonnissen bedoeld in artikel 782bis of 1109 van het Gerechtelijk Wetboek, of in artikel 163, 176, 190, 209, 337 of 346 van het Wetboek van strafvordering, zoals gewijzigd bij deze wet, of uit een rechterlijke beslissing, heeft enkel betrekking op de vonnissen gewezen vanaf de datum waarop [1 hoofdstuk 2 en de artikelen 9, 10, 13 en 18, tweede lid," vervangen door de woorden "titel II, hoofdstuk 1, de artikelen 9, 10, 13 en dit lid]1 van deze wet in werking treden.
  De Koning kan, na advies van de beheerder van het Centraal register en de Gegevensbeschermingsautoriteit, het eerste of tweede lid opheffen voor één of meerdere gerechten, of voor één of meerdere contentieux van één of meerdere gerechten, afgebakend volgens materie of periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/05, art. 84, 004; Inwerkingtreding : 06-01-2024>

Art.20. Zolang de beheerder nog niet operationeel is, kan krachtens deze wet geen toegang worden geweigerd tot vonnissen aan derden die een beroep doen op de verwerkingsdoelen vermeld in artikel 782, § 4, tweede lid, 6°, 7° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek.
  In afwachting van de operationalisering van de beheerder, nemen de in het eerste lid vermelde derden als goede huisvader ten behoeve van voormelde verwerking zelf de nodige maatregelen om de privé en persoonsgegevens vermeld in de vonnissen te beschermen.

TITEL 2/1. [1 - Tijdelijke versoepelingen betreffende de elektronische ondertekening door leden of entiteiten van de rechterlijke orde]1   ----------   (1)
Art. 20/1. [1 De geavanceerde elektronische handtekening, bedoeld in artikel 3.11. van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, geplaatst door een lid van de rechterlijke orde opgenomen in de in artikel 315ter van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde elektronische lijst, wordt, wat haar rechtsgevolgen betreft, gelijkgesteld met de handgeschreven handtekening.
   Onverminderd eventuele andere door de wet opgelegde voorwaarden, volstaat, daar waar de wet voor de ondertekening door een lid van de rechterlijke orde bedoeld in het eerste lid, een gekwalificeerde elektronische handtekening vereist als bedoeld in artikel 3.12. van de in het eerste lid genoemde verordening, de geavanceerde elektronische handtekening bedoeld in het eerste lid.
   Onverminderd eventuele andere door de wet opgelegde voorwaarden, volstaat, daar waar de wet voor de ondertekening van een stuk door de rechterlijke orde een gekwalificeerd elektronisch zegel vereist als bedoeld in artikel 3.27. van de in het eerste lid bedoelde verordening, het geavanceerd elektronisch zegel, bedoeld in artikel 3.26. van de in het eerste lid bedoelde verordening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-07-31/02, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2023>


TITEL 3. - Bepaling tot wijziging van de assisenprocedure betreffende de wraking van de gezworenen
Art.21. In artikel 289, § 2, van het Wetboek van strafvordering, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967 en hersteld bij de wet van 21 december 2009, worden de woorden "en twaalf indien er elf of twaalf zijn" vervangen door de woorden ", twaalf indien er elf of twaalf zijn, dertien indien er dertien of veertien zijn, veertien indien er vijftien of zestien zijn, vijftien indien er zeventien of achttien zijn, zestien indien er negentien of twintig zijn, zeventien indien er eenentwintig of tweeëntwintig zijn en achttien indien er drieëntwintig of vierentwintig zijn.".

TITEL 4. - Inwerkingtreding [1 en buitenwerkingtreding]1   ----------   (1)
Art. 22.Deze wet treedt in werking op 30 september 2023.
  Titel 2, hoofdstuk 1 en de artikelen 9, 10, 13 en 19, tweede lid, treden in werking op [2 1 april 2024]2.
  [1 Titel 2/1 treedt in werking op 30 september 2023 en treedt buiten werking op [3 1 september 2025]3.]1
  Artikel 18 treedt in werking op 29 september 2023.
  Artikel 21 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  [1 De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste, tweede en vierde lid, evenals een datum van buitenwerkingtreding voorafgaand aan de datum vermeld in het derde lid.]1
  ----------
  (1)<W 2023-07-31/02, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (2)<W 2023-12-19/08, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2023>
  (3)<W 2024-03-27/02, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2024>