16 MEI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de maatregel voor inschakelingsbanen in de sociale economie
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Finaliteiten en financiering van gesubsidieerde sociale-economiebetrekkingen
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Toekenningsprocedure
Art. 8-11
HOOFDSTUK 4. - Betalingsprocedure
Art. 12
HOOFDSTUK 5. - Terugvorderingsprocedure
Art. 13
HOOFDSTUK 6. - Opheffingsbepalingen
Art. 14-15
HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen
Art. 16-18
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 19-20
1997012449 1999012432 2002022560 2002022562 2002022964 2002022966 2003012302 2017020463
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en zijn uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder:
1° "de ordonnantie van 23 juni 2017": de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° "de ordonnantie van 23 juli 2018": de ordonnantie van 23 juli 2018 betreffende de erkenning en de steun van de sociale ondernemingen;
3° "het besluit van [16 mai 2019]": het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van [16 mei 2019] betreffende het mandaat en de financiering van de krachtens de ordonnantie betreffende de erkenning en de steun van de sociale ondernemingen erkende sociale ondernemingen; (Rechtzetting, zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
4° "gemandateerde sociale onderneming": gemandateerde sociale onderneming overeenkomstig artikel 14 van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen;
5° "werkzoekende die bijzonder ver van de arbeidsmarkt staat": de niet-werkende werkzoekende zoals bepaald in artikel 2, 5°, van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen, die voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
a) niet beschikken over een getuigschrift of diploma van het lager middelbaar onderwijs;
b) bij Actiris ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende gedurende minstens 624 dagen binnen de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de indiensttreding, en niet beschikken over een getuigschrift of diploma van het hoger middelbaar onderwijs;
c) werkzoekend zijn met verminderde arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 7, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 september 2017 betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden;
d) de doelgroepen van de maatregelen voor APS (begeleiding van doelgroepen met specifieke problemen) en NEET's (jongeren die niet studeren, werken of jobleren) zoals bepaald door Actiris of zoals bepaald in het kader van de door Actiris uitgewerkte partnerschappen;
6° "gesubsidieerde sociale-economiebetrekking": de gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor doorstroming of de gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor inschakeling bepaald in hoofdstuk 2, Afdeling 2, van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
7° "loonkost": de som van het brutoloon, de socialezekerheidsbijdragen van de werkgever, de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid, de eindejaarspremie en het vakantiegeld;
8° "Actiris": de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, geregeld door de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris;
9° "het bestuur": Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;
10° "de minister": de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling.
HOOFDSTUK 2. - Finaliteiten en financiering van gesubsidieerde sociale-economiebetrekkingen
Art.2. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan de gemandateerde sociale onderneming een premie van maximaal 33.000 euro per jaar en per voltijdse doelgroepwerknemer toegekend voor een maximumduur van twee jaar om de loonlast te verminderen van een gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor doorstroming.
De gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor doorstroming bestaat uit vormende tewerkstelling waarbij de gemandateerde sociale onderneming voor een werkzoekende die bijzonder ver van de arbeidsmarkt staat de doorstroming naar de arbeidsmarkt verzekert aan het einde van zijn contract.
Het premiebedrag wordt verminderd naar rato van de arbeidstijd, zonder dat deze minder mag zijn dan halftijds.
De gemandateerde sociale onderneming kan de premie zoals bedoeld in het eerste lid geen tweede keer verkrijgen voor dezelfde werknemer binnen een periode van 5 jaar.
Art.3. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan de gemandateerde sociale onderneming een premie van maximaal 10.000 euro per jaar en per voltijdse doelgroepwerknemer toegekend voor een maximumduur van vijf jaar om de loonlast te verminderen van een gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor inschakeling.
De gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor inschakeling is gericht op de duurzame integratie binnen de gemandateerde sociale onderneming van een werkzoekende die bijzonder ver van de arbeidsmarkt staat.
Het premiebedrag wordt verminderd naar rato van de arbeidstijd, zonder dat deze minder mag zijn dan halftijds.
In afwijking van het eerste lid moet, indien de werknemer minstens 50 jaar is op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst ondertekend wordt, de jaarlijkse premie van 10.000 euro tot de wettelijke pensioenleeftijd van de werknemer betaald worden.
De gemandateerde sociale onderneming kan de premie zoals bedoeld in het eerste lid geen tweede keer verkrijgen voor dezelfde werknemer.
Art.4. Het bedrag van de premies bedoeld in artikelen 2 en 3 mag de door de gemandateerde sociale onderneming werkelijk gedragen loonlast niet overschrijden.
De gemandateerde sociale onderneming kan de premie zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet verkrijgen voor een werknemer voor wie zij reeds de premie zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, heeft verkregen.
Art.5. § 1. In het geval dat een gemandateerde sociale onderneming ook activiteiten uitoefent die geen beheer van diensten van algemeen economisch belang inhouden, moet deze onderneming in haar boekhouding een onderscheid maken tussen de kosten en inkomsten verbonden aan de openbaredienst-verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 14, § 1 tot 3 van de ordonnantie, en de kosten en inkomsten verbonden aan andere activiteiten, alsook de opsplitsing van deze kosten en inkomsten.
Actiris controleert tijdens de volledige duur van het mandaat, minstens om de drie jaar, en tot het einde van het mandaat, of de gemandateerde sociale onderneming een afzonderlijke boekhouding bijhoudt.
§ 2. Als de gemandateerde sociale onderneming een compensatie ontvangt die groter is dan wat nodig is om de nettokosten te dekken die de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen met zich meebrengt, met inbegrip van een redelijke winst, moet de onderneming de overcompensatie terugbetalen.
§ 3. Als de gemandateerde sociale onderneming een vorm van financiering krijgt van een ander bestuursniveau voor de verwezenlijking van een dienst van algemeen economisch belang, dan raadplegen de controleurs, bedoeld in artikel 12 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016 houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangele-genheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden, bij hun controle dit bestuursniveau.
§ 4. De gemandateerde sociale onderneming moet tijdens de volledige mandaten en de tien jaar die volgen op het eind van de mandaten alle documenten met betrekking tot de uitoefening van de dienst van algemeen economisch belang, met inbegrip van de boekhouding bedoeld in paragraaf 1, ter beschikking van het bestuur en Actiris houden.
Art.6. De premies bedoeld in artikel 2 en 3 worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen, in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Art.7. § 1. De volgende werkzoekenden die bijzonder ver staan van de arbeidsmarkt zijn vrijgesteld van de in artikel 1, 5°, b) bedoelde inactiviteitsperiode:
1° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van het arbeidscontract gesloten in het kader van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie van 23 juni 2017, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
2° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van het arbeidscontract gesloten in het kader van de maatregel van artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° de niet-werkende werkzoekende die ontslagen werd als gevolg van het schrappen van een betrekking in het kader van de tewerkstellingsmaatregel voor inschakeling in de sociale economie, zoals bedoeld in artikel 2 of 3 van dit besluit.
§ 2. Worden gelijkgesteld met inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende bedoeld in artikel 1, 5°, b), de volgende periodes:
1° de inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende bij een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst van een ander gewest;
2° de periodes van hechtenis tijdens een periode van inschrijving als niet-werkende werkzoekende;
3° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie van 23 juni 2017, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
4° de periodes die in inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende gelegen zijn en die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een toelage in toepassing van de wettelijke of regelgevende bepalingen inzake verplichte ziekte- of invaliditeitsverzekering of inzake moederschapsverzekering;
5° de periodes van recht op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de periodes van toekenning van financiële maatschappelijke hulp aan personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het recht op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 2 april 1965 betreffende de betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
6° de tewerkstellingsperiodes in toepassing van artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
HOOFDSTUK 3. - Toekenningsprocedure
Art.8. § 1.De sociale onderneming dient een aanvraag bij het bestuurslichaam tot toewijzing van inschakelingsbanen in de sociale economie in als ze zich in een van de situaties bevindt zoals bedoeld in artikelen 2, § 2, 5 of 9 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van [16 mei 2019] betreffende het mandaat en de financiering van de krachtens de ordonnantie betreffende de erkenning en de steun van de sociale ondernemingen erkende sociale ondernemingen. (Rechtzetting, zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
Actiris sluit een overeenkomst met de gemandateerde sociale onderneming waarin met name het type en het aantal gesubsidieerde sociale-economiebetrekkingen worden bepaald waarvoor de premie bedoeld in artikel 2 of 3 verkregen kan worden.
Het aantal gesubsidieerde sociale-economiebetrekkingen vermeld in de overeenkomst mag niet hoger liggen dan 25% van het aantal betrekkingen waarin het inschakelingsprogramma voorziet waarvoor de sociale onderneming gemandateerd is.
§ 2. Overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, moet de overeenkomst gesloten tussen de gemandateerde sociale onderneming en Actiris onder meer de volgende elementen bevatten:
1° de inhoud en de duur van de openbaredienstverplichtingen, zoals bedoeld in artikel 14, § 1 tot 3 van de ordonnantie van 23 juli 2018;
2° de betrokken onderneming en desgevallend het betrokken grondgebied;
3° de aard van alle exclusieve of bijzondere rechten die de onderneming door het toewijzende orgaan zijn verleend;
4° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
5° de regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
6° een verwijzing naar het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011.
Art.9. Actiris levert een attest af aan niet-werkende werkzoekenden die voldoen aan een van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 1, 5°.
De gemandateerde sociale onderneming moet haar werkaanbiedingen aan Actiris bezorgen.
De gemandateerde sociale onderneming vraagt aan Actiris om uiterlijk binnen de twee maanden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst bedoeld in artikel 8, § 1 kandidaten voor te stellen die voldoen aan de voorwaarden om beschouwd te worden als werkzoekenden die bijzonder ver verwijderd zijn van de arbeidsmarkt.
Art.10. Actiris schrapt elke gesubsidieerde sociale-economiebetrekking die zes maanden lang ononderbroken oningevuld blijft.
Actiris stelt de gemandateerde sociale onderneming en het bestuur in kennis van de schrapping van de arbeidsplaatsen.
Art.11. Als de onderneming haar mandaat verliest, loopt de uitbetaling van de in artikelen 2 en 3 bedoelde premies af aan het einde van de derde maand die volgt op de maand waarin ze haar mandaat verloor.
HOOFDSTUK 4. - Betalingsprocedure
Art.12. Om de premie uitbetaald te krijgen, bezorgt de gemandateerde sociale onderneming Actiris binnen de maand waarin de bijzonder ver van de arbeidsmarkt verwijderde werkzoekende wordt aangeworven een kopie van zijn arbeidsovereenkomst alsook het bewijs dat de werknemer een kopie heeft ontvangen van zijn individuele inschakelingsplan, waarvan het model opgesteld is door Actiris, alsook een kopie van het arbeidsreglement.
De arbeidsovereenkomst begint pas te lopen op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin ze is gesloten.
Actiris betaalt driemaandelijks de premie bedoeld in artikel 2 of 3 uit, op basis van de nadere regels bepaald in de overeenkomst bedoeld in artikel 8, § 1.
De gemandateerde sociale onderneming moet Actiris op de hoogte brengen van het vertrek van een aangeworven doelgroepwerknemer of van om het even welke wijziging van diens arbeidsregeling, en dit binnen de vijf werkdagen nadat de verandering plaatsvond.
Als door een vermindering van de arbeidstijd minder dan halftijds wordt gewerkt, verliest de onderneming de premie.
HOOFDSTUK 5. - Terugvorderingsprocedure
Art.13. De bepalingen uit afdeling 2 en 3 van hoofdstuk IV van het besluit van 14 september 2017 betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden zijn van toepassing op dit besluit.
HOOFDSTUK 6. - Opheffingsbepalingen
Art.14. Worden opgeheven:
1° het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
2° de artikelen 2, 3, 4 en 4bis van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
3° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma;
4° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
5° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
6° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma;
7° de artikelen 12 en 14 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.
Art.15. In het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 78ter;
2° artikel 78sexies;
3° artikel 131quater;
4° artikel 131quinquies.
HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen
Art.16. De premies en de toekenningsvoorwaarden waarin artikel 2 voorziet, kunnen vanaf 1 januari 2021 worden toegepast op alle tot 31 december 2020 toegekende gesubsidieerde betrekkingen, op grond van de hieronder vermelde besluiten:
1° het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
2° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma;
3° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma.
Art.17. De premies en toekenningsvoorwaarden waarin artikel 3 voorziet, kunnen vanaf 1 januari 2021 worden toegepast op alle tot 31 december 2020 toegekende gesubsidieerde betrekkingen, op grond van de hieronder vermelde besluiten:
1° het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
2° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
3° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief.
In afwijking van het eerste lid wordt een werknemer die op 31 december 2020 ouder is dan 45 gelijkgesteld met de werknemer bedoeld in artikel 3, vierde lid.
Art.18. Vanaf 1 januari 2021 wordt vrijgesteld van de werkloosheidsperiode bedoeld in artikel 1, 5°, b) de niet-werkende werkzoekende die op 31 december 2020 een arbeidsovereenkomst heeft in het kader van de maatregel van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 in uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de doorstromingsprogramma's of van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werkzoekenden.
[...] Worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als niet-werkende werkzoekende zoals bedoeld in artikel 1, 5°, b), de periodes van tewerkstelling bij een werkgever bedoeld door het koninklijk besluit van 9 juni 1997 in uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de doorstromingsprogramma's of van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werkzoekenden. (Rechtzetting, zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.19. Inwerkingtreding op 1 januari 2021:
1° artikelen 5 en 6 van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° dit besluit.
Art. 20. De minister bevoegd voor Tewerkstelling wordt belast met de uitvoering van dit besluit.