Details





Titel:

12 NOVEMBER 2012. - [Koninklijk besluit met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG] <Opschrift vervangen door KB2017-02-25/03, art. 175, 002; Inwerkingtreding : 27-03-2017>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2012 en tekstbijwerking tot 12-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Beleidsstructuur, goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en controleprocedures
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 4-5
Afdeling 2. - Interne controleprocedures
Art. 6-10
HOOFDSTUK III. - Belangenconflicten
Art. 11-15
HOOFDSTUK IV. - Gedragsregels
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 16-17
Afdeling 2. - Verwerking van inschrijvings- en inkooporders
Art. 18
Afdeling 3. - Optimale uitvoering
Art. 19-20
Afdeling 4. - Orderverwerking
Art. 21-22
Afdeling 5. - Klachtenbehandeling
Art. 23
HOOFDSTUK V. - Risicobeheerbeleid
Art. 24-26, 26/1
HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Afdeling 1. - Persoonlijke transacties
Art. 27
Afdeling 2. - Registratieverplichtingen
Art. 28-31
Afdeling 3. - Boekhoudkundige organisatie
Art. 32
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 33-34



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2009003172 



Uitvoeringsbesluit(en):

2017010981  2018011717  2018014468  2022042933 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit koninklijk besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij.

Art.2.Tenzij anders bepaald, dient, voor de toepassing van dit besluit, te worden verstaan onder :
  1° Richtlijn 2009/65/EG : Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking);
  2° wet van 6 april 1995 : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
  3° wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  4° wet : de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
  5° koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging : het koninklijk besluit van [...] 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  [1 5° /1 het koninklijk besluit van 10 november 2006: het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming ;]1
  6° koninklijk besluit van 3 juni 2007 : het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten;
  7° instelling voor collectieve belegging : de openbare instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 2° van de wet;
  8° beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging : de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, zoals bedoeld in artikel 3, 12° van de wet;
  9° relevante persoon (met betrekking tot een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging) : één van de volgende personen :
  a) een bestuurder of zaakvoerder van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een aandeelhouder of een daarmee gelijk te stellen persoon;
  b) een werknemer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, alsook iedere andere natuurlijke persoon van wie de diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en die betrokken is bij de uitoefening, door die beheervennootschap, van één van de in artikel 3, 22°, van de wet bedoelde beheertaken; of
  c) een natuurlijke persoon die, in het kader van de delegatie van taken aan derden met het oog op de uitoefening van één van de in artikel 3, 22° van de wet bedoelde beheertaken door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
  10° tegenpartijrisico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging doordat de tegenpartij bij een transactie haar verplichtingen niet nakomt vóór de definitieve afwikkeling van de kasstroom van de transactie;
  11° operationeel risico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging als gevolg van ontoereikende interne processen en het falen door mensen en systemen van de beheervennootschap, of als gevolg van externe gebeurtenissen, inclusief juridische en documentatierisico's en risico's als gevolg van verhandelings-, afwikkelings- en waarderingsprocedures die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging worden beheerd;
  [2 12° duurzaamheidsrisico: een duurzaamheidsrisico in de zin van artikel 2, punt 22), van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad;
   13° duurzaamheidsfactoren: duurzaamheidsfactoren in de zin van artikel 2, punt 24), van Verordening (EU) 2019/2088]2.
  ----------
  (1)<KB 2018-10-15/08, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 15-11-2018>
  (2)<KB 2022-12-05/04, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Art.3.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1.
  Artikelen 11 tot 23 zijn van toepassing op de [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1 beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1 die een bijkantoor in België hebben gevestigd, voor hun verrichtingen op het Belgisch grondgebied.
  ----------
  (1)<KB 2017-02-25/03, art. 176, 002; Inwerkingtreding : 27-03-2017>

HOOFDSTUK II. - Beleidsstructuur, goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en controleprocedures
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art.4.§ 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen :
  1° besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die op een duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapporteringslijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden verdelen;
  2° ervoor te zorgen dat hun relevante personen op de hoogte zijn van de procedures die moeten worden gevolgd voor een goede uitoefening van hun verantwoordelijkheden;
  3° passende interne controleprocedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die ertoe strekken te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in acht worden genomen;
  4° op alle relevante niveaus van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een doeltreffende interne rapportering en communicatie van informatie, alsook doeltreffende informatiestromen met alle betrokken derden vast te stellen, te implementeren en in stand te houden;
  5° passende en overzichtelijke gegevens over hun bedrijf en hun interne organisatie bij te houden.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  [1 De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen de duurzaamheidsrisico's in aanmerking wanneer zij de in het eerste lid vastgestelde verplichtingen in acht nemen.]1
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen afdoende systemen en procedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden om de veiligheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen, rekening houdend met de aard van de betrokken informatie.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een passend bedrijfscontinuïteitsbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat, bij een onderbreking van hun systemen en procedures, waarborgt dat hun kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en hun diensten en activiteiten worden voortgezet, of, wanneer dat niet mogelijk is, dat deze gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en hun diensten en activiteiten zo spoedig mogelijk worden hervat.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die hen in staat stellen de FSMA, indien zij daarom verzoekt, zo spoedig mogelijk financiële verslagen te bezorgen die een getrouw beeld geven van hun financiële positie en die aan alle toepasselijke boekhoudkundige standaarden en regels voldoen.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen toezicht te houden op en regelmatig over te gaan tot een evaluatie van de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de overeenkomstig §§ 1 tot en met 4 door hen opgezette systemen, interne controleprocedures en andere regelingen. Zij nemen passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Art.5.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen :
  1° medewerkers in dienst te hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen;
  2° de nodige middelen en deskundigheid te behouden om een doeltreffend toezicht uit te oefenen op de activiteiten die, op basis van een overeenkomst met de beheervennootschappen, door derden worden uitgevoerd, in het bijzonder wat het beheer van het aan dergelijke overeenkomsten verbonden risico betreft;
  3° ervoor te zorgen dat relevante personen die verschillende functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet één van die functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.
  Voor de in het vorige lid genoemde doeleinden dienen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging rekening te houden met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  [1 Voor de in het eerste lid genoemde doeleinden behouden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de nodige middelen en deskundigheid ten behoeve van de doeltreffende integratie van de duurzaamheidsrisico's.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Afdeling 2. - Interne controleprocedures
Art.6.§ 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen er, bij de interne verdeling van de functies, voor dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van en krachtens de wet bij de personen ligt die aan de effectieve leiding deelnemen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de personen die aan de effectieve leiding deelnemen :
  1° verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging, van het algemene beleggingsbeleid als omschreven in, naargelang het geval, het prospectus, het beheerreglement of de statuten van de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  2° toezicht houden op de goedkeuring van beleggingsstrategieën voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging;
  3° erop toezien dat de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging over een permanente en doeltreffende compliancefunctie beschikt als bedoeld in artikel 7, ook als die functie door een derde wordt uitgeoefend;
  4° ervoor zorgen en zich er periodiek van vergewissen dat het algemene beleggingsbeleid en de risicolimieten voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging op behoorlijke en doeltreffende wijze worden uitgevoerd en nageleefd, ook als de risicobeheerfunctie door een derde wordt uitgeoefend;
  5° de deugdelijkheid van de interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging goedkeuren en periodiek evalueren, om ervoor te zorgen dat die beslissingen verenigbaar zijn met de goedgekeurde beleggingsstrategieën;
  6° het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken voor de uitvoering van dat beleid, zoals bedoeld in artikel 24, goedkeuren en periodiek evalueren, inclusief het risicolimietensysteem voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging;
  [1 7° verantwoordelijk zijn voor de integratie van duurzaamheidsrisico's in de punten 1° tot en met 6° genoemde activiteiten.]1
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding :
  1° overgaat tot een toetsing en periodieke evaluatie van de doeltreffendheid van de beleidsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van en krachtens de wet na te komen;
  2° passende maatregelen neemt om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke verslagen over hun compliance, interne audit en risicobeheer ontvangt, waarin met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding regelmatig verslagen ontvangt over de uitvoering van de beleggingsstrategieën en van de interne procedures voor het nemen van de beleggingsbeslissingen, zoals bedoeld in § 2, 2° tot 5°.
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Art.7. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zien erop toe passende beleidsregels en afdoende procedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden waarmee elk risico dat de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging niet aan haar verplichtingen uit hoofde van of krachtens de wet voldoet, alsook de daaraan verbonden risico's kunnen worden opgespoord, en voorzien in passende maatregelen en procedures die dergelijke risico's tot een minimum beperken en de FSMA in staat stellen de haar bij wet verleende bevoegdheden effectief uit te oefenen.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor een permanente en doeltreffende compliancefunctie in te stellen en in stand te houden die onafhankelijk is en de volgende verantwoordelijkheden heeft :
  1° toezicht houden op en regelmatig evalueren van de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de overeenkomstig § 1 ingevoerde maatregelen, beleidsregels en procedures, alsook de genomen maatregelen om eventuele tekortkomingen bij de naleving door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van haar verplichtingen te verhelpen;
  2° de relevante personen die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van de diensten en activiteiten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, adviseren en bijstaan, om te garanderen dat de beheervennootschap haar verplichtingen uit hoofde van of krachtens de wet naleeft.
  § 3. Om de in § 2 bedoelde compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ervoor dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;
  2° er wordt een compliance officer aangesteld die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie en voor de frequente en ten minste jaarlijkse rapportering aan de effectieve leiding over de compliancefunctie, waarin met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;
  3° de relevante personen die deelnemen aan de uitoefening van de compliancefunctie, zijn niet betrokken bij de verrichting van de diensten of de activiteiten waarop zij toezien;
  4° de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld van de relevante personen die bij de compliancefunctie zijn betrokken, mag en kan hun objectiviteit niet in gevaar brengen.
  De FSMA kan evenwel afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid, 3° of 4°, indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in staat is aan te tonen dat, gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf, alsook de aard en het aanbod van haar diensten en activiteiten, deze vereiste niet evenredig is en dat haar compliancefunctie doeltreffend blijft. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.

Art.8. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een interneauditfunctie in te stellen en in stand te houden die losstaat en onafhankelijk is van hun andere functies en activiteiten.
  De FSMA kan afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aantoont dat deze vereiste niet evenredig en passend is gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf, alsook de aard en het aanbod van de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die zij uitoefent. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
  § 2. De in § 1 bedoelde interneauditfunctie heeft de volgende verantwoordelijkheden :
  1° een auditplan vaststellen, implementeren en in stand houden om de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de door de beheervennootschap opgezette systemen, interne controleprocedures en andere regelingen te onderzoeken en te beoordelen;
  2° aanbevelingen formuleren op basis van de resultaten van de overeenkomstig 1° uitgevoerde werkzaamheden;
  3° nagaan of gevolg wordt gegeven aan de in 2° bedoelde aanbevelingen;
  4° rapporteren over interneauditaangelegenheden overeenkomstig artikel 6, § 4.

Art.9. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een permanente risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden.
  § 2. De in § 1 bedoelde permanente risicobeheerfunctie is hiërarchisch en functioneel onafhankelijk van de operationele diensten.
  De FSMA kan evenwel afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aantoont dat deze vereiste niet passend en evenredig is gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf en van dat van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
  Zelfs in het geval bedoeld in het vorige lid moet een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging kunnen aantonen dat zij passende beschermingsmaatregelen tegen belangenconflicten heeft genomen, om zo een onafhankelijke uitvoering van haar risicobeheeractiviteiten mogelijk te maken, alsook dat haar risicobeheerprocedure voldoet aan de vereisten van artikel 201, § 6, derde lid van de wet.
  § 3. De permanente risicobeheerfunctie :
  1° voert het risicobeheerbeleid en de risicobeheerprocedures uit;
  2° ziet erop toe dat aan het risicolimietensysteem van de instellingen voor collectieve belegging wordt voldaan, inclusief de wettelijke limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico als bedoeld in de artikelen 58, §§ 2, 3, 4 en 5, 59, 62, § 6, 76, §§ 2, 3, 4 en 5, 77 en 80, § 6 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  3° verstrekt advies aan het wettelijk bestuursorgaan over de identificatie van het risicoprofiel van elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging;
  4° brengt regelmatig verslag uit aan het wettelijk bestuursorgaan over :
  a) de coherentie tussen de huidige omvang van het risico dat elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging loopt, en het voor die instelling voor collectieve belegging overeengekomen risicoprofiel;
  b) de naleving van de relevante risicolimietensystemen door elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging;
  c) de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;
  5° brengt regelmatig verslag uit aan de effectieve leiding over de huidige omvang van het risico dat elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging loopt, en over elke feitelijke of voorzienbare inbreuk op hun limieten, om ervoor te zorgen dat onmiddellijke en passende maatregelen kunnen worden genomen;
  6° onderzoekt en ondersteunt, in voorkomend geval, de in artikel 79 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging bedoelde regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten.
  § 4. De permanente risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en heeft toegang tot alle dienstige informatie om de in § 3 beschreven taken te kunnen vervullen.

Art.10.§ 1. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging richt een auditcomité op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en op het gebied van boekhouding en audit.
  In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
  § 2. Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria, is vrijgesteld van de verplichting om een auditcomité op te richten :
  a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen;
  b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro;
  c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro.
  § 3. Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van dit besluit, kan de FSMA aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De FSMA maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
  [1 Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging op basis van het eerste lid is vrijgesteld van de verplichting om over een auditcomité te beschikken, worden de in paragraaf 5 bedoelde opdrachten van de erkende commissaris, uitgeoefend ten opzichte van het wettelijk bestuursorgaan.]1
  § 4. [1 § 4. Onverminderd de wettelijke opdrachten van het wettelijk bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de taken bedoeld in artikel 526bis, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen.
   De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de in deze paragraaf bedoelde elementen op technische punten preciseren en aanvullen.
   Het auditcomité brengt bij het wettelijk bestuursorgaan regelmatig verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijk bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de in artikel 235 van de wet bedoelde periodieke staten opstelt die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.]1
  § 5. [1 De erkende commissaris is belast met de opdrachten bedoeld in artikel 526bis, § 6, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen.]1
  § 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijk bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving.
  § 7. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité van de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek.
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-05-2018>

HOOFDSTUK III. - Belangenconflicten
Art.11.§ 1. Om de soorten belangenconflicten te kunnen bepalen die zich bij het verrichten van diensten en activiteiten kunnen voordoen en de belangen van een instelling voor collectieve belegging kunnen schaden, houden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ten minste rekening met de vraag of op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, op een relevante persoon, dan wel op een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks via een zeggenschapsband met de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verbonden is, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of die voortvloeit uit de verrichting van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, dan wel een andere oorzaak heeft :
  1° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon heeft een belang bij het resultaat van een ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt verrichte dienst, van een ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt verrichte activiteit, of van een voor rekening van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de instelling voor collectieve belegging bij dit resultaat;
  3° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de instelling voor collectieve belegging;
  4° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon oefent dezelfde activiteiten uit voor de instelling voor collectieve belegging en voor een of meer andere cliënten die geen instellingen voor collectieve belegging zijn;
  5° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon ontvangt van een andere persoon dan de instelling voor collectieve belegging, voor het verrichten van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging, een ander "inducement" (voordeel) in de vorm van gelden, goederen of diensten dan de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst, of zal een dergelijk "inducement" (voordeel) ontvangen.
  § 2. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de soorten belangenconflicten bepalen, houden zij rekening met :
  1° de belangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, inclusief de belangen die voortvloeien uit het feit dat die vennootschap deel uitmaakt van een groep of uit het verrichten van diensten en activiteiten, de belangen van de cliënten en de verplichtingen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ten aanzien van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de belangen van twee of meer door haar beheerde instellingen voor collectieve belegging.
  [1 § 3. Wanneer zij de soorten belangenconflicten bepalen die de belangen van een instelling voor collectieve belegging kunnen schaden, nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ook de soorten belangenconflicten op die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun processen, systemen en interne controles.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Art.12.§ 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een doeltreffend beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden. Dat beleid is schriftelijk vastgelegd en is passend vanuit het oogpunt van de omvang en organisatie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en vanuit het oogpunt van de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf.
  Wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging deel uitmaakt van een groep, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de beheervennootschap weet of zou moeten weten dat zij een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en de bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.
  § 2. Het overeenkomstig § 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten omvat inzonderheid de volgende aspecten :
  1° onder verwijzing naar de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die door of voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging worden verricht, de omschrijving van de omstandigheden die een belangenconflict doen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging of van een of meer andere cliënten worden geschaad;
  2° de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van dergelijke conflicten.
  [1 § 3. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, moet het conform paragraaf 1 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
   1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
   2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-10-15/08, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 15-11-2018>

Art.13. § 1. De in artikel 12, § 2, 2°, bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat de relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij sprake is van een belangenconflict, bij het verrichten van die activiteiten een mate van onafhankelijkheid aan de dag leggen die passend is gelet op de omvang en de activiteiten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en van de groep waartoe zij behoort, en op de omvang van het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad.
  § 2. De overeenkomstig artikel 12, § 2, 2°, te volgen procedures en te nemen maatregelen omvatten, voor zover deze voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging nodig en passend zijn om de vereiste mate van onafhankelijkheid te garanderen :
  1° doeltreffende procedures om de uitwisseling van informatie te voorkomen of te controleren tussen relevante personen die werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verrichten, waarbij het risico op een belangenconflict bestaat wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden;
  2° apart toezicht op de relevante personen van wie de hoofdtaken bestaan in de uitoefening van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles voor rekening van cliënten of beleggers van wie de belangen strijdig kunnen zijn met elkaar, of de verlening van diensten aan dergelijke cliënten of beleggers, of die anderszins verschillende belangen hebben (inclusief die van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging) die strijdig kunnen zijn met elkaar;
  3° de uitschakeling van elk direct verband tussen, enerzijds, de vergoeding van de relevante personen die hoofdzakelijk bij een bepaalde activiteit betrokken zijn, en, anderzijds, de vergoeding van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk bij een andere activiteit betrokken zijn, wanneer, met betrekking tot die activiteiten, een belangenconflict kan ontstaan;
  4° maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verricht;
  5° maatregelen om te voorkomen dat of te controleren of een relevante persoon gelijktijdig of achtereenvolgens betrokken is bij verschillende afzonderlijke werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, wanneer die betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten.
  Indien de vereiste mate van onafhankelijkheid niet kan worden gegarandeerd bij de toepassing of de uitvoering van een of meer van deze maatregelen en procedures, bepaalt de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging alle alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures die daartoe nodig en passend zijn.

Art.14.Alle beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een register bij te houden en regelmatig te actualiseren met gegevens over de soorten door of voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verrichte werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles waarbij een belangenconflict is ontstaan of - in het geval van een nog lopende werkzaamheid in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles - kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer instellingen voor collectieve belegging of andere cliënten worden geschaad.
  De effectieve leiding of de bevoegde interne instantie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld wanneer de door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten niet toereikend zijn om met redelijke zekerheid te garanderen dat het risico zal worden vermeden dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging of van haar deelnemers worden geschaad, zodat zij alle nodige maatregelen kunnen nemen om te waarborgen dat de beheervennootschap van de instelling voor collectieve belegging in ieder geval in het belang van de instelling voor collectieve belegging en haar deelnemers handelt.
  De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging brengt de in het vorige lid bedoelde situaties ter kennis van de beleggers op een passende [1 duurzame gegevensdrager]1 in de zin van artikel 2, 8° van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, en vermeldt de redenen waarom zij de betrokken beslissing heeft genomen.
  ----------
  (1)<KB 2018-09-25/05, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 20-10-2018>

Art.15. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ontwikkelt passende en doeltreffende strategieën om te bepalen wanneer en hoe de aan de instrumenten in de beheerde portefeuilles verbonden stemrechten in het uitsluitende voordeel van de betrokken instelling voor collectieve belegging moeten worden uitgeoefend.
  De in het eerste lid bedoelde strategie omvat maatregelen en procedures :
  1° voor de follow-up van relevante gebeurtenissen binnen de betrokken vennootschap;
  2° om te garanderen dat de stemrechten worden uitgeoefend in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  3° voor de voorkoming of het beheer van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van de stemrechten voortvloeien.
  Een beknopte beschrijving van de in het eerste lid bedoelde strategieën wordt ter beschikking gesteld van de beleggers.
  Bijzonderheden over de op grond van die strategieën ondernomen maatregelen worden kosteloos en op hun verzoek aan de deelnemers verstrekt.

HOOFDSTUK IV. - Gedragsregels
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art.16. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de deelnemers van door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging op billijke wijze en overeenkomstig het beginsel van gelijkheid tussen de deelnemers worden behandeld.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging plaatsen de belangen van een groep van deelnemers niet boven de belangen van een andere groep van deelnemers.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging implementeren passende beleidsregels en procedures om wanpraktijken te voorkomen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij de stabiliteit en de integriteit van de markt ongunstig beïnvloeden.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat, voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen worden toegepast met het oog op de naleving van de voor hen geldende verplichting om te handelen in het uitsluitende belang van de deelnemers. Zij moeten kunnen aantonen dat de portefeuilles van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging correct werden gewaardeerd.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat geen onnodige kosten worden aangerekend aan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging en hun deelnemers.

Art.17.§ 1. In het belang van de instellingen voor collectieve belegging en de marktintegriteit betrachten de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een hoge mate van zorgvuldigheid bij de selectie en de continue follow-up van de beleggingen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging beschikken over voldoende kennis van en inzicht in de activa waarin de instellingen voor collectieve belegging hebben belegd.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen schriftelijke beleidsregels en procedures inzake zorgvuldigheid vast en implementeren doeltreffende regelingen om te garanderen dat de voor rekening van de instellingen voor collectieve belegging genomen beleggingsbeslissingen overeenkomstig hun doelstellingen, beleggingsstrategie en risicolimieten worden uitgevoerd.
  § 4. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hun risicobeheerbeleid implementeren, dienen zij, waar dit passend is gelet op de aard van een geplande belegging, prognoses te formuleren en analyses te verrichten over de bijdrage van de belegging tot de samenstelling, de liquiditeit en het risico- en opbrengstprofiel van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging, voor zij tot de belegging overgaan. De analyses mogen enkel worden verricht op grond van informatie die, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht, betrouwbaar en actueel is.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging leggen de nodige bekwaamheid, zorgzaamheid en zorgvuldigheid aan de dag wanneer zij met derden overeenkomsten aangaan, beheren of beëindigen over de uitoefening van risicobeheeractiviteiten. Voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dergelijke overeenkomsten aangaan, nemen zij de nodige maatregelen om na te gaan of de betrokken derde de vereiste bekwaamheid en capaciteiten bezit om de risicobeheeractiviteiten op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen methoden vast voor de doorlopende beoordeling van de kwaliteit van het door de betrokken derde verstrekte prestatieniveau.
  [1 § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen de duurzaamheidsrisico's in aanmerking wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 vastgestelde verplichtingen in acht nemen.
   § 6. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op de duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088 of zoals vereist in artikel 4, lid 3 of lid 4, van die Verordening, houden zij rekening met die belangrijkste ongunstige effecten wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 van dit artikel vastgestelde verplichtingen in acht nemen.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Afdeling 2. - Verwerking van inschrijvings- en inkooporders
Art.18.§ 1. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een inschrijvings- of inkooporder van een deelnemer hebben uitgevoerd, moeten zij hem een kennisgeving bezorgen op een [1 duurzame gegevensdrager]1 waarin de uitvoering van het order wordt bevestigd, en dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk de eerste werkdag na de uitvoering van het order, of, wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zelf van een derde een bevestiging van de uitvoering van het order ontvangt, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.
  Het eerste lid is echter niet van toepassing wanneer de kennisgeving van de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de deelnemer moet worden toegezonden.
  § 2. De in § 1 bedoelde kennisgeving bevat, naargelang het geval, de volgende informatie :
  1° de identificatie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
  2° de naam of een andere omschrijving van de deelnemer;
  3° de datum en het tijdstip van ontvangst van het order en de wijze van betaling;
  4° de datum van uitvoering;
  5° de identificatie van de instelling voor collectieve belegging;
  6° de aard van het order (inschrijving of inkoop);
  7° het betrokken aantal rechten van deelneming;
  8° de eenheidsprijs waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;
  9° de referentievalutadatum;
  10° de brutowaarde van het order, inclusief inschrijvingskosten, of het nettobedrag na aftrek van de inkoopkosten;
  11° het totaalbedrag van de gefactureerde provisies en kosten en, indien de belegger daarom verzoekt, een uitsplitsing daarvan per post.
  § 3. Bij orders die periodiek voor een deelnemer worden uitgevoerd, nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de in § 1 vermelde maatregelen, of verstrekken zij deze deelnemer ten minste om de zes maanden de in § 2 vermelde informatie over de betrokken transacties.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging verstrekken de deelnemer, indien hij daarom verzoekt, informatie over de status van zijn order.
  ----------
  (1)<KB 2018-09-25/05, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 20-10-2018>

Afdeling 3. - Optimale uitvoering
Art.19. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zetten zich in voor de belangen van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging wanneer zij beslissingen uitvoeren om voor rekening van die instellingen te handelen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria :
  1° de doelstellingen, het beleggingsbeleid en de risico's eigen aan de instelling voor collectieve belegging, zoals vermeld in het prospectus of, in voorkomend geval, het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de kenmerken van het order;
  3° de kenmerken van de financiële instrumenten waarop het order betrekking heeft;
  4° de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar dit order kan worden geplaatst.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten doeltreffende regelingen vaststellen en implementeren om te voldoen aan de in § 2 bedoelde verplichting. Zij moeten met name een beleid vaststellen en implementeren dat hen overeenkomstig § 2 in staat stelt om het best mogelijke resultaat te behalen voor de orders van de instellingen voor collectieve belegging.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten vooraf de instemming met hun uitvoeringsbeleid verkrijgen van de beleggingsvennootschap. Zij stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 4. Om eventuele tekortkomingen op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen, houden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging periodiek toezicht op de doeltreffendheid van hun regelingen en beleid met betrekking tot de uitvoering van orders.
  Bovendien voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging om steeds het best mogelijke resultaat te behalen voor de door haar beheerde instelling voor collectieve belegging.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten kunnen aantonen dat de orders die zij voor rekening van de instelling voor collectieve belegging hebben uitgevoerd, in overeenstemming zijn met hun uitvoeringsbeleid.

Art.20. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zetten zich in voor de belangen van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, wanneer zij, voor rekening van die instellingen, bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de in artikel 19, § 2, opgesomde criteria.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen daartoe een beleid vast te stellen en te implementeren dat hen in staat stelt aan de in het eerste lid vermelde verplichting te voldoen. In dit beleid worden, voor alle categorieën van instrumenten, de entiteiten vermeld waarbij de orders mogen worden geplaatst. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging gaan enkel uitvoeringsovereenkomsten aan als die in overeenstemming zijn met de in dit artikel vastgelegde verplichtingen. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden periodiek toezicht op de doeltreffendheid van het overeenkomstig § 2 vastgestelde beleid en met name op de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid vermelde entiteiten en verhelpen, in voorkomend geval, de eventueel vastgestelde tekortkomingen.
  Bovendien voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging om steeds het best mogelijke resultaat te behalen voor de door haar beheerde instelling voor collectieve belegging.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten kunnen aantonen dat de orders die zij voor rekening van de instelling voor collectieve belegging hebben geplaatst, in overeenstemming zijn met het conform § 2 vastgestelde beleid.

Afdeling 4. - Orderverwerking
Art.21. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen procedures en regelingen vast te stellen en te implementeren die een onmiddellijke en billijke uitvoering van portefeuilletransacties voor rekening van de instellingen voor collectieve belegging mogelijk maken.
  De door de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging geïmplementeerde procedures en regelingen voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° zij zorgen ervoor dat de orders die voor rekening van instellingen voor collectieve belegging worden uitgevoerd, onmiddellijk en correct worden geregistreerd en toegewezen;
  2° zij zorgen ervoor dat de vergelijkbare orders van de instellingen voor collectieve belegging in volgorde van ontvangst en onmiddellijk worden uitgevoerd, tenzij de aard van het order of de heersende marktvoorwaarden dit onmogelijk maken, of anders moet worden gehandeld in het belang van de instelling voor collectieve belegging.
  De bij de afwikkeling van de uitgevoerde orders ontvangen financiële instrumenten of geldsommen worden onmiddellijk en correct op de rekening van de betrokken instelling voor collectieve belegging overgeschreven.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging maken geen misbruik van informatie over lopende orders van instellingen voor collectieve belegging en nemen alle redelijke maatregelen om misbruik van die informatie door één van hun relevante personen te voorkomen.

Art.22. § 1. Het is de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging niet toegestaan om een order van een instelling voor collectieve belegging samen met een order van een andere instelling voor collectieve belegging of van een andere cliënt dan wel samen met een order voor eigen rekening uit te voeren, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het is onwaarschijnlijk dat de samenvoeging van de orders nadelig is voor een van de instellingen voor collectieve belegging of een van de cliënten van wie de orders worden samengevoegd;
  2° er moet een ordertoewijzingsbeleid worden vastgesteld en geïmplementeerd dat in voldoende nauwkeurige bewoordingen voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en dat onder meer voorschrijft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen.
  § 2. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een order van een instelling voor collectieve belegging samenvoegt met een of meer orders van andere instellingen voor collectieve belegging of van andere cliënten, en het aldus samengevoegde order slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, wijst zij de betrokken handelstransacties toe conform haar ordertoewijzingsbeleid.
  § 3. Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die transacties voor eigen rekening hebben samengevoegd met een of meer orders van instellingen voor collectieve belegging of van andere cliënten, mogen de betrokken handelstransacties niet toewijzen op een voor die instellingen voor collectieve belegging of voor die andere cliënten nadelige wijze.
  § 4. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een order van een instelling voor collectieve belegging of van een andere cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening, en het samengevoegde order slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, moet zij die instelling voor collectieve belegging of die andere cliënt bij de toewijzing van de betrokken handelstransacties voorrang geven op de transacties voor eigen rekening.
  Als de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ten aanzien van de instelling voor collectieve belegging of de andere cliënt echter redelijkerwijze kan aantonen dat zij het order niet onder even gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als dat niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar in § 1, 2°, bedoelde beleid.

Afdeling 5. - Klachtenbehandeling
Art.23. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen doeltreffende en transparante procedures voor een redelijke en snelle behandeling van klachten van beleggers vast te stellen, te implementeren en in stand te houden.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging registreren alle klachten en de voor de behandeling van die klachten genomen maatregelen.
  Beleggers kunnen kosteloos klachten indienen. De informatie over de in het eerste lid bedoelde procedures wordt kosteloos ter beschikking gesteld van de beleggers.

HOOFDSTUK V. - Risicobeheerbeleid
Art.24.§ 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen een passend en gedocumenteerd risicobeheerbeleid vast dat de risico's onderkent waaraan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging zijn of zouden kunnen worden blootgesteld, zij implementeren dit en houden het in stand.
  [1 Het risicobeheerbeleid omvat procedures die noodzakelijk zijn om de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in staat te stellen voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheert, de blootstelling van die instelling voor collectieve belegging aan markt-, liquiditeits-, duurzaamheids- en tegenpartijrisico's te beoordelen, alsook de blootstelling van de instelling voor collectieve belegging aan alle andere risico's, inclusief operationele risico's, die van wezenlijk belang kunnen zijn voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheert.]1
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging behandelen ten minste de volgende elementen in hun risicobeheerbeleid :
  1° de technieken, instrumenten en regelingen die hen in staat stellen om te voldoen aan de verplichtingen vermeld in artikel 26 van dit besluit en in de artikelen 58 en 76 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  2° de toewijzing, binnen de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zelf, van de verantwoordelijkheden met betrekking tot het risicobeheer.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen in hun risicobeheerbeleid als bedoeld in § 1, de voorwaarden, de inhoud en de frequentie vast van de rapportering door de risicobeheerfunctie als bedoeld in artikel 9 aan de raad van bestuur en de effectieve leiding.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden bij het vaststellen van het risicobeheerbeleid rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheren.
  ----------
  (1)<KB 2022-12-05/04, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2022>

Art.25.§ 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging toetsen, monitoren en evalueren op periodieke wijze :
  1° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van het risicobeheerbeleid alsook van de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in [1 de artikelen 26 en 26/1]1 van dit besluit en [1 in artikel 58, §§ 2 tot 5]1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  2° de mate waarin zij het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in [1 de artikelen 26 en 26/1]1 van dit besluit en [1 in artikel 58, §§ 2 tot 5]1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging zelf naleven;
  3° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden in de uitvoering van de risicobeheerprocedure te verhelpen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen de FSMA in kennis van elke wezenlijke wijziging in hun risicobeheerprocedure.
  ----------
  (1)<KB 2018-10-15/08, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 15-11-2018>

Art.26. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen passende en doeltreffende regelingen, procedures en technieken vast om :
  1° te allen tijde de risico's te kunnen meten en beheren waaraan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging zijn of zouden kunnen worden blootgesteld;
  2° de naleving te waarborgen van de limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico, overeenkomstig de artikelen 58, §§ 2 tot 5, 62, § 6, 76, §§ 2 tot 5 en 80, § 6 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging.
  Deze regelingen, procedures en technieken zijn evenredig met de aard, de omvang en de complexiteit van het bedrijf van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, en zijn afgestemd op het risicoprofiel van de instellingen voor collectieve belegging.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de volgende maatregelen voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheren :
  1° zij voeren risicometingsregelingen, -procedures en -technieken in die noodzakelijk zijn om te garanderen dat de risico's van ingenomen posities en hun aandeel in het totale risicoprofiel nauwkeurig en op basis van degelijke en betrouwbare gegevens worden gemeten en dat deze risicometingsregelingen, -procedures en -technieken op passende wijze zijn gedocumenteerd;
  2° zij voeren, in voorkomend geval, a posteriori periodieke tests uit om de geldigheid te evalueren van risicometingsregelingen die modelmatige prognoses en ramingen omvatten;
  3° zij voeren, in voorkomend geval, periodieke stresstests en scenarioanalyses uit om de eventueel uit wisselende marktomstandigheden voortvloeiende risico's aan te pakken die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instellingen voor collectieve belegging;
  4° zij stellen een gedocumenteerd systeem van interne limieten vast, implementeren dit en houden het in stand, voor de maatregelen die worden genomen om de relevante risico's voor elke instelling voor collectieve belegging te beheren en te controleren, waarbij rekening wordt gehouden met alle voor de instelling voor collectieve belegging relevante risico's als bedoeld in artikel 24, en waarbij overeenstemming met het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging wordt gewaarborgd;
  5° zij zorgen ervoor dat voor elke instelling voor collectieve belegging de huidige risico-omvang voldoet aan het risicolimietensysteem als bedoeld in het 4° ;
  6° zij stellen passende procedures vast, implementeren ze en houden ze in stand, die in geval van feitelijke of voorzienbare inbreuken op het risicolimietensysteem van de instelling voor collectieve belegging leiden tot tijdige herstelmaatregelen in het belang van de deelnemers.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hanteren een passende liquiditeitsrisicobeheerprocedure om te waarborgen dat elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging in staat is om te allen tijde te voldoen aan de verplichting die is opgelegd door artikel 85, § 1 van de wet en artikel 189 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging.
  In voorkomend geval voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stresstests uit die een beoordeling mogelijk maken van het liquiditeitsrisico dat in uitzonderlijke omstandigheden gelopen wordt door de instellingen voor collectieve belegging.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat het liquiditeitsprofiel van de beleggingen van elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging, past bij het inkoopbeleid dat in haar beheerreglement, statuten of prospectus is vastgelegd.

Art.26/1. [1 § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, stelt de beheervennootschap een passend en doeltreffend beleid vast:
   1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
   2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die haar in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
   3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
   § 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, stelt de beheervennootschap de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-10-15/08, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 15-11-2018>


HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Afdeling 1. - Persoonlijke transacties
Art.27. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen passende regelingen vast te stellen, te implementeren en in stand te houden om te voorkomen dat een relevante persoon die betrokken is bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of die toegang heeft tot voorkennis in de zin van artikel 2, 14°, van de wet van 2 augustus 2002 of tot andere vertrouwelijke informatie over instellingen voor collectieve belegging of transacties met of voor rekening van instellingen voor collectieve belegging, in het kader van een activiteit die hij voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uitoefent, één van de volgende activiteiten verricht :
  1° een persoonlijke transactie verrichten die aan een of meer van de volgende criteria voldoet :
  a) het is de betrokkene krachtens de artikelen 25 en 40 van de wet van 2 augustus 2002 verboden deze persoonlijke transactie te verrichten;
  b) deze persoonlijke transactie gaat gepaard met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie;
  c) zij is of kan in strijd zijn met de verplichtingen voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uit hoofde van of krachtens de wet dan wel uit hoofde van of krachtens de wet van 6 april 1995 en het koninklijk besluit van 3 juni 2007;
  2° in een ander dan in het normale kader van zijn beroepsuitoefening of dienstencontract, een andere persoon adviseren of aansporen om een transactie in financiële instrumenten te verrichten die, als het om een persoonlijke transactie van een relevante persoon zou gaan, onder 1° hierboven of artikel 90, a) of b), van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 zou vallen, of als misbruik van informatie over lopende orders zou worden aangemerkt;
  3° onverminderd de artikelen 25, § 1, eerste lid, 1°, b), en 40, § 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002, en in een ander dan in het normale kader van zijn beroepsuitoefening of dienstencontract, aan een andere persoon informatie of adviezen bekendmaken indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat die andere persoon daardoor een van de volgende stappen zou kunnen zetten :
  a) een transactie in financiële instrumenten verrichten die, als het om een persoonlijke transactie van een relevante persoon zou gaan, onder 1° hierboven of artikel 90, a) of b), van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 zou vallen, of als misbruik van informatie over lopende orders zou worden aangemerkt;
  b) een andere persoon adviseren of aansporen om een dergelijke transactie te verrichten.
  § 2. De in het kader van § 1 vereiste regelingen moeten er met name voor zorgen dat :
  1° elke relevante persoon op wie § 1 van toepassing is, zich bewust is van de beperkingen op persoonlijke transacties en van de maatregelen die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging overeenkomstig § 1 heeft vastgesteld inzake persoonlijke transacties en bekendmaking van informatie;
  2° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie die door een relevante persoon wordt verricht, hetzij door die transactie te melden, hetzij via andere procedures die haar in staat stellen dergelijke transacties te identificeren;
  3° gegevens over de aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging gemelde of door haar geïdentificeerde persoonlijke transacties worden bijgehouden, waarbij, in voorkomend geval, ook wordt vermeld of de betrokken transactie toegestaan dan wel verboden is.
  Wanneer bepaalde activiteiten door derden worden verricht, moet de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging er, voor de toepassing van het eerste lid, 2°, voor zorgen dat de entiteit die de activiteit verricht, gegevens bijhoudt over de persoonlijke transacties die elke relevante persoon verricht, en dat zij haar die informatie desgevraagd onmiddellijk kan verstrekken.
  § 3. Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de volgende soorten persoonlijke transacties :
  1° persoonlijke transacties die zijn verricht in het kader van het discretionair portefeuillebeheer en waarover vooraf niet is gecommuniceerd tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of een andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;
  2° persoonlijke transacties in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, of in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en die onder toezicht staan conform het recht van een lidstaat die een gelijkwaardige risicospreiding in hun activa voorschrijft, waarbij de relevante persoon en elke andere persoon voor wiens rekening de transacties worden verricht, niet deelnemen aan de leiding van de betrokken instelling.
  § 4. Voor de toepassing van §§ 1, 2 en 3 van dit artikel moet het begrip "persoonlijke transactie" worden verstaan in de zin van artikel 78, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juni 2007.

Afdeling 2. - Registratieverplichtingen
Art.28. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat voor elke portefeuilletransactie met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging onverwijld voldoende gegevens worden geregistreerd om de details van het order en van de uitgevoerde transactie te kunnen reconstrueren.
  § 2. De in § 1 bedoelde geregistreerde gegevens omvatten :
  1° de naam of een andere omschrijving van de instelling voor collectieve belegging en van de persoon die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging handelt;
  2° de details die nodig zijn om het betrokken instrument te identificeren;
  3° de hoeveelheid;
  4° het soort order of transactie;
  5° de prijs;
  6° voor orders, de datum en het exacte tijdstip waarop het order is doorgegeven, en de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie het order is doorgegeven, of, voor transacties, de datum en het exacte tijdstip waarop de verhandelingsbeslissing is genomen en de transactie is uitgevoerd;
  7° de naam van de persoon die het order doorgeeft of de transactie uitvoert;
  8° in voorkomend geval, de redenen voor de intrekking van een order;
  9° voor uitgevoerde transacties, de identificatie van de tegenpartij en van de plaats van uitvoering.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 9°, wordt onder "plaats van uitvoering" verstaan : een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002; een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) als bedoeld in artikel 2, 4°, van de wet van 2 augustus 2002; een systematische internaliseerder als bedoeld in artikel 2, 8°, van de wet van 2 augustus 2002; of een market maker of andere liquiditeitsverschaffer, dan wel een entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van voornoemde plaatsen of partijen.

Art.29. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen alle redelijke maatregelen opdat de gegevens over de inschrijvings- en inkooporders van de instellingen voor collectieve belegging onmiddellijk na ontvangst worden gecentraliseerd en geregistreerd.
  § 2. Die geregistreerde gegevens omvatten informatie over de volgende aspecten :
  1° de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  2° de persoon die het order heeft gegeven of overgedragen;
  3° de persoon die het order heeft ontvangen;
  4° de datum en het tijdstip van het order;
  5° de betalingsvoorwaarden en -middelen;
  6° het soort order;
  7° de datum van uitvoering van het order;
  8° het aantal rechten van deelneming waarop wordt ingeschreven of dat wordt ingekocht;
  9° de inschrijvings- of inkoopprijs voor elk recht van deelneming;
  10° de totale inschrijvings- of inkoopwaarde van de rechten van deelneming;
  11° de brutowaarde van het order, inclusief inschrijvingskosten, of het nettobedrag na aftrek van de inkoopkosten.

Art.30. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de in de artikelen 28 en 29 bedoelde geregistreerde gegevens gedurende een periode van ten minste vijf jaar worden bewaard.
  In uitzonderingsgevallen mag de FSMA de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging echter verplichten sommige of alle geregistreerde gegevens zoveel langer te bewaren als in het licht van de aard van het instrument of de portefeuilletransactie gerechtvaardigd is, als dat nodig is om haar toezichthoudende taken uit hoofde van of krachtens de wet te kunnen uitoefenen.
  § 2. Na de herroeping van de vergunning van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient die beheervennootschap de in § 1 bedoelde geregistreerde gegevens gedurende het resterende deel van de termijn van vijf jaar te bewaren.
  Indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging haar verantwoordelijkheden met betrekking tot een instelling voor collectieve belegging aan een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging overdraagt, dienen regelingen te worden getroffen opdat de geregistreerde gegevens over de afgelopen vijf jaar toegankelijk zouden blijven voor die beheervennootschap.
  § 3. De geregistreerde gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie zo kan worden opgeslagen dat de FSMA ze later kan raadplegen, en in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de FSMA moet vlot toegang kunnen krijgen tot de geregistreerde gegevens en elk belangrijk stadium van de verwerking van elke portefeuilletransactie kunnen reconstrueren;
  2° alle correcties of andere wijzigingen, alsook de inhoud van de geregistreerde gegevens vóór die correcties of andere wijzigingen werden aangebracht, moeten gemakkelijk kunnen worden achterhaald;
  3° de geregistreerde gegevens mogen niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

Art.31. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen passende maatregelen om over geschikte elektronische systemen te beschikken waarmee elke portefeuilletransactie of elk inschrijvings- of inkooporder tijdig en naar behoren kan worden geregistreerd, om aan de vereisten van de vorige artikelen te kunnen voldoen.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen, waar nodig, voor een hoge mate van beveiliging bij de elektronische gegevensverwerking, om de integriteit en de vertrouwelijkheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen.

Afdeling 3. - Boekhoudkundige organisatie
Art.32. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de in artikel 4, § 4 bedoelde beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding worden toegepast, om de deelnemers te beschermen.
  De boekhouding van een instelling voor collectieve belegging wordt zodanig gevoerd dat al haar activa en passiva te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd.
  Indien een instelling voor collectieve belegging verschillende beleggingscompartimenten heeft, wordt voor elk van die compartimenten een afzonderlijke boekhouding gevoerd.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die in overeenstemming zijn met de boekhoudregels van de lidstaten van herkomst van de instellingen voor collectieve belegging, zodat de netto-inventariswaarde van elke instelling voor collectieve belegging nauwkeurig kan worden berekend op basis van haar boekhouding, en dat inschrijvings- of inkooporders naar behoren kunnen worden uitgevoerd tegen die netto-inventariswaarde.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen passende procedures vast te stellen om een correcte en accurate waardering van de activa en passiva van de instellingen voor collectieve belegging te waarborgen, in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van en krachtens de artikelen 88 en 89 van de wet.
  § 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de wettelijke of reglementaire bepalingen die gelden voor de boekhouding van de instellingen voor collectieve belegging.

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art.33. Het koninklijk besluit van 26 april 2009 betreffende de buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging wordt opgeheven.

Art. 34. De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.