Details





Titel:

21 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-03-2019 en tekstbijwerking tot 29-01-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Opleidingen
Afdeling 1. - Voorwaarden
Art. 2
Afdeling 2. - Opleidingsdatabank
Art. 3
Afdeling 3. - Registratieprocedure
Art. 4-6
Afdeling 4. - Opleidingscommissie
Art. 7-11
Afdeling 5. [1 Evaluatie en evaluatierapport]1
Art. 12-15
Afdeling 6. - Beroeps- en Evaluatiecommissie
Art. 16-21, 21/1
HOOFDSTUK 3. - Opleidingsverlof
Art. 22-28
HOOFDSTUK 4. - Attestering door de opleidingsverstrekker
Art. 29-31
HOOFDSTUK 5. [1 Terugbetaling aan de werkgever ]1
Afdeling 1. [1 Aanvraagprocedure ]1
Art. 32-34
Afdeling 2. [1 Registratie van opgenomen Vlaams opleidingsverlof ]1
Art. 35
Afdeling 3. [1 Berekening van het aantal uren terugbetaling van het Vlaams opleidingsverlof ]1
Art. 36
Afdeling 4. [1 Forfaitair bedrag ]1
Art. 37-38
HOOFDSTUK 6. - Cumulatie
Art. 39
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding
Art. 40
HOOFDSTUK 8. - Bepalingen inzake gegevensverwerking
Art. 41-44
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 45-48



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2013035615  2018032071 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019014092  2019014727  2019040501  2020031435  2021032887  2024007321 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [1 contacturen: de opleidingsuren met een rechtstreeks contact tussen de instructeur of begeleider van een opleidingsactiviteit en de cursist, die gebonden zijn aan een bepaald tijdstip en een bepaalde plaats van opleiding. Dat rechtstreekse contact kan fysiek of digitaal zijn. Het kan ook werkplekleren betreffen. De instructeur of begeleider van een opleidingsactiviteit werkt voor een geregistreerde opleidingsverstrekker;]1
  2° departement: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;
  3° DmfA: de aangifte, vermeld in artikel 21 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en de professionele vorming;
  5° module: een onderdeel van een arbeidsmarktgerichte opleiding waarbij een relevant geheel van competenties wordt aangeleerd en waarvoor afzonderlijk kan worden ingeschreven;
  [2 5° /0 opleidingsjaar: de periode van 1 september tot en met 31 augustus;]2
  [1 5° /1 opleiding via blended leren: een opleiding die gegeven wordt in een weloverwogen combinatie van contactleren en een onlinecomponent, waarvoor de opleidingsverstrekker gebruikmaakt van een learning management systeem om het leerproces te ondersteunen en de leerevolutie op te volgen;]1
  6° studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten, waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt als vermeld in artikel I.3, 67°, van de Codex Hoger Onderwijs;
  7° werkplekleren: het aanleren en toepassen van beroepsspecifieke competenties in een reële arbeidsomgeving;
  8° wet van 22 januari 1985: de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-28/06, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (2)<BVR 2023-09-08/14, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 2. - Opleidingen
Afdeling 1. - Voorwaarden
Art.2.§ 1. De arbeidsmarktgerichte opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, 1°, a), b) en e), 2°, 3°, 4°, van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° ze leidt tot het verwerven van ten minste een van de volgende groepen van competenties:
  a) basiscompetenties;
  b) beroepsspecifieke competenties;
  c) algemene arbeidsmarktcompetenties;
  2° [2 ze omvat per jaar minstens 32 contacturen of minstens 3 studiepunten, met uitzondering van examencontracten, of minstens 32 uur opleidingstijd voor een opleiding via blended leren;]2
  3° [1 ze wordt gegeven door een dienstverlener die geregistreerd is conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;]1
  4° ze is geregistreerd bij het departement volgens de procedure, vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk;
  [2 5° in geval van blended leren heeft de opleidingsverstrekker bij de indiening van de aanvraag tot registratie meegedeeld welk learning management systeem hij voor de opleiding hanteert en hoe hij het doorlopen van het leerproces en het behalen van de vooropgezette leerdoelstellingen zal opvolgen.]2
  [2 [3 In afwijking van het eerste lid gelden voor een mentoropleiding uitsluitend de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5° en qua opleidingsinhoud al de volgende voorwaarden:
   1° technieken aanleren om het opleidingsplan te personaliseren;
   2° vaardigheden bijbrengen om personen die op een werkvloer een opleiding krijgen:
   a) instructies te geven;
   b) te motiveren;
   c) hun vorderingen op te volgen;
   d) bij te sturen;
   e) te evalueren;
   f) feedback te geven ]3.]2
  Om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, kunnen modules uit verschillende arbeidsmarktgerichte opleidingen van eenzelfde opleidingsverstrekker gecombineerd worden of moeten de aparte modules als arbeidsmarktgerichte opleidingen zijn geregistreerd.
  De minister specificeert de competenties in het eerste lid, 1°, en stelt een beoordelingssysteem vast om na te gaan of een opleiding voldoet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°. De minister deelt dit ministerieel besluit, na consultatie van de sociale partners en na overleg binnen de Vlaamse Regering, mee aan de Vlaamse Regering.
  § 2. De arbeidsmarktgerichte opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, 1°, c), d), van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 1°, 3° en 4°.
  § 3. De loopbaangerichte opleiding, vermeld in artikel 107ter, 3°, van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2° en 3°.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/16, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 02-09-2019>
  (2)<BVR 2021-05-28/06, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (3)<BVR 2023-07-14/11, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Afdeling 2. - Opleidingsdatabank
Art.3. De opleidingsdatabank, vermeld in artikel 109, § 4, van de wet van 22 januari 1985, bevat de arbeidsmarktgerichte opleidingen die recht geven op Vlaams opleidingsverlof.
  Het departement beheert de opleidingsdatabank, die deel uitmaakt van het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives.

Afdeling 3. - Registratieprocedure
Art.4.Voor de start van de opleiding meldt de verstrekker van de opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, van de wet van 22 januari 1985, de opleiding, die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2, ter registratie aan in de opleidingsdatabank.
  [1 ...]1
  De minister bepaalt de wijze van aanmelding ter registratie en welke gegevens en documenten worden ingediend.
  [1 In geval van een onvolledige aanmelding ter registratie vraagt het departement de ontbrekende gegevens en documenten bij de opleidingsverstrekker op. Als het departement binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van het opvragen van de ontbrekende informatie niet over de ontbrekende informatie beschikt, verklaart het departement de aanmelding ter registratie onontvankelijk. De aanvrager wordt daarvan op de hoogte gebracht]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.5. § 1. De registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 22 januari 1985, wordt goedgekeurd als de aanmelding ter registratie correct en volledig is.
  Het departement brengt de opleidingsverstrekker schriftelijk op de hoogte van de goedkeuring.
  § 2. Na de correcte en volledige aanmelding ter registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109, § 1, eerste lid, 3° en 4°, van de wet van 22 januari 1985, bezorgt het departement de aanmelding ter registratie aan de Vlaamse Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de wet van 22 januari 1985, of het bevoegde paritair comité, vermeld in artikel 110, § 2, van de wet van 22 januari 1985, die optreden als goedkeuringsinstantie.
  Het departement bepaalt welke goedkeuringsinstantie bevoegd is.
  Binnen een termijn van zes weken nadat ze de aanmelding ter registratie heeft ontvangen, beslist de bevoegde goedkeuringsinstantie of ze de registratie goedkeurt of weigert.
  De bevoegde goedkeuringsinstantie brengt het departement schriftelijk op de hoogte van haar beslissing.
  Het departement deelt de beslissing schriftelijk mee aan de opleidingsverstrekker en neemt de beslissing op in de opleidingsdatabank.
  Als de bevoegde goedkeuringsinstantie de registratie weigert, motiveert ze haar beslissing.

Art.6.Bij elke wijziging van het programma van een opleiding waarvan de registratie is goedgekeurd, meldt de opleidingsverstrekker de gewijzigde opleiding als nieuwe opleiding aan ter registratie in de opleidingsdatabank, [1 ...]1.
  In afwijking van het eerste lid meldt de verstrekker van de opleiding vermeld in artikel 109, § 1, 1° en 2°, van de wet van 22 januari 1985 de gewijzigde opleiding als nieuwe opleiding aan ter registratie in de [1 opleidingsdatabank]1, voor de start van de opleiding.
  In afwijking van het eerste lid is de verplichting in het eerste lid niet van toepassing voor de opleidingen die zijn opgenomen in het Hogeronderwijsregister, vermeld in artikel II.170 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Afdeling 4. - Opleidingscommissie
Art.7. De paritair samengestelde Vlaamse Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de wet van 22 januari 1985, heeft zijn zetel in het departement.

Art.8. De Opleidingscommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter die de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, vertegenwoordigt, en zijn plaatsvervanger;
  2° drie afgevaardigden van de representatieve werkgeversorganisaties en drie afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties, en hun plaatsvervangers;
  3° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en zijn plaatsvervanger;
  4° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, en zijn plaatsvervanger;
  5° een secretaris, en zijn plaatsvervanger.
  De Opleidingscommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici volgens de voorwaarden van het huishoudelijk reglement.
  De voorzitter, de effectieve leden en de plaatsvervangende leden van de Opleidingscommissie worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid. De leden, vermeld in het eerste lid, 2°, worden benoemd op voordracht van de SERV.

Art.9. Alleen de leden, vermeld in artikel 8, eerste lid, 2°, hebben stemrecht.
  De Opleidingscommissie beslist bij dubbele meerderheid van de stemmen. Onder dubbele meerderheid van de stemmen wordt verstaan: de gewone meerderheid van de stemmen in elke groep, vermeld in artikel 8, eerste lid, 2°, op voorwaarde dat de helft van de leden van elke groep aanwezig is.

Art.10. De Opleidingscommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
  1° de bevoegdheden van de voorzitter;
  2° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
  3° de stemregels voor de goedkeuring, weigering en uitsluiting van de registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985;
  4° de werking en de taken van het secretariaat.

Art.11. Het departement neemt het secretariaat van de Opleidingscommissie waar.
  Het departement bepaalt, in samenspraak met de voorzitter, het tijdstip en de agenda van de vergadering.
  De Opleidingscommissie kan een beroep doen op de diensten van het departement om informatie te verkrijgen die betrekking heeft op de organisatie en het verloop van de opleidingen, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985.

Afdeling 5. [1 Evaluatie en evaluatierapport]1   ----------   (1)
Art.12.Het departement stelt jaarlijks het evaluatierapport van de arbeidsmarktgerichte opleidingen op, vermeld in artikel 109, § 5, van de wet van 22 januari 1985.
  Het departement oordeelt op basis van de gegevens waarover het beschikt in de opleidingsdatabank.
  Als het departement over te weinig informatie beschikt om de evaluatie te maken, vraagt het bijkomende gegevens op bij de opleidingsverstrekker.
  [1 Als de opleidingsverstrekker die gegevens niet bezorgd heeft binnen een maand na de aangetekende aanmaning, wordt de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd. De opleidingsverstrekker wordt daarvan op de hoogte gebracht. De opleidingsverstrekker verwittigt onverwijld de voor de opleiding ingeschreven werknemers, die op het ogenblik dat de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd wordt nog niet met de opleiding gestart zijn, dat de opleiding geen recht meer geeft op Vlaams opleidingsverlof. De werknemer informeert de werkgever hierover]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.13.[1Het departement brengt de opleidingsverstrekker op de hoogte van een negatieve evaluatie. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-08/14, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.14.§ 1. Bij een positieve evaluatie wordt de goedkeuring van de registratie van de arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof met een jaar verlengd.
  § 2. [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [1 De negatief geëvalueerde opleiding verliest van rechtswege de status van arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof twee maanden na de kennisgeving van de negatieve evaluatie of in geval van een beroepsprocedure twee maanden na de kennisgeving van de negatieve evaluatie door de Beroeps- en Evaluatiecommissie van het departement Werk en Sociale Economie, vermeld in het eerste lid]1. [2 De opleidingsverstrekker verwittigt onverwijld de voor de opleiding ingeschreven werknemers, die op het ogenblik dat de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd wordt nog niet met de opleiding gestart zijn, dat de opleiding geen recht meer geeft op Vlaams opleidingsverlof. De werknemer informeert de werkgever hierover.]2
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-08/14, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (2)<BVR 2025-01-17/07, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.15. Om de drie jaar wordt het evaluatierapport uitgebreid met:
  1° een onderzoek naar de evolutie van het gebruik van het Vlaams opleidingsverlof, het profiel van de werknemers die er gebruik van maken, de noodzaak om de beoordelingscriteria aan te passen en daaraan gekoppeld een inschatting of er behoefte is aan bijsturing van de periode waarin het maximum aantal uren gebruikt kan worden, de hoogte van het maximum aantal uren en de eventuele overdraagbaarheid van niet-opgenomen uren Vlaams opleidingsverlof;
  2° een onderzoek naar de inhoud van de loopbaangerichte opleidingen, de omvang en het profiel van de werknemers die ervan gebruikmaken, en de meerwaarde ervan voor de arbeidsmarkt;
  3° een onderzoek naar het gebruik van werkplekleren, de omvang en het profiel van de werknemers en opleidingen die ervan gebruikmaken.

Afdeling 6. - Beroeps- en Evaluatiecommissie
Art.16. De commissie, vermeld in artikel 110bis van de wet van 22 januari 1985, wordt opgericht als de Beroeps- en Evaluatiecommissie binnen het departement.

Art.17. De Beroeps- en Evaluatiecommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter en secretaris vanuit het departement;
  2° vijf deskundigen aangesteld door de minister.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici volgens de voorwaarden van het huishoudelijk reglement.

Art.18. Alleen de leden vermeld in artikel 17, eerste lid, 2° hebben stemrecht.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie beslist bij gewone meerderheid.

Art.19. De Beroeps-en Evaluatiecommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
  1° de wijze van beraadslaging;
  2° de werking en taken van het secretariaat en de voorzitter.

Art.20. Als de opleidingsverstrekker een beslissing van de Opleidingscommissie of een bevoegd paritair comité als vermeld in artikel 110 van de wet van 22 januari 1985, of het departement betwist, kan hij overeenkomstig artikel 110bis, § 1, van de wet van 22 januari 1985 op gemotiveerde wijze beroep instellen bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie.

Art.21. De Beroeps- en Evaluatiecommissie hoort zowel de opleidingsvertrekker als de betrokken goedkeuringsinstantie voor ze een beslissing neemt.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie beslist binnen een termijn van zestig dagen nadat ze het beroep heeft ontvangen.
  De beslissing wordt binnen een termijn van een week ter kennisgeving naar de opleidingsverstrekker en de betrokken goedkeuringsinstantie gestuurd. Als de registratie van de opleiding ingetrokken wordt, verwijdert het departement de opleiding uit de opleidingsdatabank.

Art. 21/1. [1 § 1. De Beroeps- en Evaluatiecommissie brengt de opleidingsverstrekker met een aangetekende zending op de hoogte van het voornemen tot intrekking van het recht op Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding als vermeld in artikel 110bis, § 2, van de wet van 22 januari 1985. De kennisgeving bevat al de volgende informatie:
   1° de motivering voor de intrekking;
   2° de gevolgen van de intrekking;
   3° de datum waarop de intrekking uitwerking zal hebben, die ten vroegste de einddatum kan zijn van de termijn bepaald in paragraaf 2, eerste lid.
   § 2. De opleidingsverstrekker kan binnen dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag die volgt op de aangetekende verzending van de kennisgeving, bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie een verzoek indienen om gehoord te worden. Indien de geadresseerde bewijst dat de kennisgeving hem later heeft bereikt, gaat deze termijn in vanaf de datum van ontvangst.
   De opleidingsverstrekker dient een verweerdossier in bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie om een verzoek als vermeld in het eerste lid in te dienen.
   Nadat de opleidingsverstrekker is gehoord, beslist de Beroeps- en Evaluatiecommissie of het recht op Vlaams opleidingsverlof voor de opleiding in kwestie wordt ingetrokken. De Beroeps- en Evaluatiecommissie brengt de opleidingsverstrekker binnen een week vanaf de voormelde beslissing schriftelijk op de hoogte van de beslissing.
   § 3. Als de opleidingsverstrekker geen verzoek als vermeld in paragraaf 2, heeft ingediend, wordt, nadat de termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, verstreken is, het voornemen van de Beroeps- en Evaluatiecommissie, vermeld in paragraaf 1, van rechtswege geacht een intrekkingsbeslissing te zijn.
   § 4. De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in die beslissing.
   Als de registratie van de opleiding ingetrokken wordt, verwijdert het departement de opleiding onmiddellijk uit de opleidingsdatabank, vermeld in artikel 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-05-28/06, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


HOOFDSTUK 3. - Opleidingsverlof
Art.22.Het Vlaams opleidingsverlof kan worden toegekend aan een werknemer voor maximaal 125 uur per jaar.
  Aan de werknemer wordt een aantal uren recht op Vlaams opleidingsverlof toegekend a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA [1 van de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar]1, op voorwaarde dat die minstens 50 % bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.
  In afwijking van het tweede lid heeft de werknemer die in [1 de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar]1 geen contractuele tewerkstellingsbreuk heeft van minstens 50 %, recht op het aantal uren Vlaams opleidingsverlof a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA van de maand waarin de eerste opleiding start, op voorwaarde dat die minstens 50 % bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-08/14, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.23.§ 1. Op voorwaarde dat er voldaan wordt aan de verplichtingen, vermeld in artikel 111 en 112 van de wet van 22 januari 1985, heeft de werknemer het recht om maximum het aantal uren, bepaald in artikel 22, afwezig te zijn op het werk.
  § 2. Voor opleidingen die regelmatige aanwezigheid vereisen als vermeld in artikel 116, § 1, van de wet van 22 januari 1985, heeft een werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende het aantal uren van de werkelijke aanwezigheid tijdens de contacturen.
  § 3. Voor de opleidingen die geen regelmatige aanwezigheid van de werknemers vereisen als vermeld in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende een vast aantal uren dat afhankelijk is van het type traject of opleiding.
  Het afleggen van examens voor de examencommissie secundair onderwijs, vermeld in artikel 256/1 van de Codex Secundair Onderwijs, en de examencommissie basisonderwijs, vermeld in artikel 56 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, geeft recht op 8 uur Vlaams opleidingsverlof per examen.
  Het afleggen van examens die de Vlaamse Gemeenschap organiseert in het kader van een systeem van erkenning en certificering van verworven competenties, geeft recht op 16 uur Vlaams opleidingsverlof.
  Voor de opleidingen waarbij gebruik gemaakt wordt van studiepunten, geeft elk studiepunt recht op 4 uur Vlaams opleidingsverlof.
  In afwijking van lid 4 geeft de graduaatsopleiding van het hoger beroepsonderwijs tot en met het opleidingsjaar 2021-2022 per studiepunt recht op 6 uur Vlaams opleidingsverlof.
  Voor de opleidingen in het volwassenenonderwijs heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende het voorziene aantal lestijden van de opleiding.
  [1 Voor opleidingen via blended leren heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende de voorziene opleidingstijd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-28/06, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.24. De werknemer en de werkgever kunnen in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives het beschikbare aantal uren Vlaams opleidingsverlof per werknemer raadplegen, en in de opleidingsdatabank controleren of de opleiding die de werknemer wil volgen, recht geeft op Vlaams opleidingsverlof.
  Nadat de werknemer aan de werkgever gemeld heeft dat hij Vlaams opleidingsverlof wil opnemen, maken beiden, rekening houdend met de collectieve planning, afspraken over de opname van de uren Vlaams opleidingsverlof.

Art.25. Het Vlaams opleidingsverlof wordt opgenomen ten vroegste vanaf de dag voorafgaand aan de aanvang van de opleiding en ten laatste twee dagen na de laatste les of het laatste examen.

Art.26. Vanaf de datum van de goedkeuring van de registratie van de opleiding kan de werknemer Vlaams opleidingsverlof nemen om de geregistreerde opleiding te volgen.

Art.27.Een werknemer die een opleiding volgt die een regelmatige aanwezigheid vereist, volgt de opleiding nauwgezet, zoals bepaald in artikel 116, § 1, van de wet van 22 januari 1985, als hij per jaar niet meer dan 10 % van de contacturen ongewettigd afwezig is en deelneemt aan de eindbeoordeling, als de eindbeoordeling deel uitmaakt van de opleiding. Als reden voor gewettigde afwezigheid voor de contacturen en bij de eindbeoordeling, worden alle redenen die aanleiding geven tot schorsing van de arbeidsovereenkomst in hoofde van de werknemer alsook de afwezigheid om beroepsredenen die geattesteerd wordt door de werkgever aanvaard. De nauwgezetheid wordt bepaald op basis van de ongewettigde afwezigheden die de opleidingsverstrekker attesteert, het totale aantal te volgen contacturen en de deelname aan de eindbeoordeling.
  In afwijking van het eerste lid dient de werknemer in geval van gewettigde afwezigheid bij de eindbeoordeling aan de eerstvolgende eindbeoordeling deel te nemen en niet meer dan 10 % ongewettigd afwezig te zijn om nauwgezet de opleiding te volgen.
  Een werknemer die een opleiding volgt die geen regelmatige aanwezigheid vereist, volgt de opleiding nauwgezet, zoals bepaald in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, als hij deelneemt aan de eindbeoordeling. Als reden voor gewettigde afwezigheid voor de contacturen en bij de eindbeoordeling, worden alle redenen die aanleiding geven tot schorsing van de arbeidsovereenkomst in hoofde van de werknemer alsook de afwezigheid om beroepsredenen die geattesteerd wordt door de werkgever aanvaard. De nauwgezetheid wordt bepaald aan de hand van de attestering van de opleidingsverstrekker van de deelname aan de eindbeoordeling.
  In afwijking van het derde lid dient de werknemer in geval van gewettigde afwezigheid bij de eindbeoordeling aan de eerstvolgende eindbeoordeling deel te nemen om nauwgezet de opleiding te volgen.
  [1 In afwijking van het derde lid volgt een werknemer een opleiding via blended leren nauwgezet als vermeld in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, als hij beschikt over een attest van de opleidingsverstrekker dat verklaart dat hij het leerproces doorlopen heeft.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-28/06, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.28. Als het departement vaststelt dat de werknemer de opleiding, vermeld in artikel 116, § 1 en § 2, niet nauwgezet volgt en meer uren Vlaams opleidingsverlof heeft opgenomen dan de uren waarop hij recht had, zal het departement van rechtswege het eerstvolgende recht op het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof van de werknemer verminderen met 25 %. Het departement brengt de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.

HOOFDSTUK 4. - Attestering door de opleidingsverstrekker
Art.29.§ 1. De opleidingsverstrekker, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985, bezorgt de werknemer het inschrijvingsattest en het certificaat. De minister bepaalt de vermeldingen op deze documenten.
  § 2. De opleidingsverstrekker registreert in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives:
  1° in geval van een opleiding die regelmatige aanwezigheid vereist:
  a) het aantal uren aanwezigheid;
  b) het aantal uren gewettigde afwezigheid;
  c) het aantal uren ongewettigde afwezigheid;
  d) in voorkomend geval, de deelname aan het examen.
  2° in geval van een opleiding in het hoger onderwijs:
  a) de deelname aan het examen;
  b) het aantal verworven studiepunten.
  3° in geval van examens voor de examencommissie, een opleiding in het volwassenonderwijs of examens voor de erkenning en certificering van verworven competenties:
  a) de deelname aan het examen;
  b) de datum van het behalen van het evaluatieresultaat of de aflevering van het certificaat.
  [1 4° in geval van een opleiding via blended leren:
   a) het attest dat verklaart dat de werknemer het leerproces heeft doorlopen;
   b) de datum van aflevering van het certificaat.]1
  § 3. De minister bepaalt de concrete modaliteiten voor de attestering en de registratie door de opleidingsverstrekker.
  § 4. [2 De verstrekker van een opleiding die regelmatige aanwezigheid vereist, houdt een dagelijkse aanwezigheidslijst ter beschikking van het departement en de Vlaamse Sociale Inspectie voor evaluatie en toezicht]2.
  § 5. De opleidingsverstrekker brengt het departement op de hoogte van de stopzetting van een opleiding.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-28/06, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (2)<BVR 2025-01-17/07, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.30. De opleidingsverstrekker verstrekt op verzoek van het departement de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de erkenning of de terugbetaling aan de werkgever.

Art.31.[1 . De opleidingsverstrekker die de verplichtingen inzake attestering en registratie, vermeld in deze afdeling, niet nakomt, ontvangt een aangetekende aanmaning. Als de opleidingsverstrekker daaraan geen gevolg geeft binnen een periode van dertig dagen, kan het departement bij zwaarwichtige of herhaaldelijk vastgestelde inbreuken op de naleving van voormelde verplichtingen, de registratie van zijn geregistreerde opleidingen ambtshalve intrekken ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

HOOFDSTUK 5. [1 Terugbetaling aan de werkgever ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Aanvraagprocedure ]1   ----------   (1)
Art.32.[1 De werkgever dient een aanvraag tot terugbetaling in door de opleiding van de werknemer aan te melden in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives binnen een termijn van drie maanden na de start van de opleiding. De minister bepaalt de verdere modaliteiten van de aanvraag.
   Als de werknemer een loopbaangerichte opleiding volgt, bezorgt de werknemer aan het departement een attest van de loopbaanbegeleider met zijn persoonlijke ontwikkelingsplan waarin de noodzakelijke behoefte aan die opleiding is opgenomen, samen met het inschrijvingsbewijs ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.33.[1 De werkgever verstrekt op verzoek van het departement de inlichtingen die noodzakelijk zijn om zijn aanvraag tot terugbetaling goed te keuren of te berekenen.
   Als de werkgever nalaat de inlichtingen te verstrekken binnen dertig dagen vanaf de dag waarop de werkgever het verzoek om aanvullende informatie heeft ontvangen, vervalt zijn aanvraag tot terugbetaling ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.34.[1 Nadat het departement de aanvraag onderzocht heeft en vastgesteld heeft dat de terugbetalingsaanvraag voldoet aan de voorwaarden van het Vlaams opleidingsverlof, brengt het departement de werkgever en de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.
   Als het departement vaststelt dat de terugbetalingsaanvraag niet voldoet aan de voorwaarden van het Vlaams opleidingsverlof, brengt het departement de werkgever en de werknemer hiervan schriftelijk op de hoogte met vermelding van de motivering voor de weigering van de terugbetaling ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Afdeling 2. [1 Registratie van opgenomen Vlaams opleidingsverlof ]1   ----------   (1)
Art.35.[1 Per kwartaal registreert de werkgever in de DmfA het aantal uren Vlaams opleidingsverlof dat de werknemer heeft opgenomen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Afdeling 3. [1 Berekening van het aantal uren terugbetaling van het Vlaams opleidingsverlof ]1   ----------   (1)
Art.36.[1 Het departement berekent per werknemer en per werkgever per schooljaar het bedrag van de terugbetaling op basis van:
   1° de attestering en de registraties, vermeld in hoofdstuk 4, van de opleidingsverstrekker;
   2° de registratie door de werkgever van het Vlaams opleidingsverlof in de DmfA;
   3° het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof waarop de werknemer recht heeft;
   4° alle terugbetalingsaanvragen voor de werknemer.
   De terugbetaling van het Vlaams opleidingsverlof wordt toegekend voor de uren waarop de werknemer recht heeft, zoals bepaald in artikel 23, op voorwaarde dat de opleiding nauwgezet wordt gevolgd, zoals bepaald in artikel 27.
   De terugbetaalde uren zijn beperkt tot het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof van de werknemer voor dat opleidingsjaar. De terugbetaling aan de werkgever is altijd op voorwaarde dat de werknemer ermee akkoord gaat om de opleiding te volgen onder het stelsel van het Vlaams opleidingsverlof.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof die opgenomen zijn door een werknemer die halftijds en met een vast uurrooster werkt, geldt als bijkomende voorwaarde dat de uren Vlaams opleidingsverlof samenvallen met de arbeidsuren van de werknemer volgens zijn dienstrooster.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding met werkplekleren bij een andere werkgever, geldt als bijkomende voorwaarde dat noch de werknemer, noch de eigen werkgever worden vergoed voor de gepresteerde arbeid.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding waarbij de eigen werkgever ook de opleidingsverstrekker is, geldt als bijkomende voorwaarde dat de werknemer dankzij de opleiding in staat is een andere dan de huidige functie of een onder invloed van een grondig gewijzigde omgeving sterk veranderende functie, uit te oefenen.
   Na de berekening bezorgt het departement de werkgever de elementen waarop de berekening gebaseerd is, en, in geval van terugbetaling, het tijdstip van de betaling ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Afdeling 4. [1 Forfaitair bedrag ]1   ----------   (1)
Art.37.[1 De terugbetaling aan de werkgever wordt beperkt tot een forfaitair bedrag per uur Vlaams opleidingsverlof waarvoor aan de terugbetalingsvoorwaarden is voldaan ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

Art.38.[1 Vanaf het schooljaar 2014-2015 bedraagt het forfaitaire bedrag per uur Vlaams opleidingsverlof voor de terugbetaling aan de werkgevers 21,30 euro ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-01-17/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2025>

HOOFDSTUK 6. - Cumulatie
Art.39. Het Vlaams opleidingsverlof kan niet gecumuleerd worden met een aanmoedigingspremie in het kader van opleidingskrediet.

HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding
Art.40. In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 en 13 oktober 2017, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
  " § 2. De gemandateerde onderneming bezorgt de professioneel actieve persoon een gepersonaliseerd attest als in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan de noodzakelijke behoefte is opgenomen aan een opleiding als vermeld in artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingscheques voor werknemers of als vermeld in artikel 109, § 3, van de herstelwet van 25 januari 1985 houdende diverse bepalingen. Dat attest vermeldt ten minste de opleiding die past in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan. Dit attest heeft een geldigheidsduur van zes jaar, vanaf het beëindigen van de loopbaanbegeleiding.

HOOFDSTUK 8. - Bepalingen inzake gegevensverwerking
Art.41. Het departement treedt op als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

Art.42.Overeenkomstig artikel 22, 23, 32 en 35, wisselt het departement de nodige DmfA-persoonsgegevens uit met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Overeenkomstig artikel 29 wisselt het departement de nodige persoonsgegevens uit met [1 ...]1 het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen.
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/11, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.43. De persoonsgegevens worden beveiligd volgens de dataclassificatie en de richtlijnen van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, 3°, van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid.

Art.44. De persoonsgegevens die overeenkomstig dit besluit verwerkt worden, worden slechts zo lang bewaard als nodig voor de terugbetaling van de werkgever, conform hoofdstuk 5, het bepalen van de nauwgezetheid, conform artikel 27, en in voorkomend geval de vermindering van het opleidingsverlof, vermeld in artikel 28.

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.45. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2017, met uitzondering van artikel 14, § 1, 15 en 16;
  2° het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot verruiming van het toepassingsgebied van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  3° het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot wijziging van de lijst van de opleidingen die in aanmerking komen voor betaald educatief verlof, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995;
  4° het koninklijk besluit van 3 mei 1990 waarbij de toepassingsregels voor toekenning van betaald educatief verlof aan werknemers die examens voor de centrale examencommissie voorbereiden en afleggen worden bepaald.
  In afwijking van het eerste lid blijven de voormelde besluiten van toepassing voor werknemers die voor 1 september 2019 een opleiding volgen die recht geeft op betaald educatief verlof, tot en met het derde gevolgde jaar van de opleiding, met als uiterlijke datum 31 december 2021, ook als de opleiding de status van arbeidsmarktgerichte opleiding, die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof, verliest volgens de regeling die van kracht wordt vanaf 1 mei 2019. Het aantal terugbetaalde uren betaald educatief verlof wordt in mindering gebracht van het aantal uren recht op Vlaams opleidingsverlof, zoals bepaald in artikel 22, voor hetzelfde opleidingsjaar om het aantal uren te bepalen waarop de werknemer recht heeft om afwezig te zijn op het werk, zoals bepaald in artikel 23.

Art.46. Met uitzondering van artikel 23, 24 en 25 treedt het decreet van 12 oktober 2018 houdende het Vlaams opleidingsverlof en houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Werk en Sociale Economie in werking op 1 september 2019, met uitzondering van artikel 2, 4, 5 en 6, die in werking treden op 1 mei 2019.

Art.47. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2019, met uitzondering van hoofdstuk 1, 2 en 8, die in werking treden op 1 mei 2019.

Art. 48. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.