15 OKTOBER 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 2006 met betrekking tot de effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging, van het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 maart 2006 met betrekking tot de effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art. 5-18
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art. 19-22
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen
Art. 23-34
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 35
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 maart 2006 met betrekking tot de effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging
Artikel 1. Artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 maart 2006 met betrekking tot de effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging wordt vervangen als volgt :
"Art. 9. Alle inkomsten die voortkomen uit de effectenlening, verrekend met directe en indirecte operationele kosten, moeten aan de uitlenende instelling voor collectieve belegging worden overgedragen.".
Art.2. In artikel 18, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "en" wordt ingevoegd tussen de woorden "de aard van de uitgeleende effecten" en de woorden "de aard van de bekomen financiële zekerheden";
2° de woorden ", de op deze verrichtingen door de uitlenende instelling voor collectieve belegging gerealiseerde netto-opbrengsten en het aandeel van de vergoeding voortvloeiend uit de effectenleningen, na aftrek van de vergoeding, in voorkomend geval, van de beheerder van het effectenleningsysteem en van de houder van de financiële zekerheid, dat toekomt aan de persoon die voor de uitlenende instelling voor collectieve belegging beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) van de wet van 20 juli 2004 verzekert" worden opgeheven.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
Art.3. In het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, wordt een artikel 21/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 21/1. De instelling voor collectieve belegging kan een vooraf gedefinieerde factor toepassen op de conform de bepalingen van dit besluit bepaalde netto-inventariswaarde, om deze naar boven bij te stellen als de positieve schommeling van het passief als gevolg van de toe- en uittredingen een bepaalde drempel overschrijdt, en om deze naar beneden bij te stellen als de negatieve schommeling van het passief als gevolg van de toe- en uittredingen een bepaalde drempel overschrijdt.
Als de instelling voor collectieve belegging ervoor opteert om het in het eerste lid bedoelde mechanisme toe te passen, dient zij zich aan de volgende bepalingen te conformeren:
1° de op de netto-inventariswaarde toegepaste factor wordt bepaald met inachtneming van de kosten voor de herschikking van de portefeuille die voortvloeien uit de passiefbewegingen;
2° de drempel waarboven het mechanisme wordt toegepast, moet gerechtvaardigd zijn in het licht van de oriëntatie van het beheer van de instelling voor collectieve belegging en de liquiditeit van de aangehouden activa;
3° de instelling voor collectieve belegging past het mechanisme systematisch en conform de door haar bepaalde regels toe, en ziet erop toe geen van de deelnemers of categorieën van deelnemers op welke manier ook te bevoordelen ten opzichte van de andere deelnemers of categorieën van deelnemers;
4° het mechanisme kan enkel worden toegepast op de berekening van een specifieke netto-inventariswaarde
(a) indien niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van de toepassing (i) van het mechanisme voorzien in artikel 117, § 4 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, of (ii) van het mechanisme voorzien in artikel 82, § 4 van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen;
(b) indien niet gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden bedoeld (i) in artikel 117, § 1, 1°, § 2, 1° of § 3, 1° van bovenvermeld koninklijk besluit van 12 november 2012, of (ii) in artikel 82, § 1, 1°, § 2, 1° of § 3, 1° van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 februari 2017;
5° in het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking en de modaliteiten van het mechanisme bepaald bij dit artikel;
6° in het periodiek verslag wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking, de modaliteiten en de toepassing van het mechanisme bepaald bij dit artikel.
De FSMA kan bij reglement een verplichting invoeren tot rapportering aan de FSMA inzake het gebruik van dit mechanisme. Tevens zullen in dit reglement regels kunnen worden vastgesteld omtrent de inhoud, frequentie en wijze van rapportering.".
Art.4. In afdeling 2 van deel 1 van hoofdstuk II van de bijlage bij hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 februari 2017, wordt punt 2.5.7 aangevuld als volgt:
"- Voor een instelling voor collectieve belegging die het mechanisme toepast zoals voorzien in artikel 21/1 van dit besluit:
1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme zal worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme;
4° de in 21/1, eerste lid, van dit besluit bedoelde factor;
5° de impact die het gebruik van het mechanisme heeft op de berekening van de prestatievergoeding indien het prospectus voorziet in de berekening van een prestatievergoeding;
6° per compartiment, het aantal keren en de data waarop het mechanisme werd toegepast in de verslagperiode;
7° de lijst van de compartimenten waarvoor het mechanisme werd toegepast voor de berekening van de netto-inventariswaarde op de datum van afsluiting van de verslagperiode en de impact hiervan op de berekening van het rendement in de verslagperiode.
- Voor een instelling voor collectieve belegging die het mechanisme toepast zoals voorzien in artikel 117, § 4, van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG of in artikel 82, § 4 van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen:
1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme kan worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme;
4° per compartiment, het aantal keren en de data waarop het mechanisme werd toegepast evenals de toegepaste aanpassing van de kosten.
- voor een instelling voor collectieve belegging die tijdens de verslagperiode de bepaling van de netto-inventariswaarde en/of de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en/of inkoop van de rechten van deelneming heeft geschorst, voor elke schorsing het compartiment, de datum, de periode en de reden van de schorsing.".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art.5. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG wordt een bepaling onder 17° /1 ingevoegd, luidende:
"17° /1 het koninklijk besluit van 10 november 2006: het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;".
Art.6. In artikel 25, § 1, 1° en 2°, van hetzelfde besluit worden telkens de woorden ", 26/1" ingevoegd tussen het woord "26" en de woorden "en 58".
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 26/1. § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, stelt de beleggingsvennootschap een passend en doeltreffend beleid vast:
1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die haar in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
§ 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit, stelt de beleggingsvennootschap de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.".
Art.8. Artikel 69 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 25 februari 2017, wordt hersteld als volgt:
"Art. 69. Overeenkomstig artikel 50bis van Richtlijn 2009/65/EG, als de instelling voor collectieve belegging wordt blootgesteld in het kader van een effectisering die niet langer voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012, handelt zij in het belang van de beleggers en neemt zij, indien nodig, corrigerende maatregelen.
Art.9. Artikel 117 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4:
" § 4. De in paragraaf 1, 1°, paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, 1°, bedoelde bedragen kunnen naar boven of naar beneden worden bijgesteld naargelang het passief, als gevolg van de toe- en uittredingen van de betrokken dag, naar boven of naar beneden dan wel omgekeerd varieert, naargelang het geval.
Als de instelling voor collectieve belegging ervoor opteert om het in het eerste lid bedoelde mechanisme toe te passen, dient zij zich aan de volgende bepalingen te conformeren:
1° de bijstelling van de in het eerste lid bedoelde bedragen gebeurt onder verwijzing naar de kosten voor de herschikking van de portefeuille die voortvloeien uit de passiefbewegingen;
2° de drempel waarboven de betrokken bedragen kunnen worden bijgesteld, moet gerechtvaardigd zijn in het licht van de oriëntatie van het beheer van de instelling voor collectieve belegging en de liquiditeit van de door haar gehouden activa;
3° als de instelling voor collectieve belegging gebruik maakt van die mogelijkheid, ziet zij erop toe geen van de deelnemers of categorieën van deelnemers op welke manier ook te bevoordelen ten opzichte van de andere deelnemers of categorieën van deelnemers;
4° het mechanisme kan enkel worden toegepast op een bepaalde dag indien niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van het mechanisme voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 voor de berekening van de netto-inventariswaarde;
5° in het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking en de modaliteiten van het mechanisme bepaald bij dit artikel;
6° in het periodiek verslag wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking, de modaliteiten en de toepassing van het mechanisme bepaald bij dit artikel.
De FSMA kan bij reglement een verplichting invoeren tot rapportering aan de FSMA inzake het gebruik van dit mechanisme. Tevens zullen in dit reglement regels kunnen worden vastgesteld omtrent de inhoud, frequentie en wijze van rapportering.".
Art.10. In hetzelfde besluit wordt artikel 130 aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, moet het conform paragraaf 1 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.".
Art.11. Het opschrift van onderafdeling II van afdeling IV van hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Onderafdeling II. - Berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming en schorsing ervan; maatregelen bij foutieve berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming; schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop"
Art.12. Artikel 198, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "op de in het prospectus vermelde plaats".
Art.13. In onderafdeling II van afdeling IV van hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit wordt een artikel 198/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 198/1. Conform dit artikel kan de instelling voor collectieve belegging de uitvoering van de aanvragen tot inkoop gedeeltelijk schorsen.
De schorsingsmaatregel wordt onder de volgende voorwaarden toegepast:
- de schorsingsmaatregel mag enkel worden toegepast wanneer op een bepaalde dag de negatieve schommeling van het saldo van het passief van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment, voor die dag, een in het prospectus gedefinieerd en gepubliceerd percentage overschrijdt;
- het in het vorige streepje bedoelde percentage wordt bepaald in het licht van de oriëntatie van het beheer van de instelling voor collectieve belegging en de liquiditeit van de aangehouden activa;
- de schorsingsmaatregel heeft betrekking op het deel van het totale bedrag van de inkopen dat de in het eerste streepje vermelde drempel overschrijdt, en wordt proportioneel toegepast op alle individuele aanvragen tot inkoop die voor de betrokken dag worden ingediend op het niveau van het betrokken compartiment of de betrokken instelling voor collectieve belegging;
- het gedeelte van de aanvragen tot inkoop waarvan de uitvoering is geschorst, wordt, behalve wanneer het order door de deelnemer wordt herroepen, automatisch uitgesteld tot de datum van afsluiting van de eerste daaropvolgende ontvangstperiode van de aanvragen tot inschrijving en terugbetaling. De inkooporders moeten evenredig worden uitgevoerd voor alle deelnemers;
- de beslissing tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop heeft een voorlopig karakter en wordt dag per dag genomen.
Bij schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop stelt de instelling voor collectieve belegging de FSMA daarvan onmiddellijk in kennis en bezorgt zij haar de cijfergegevens waaruit blijkt dat de in het vorige lid bedoelde drempel is bereikt. Wanneer een instelling voor collectieve belegging haar rechten van deelneming ook in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte verhandelt, dient zij haar beslissing ook ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteiten van die Staten.
De betrokken deelnemers worden zo snel mogelijk individueel op de hoogte gebracht van de schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop, desgevallend via de betrokken distributeur(s). De instelling voor collectieve belegging bezorgt de betrokken deelnemers tegelijkertijd ook alle informatie die zij nodig hebben om het betrokken order, in voorkomend geval, te herroepen.
De instelling voor collectieve belegging gaat onmiddellijk over tot de publicatie van de maatregel tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop op de in het prospectus vermelde website.".
Art.14. In artikel 219, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "35, 39, 42, tweede en derde lid", vervangen door de woorden "35, 37, tweede lid, 39, 42"
Art.15. Punt III, 4, van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 4.4, luidende:
"4.4 Indien een instelling voor collectieve belegging het mechanisme toepast zoals voorzien in artikel 117, § 4, vermelding van:
1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme kan worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme.".
Art.16. In punt IV, 3, van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt een punt 3.1/1 ingevoegd, luidende:
"3.1/1 Indien een instelling voor collectieve belegging ervoor opteert om het mechanisme zoals voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 toe te passen, vermelding van:
1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme zal worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme;
4° de maximale factor die kan worden toegepast op grond van artikel 21/1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 november 2006;
5° de impact die het gebruik van het mechanisme heeft op de berekening van de prestatievergoeding indien het prospectus voorziet in de berekening van een prestatievergoeding.".
Art.17. In punt IV van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt de tekst van punt 5 vervangen als volgt:
"5. Regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming:
- regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming;
- de gevallen van schorsing en de plaats van publicatie van deze schorsing;
- in geval van toepassing van een schorsing zoals bepaald in artikel 198/1, het percentage van de negatieve schommeling van het saldo van het passief waarboven de schorsingsmaatregel kan worden genomen.".
Art.18. In bijlage C van hetzelfde besluit, worden in punt 10 de woorden "de artikelen 195 en 196" vervangen door "de artikelen 195, 196 en 198/1".
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art.19. In artikel 2 van het Koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG wordt een bepaling onder 5° /1 ingevoegd, luidende:
"5° /1 het koninklijk besluit van 10 november 2006: het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming ;".
Art.20. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
" § 3. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, moet het conform paragraaf 1 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.".
Art.21. In artikel 25, § 1, 1° en 2° van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "artikel 26" worden vervangen door de woorden "de artikelen 26 en 26/1";
2° de woorden "in de artikelen 58, §§ 2 tot 5 en 76, §§ 2 tot 5" worden telkens vervangen door de woorden "in artikel 58, §§ 2 tot 5".
Art.22. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 26/1. § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, stelt de beheervennootschap een passend en doeltreffend beleid vast:
1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die haar in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
§ 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, stelt de beheervennootschap de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.".
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen
Art.23. In artikel 17, 1° en 2° van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen worden de woorden ", 18/1" telkens ingevoegd tussen het woord "18" en de woorden "en 41".
Art.24. In onderafdeling III van afdeling I van hoofdstuk I van titel II van hetzelfde besluit wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 18/1. § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 82, § 4, of 147/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, stellen de beleggingsvennootschappen een passend en doeltreffend beleid vast:
1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die hen in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
§ 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 82, § 4, of 147/1 van dit besluit, stellen de beleggingsvennootschappen de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.".
Art.25. Artikel 82 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4 :
" § 4. De in paragraaf 1, 1°, paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, 1°, bedoelde bedragen kunnen naar boven of naar beneden worden bijgesteld naargelang het passief, als gevolg van de toe- en uittredingen van de betrokken dag, naar boven of naar beneden dan wel omgekeerd varieert, naargelang het geval.
Als de AICB ervoor opteert om het in het eerste lid bedoelde mechanisme toe te passen, dient zij zich aan de volgende bepalingen te conformeren:
1° de bijstelling van de in het eerste lid bedoelde bedragen gebeurt onder verwijzing naar de kosten voor de herschikking van de portefeuille die voortvloeien uit de passiefbewegingen;
2° de drempel waarboven de betrokken bedragen kunnen worden bijgesteld, moet gerechtvaardigd zijn in het licht van de oriëntatie van het beheer van de AICB en de liquiditeit van de door haar gehouden activa;
3° als de AICB gebruik maakt van die mogelijkheid, ziet zij erop toe geen van de deelnemers of categorieën van deelnemers op welke manier ook te bevoordelen ten opzichte van de andere deelnemers of categorieën van deelnemers;
4° het mechanisme kan enkel worden toegepast op een bepaalde dag indien niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van het mechanisme voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 voor de berekening van de netto-inventariswaarde;
5° in het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking en de modaliteiten van het mechanisme bepaald bij dit artikel;
6° in het periodiek verslag wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking, de modaliteiten en de toepassing van het mechanisme bepaald bij dit artikel.
De FSMA kan bij reglement een verplichting invoeren tot rapportering aan de FSMA inzake het gebruik van dit mechanisme. Tevens zullen in dit reglement regels kunnen worden vastgesteld omtrent de inhoud, frequentie en wijze van rapportering.".
Art.26. In onderafdeling III, afdeling III, hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit wordt een artikel 91/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 91/1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 82, § 4, of 147/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, moet het conform artikel 31 van Verordening 231/2013 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.".
Art.27. Het opschrift van onderafdeling II van afdeling IV van hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Onderafdeling II. - Berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming en schorsing ervan; maatregelen bij foutieve berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming; schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop"
Art.28. Artikel 147, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "op de in het prospectus vermelde plaats".
Art.29. In onderafdeling II van afdeling IV van hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit wordt een artikel 147/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 147/1. Conform dit artikel kan de AICB de uitvoering van de aanvragen tot inkoop gedeeltelijk schorsen.
De schorsingsmaatregel wordt onder de volgende voorwaarden toegepast:
- de schorsingsmaatregel mag enkel worden toegepast wanneer op een bepaalde dag de negatieve schommeling van het saldo van het passief van de AICB of van het compartiment, voor die dag, een in het prospectus gedefinieerd en gepubliceerd percentage overschrijdt;
- het in het vorige streepje bedoelde percentage wordt bepaald in het licht van de oriëntatie van het beheer van de AICB en de liquiditeit van de aangehouden activa;
- de schorsingsmaatregel heeft betrekking op het deel van het totale bedrag van de inkopen dat de in het eerste streepje vermelde drempel overschrijdt, en wordt proportioneel toegepast op alle individuele aanvragen tot inkoop die voor de betrokken dag worden ingediend op het niveau van het betrokken compartiment of de betrokken AICB;
- het gedeelte van de aanvragen tot inkoop waarvan de uitvoering is geschorst, wordt, behalve wanneer het order door de deelnemer wordt herroepen, automatisch uitgesteld tot de datum van afsluiting van de eerste daaropvolgende ontvangstperiode van de aanvragen tot inschrijving en terugbetaling. De inkooporders moeten evenredig worden uitgevoerd voor alle deelnemers;
- de beslissing tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop heeft een voorlopig karakter en wordt dag per dag genomen.
Bij schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop stelt de AICB de FSMA daarvan onmiddellijk in kennis en bezorgt zij haar de cijfergegevens waaruit blijkt dat de in het vorige lid bedoelde drempel is bereikt. Wanneer een AICB haar rechten van deelneming ook in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte verhandelt, dient zij haar beslissing ook ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteiten van die Staten.
De betrokken deelnemers worden zo snel mogelijk individueel op de hoogte gebracht van de schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop, desgevallend via de betrokken distributeur(s). De AICB bezorgt de betrokken deelnemers tegelijkertijd ook alle informatie die zij nodig hebben om het betrokken order, in voorkomend geval, te herroepen.
De AICB gaat onmiddellijk over tot de publicatie van de maatregel tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop op de in het prospectus vermelde website.".
Art.30. In artikel 165 van hetzelfde besluit worden de woorden "15 tot 18, 86 en 87" vervangen door de woorden " 15 tot 18/1, 86, 87 en 91/1".
Art.31. Punt III, 4, van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 4.4, luidende:
"4.4 Indien een AICB het mechanisme toepast zoals voorzien in artikel 82, § 4, vermelding van:
1° de mogelijkheid voor de AICB om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme kan worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme.".
Art.32. In punt IV, 3, van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt een punt 3.1/1 ingevoegd, luidende:
"3.1/1 Indien een AICB ervoor opteert om het mechanisme zoals voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 toe te passen, vermelding van:
1° de mogelijkheid voor de AICB om het mechanisme toe te passen;
2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme zal worden toegepast;
3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme;
4° de maximale factor die kan worden toegepast op grond van artikel 21/1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 november 2006;
5° de impact die het gebruik van het mechanisme heeft op de berekening van de prestatievergoeding indien het prospectus voorziet in de berekening van een prestatievergoeding.".
Art.33. In punt IV van bijlage A bij hetzelfde besluit wordt de tekst van punt 5 vervangen als volgt:
"5. Regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming:
- regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming;
- de gevallen van schorsing en de plaats van publicatie van deze schorsing;
- in geval van toepassing van een schorsing zoals bepaald in artikel 147/1, het percentage van de negatieve schommeling van het saldo van het passief waarboven de schorsingsmaatregel kan worden genomen.".
Art.34. In bijlage C van hetzelfde besluit, worden in punt 10 de woorden "de artikelen 144 en 145" vervangen door "de artikelen 144, 145 en 147/1".
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 35. De minister van Economie en de minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.