Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:
1° verordening (EG) nr. 304/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
2° verordening (EG) nr. 306/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur;
3° verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen;
4° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen;
5° verordening (EU) nr. 592/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties;
6° uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen;
7° uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat;
8° verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
Art.2. In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de "Definities dieren/opslag mest (hoofdstuk 5.9 en 5.28)" wordt in de definitie "kinderboerderij" de datum "10 augustus 1998" telkens vervangen door de datum "8 juni 2018";
2° in de definities "KOELINSTALLATIES" wordt het opschrift "KOELINSTALLATIES" vervangen door het opschrift "DEFINITIES KOELINSTALLATIES EN WARMTEPOMPEN";
3° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "koelmiddel" tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "wordt gebruikt voor warmtetransport" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;
4° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "nominale koelmiddelinhoud" tussen de woorden "de koelinstallatie" en de woorden "is verbonden" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
5° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "relatief lekverlies" tussen de woorden "de koelinstallatie" en de zinsnede "(kg)" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
6° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "op een verantwoorde manier uit te voeren" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;
7° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan de koelinstallatie" en het woord "uitvoert" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
8° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "met gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
9° in de "DEFINITIES GEVAARLIJKE PRODUCTEN EN BRANDBARE VLOEISTOFFEN (Hoofdstukken 4.1, 5.17, en 6.5 en afdelingen 5.6.2 en 5.6.3)", "ALGEMENE DEFINITIES" wordt aan de tweede alinea van de definitie "opslagplaats" een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt:
"e) de vaste houders (onder andere bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen, aangesloten op een blus- of sprinklerinstallatie;";
10° aan de "DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3 en 6.2 (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater)", "ALGEMEEN" worden de volgende definities toegevoegd:
"- "verlaging van het grondwaterpeil bij een bemaling": minimale verlaging van het grondwaterpeil om de beoogde werkzaamheden te kunnen uitvoeren, vastgelegd op 0,5 meter onder het beoogde uitgravingspeil van de bouwput of -sleuf;
- "aantoonbaarheidsgrens": het uitgangssignaal of de concentratie waarboven met een vermeld betrouwbaarheidsniveau kan worden gesteld dat een monster verschilt van een blanco monster dat geen relevante te bepalen grootheid bevat;
- "bepalingsgrens": een vermeld veelvoud van de aantoonbaarheidsgrens bij een concentratie van de te bepalen grootheid die redelijkerwijs met een aanvaardbaar nauwkeurigheids- en precisieniveau kan worden bepaald. De bepalingsgrens kan met behulp van een geschikte standaard of een geschikt monster worden berekend en kan vanaf het laagste kalibratiepunt op de kalibratiecurve, met uitzondering van de blanco, worden verkregen;
- "rapportagegrens": de waarde beneden welke een component als niet kwantificeerbaar ('<') wordt gerapporteerd, deze bedraagt minimaal de bepalingsgrens;
- "referentiemeetmethode": methode die voor de bepaling van een bepaalde parameter toegepast moet worden. Deze methode wordt beschreven in het compendium voor analyse van water (WAC), tenzij anders vermeld. Het compendium is een bundel met methoden voor het nemen van monsters en het uitvoeren van metingen en analyses, die Europese (EN), internationale (ISO) of andere genormeerde methoden of methoden die door het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest werden gevalideerd in opdracht van de Vlaamse overheid, omvatten, in voorkomend geval met inbegrip van de validatie- en kwaliteitseisen voor die methoden. Het compendium wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en de inhoudstabel van het WAC wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.";
11° in de "DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3 en 6.2 (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater)", "AFVALWATERCONTROLES" worden volgende definities opgeheven:
- Aantoonbaarheidsgrens;
- Bepalingsgrens;
- Rapportagegrens;
- Referentiemeetmethode".
Art.3. In artikel 1.4.3.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vijfde lid wordt de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12";
2° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, kan de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, raadplegen.".
Art.4. In artikel 1.4.5.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "artikel 37, § 2 en § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 2, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12";
2° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De provinciale omgevingsvergunningscommissie kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.";
3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12";
4° aan paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De bevoegde dienst van de gemeente kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.".
Art.5. In artikel 1.4.5.3.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 37, § 2, en § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 2, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12";
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De bevoegde omgevingsvergunningscommissie kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.".
Art.6. In artikel 4.1.9.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 4, tweede lid, 1°, wordt de zin "In dat geval wordt de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, door de exploitant met een aangetekende brief onmiddellijk op de hoogte gebracht van de aanstelling van de erkende milieucoördinator;" opgeheven;
2° paragraaf 7 wordt opgeheven.
Art.7. In artikel 4.1.9.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving.";
2° in paragraaf 3 wordt de zin "De kennisgeving van de aanstelling van een milieucoördinator-werknemer aan de bevoegde overheid, vermeld in paragraaf 2, gebeurt door middel van een aanstellingsdossier dat op de exploitatiezetel ter beschikking wordt gehouden van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving." opgeheven;
3° in paragraaf 3 wordt het woord "werknemer" vervangen door het woord "milieucoördinator".
Art.8. In artikel 4.1.9.2.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt de zinsnede "samenwerkingsakkoord van 30 maart 1995 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van verordening (EG) nr. 1836/93 van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en Milieu-auditsysteem" vervangen door de zinsnede "het samenwerkingsakkoord van 12 mei 2017 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest betreffende de uitvoering van de verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuaudit systeem (EMAS), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 761/2001 en van de beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie".
Art.9. In artikel 4.1.9.2.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het woord "inrichtingen" telkens vervangen door de woorden "inrichtingen of activiteiten";
2° in het eerste lid, 2°, wordt het woord "rubriek" vervangen door het woord "indelingsrubriek";
3° in het tweede lid wordt het woord "Inrichtingen" vervangen door de woorden "Ingedeelde inrichtingen of activiteiten".
Art.10. In artikel 4.5.1.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, wordt de zinsnede "en 4.5.4" vervangen door de zinsnede ", 4.5.4 en 4.5.5".
Art.11. In deel 4, hoofdstuk 4.5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt in het opschrift van afdeling 4.5.7 de zinsnede "16.3.1" vervangen door de zinsnede "16.3.2 van de indelingslijst".
Art.12. In artikel 4.5.7.0.1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt de zinsnede "16.3.1" vervangen door de zinsnede "16.3.2 van de indelingslijst".
Art.13. In artikel 5.2.1.7, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde en het vierde lid worden vervangen door wat volgt:
"Voor de lozing van verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van de inrichtingen, vermeld in het tweede lid, waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van meer dan 4000 ton betreft, zijn, behalve als dat anders is bepaald in de vergunning, de sectorale normen, vermeld in bijlage 5.3.2, 48°, van toepassing. De opslagcapaciteit van de inrichting wordt bepaald overeenkomstig de vergunning en bij ontstentenis overeenkomstig het goedgekeurde werkplan.
Voor de lozing van verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van de inrichtingen, vermeld in het tweede lid, waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van 4000 ton of minder betreft, moet er voldaan worden aan de nodige preventieve maatregelen.
2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die voor 26 september 2022 vergund zijn, gelden de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, vanaf 26 september 2023.".
Art.14. Aan artikel 5.2.2.1.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 7. In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan een afwijking worden toegestaan van artikel 5.2.1.2, § 1, voor het toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde op de afvoer van afvalstoffen buiten de reguliere openingsuren van het park. De exploitant maakt in dat geval de volgende richtlijnen over aan de inzamelaars, makelaars of handelaars die verantwoordelijk zijn voor de afvoer:
1° de richtlijnen over het beperken van lawaaihinder bij de manipulatie van de containers;
2° de richtlijnen over het ontoegankelijk maken van het recyclagepark voor particulieren op het moment dat de inzamelaars, makelaars of handelaars aanwezig zijn op het terrein.".
Art.15. In artikel 5.3.2.4, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt tussen de zinsnede "vermeld in paragraaf 1," en de zinsnede "als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:" de zinsnede "zo nodig in combinatie met emissiegrenswaarden uitgedrukt in de vorm van vrachten," ingevoegd.
Art.16. In artikel 5.9.1.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de indeling " § 1" wordt opgeheven;
2° tussen de woorden "de subrubrieken" en de zinsnede "9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7, 9.8 en 9.9" wordt de zinsnede "9.1, 9.2," ingevoegd.
Art.17. Aan artikel 5.9.11.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt de volgende zin toegevoegd:
"In afwijking van artikel 5.9.11.2 dient niet voldaan te worden aan de bepalingen vermeld in artikel 5.28.3.5.1.".
Art.18. Artikel 5.12.0.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 5.12.0.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de inrichtingen bedoeld in rubriek 12 van de indelingslijst.
De elektrische installaties en toestellen in de inrichting beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).".
Art.19. In artikel 5.12.0.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het opschrift worden de woorden "en shuntreactoren" toegevoegd;
2° in paragraaf 1 wordt het woord "dienen" vervangen door het woord "worden";
3° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "tot de transformatoren" en de woorden "de volgende voorschriften" de woorden "en shuntreactoren" ingevoegd;
4° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "de transformator is" vervangen door de woorden "de transformatoren en shuntreactoren zijn";
5° in paragraaf 1 wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° de bouwelementen van het lokaal waarin de transformator is geplaatst, voldoen aan al de volgende eisen:
a) de wanden hebben een brandwerendheid van EI 60, behalve de scheidingswanden die aan de buitenlucht grenzen, de vloeren en de plafonds of daken;
b) de binnendeuren en vensters hebben een brandwerendheid van EI1 30 en zijn voorzien van een automatisch sluitingsmechanisme waarbij ze niet geblokkeerd mogen worden in open stand.";
6° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "dient inzonderheid" vervangen door het woord "wordt" en wordt het woord "transformator" vervangen door de woorden "transformatoren en shuntreactoren";
7° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De verplichting, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing op transformatoren die in de openlucht of in gesloten metalen kasten opgesteld zijn.";
8° in paragraaf 2 wordt de bepaling "1° de transformatoren worden uitsluitend in open lucht of in een daartoe bestemd brandvrij lokaal opgesteld; in dit lokaal mogen geen transformatoren die geen pcb's of pct's bevatten worden opgesteld, tenzij een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren van tenminste een half uur (Rf1/2h) is voorzien; op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot voormeld lokaal en binnen dit lokaal zelf wordt met letters van ten minste 8 cm hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: PCB's-houdende transfo"; voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden; voormeld lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandweerstand van ten minste één uur (Rf1h); in de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat deze aan het eerste lid gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden;" vervangen door de bepaling"1° de transformatoren worden uitsluitend opgesteld in de openlucht of in een brandvrij lokaal dat daarvoor bestemd is. In dat lokaal worden geen transformatoren opgesteld die geen pcb's of pct's bevatten, tenzij in een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren met een brandwerendheid EI1 30 is voorzien. Op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot het voormelde lokaal en in dat lokaal zelf wordt met letters van ten minste acht centimeter hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: pcb-houdende transfo". De voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden. Het voormelde lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandwerendheid EI60. In de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat die gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden;";
9° in paragraaf 2, 4°, wordt het woord "bij" vervangen door de woorden "door een".
Art.20. Artikel 5.12.0.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt opgeheven.
Art.21. Artikel 5.12.0.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 5.12.0.4. De lokalen waarin de vast opgestelde transformatoren zijn ondergebracht, worden alleen verwarmd met toestellen waarvan de plaatsing en het gebruik voldoende waarborgen bieden om elk brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen.
Draagbare en mobiele blustoestellen zijn aanwezig naar rato van minimaal één bluseenheid per 150 m2, met minstens twee bluseenheden per constructieniveau. Ten minste de helft van de mobiele blustoestellen heeft een capaciteit van 1 of 1,5 bluseenheid.
De vluchtdeuren van de lokalen, vermeld in het eerste lid, draaien open naar buiten en de doorgangen zijn van elke hindernis vrijgehouden.
In de lokalen, vermeld in het eerste lid, gelden de volgende verplichtingen:
1° met behoud van de toepassing van de bepalingen uit het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de codex over het welzijn op het werk mogen werkzaamheden met gereedschappen die vonken, gensters, een blanke vlam of een hittepunt met een temperatuur van boven de 400 ° C opwekken, alleen uitgevoerd worden met een vuurvergunning. Een vuurvergunning is een voorafgaandelijk geschreven machtiging die de werkgever of zijn aangestelde verleent, waarin alle afspraken en voorwaarden opgenomen zijn om een bepaald werk veilig uit te voeren;
2° het is verboden te roken. Dat rookverbod wordt in goed leesbare letters of met reglementaire pictogrammen op de buitenkant van de toegangsdeuren en in de lokalen aangeplakt;
3° de schoorstenen en lozingskanalen van de opgezogen dampen en nevels zijn opgetrokken uit materialen die ingedeeld zijn in brandklasse A1.".
Art.22. In artikel 5.16.3.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het opschrift "Koelinstallaties" wordt vervangen door het opschrift "Koelinstallaties en warmtepompen";
2° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "van koelinstallaties" en de woorden "is verboden" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;
3° in paragraaf 1bis wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen";
4° in paragraaf 2 wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt:
"De bouw en opstelling van koelinstallaties en warmtepompen:";
5° in paragraaf 2, 4°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de zinsnede ", moeten gebeuren" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;
6° in paragraaf 3, eerste lid, 1°, worden tussen de woorden "met koelinstallaties" en de woorden "en waarbij" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
7° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt tussen de woorden "de koelinstallaties" en de woorden "en toebehoren" de zinsnede ", de warmtepompen" ingevoegd;
8° in paragraaf 5 wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen";
9° in paragraaf 6, eerste lid, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en het woord "berekend" de woorden "of warmtepomp" ingevoegd;
10° in paragraaf 6, derde lid, worden tussen de woorden "de koelinstallatie" en het woord "goedkeuren" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
11° in paragraaf 6, vierde lid, worden tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "met een nominale koelmiddelinhoud" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
12° in paragraaf 8, 1°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "op een goed toegankelijke plaats" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;
13° in paragraaf 8, 2°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "moet een installatiegebonden logboek" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;
14° in paragraaf 8, 2°, worden de woorden "in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt" vervangen door de woorden "in de nabijheid van de installatie bevindt";
15° in paragraaf 8, 2°, a), b), c), d) en e), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie".
Art.23. In artikel 5.16.3.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt het opschrift vervangen door wat volgt:
"Installaties voor het fysisch behandelen van gassen andere dan luchtcompressoren, koelinstallaties en warmtepompen".
Art.24. In artikel 5.17.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"De exploitant van een inrichting die in klasse 1 is ingedeeld, houdt een register of een alternatieve informatiedrager bij waarin, per gevarenpictogram, ten minste de aard of gevarencategorie en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld.".
Art.25. Artikel 5.17.4.1.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt opgeheven.
Art.26. In artikel 5.28.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt de zinsnede "met uitzondering van de opslagplaatsen van dierlijke mest die zijn gehecht aan een inrichting als bedoeld in de subrubrieken 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8 van de indelingslijst" opgeheven.
Art.27. In artikel 5.32.7.1.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 1°, 2°, 3°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 4° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, c)";
2° in het tweede lid, 4°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 3° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, b)";
3° in het tweede lid, 5°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, a), 2° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.1°, c)" en wordt de zinsnede "32.7, a), 3° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.1°, b)";
4° in het tweede lid, 6°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 2° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, a)".
Art.28. In artikel 5.38.0.2, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede "zelfdovend zijn (NBN S21 - 203 categorie AO)" vervangen door de zinsnede "minimaal behoren tot de brandklasse A1, getest conform NBN EN 13501-1 ofwel brandklasse A0, getest conform NBN S 21-203, voor lokalen die gebouwd zijn voor 1 december 2016".
Art.29. In artikel 5.53.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.30. In artikel 5.53.3.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt de zin "De meetinrichtingen voor de in artikel 4.2.3.2, § 1, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 bedoelde debietsmeting worden geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater." vervangen door de zin "De grondwaterwinning, tenzij deze enkel wordt geëxploiteerd via een hand-, voet- of neuspomp, wordt uitgerust met een meetinrichting, die geplaatst wordt voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater.".
Art.31. In artikel 5.53.3.3, § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 en 7 juni 2013, wordt de zinsnede ", per fax of" vervangen door de woorden "of via".
Art.32. In artikel 5.53.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "vergunningsplichtige" wordt vervangen door de woorden "vergunnings- en meldingsplichtige";
2° tussen het woord "grondwaterwinning" en de zinsnede ", zodat haar toezichthouders" worden de woorden "en de bijbehorende peilputten" ingevoegd.
Art.33. In artikel 5.53.6.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
" § 2. Elke bemaling wordt gedimensioneerd en geëxploiteerd conform een code van goede praktijk.
Het onttrokken volume bemalingswater wordt maximaal beperkt en maximaal opnieuw in de grond gebracht door gebruik van de beste beschikbare technieken. Daarvoor kunnen retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten worden gebruikt. Het terug in de grond brengen van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag het gedeelte van het bemalingswater, dat niet terug in de grond gebracht wordt, nuttig gebruikt worden als de bemaling niet volledig of gedeeltelijk op een perceel ligt dat een risicogrond is als vermeld in artikel 2, 13° van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, of op een perceel waarvoor een decretaal bodemonderzoek is uitgevoerd conform het VLAREBO-besluit van 14 december 2007.
Tenzij voldaan wordt aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie brengt de exploitant aan elk aftappunt duidelijke signalisatie aan dat het water niet bestemd is voor menselijke consumptie.
De exploitant neemt bij het beschikbaar stellen van bemalingswater alle mogelijke maatregelen om bijkomende hinder te voorkomen. De aftappunten worden voorzien op veilig bereikbare plaatsen. Indien gebruik gemaakt wordt van een motorvoertuig voor het transport van bemalingswater, gebeurt het aftappen niet voor 7 uur en niet na 19 uur, en ook niet op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning. De uren waarop bemalingswater beschikbaar gesteld wordt, worden duidelijk geafficheerd bij het aftappunt.
Het bemalingswater dat niet terug in de grond gebracht of nuttig hergebruikt kan worden, wordt geloosd in oppervlaktewater, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater. Lozing op een openbare riolering is alleen toegestaan als het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om zich op een andere manier van dat water te ontdoen. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is. Volumes groter dan 10 m3 per uur mogen alleen geloosd worden in een openbare riolering die aangesloten is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, mits de uitdrukkelijke toelating van de exploitant van deze installatie. De lozing van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.";
2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit voldoet het bemalingswater dat terug in de ondergrond wordt ingebracht, aan:
1° de milieukwaliteitsnormen voor grondwater bedoeld in het eerste lid van artikel 2.4.1.1, § 2, met uitzondering van de normen voor geleidbaarheid, chloride en microbiologische parameters;
2° de richtwaarde voor grondwater zoals vastgelegd in bijlage II van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 voor zover er voor de stof geen milieukwaliteitsnorm gedefinieerd is conform het eerste lid van artikel 2.4.1.1, § 2;
3° voor toxische, persistente of bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen, of andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid, bij ontstentenis van een waarde voor de stof zoals bepaald in punten 1° en 2° : de rapportagegrens voor grondwater volgens de referentiemeetmethode.
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag:
1° bemalingswater met een geleidbaarheid bij 20° C hoger dan 1600µS/cm enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere geleidbaarheid heeft;
2° bemalingswater met een chlorideconcentratie hoger dan 250mg/l enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere chlorideconcentratie heeft.
Voor bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten geldt een nieuwe, strengere waarde zoals bedoeld in het eerste lid na twaalf maanden. Die termijn begint vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze nieuwe waarde.
In dit artikel wordt verstaan onder bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten: de ingedeelde inrichtingen of activiteiten die zijn vergund of waarvan akte genomen is voor de inwerkingtreding van de nieuwe waarde.";
3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 5. Met behoud van de toepassing van artikel 5.53.3.1 worden debietmeters voorzien zodat per watervoerende laag het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag gebracht kan worden, en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kunnen worden.".
Art.34. Aan artikel 5.53.6.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. In afwijking van artikel 5.53.3.1 geldt de opgelegde verplichting om te voorzien in een meetinrichting, niet voor draineringen als vermeld in subrubriek 53.3 van de indelingslijst.".
Art.35. In artikel 5.54.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.36. In artikel 5.55.1.3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord "vergunningsplichtige" vervangen door de woorden "vergunnings- en meldingsplichtige".
Art.37. In artikel 5.60.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018, wordt de zin:
"De bouwheer moet via een studie die uitgevoerd is door een bodemsaneringsdeskundige volgens de standaardprocedure, het bewijs leveren dat het gebruik van de bodemmaterialen als bodem geen bijkomende verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen geen extra risico oplevert."
vervangen door wat volgt:
"Voor elke opvulling levert de bouwheer via een studie, die een bodemsaneringsdeskundige volgens de standaardprocedure uitgevoerd heeft, het bewijs van de volgende elementen:
1° het gebruik van de bodemmaterialen als bodem heeft geen negatieve effecten op het watersysteem en kan geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaken;
2° mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen levert geen extra risico op.".
Art.38. In artikel 6.5.5.3, § 1, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt het woord "ondubbelzinning" vervangen door het woord "ondubbelzinnig".
Art.39. Aan het opschrift van afdeling 6.8.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd.
Art.40. In artikel 6.8.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen".
Art.41. In artikel 6.8.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden tussen de woorden "vast opgestelde koelinstallaties" en de woorden "die gebruikmaken van" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;
2° aan het tweede lid worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd;
3° in het derde lid worden tussen de woorden "van een koelinstallatie" en de zinsnede ", worden uitgevoerd" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;
4° in het vierde lid worden tussen de woorden "de koelinstallaties" en de zinsnede ", vermeld in dit artikel" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd.
Art.42. Aan artikel 6.9.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 18 maart 2016 en 3 mei 2019, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De toezichthouder wordt minimaal twee dagen vóór de start van de werkzaamheden op de hoogte gebracht dat boringen in het kader van de aanleg van de grondwaterwinningen, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd.".
Art.43. Aan artikel 6.9.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 5. De toezichthouder wordt minimaal twee dagen vóór de start van de werkzaamheden op de hoogte gebracht dat boringen in het kader van de aanleg van thermische energieopslag in boorgaten worden uitgevoerd of dat een of meer leidingen of putten bij die systemen worden gewijzigd of buiten dienst worden gesteld.".
Art.44. Artikel 6.9.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt opgeheven.
Art.45. In deel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt hoofdstuk 6.13, dat bestaat uit artikel 6.13.1 tot en met 6.13.4, vervangen door wat volgt:
"Hoofdstuk 6.13. Niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit
Afdeling 6.13.1. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 6.13.1.1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende inrichtingen:
1° verplaatsbare transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA of meer die opgesteld zijn op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken;
2° andere transformatoren dan de transformatoren, vermeld in punt 1°, met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1000 kVA;
3° vast opgestelde batterijen waarvan het product van de capaciteit, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;
4° vaste inrichtingen (laadpalen en dergelijke) met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW voor het laden van batterijen, al dan niet als onderdeel van een voertuig;
5° vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven.
Art. 6.13.1.2. De elektrische installaties en toestellen in de inrichting beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).
Art. 6.13.1.3. De inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, zijn uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.
Art. 6.13.1.4. De inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, voldoen aan de bepalingen van afdeling 4.5.5.
Art. 6.13.1.5. Installaties die (technologische) warmte produceren in lokalen waar producten, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 conform de CLP-verordening, worden opgeslagen, mogen niet in direct contact staan met de opgeslagen producten en ook geen hogere oppervlaktetemperatuur dan 100 ° C bezitten.
Afdeling 6.13.2. Transformatoren, vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van batterijen
Art. 6.13.2.1. Deze afdeling is van toepassing op de inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, 1°, 2°, 3° en 4°.
Art. 6.13.2.2. § 1. Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, beantwoorden de transformatoren aan al de volgende voorwaarden:
1° transformatoren die pcb's of pct's bevatten, zoals askareltransformatoren, zijn verboden;
2° de transformatoren zijn beschermd tegen het binnendringen van regenwater of grondwater;
3° de bouwelementen van het lokaal waarin de transformator is geplaatst, voldoen aan al de volgende eisen:
a) de wanden hebben een brandwerendheid van EI 60, behalve de scheidingswanden die aan de buitenlucht grenzen, de vloeren en de plafonds of daken;
b) de binnendeuren en vensters hebben een brandwerendheid van EI1 30 en zijn voorzien van een automatisch sluitingsmechanisme, waarbij ze niet geblokkeerd mogen worden in open stand;
4° de nodige maatregelen zijn getroffen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Daarvoor wordt onder de transformator in een vloeistofdichte inkuiping voorzien die bij een lekkage de diëlektrische vloeistof opvangt. Bij een bestaande transformator wordt die inkuiping aangebracht bij een eerste vernieuwing, wijziging, vervanging of verplaatsing van de transformator.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing op transformatoren die in de openlucht of in gesloten metalen kasten opgesteld zijn.
§ 2. De voorwaarde, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, is niet van toepassing op pcb- of pct-bevattende transformatoren die conform artikel 5.2.8.5, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) verder mogen worden gebruikt. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, worden voor de voormelde transformatoren die pcb's of pct's bevatten, de volgende voorwaarden nageleefd:
1° de transformatoren worden uitsluitend opgesteld in de openlucht of in een brandvrij lokaal dat daarvoor bestemd is. In dat lokaal worden geen transformatoren opgesteld die geen pcb's of pct's bevatten, tenzij in een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren met een brandwerendheid EI1 30 is voorzien. Op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot het voormelde lokaal en in dat lokaal zelf wordt met letters van ten minste acht centimeter hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: pcb-houdende transfo". De voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden. Het voormelde lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandwerendheid van EI60. In de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat die gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden;
2° de transformatoren worden regelmatig op lekken gecontroleerd. Eventuele lekken worden onmiddellijk gedicht. De toezichthouder wordt op de hoogte gebracht van elk vastgesteld lek en van de getroffen maatregelen;
3° alle materialen die met pcb's of pct's verontreinigd zijn, met inbegrip van poetsdoeken, werkkledij en dergelijke, worden afgevoerd naar een inrichting voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen;
4° het aflaten van olie met pcb's en pct's of het wegnemen van de buitenplaten, de zogenaamde ontkuiping, wordt uitsluitend uitgevoerd door een firma die daarvoor vergund is. Door mogelijke residuele pcb's of pct's mag het hervullen niet gebeuren met gewone (brandbare) olie, maar wel met bijvoorbeeld siliconenolie;
5° met behoud van de toepassing van het voormelde besluit van 17 februari 2012 met betrekking tot pcb's gelden voor de bestaande transformatoren die pcb's bevatten, de volgende voorwaarden:
a) het bijvullen van transformatoren met pcb's is verboden;
b) het onderhoud van transformatoren die pcb's bevatten, mag, totdat ze conform het voormelde besluit van 17 februari 2012 met betrekking tot pcb's gereinigd worden, buiten gebruik worden gesteld of verwijderd worden, uitsluitend worden voortgezet als het doel ervan is ervoor te zorgen dat de pcb's die de apparaten bevatten, voldoen aan de technische normen of specificaties inzake diëlektrische kwaliteit, op voorwaarde dat de transformatoren in goede staat zijn en geen lekken vertonen.
Art. 6.13.2.3. De vast opgestelde batterijen die geen droge batterijen zijn, zijn ondergebracht in een lokaal dat uitsluitend daarvoor bestemd is, of in een ruimte of kast die uitsluitend daarvoor bestemd is. Het daarvoor bestemde lokaal is gebouwd met bouwmaterialen brandklasse A1 voor de verticale wanden en het plafond en met bouwmaterialen brandklasse A1FL voor de vloer, met een brandwerendheid EI1 30. De deuren tussen het lokaal en de rest van de gebouwen hebben dezelfde brandwerendheid en zijn voorzien van een automatische sluiting.
De vloer van het lokaal, vermeld in het eerste lid, bestaat uit ondoordringbare materialen die inert zijn voor elektrolyten. Hij wordt zo aangelegd dat elke verontreiniging van het grondwater, het oppervlaktewater en de bodem wordt voorkomen.
Art. 6.13.2.4. De lokalen waarin de vast opgestelde batterijen en de vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn ondergebracht, worden bestendig en doeltreffend verlucht conform NBN EN 62485-3.
Art. 6.13.2.5. De lokalen waarin de vast opgestelde transformatoren, de vast opgestelde batterijen die geen droge batterijen zijn, en de vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn ondergebracht, worden alleen verwarmd door toestellen waarvan de plaatsing en het gebruik voldoende waarborgen bieden om elk brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen.
In de lokalen, vermeld in het eerste lid, zijn draagbare en mobiele blustoestellen aanwezig naar rato van minimaal 1 bluseenheid per 150 m2, met minstens 2 bluseenheden per constructieniveau. Ten minste de helft van de mobiele blustoestellen heeft een capaciteit van 1 of 1,5 bluseenheid.
Het tweede lid is niet van toepassing op transformatoren in afgesloten elektriciteitscabines die voldoen aan de technische voorschriften voor de aansluiting van een elektriciteitscabine, vermeld in de voorschriften van C2/112 van Synergrid. Een staving met een keuring van een erkend controleorganisme, of met een keuring of document van de distributienetbeheerder waarin beschreven is dat aan de voorschriften van C2/112 voldaan wordt, wordt altijd ter beschikking van de toezichthouder gehouden.
In de lokalen, vermeld in het eerste lid, gelden de volgende verplichtingen:
1° met behoud van de toepassing van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de codex over het welzijn op het werk mogen werkzaamheden met gereedschappen die vonken, gensters, een blanke vlam of een hittepunt met een temperatuur van boven de 400 ° C opwekken, alleen uitgevoerd worden met een vuurvergunning. Een vuurvergunning is een voorafgaandelijk geschreven machtiging die de werkgever of zijn aangestelde verleent, waarin alle afspraken en voorwaarden opgenomen zijn om een bepaald werk veilig uit te voeren;
2° het is verboden te roken. Dat rookverbod wordt in goed leesbare letters of met reglementaire pictogrammen op de buitenwand van de toegangsdeuren en in de lokalen aangeplakt;
3° de schoorstenen en lozingskanalen van de opgezogen dampen en nevels zijn opgetrokken uit materialen die ingedeeld zijn in brandklasse A1.
Art. 6.13.2.6. § 1. Vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn minstens 2,5 meter verwijderd van bouwmaterialen die niet voldoen aan de brandklasse A1 of van brandbare goederen, of zijn ondergebracht in een afzonderlijk lokaal, zoals vereist voor vast opgestelde batterijen conform artikel 6.13.2.3.
§ 2. Tussen de bovengrondse opslag van gevaarlijke producten die worden gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 conform de CLP-verordening, en brandbare vloeistoffen enerzijds, en de plaats om het voertuig te stationeren tijdens het laden door een inrichting met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 10 kW anderzijds, wordt een scheidingsafstand van vijf meter gerespecteerd.
Tussen een bovengrondse opslagplaats van een gas van groep 1 in verplaatsbare recipiënten met opslagcapaciteit van meer dan 5000 liter of in een vast ongekoeld gasreservoir met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 liter enerzijds en de plaats om het voertuig te stationeren tijdens het laden door een inrichting met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 10 kW anderzijds, wordt een scheidingsafstand van 7,5 meter gerespecteerd.".
Art.46. In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° rubriek 9.2 wordt vervangen door wat volgt:
9.2 | Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) andere dan ingedeeld in rubriek 9.1 gefokt of gehouden worden | | | | | | |
| 1° Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) gefokt of gehouden worden die door hun agressiviteit, giftigheid, invasief karakter (conform de `Unielijst' zoals opgenomen in de EU-verordening 1143/2014 van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten) of die door hun gedrag een gevaar inhouden, zoals schorpioenen, zwarte weduwe, enz. vanaf 1 volwassen dier. | 2 | | | | | |
| 2° inrichtingen waarin volwassen amfibieën of reptielen andere dan ingedeeld in rubriek 9.2.1. gefokt of gehouden worden | | | | | | |
| a) tot en met 30 dieren, uitgezonderd schildpadden | 3 | | | | | |
| b) meer dan 30 dieren | 2 | | | | | |
";
2° in rubriek 12.1 worden de zinnen:
"uitzonderingen:
- elektriciteitsproductie op basis van zonne-energie is niet ingedeeld
- verplaatsbare elektriciteitsproductiegroepen tijdelijk ingezet voor de elektrische voeding van werktuigen, toestellen en installaties gebruikt bij de uitvoering van de eigenlijke bouw-, sloop- of wegeniswerken en verplaatsbare elektrische noodgroepen zijn niet ingedeeld in rubriek 12.1."
vervangen door de zinnen:
"uitzonderingen:
- elektriciteitsproductie op basis van zonne-energie is niet ingedeeld
- verplaatsbare elektriciteitsproductiegroepen tijdelijk ingezet voor de elektrische voeding van werktuigen, toestellen en installaties gebruikt bij de uitvoering van de eigenlijke bouw-, sloop- of wegeniswerken en verplaatsbare elektrische noodgroepen zijn niet ingedeeld in rubriek 12.1.
- noodstroomgroepen met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn.";
3° in rubriek 12.2 wordt punt 1° opgeheven;
4° rubriek 12.3 wordt opgeheven;
5° aan rubriek 12 wordt een rubriek 12.5 toegevoegd, die luidt als volgt:
"
";
6° in rubriek 31.1 worden tussen de zin "Motoren met inwendige verbranding die opgesteld zijn op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloop- of wegenwerken, zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld." en het woord "opmerkingen" de zinnen "Vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn." ingevoegd;
7° in rubriek 53 worden tussen de woorden "De hierna vermelde inrichtingen" en de woorden "zijn niet ingedeeld" de woorden "die buiten beschermingszone type III liggen" ingevoegd;
8° in rubriek 53 wordt de zin "a. een grondwaterwinning waaruit het water uitsluitend met een handpomp wordt opgepompt" vervangen door de zin "a. een grondwaterwinning waaruit het water uitsluitend met een hand-, voet-, of neuspomp wordt opgepompt";
9° in rubriek 53.2 wordt de zinsnede "bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen:" vervangen door de zinsnede "bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5000 m3 bemalingswater per jaar:";
10° rubriek 53.8 wordt vervangen door wat volgt:
53.8 | andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan | | | | | | |
| 1° het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5000 m3 per jaar en | | | | | | |
| a) alle putten een diepte hebben die kleiner is dan of gelijk is aan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit en niet ingedeeld in rubriek 53.8.1° c) | 3 | | | | | |
| b) minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit en niet ingedeeld in rubriek 53.8.1° c) | 2 | W | N | | | |
| c) het grondwater uitsluitend met een hand-, voet- of neuspomp wordt gewonnen, en die gelegen zijn binnen beschermingszone type III | 3 | | | | | |
| 2° het totaal opgepompte debiet groter is dan 5000 m3 per jaar en kleiner is dan of gelijk is aan 30.000 m3 per jaar | 2 | W | N | | | |
| 3° het totaal opgepompte debiet groter is dan 30.000 m3 per jaar | 1 | W | N | | | |
";
11° rubriek 63 wordt vervangen door wat volgt:
63. | opslag en ontwatering van bagger- of ruimingsspecie die voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodemmaterialen, vermeld in titel III, hoofdstuk XIII van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en titel III, hoofdstuk XIII van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007: Uitzondering: De tijdelijke oeverdeponie bij de ontwatering van bagger- of ruimingsspecie die wordt uitgevoerd conform titel III, hoofdstuk XIII van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, is niet vergunningsplichtig en is dus niet ingedeeld in deze rubriek. Beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren of zeven van bagger- of ruimingsspecie zijn begrepen in deze rubriek, en zijn niet vergunningsplichtig volgens rubriek 30. | | | | | | |
| 1° opslag in afwachting van ontwatering | 2 | O, T | | | | |
| 2° opslag en ontwatering | 2 | O, T | | | | |
".
Art.47. In bijlage 3.3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt de zinsnede "artikel 1, 5° " vervangen door de zinsnede "artikel 1.1.2".
Art.48. In bijlage 5.3.2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, wordt punt 48 vervangen door wat volgt:
"48. Verontreinigd hemelwater van inrichtingen voor de opslag van afvalstoffen (de inrichtingen, vermeld in rubriek 2.1.1, 2.1.2, 2.2.1 en 2.2.2 van de indelingslijst), waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van meer dan 4000 ton betreft, overeenkomstig de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of bij ontstentenis overeenkomstig het goedgekeurde werkplan:
a) lozing in oppervlaktewater:
parameters, in mg/l tenzij anders vermeld | zijn direct van toepassing (*) |
ondergrens pH pH-eenheid | 6,5 |
bovengrens pH pH-eenheid | 9,0 |
temperatuur in ° C | 30,0 |
zwevende stoffen | 60,0 met een gemiddelde van 40,0 (**) |
bezinkbare stoffen ml/l | 0,50 |
perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen | 5,0 |
som van anionische, niet-ionogene en kationische oppervlakteactieve stoffen | 3,0 |
olie en vet | n.v.w.b. |
totaal stikstof | 15 |
totaal fosfor | 2 |
BZV mg O2/l | 25,0 |
CZV mg O2/l | 125,0 |
totaal koper | 0,15 met een gemiddelde van 0,075 (**) |
totaal nikkel | 0,09 met een gemiddelde van 0,060 (**) |
totaal lood | 0,1 met een gemiddelde van 0,075 (**) |
totaal zink | 1,4 met een gemiddelde van 0,8 (**) |
barium | 0,210 met een gemiddelde van 0,105 (**) |
boor | 3,5 met een gemiddelde van 2,1 (**) |
fenantreen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**) |
fluoranteen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**) |
benzo(a)antraceen | 0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
som benzo(b+k)fluoranteen | 0,0024 met een gemiddelde van 0,0004 (**) |
benzo(a)pyreen | 0,0005 met een gemiddelde van 0,00025 (**) |
som benzo(ghi)peryleen + ideno (1,2,3-c,d)pyreen | 0,0024 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
acenafteen | 0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
antraceen | 0,0005 met een gemiddelde van 0,0002 (**) |
pyreen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0006 (**) |
(*) Op de datum van de inwerkingtreding van deze voorwaarden hebben de voorwaarden voorrang op de bijzondere voorwaarden die dezelfde problematiek regelen. In afwijking daarvan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning verder gelden. Dat is conform artikel 5.4.7 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
(**) Het gemiddelde betreft het voortschrijdende rekenkundige jaargemiddelde per lozingspunt van minimaal een maandelijkse debietsproportionele 24 uurmonstername en analyse, uitgevoerd conform subafdeling 4.2.5.3 (twaalf keer per jaar volgens programma: 1° lozingsdag van de maand).
b) lozing in riolering
parameters, in mg/l tenzij anders vermeld | zijn direct van toepassing (*) |
ondergrens pH pH-eenheid | 6,0 |
bovengrens pH pH-eenheid | 9,5 |
temperatuur in ° C | 45,0 |
afmetingen zwevende stoffen mm | 10,0 |
zwevende stoffen | 300,0 |
petroleumether extraheerbare stoffen | 500,0 |
totaal koper | 0,15 met een gemiddelde van 0,075 (**) |
totaal nikkel | 0,09 met een gemiddelde van 0,060 (**) |
totaal lood | 0,1 met een gemiddelde van 0,075 (**) |
totaal zink | 1,4 met een gemiddelde van 0,8 (**) |
barium | 0,210 met een gemiddelde van 0,105 (**) |
boor | 3,5 met een gemiddelde van 2,1 (**) |
fenantreen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**) |
fluoranteen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**) |
benzo(a)antraceen | 0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
som benzo(b+k)fluoranteen | 0,0024 met een gemiddelde van 0,0004 (**) |
benzo(a)pyreen | 0,0005 met een gemiddelde van 0,00025 (**) |
som benzo(ghi)peryleen + ideno (1,2,3-c,d)pyreen | 0,0024 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
acenafteen | 0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**) |
antraceen | 0,0005 met een gemiddelde van 0,0002 (**) |
pyreen | 0,002 met een gemiddelde van 0,0006 (**) |
(*) Op de datum van de inwerkingtreding van deze voorwaarden hebben de voorwaarden voorrang op de bijzondere voorwaarden die dezelfde problematiek regelen. In afwijking daarvan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning verder gelden. Dat is conform artikel 5.4.7 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
(**) Het gemiddelde betreft het voortschrijdende rekenkundige jaargemiddelde per lozingspunt van minimaal een maandelijkse debietsproportionele 24 uurmonstername en analyse, uitgevoerd conform subafdeling 4.2.5.3 (twaalf keer per jaar volgens programma: 1° lozingsdag van de maand).".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art.49. In het enig artikel van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018, wordt de rij
"
3.2.3, § 3 | De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling. |
vervangen door de rij
3.2.3, § 3 | De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de bevoegde afdeling. |
".
Art.50. In artikel 1 van bijlage VII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de rij
"
4.1.9.1.1, § 4 | Een milieucoördinator kan voor twee of meer inrichtingen samen worden aangesteld. Voor tot de gezamenlijke aanstelling wordt overgegaan, moet de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, haar instemming daarmee verlenen aan de exploitant. |
| Die instemming is echter niet vereist als: |
| 1° het een gezamenlijke aanstelling van een erkende milieucoördinator betreft. In dat geval wordt de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, door de exploitant met een aangetekende brief onmiddellijk op de hoogte gebracht van de aanstelling van de erkende milieucoördinator; |
| 2° het een gezamenlijke aanstelling betreft voor verschillende inrichtingen, die samen een bedrijfslocatie vormen en onder controle staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon. |
"
wordt vervangen door de rij
"
4.1.9.1.1, § 4 | Een milieucoördinator kan voor twee of meer inrichtingen samen worden aangesteld. Voor tot de gezamenlijke aanstelling wordt overgegaan, moet de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, haar instemming daarmee verlenen aan de exploitant. |
| Die instemming is echter niet vereist als: |
| 1° het een gezamenlijke aanstelling van een erkende milieucoördinator betreft; |
| 2° het een gezamenlijke aanstelling betreft voor verschillende inrichtingen, die samen een bedrijfslocatie vormen en onder controle staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon. |
";
2° de rij
"
4.1.9.1.4, § 2 | De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen. |
| Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2 bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in dit besluit, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt. |
"
wordt vervangen door de rij
"
4.1.9.1.4, § 2, eerste zin | De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving. |
";
3° tussen de rij
"
4.1.9.1.4, § 2, eerste zin | De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving. |
"
en de rij
"
4.1.9.2.6, § 1 | De volgende elementen van de in artikel 4.1.9.2.4. bedoelde milieuaudit moeten, binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de validatie van de milieuaudit, worden meegedeeld: |
| 1° aan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning: de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 8° van artikel 4.1.9.2.5, § 2; 2° aan de Vlaamse Milieumaatschappij: de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 4° van artikel 4.1.9.2.5, § 2. |
"
wordt de volgende rij ingevoegd:
"
4.1.9.1.4, § 2, tweede zin | Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2 bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in dit besluit, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt. |
";
4° de rij
"
5.16.3.3, § 8, 2° | De beheerder van een koelinstallatie moet een installatiegebonden logboek bijhouden dat zich in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt. Dat logboek kan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In dat logboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden: |
| a) de datum van ingebruikname van de koelinstallatie met vermelding van type koelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud. Indien de installatie gefluoreerde broeikasgassen als koelmiddel bevat, dan wordt de nominale koelmiddelinhoud zowel in metrische eenheid als in ton CO2-equivalent uitgedrukt. Indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden, moet dit vermeld worden in het logboek met de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; |
| b) de aard van controle-, onderhouds-, herstel-en installatiewerkzaamheden die aan een koelinstallatie worden verricht; |
| c) alle storingen en alarmeringen met betrekking tot de koelinstallatie die mogelijk aanleiding kunnen geven tot lekverliezen; |
| d) de hoeveelheid koelmiddel dat aan een koelinstallatie wordt toegevoegd en het relatief lekverlies na elke bijvulling; |
| e) de hoeveelheid koelmiddel die uit een koelinstallatie wordt afgetapt en de hoeveelheid koelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder en bestemming; |
| f) een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles; |
| g) significante periodes van buitenbedrijfstelling; |
| h) indien de installatie buiten dienst is gesteld : de maatregelen die genomen zijn om het koelmiddel terug te winnen en te verwijderen; |
| i) de voor- en achternaam en, indien van toepassing, het erkenningsnummer van de persoon die werkzaamheden en waarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met h) en, indien van toepassing, de naam en het erkenningsnummer van de onderneming waarbij de persoon in dienst is; |
| j) indien van toepassing, een attest dat is afgegeven door de onder i) bedoelde persoon met betrekking tot de door hem verrichte handelingen. |
"
wordt vervangen door de rij
"
5.16.3.3, § 8, 2° | De beheerder van een koelinstallatie of een warmtepomp moet een installatiegebonden logboek bijhouden dat zich in de nabijheid van de installatie bevindt. Dat logboek kan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In dat logboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden: |
| a) de datum van ingebruikname van de installatie met vermelding van type koelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud. Indien de installatie gefluoreerde broeikasgassen als koelmiddel bevat, dan wordt de nominale koelmiddelinhoud zowel in metrische eenheid als in ton CO2-equivalent uitgedrukt. Indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden, moet dit vermeld worden in het logboek met de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; |
| b) de aard van controle-, onderhouds-, herstel- en installatiewerkzaamheden die aan een installatie worden verricht; |
| c) alle storingen en alarmeringen met betrekking tot de installatie die mogelijk aanleiding kunnen geven tot lekverliezen; |
| d) de hoeveelheid koelmiddel dat aan een installatie wordt toegevoegd en het relatief lekverlies na elke bijvulling; |
| e) de hoeveelheid koelmiddel die uit een installatie wordt afgetapt en de hoeveelheid koelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder en bestemming; |
| f) een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles; |
| g) significante periodes van buitenbedrijfstelling; |
| h) indien de installatie buiten dienst is gesteld: de maatregelen die genomen zijn om het koelmiddel terug te winnen en te verwijderen; |
| i) de voor- en achternaam en, indien van toepassing, het erkenningsnummer van de persoon die werkzaamheden en waarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met h) en, indien van toepassing, de naam en het erkenningsnummer van de onderneming waarbij de persoon in dienst is; |
| j) indien van toepassing, een attest dat is afgegeven door de onder i) bedoelde persoon met betrekking tot de door hem verrichte handelingen. |
".
Art.51. Bijlage XXIII bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, wordt vervangen door de bijlage die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het VLAREL van 19 november 2010
Art.52. In artikel 13/1, 3°, van het VLAREL van 19 november 2010, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 4° ;" opgeheven.
Art.53. In artikel 14, 2°, en artikel 15, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 3° ;" opgeheven.
Art.54. In artikel 16, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 4° ;" opgeheven.
Art.55. In artikel 17, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 3° ;" opgeheven.
Art.56. Aan artikel 17/1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt de volgende zin toegevoegd:
"Als het certificaat van bekwaamheid ouder is dan vijf jaar na de datum van het slagen voor het examen, legt de koeltechnicus een bewijs voor dat hij geslaagd is voor het actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h), of voor een gelijkwaardig examen als vermeld in artikel 40/1, 4°. ".
Art.57. In artikel 32, § 2, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt opgeheven;
2° in het derde lid wordt de zinsnede "De erkenning, vermeld in het eerste lid, 7°, b), 8°, b), 9°, b), 10°, b), 11°, b), 12°, b) en 13°, gaat in op de datum" vervangen door de zinsnede "De erkenning, vermeld in het eerste lid, gaat in op de datum" en wordt de zinsnede "de bevoegde afdeling, de identificatiegegevens" vervangen door de woorden "de bevoegde afdeling en de identificatiegegevens".
Art.58. Aan artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 18 maart 2016 en 3 mei 2019, wordt een paragraaf 10 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 10. De erkende natuurlijke persoon toont op verzoek van de klant een geldig identiteitsbewijs.".
Art.59. In artikel 40/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "met zowel" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
2° in punt 2°, inleidende zin, worden tussen de woorden "de stationaire koelinstallatie" en de woorden "die gefluoreerde" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
3° in punt 2°, a), wordt het woord "koelinstallatie" telkens vervangen door het woord "installatie";
4° in punt 2°, b), 7), en punt 2°, d), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie".
Art.60. Aan artikel 42 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"8° verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.".
Art.61. In artikel 43 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.62. In artikel 43/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
4° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
5° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.63. In artikel 43/2 en 43/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.64. In artikel 43/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
5° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.65. Aan artikel 43/5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.".
Art.66. In artikel 43/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
5° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.67. In artikel 43/7, 43/8 en 43/9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".
Art.68. In artikel 43/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd.";
5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.";
6° paragraaf 9 wordt opgeheven.
Art.69. In artikel 53/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, 18 maart 2016 en 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 7° wordt vervangen door wat volgt:
"7° voert alleen werken uit met betrekking tot ingedeelde inrichtingen als de nodige vergunning of aktename daarvoor voorhanden is, meldt de start van de werken, vermeld in artikel 5.53.5.2, 5.55.1.3, § 3, 6.9.1.1, tweede lid, en 6.9.1.3, § 5, van titel II van het VLAREM, voorafgaandelijk via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen aan de bevoegde afdeling en het departement, en houdt zich aan de geldende milieuvoorwaarden;";
2° er wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"10° informeert de klant voor de start van de boorwerkzaamheden schriftelijk, al dan niet digitaal, ten minste over de verplichtingen die verband houden met de geldende milieuvoorwaarden, de heffingsplicht grondwater en de heffingsplicht waterverontreiniging. Voor inrichtingen opgenomen in bijlage 1 van titel II van het VLAREM betreft het op zijn minst informatie over, wanneer dit van toepassing is, hoofdstukken 4.1, 5.53 en 5.55 van titel II van het VLAREM en hoofdstuk 2 van titel IV van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. Voor inrichtingen die niet ingedeeld zijn, betreft het op zijn minst informatie over afdeling 6.9.1 van titel II van het VLAREM en, wanneer dit van toepassing is, hoofdstuk 2 van titel IV van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De minister kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de invulling van deze informatieplicht;";
3° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"11° voert alleen werken uit met materieel waarvan de essentiële motorisch aangedreven onderdelen voorzien zijn van een gps-volgsysteem dat autonoom, draadloos en ogenblikkelijk informatie doorstuurt naar de Databank Ondergrond Vlaanderen. De minister kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de goede werking van het gps-volgsysteem. De minister kan eveneens nadere regels vastleggen met betrekking tot het met een gps-volgsysteem uit te rusten materieel, de informatie over de positie, het type activiteit en de werking van het materieel, die doorgestuurd moet worden en de wijze waarop.".
Art.70. In artikel 53/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "met gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
2° in punt 2°, inleidende zin, worden tussen de woorden "de stationaire koelinstallatie" en de woorden "die gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;
3° in punt 2°, a), wordt het woord "koelinstallatie" telkens vervangen door het woord "installatie";
4° in punt 2°, b), 7, punt 2°, d), en punt 2°, e), 3), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie";
5° in punt 3°, a), worden tussen de woorden "per koelinstallatie" en de zinsnede ": de registraties" de woorden "of warmtepomp" ingevoegd;
6° in punt 6° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "over de nodige apparatuur" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;
7° aan punt 9° worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd.
Art.71. Aan artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 en 3 mei 2019, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 6. Bij een schorsing of opheffing van de erkenning als koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), technicus voor brandbeveiligingsapparatuur als vermeld in artikel 6, 2°, f), technicus voor elektrische schakelinrichtingen als vermeld in artikel 6, 2°, g), of technicus voor apparatuur die oplosmiddelen bevat als vermeld in artikel 6, 2°, h), wordt ook het certificaat van bekwaamheid, uitgereikt door een opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h) tot en met k), van rechtswege geschorst, respectievelijk opgeheven.
Bij een schorsing of opheffing van de erkenning als koeltechnisch bedrijf als vermeld in artikel 6, 7°, b), of bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur als vermeld in artikel 6, 7°, c), wordt ook het certificaat, uitgereikt door een keuringsinstelling als vermeld in artikel 6, 8°, of de leidinggevende ambtenaar van het agentschap of het departement waartoe de bevoegde afdeling behoort of zijn afgevaardigde, van rechtswege geschorst, respectievelijk opgeheven.".
Art.72. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 11/1, dat bestaat uit artikel 56/1, ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 11/1. Verwerking van persoonsgegevens
Art. 56/1. § 1. De bevoegde afdeling verwerkt de persoonsgegevens die ze ontvangt volgens artikel 27, § 2, artikel 32, artikel 34, § 5, artikel 43, § 2, artikel 43/1, § 3, artikel 43/2, § 2, artikel 43/3, § 2, artikel 43/4, § 3, artikel 43/6, § 3, artikel 43/7, § 2, artikel 43/8, § 2, artikel 43/9, § 2, artikel 43/10, § 2, artikel 53/9, 4°, of artikel 58/3, § 1, voor de volgende doeleinden:
1° in het geval van een natuurlijk persoon: de identificatie van een gecertificeerd of erkend persoon, of een geregistreerd monsternemer;
2° in het geval van een rechtspersoon: de identificatie van de zaakvoerder en andere personen die van belang zijn voor de erkenning van de rechtspersoon;
3° de opvolging van de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden en gebruikseisen;
4° een controle of sanctie volgens dit besluit of het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
5° de betaling van de retributie als vermeld in artikel 54/1;
6° de publicatie van de lijsten met erkende personen als vermeld in artikel 56 of geregistreerde monsternemers als vermeld in artikel 58/3.
De bevoegde afdeling bezorgt voor de technici, vermeld in artikel 6, 2°, i), het erkenningsnummer, de startdatum van de erkenning en de gegevens, vermeld in bijlage 15, 10°, die bij dit besluit is gevoegd, en vermeld in bijlage 19, 1°, a) en c), die bij dit besluit is gevoegd, aan een instantie die het sectorale opleidingsbeleid ondersteunt.
§ 2. De entiteit waartoe de bevoegde afdeling behoort, is voor de ontvangen persoonsgegevens als vermeld in paragraaf 1 de verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, uitgezonderd voor de registratie als monsternemer in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarvoor de Mestbank voor de verzameling en beoordeling de verwerkingsverantwoordelijke is en het departement voor de overige verwerkingen de verwerkingsverantwoordelijke is.".
Art.73. In artikel 58/1, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, wordt tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "of een koeleenheid" de zinsnede ", een warmtepomp" ingevoegd.
Art.74. In bijlage 3 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in punt W.1.4.1 wordt de zinsnede "met ondiepe <30m)" vervangen door de zinsnede "met ondiepe (< 30m)";
b) punt W.9.2.2 wordt vervangen door wat volgt:
"W.9.2.2 acute toxiciteit voor vissen:
W.9.2.2.1 test met regenboogforel Oncorhynchus mykiss
W.9.2.2.2 test met embryo's van zebravis Danio rerio";
2° in punt 5° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) punt A.2.2 wordt vervangen door wat volgt:
"A.2.2 gebruik als meststof/bodemverbeterend middel - organische parameters:
chloorkoolwaterstoffen: som van 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen, 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen, pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, acenafteen, acenaftyleen, antraceen, dibenzo(a,h)antraceen, fluoreen, pyreen
minerale olie: fractie C10-C20 en fractie C20-C40
polychloorbifenylen (PCB): PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180";
b) in punt A.2.3 wordt het woord "fytotoxiciteit" opgeheven;
c) punt A.3.1 wordt vervangen door wat volgt:
"A.3.1 gebruik als niet-vormgegeven bouwstof:
droogrest
metalen (totaalconcentratie en uitloogbare fractie via de kolomtest): arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink
cyaniden: vrije cyaniden, niet-chlooroxideerbare cyaniden
BTEXS: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen en styreen
alkanen: hexaan, heptaan en octaan
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen
minerale olie
polychloorbifenylen (PCB): PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180".
Art.75. In bijlage 14 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
"5° de voor- en achternaam en de handtekening van de voorzitter van de examenjury;";
2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
"6° de afgiftedatum;";
3° punt 7° wordt opgeheven.
Art.76. In bijlage 15 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
"5° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer of het BIS-nummer als men niet over een rijksregisternummer beschikt;";
2° punt 6°, 8° en 9° worden opgeheven;
3° punt 10° wordt vervangen door wat volgt:
"10° het type van certificaat en de afgiftedatum van het certificaat;";
4° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"11° in geval van een technicus als vermeld in artikel 6, 2°, e) tot en met i): het certificaatnummer.".
Art.77. In bijlage 19 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het opschrift wordt tussen de zinsnede "artikel 32" en de zinsnede "en artikel 58/3, § 1" de zinsnede ", artikel 56/1, § 1 " ingevoegd;
2° in punt 1° wordt punt b) opgeheven;
3° in punt 1°, c), worden de woorden "de geboortedatum en -plaats" vervangen door de woorden "het BIS-nummer";
4° in punt 1°, d), worden tussen de woorden "het ondernemingsnummer" en de woorden "en het adres van de werkgever" de woorden "of het btw-nummer als men niet over een ondernemingsnummer beschikt" ingevoegd;
5° aan punt 2°, d), worden de woorden "of het btw-nummer als de rechtspersoon niet over een ondernemingsnummer beschikt en in voorkomend geval het adres van de exploitatiezetel en het vestigingseenheidsnummer" toegevoegd.
Art.78. In bijlage 22 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden aan punt 4° de woorden "of het btw-nummer als de rechtspersoon niet over een ondernemingsnummer beschikt" toegevoegd.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure
Art.79. In artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt de zinsnede "de subentiteit van het departement, bevoegd voor de milieuhandhaving" vervangen door de zinsnede "de subentiteit van het departement, bevoegd voor de uitvoering van de milieuhandhaving".
Art.80. In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling:
"Departement Leefmilieu, Natuur en Energie
Afdeling Milieu-inspectie. - Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel
Website: www.lne.be"
wordt vervangen door de bepaling:
"Departement Omgeving
Afdeling Handhaving. - Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel
Website: www.omgevingvlaanderen.be";
2° het woord "buitendienst" wordt telkens vervangen door het woord "werkplek" en de woorden "afdeling Milieu-Inspectie" worden telkens vervangen door de woorden "afdeling Handhaving";
3° aan punt 2 wordt de volgende bepaling toegevoegd:
"
exploitatieadres:
";
4° punt 18 wordt vervangen door wat volgt:
"
18. Bezorg deze melding aan de werkplek van de afdeling Handhaving van de provincie waarin de inrichting gelegen is. U vindt de adressen hieronder.
Afdeling Handhaving. - Antwerpen
Lange Kievitstraat 111-113 bus 62
2018 Antwerpen
Tel.: 03 224 64 25
E-mail: omgevingsinspectie.ant@vlaanderen.be
Afdeling Handhaving. - Vlaams-Brabant
Diestsepoort 6 bus 71
3000 Leuven
Tel.: 016 66 60 70
E-mail: omgevingsinspectie.vbr@vlaanderen.be
Afdeling Handhaving. - Limburg
Koningin Astridlaan 50 bus 5
3500 Hasselt
Tel.: 011 74 26 00
E-mail: omgevingsinspectie.lim@vlaanderen.be
Afdeling Handhaving. - Oost-Vlaanderen
Koningin Maria Hendrikaplein 70 bus 71
9000 Gent
Tel.: 09 235 58 50
E-mail: omgevingsinspectie.ovl@vlaanderen.be
Afdeling Handhaving. - West-Vlaanderen
Koning Albert I-laan 1/2 bus 73
8200 Brugge
Tel.: 050 24 79 60
E-mail: omgevingsinspectie.wvl@vlaanderen.be
".
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Art.81. Aan artikel 62, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubriek 3 en niet onder de toepassing van het tweede lid, 4°, valt.".
Art.82. Aan artikel 140, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2020, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"4° de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de melding betrekking heeft op indelingsrubriek 3.".
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw
Art.83. In artikel 297 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw worden de woorden "op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad" telkens vervangen door de zinsnede "op 30 september 2019".
Art.84. In artikel 299 van hetzelfde besluit worden de woorden "op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad" vervangen door de zinsnede "op 30 september 2019".
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.85. Een laboratorium in de discipline water als vermeld in artikel 6, 5°, a), van het VLAREL van 19 november 2010, dat erkend is voor het pakket W.9.2.2 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor de pakketten W.9.2.2.1 en W.9.2.2.2, vermeld in bijlage 3, 1°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.
De erkenning, vermeld in het eerste lid, heeft alleen betrekking op de deeldomeinen waarvoor het laboratorium erkend is op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.
Art.86. Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het VLAREL van 19 november 2010, dat erkend is voor het pakket A.2.2 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.2.2, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.
Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het voormelde besluit, dat erkend is voor het pakket A.2.3 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.2.3, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.
Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het voormelde besluit, dat erkend is voor het pakket A.3.1 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.3.1, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
Art.87. Een aanvraag met betrekking tot een omgevingsvergunning of een melding die ingediend is voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt behandeld en beslist op basis van de indelingslijst die opgenomen is in bijlage 1, die bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne is gevoegd, zoals die geldig was op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is ingediend.
Art.88. Een aanvraag van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de rubriek 60 van de indelingslijst zoals opgenomen in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, die ingediend is voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt behandeld en beslist op basis van de bepalingen die geldig waren op het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend.
Art.89. Artikel 19, 20, 21, 33, 45 en 46 treden in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 19 ; 20 ; 21 ; 33 ; 45 ; 46 vastgesteld op 12-12-2022 door MB 2022-11-25/03, art. 4)
Art.90.Artikel 69, 3°, treedt in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum en ten laatste op 1 januari [1 2027]1.
----------
(1)<BVR 2024-09-06/18, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.91. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Beeeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2022, p. 82463)