Details





Titel:

19 OKTOBER 2020. - Koninklijk besluit betreffende het recht op verlof voor erkende mantelzorgers in de publieke sector



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998002123  1999012413  2001009191  2002012710 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juni 2013, wordt een 16° ingevoegd, luidend als volgt :
  "16° het verlof voor erkende mantelzorgers.".

Art.2. In artikel 116, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2011 en 9 maart 2017, wordt het vierde lid aangevuld met de zin :
  "Er wordt evenmin rekening gehouden met de periodes van loopbaanonderbreking in het kader van het verlof voor erkende mantelzorgers.".

Art.3. In artikel 117 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 12 december 2002, 20 juli 2005 en 18 december 2006, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 1bis. In toepassing van artikel 99 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zijn de bepalingen voorzien in artikel 100ter en 102ter van de genoemde herstelwet van 22 januari 1985, van toepassing op de ambtenaren.".

Art.4. In hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, wordt een afdeling 1bis ingevoegd, bestaande uit een artikel 10bis, luidend als volgt :
  "Afdeling 1bis - Erkende mantelzorgers
  Art. 10bis. In toepassing van artikel 99 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en in afwijking van artikel 2, zijn de bepalingen voorzien in artikel 100ter en 102ter van de genoemde herstelwet van 22 januari 1985, van toepassing op zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden.".

Art.5. In artikel 1, § 4, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 2016, wordt een 15° ingevoegd, luidend als volgt :
  "15° het verlof voor erkende mantelzorgers.".

Art.6. In artikel 64, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2011 en 30 juli 2018, wordt het vierde lid aangevuld met de zin :
  "Er wordt evenmin rekening gehouden met de periodes van loopbaanonderbreking in het kader van het verlof voor erkende mantelzorgers.".

Art.7. In artikel 65 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 juli 2018, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 10bis. In toepassing van artikel 99 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zijn de bepalingen voorzien in artikel 100ter en 102ter van de genoemde herstelwet van 22 januari 1985, van toepassing op de personeelsleden.".

Art.8. In hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, wordt een afdeling 1bis ingevoegd, bestaande uit een artikel 11bis, luidend als volgt :
  "Afdeling 1bis - Erkende mantelzorgers
  Art. 11bis. In toepassing van artikel 99 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en in afwijking van artikel 2 en 3, zijn de bepalingen voorzien in artikel 100ter en 102ter van de genoemde herstelwet van 22 januari 1985, van toepassing op zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden.".

Art.9. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de minister bevoegd voor Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen, en de minister bevoegd voor Telecommunicatie en Post, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.