14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief [...]. (KB 2004-04-01/63, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004) - (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige gemeenschap bij BDG2018-09-28/10, art. 61, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij BESL2019-05-16/17, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-11-2002 en tekstbijwerking tot 05-06-2019)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost.
Art. 2, 2bis, 3-4
HOOFDSTUK III. - (Opeenvolgende aanwervingen van dezelfde werknemer door eenzelfde werkgever.) <KB 2004-04-01/63, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Verbreking van de arbeidsovereenkomst.
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 7, 7bis, 8-10
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. <KB 2004-04-01/63, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004 behalve voor wat de omschrijving van rechthebbende op een financiële maatschappelijke hulp betreft, Inwerkingtreding : 10-01-2004> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " rechthebbende op een financiële maatschappelijke hulp " : een persoon van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het recht op maatschappelijke integratie en gerechtigd is op een financiële maatschappelijke hulp;
2° " werkgever " : een werkgever bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen.
HOOFDSTUK II. - Financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost.
Art.2. <KB 2004-04-01/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de tien daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 2. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de twintig daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 3. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is minstens 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 4. Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de tien kwartalen bedoeld in § 1, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 1, verlengd met een nieuwe periode van maximum tien kwartalen.
Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de twintig kwartalen bedoeld in § 2, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 2, verlengd met een nieuwe periode van maximum twintig kwartalen.
De bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling licht het voor de werknemer bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in.
Art. 2bis. <Ingevoegd bij KB 2004-04-01/63, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van artikel 2 worden met periodes van gerechtigd zijn op een financiële maatschappelijke hulp gelijkgesteld de periodes, bedoeld in artikel 14, § 4, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.
Art.3. <KB 2004-04-01/63, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven door een werkgever, bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand wanneer deze werknemer voltijds is tewerkgesteld.
Wanneer de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt het maximumbedrag van de maandelijkse financiële tussenkomst verkregen door 750 EUR te vermenigvuldigen met de contractueel wekelijks voorziene tewerkstellingsbreuk in de deeltijdse betrekking. Het resultaat van deze formule wordt begrensd tot 500 EUR.
Het bedrag van de financiële tussenkomst wordt evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft.
Art.4. De financiële tussenkomst wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan de werkgever betaald op basis van de maandelijkse voorlegging van een bewijs voor de financiële tussenkomst vanwege het O.C.M.W., in de vorm van het formulier O.C.M.W. - 78.SINE.
De werkgever betaalt maandelijks het volledig verschuldigd nettoloon waarop de werknemer recht heeft.
HOOFDSTUK III. - (Opeenvolgende aanwervingen van dezelfde werknemer door eenzelfde werkgever.)
Art.5. <KB 2004-04-01/63, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, genoten heeft voor een werknemer en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, worden, onverminderd de toepassing van artikel 14, § 5, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, voor de bepaling van de duur voor dewelke dit voordeel wordt toegekend, deze tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voordeel van de financiële tussenkomst wordt toegekend, niet.
De bepaling van het vorig lid geldt niet in het geval de werknemer opnieuw wordt aangeworven door dezelfde werkgever op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 2, § 4.
Het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen of van de voordelen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, tenzij deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten was in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's.
HOOFDSTUK IV. - Verbreking van de arbeidsovereenkomst.
Art.6. De werknemer die wordt tewerkgesteld door een werkgever (...), kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, een einde maken aan de arbeidsovereenkomst, wanneer hij aangeworven wordt in het kader van een andere arbeidsovereenkomst of benoemd wordt in een administratie. <KB 2004-04-01/63, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.7. <KB 2004-04-01/63, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan in hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met :
- een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
- de toelage voorzien in artikel 5, § 4bis, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
- een programma voor wedertewerkstelling zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
- een startbaanovereenkomst gesloten krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
De financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan wel worden toegekend samen met de dienstencheque bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen.
Art. 7bis. <Ingevoegd bij KB 2004-04-01/63, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan slechts worden toegekend voor zover de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die een contractueel voorziene normale uurregeling bevat.
Art.8. <KB 2004-04-01/63, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in artikel 2, te overschrijden.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002.
Art. 10. Onze Minister bevoegd voor Werkgelegenheid, Onze Minister bevoegd voor Sociale Zekerheid en Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.