Details





Titel:

18 DECEMBER 2016. - Wet tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-12-2016 en tekstbijwerking tot 01-06-2022)



Inhoudstafel:

Titel 1. - Algemene bepaling
Art. 1
Titel 2. - Alternatieve financiering
HOOFDSTUK 1. [1 - Tenuitvoerlegging van Verordening 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937]1
Art. 2-5
HOOFDSTUK 2. [1 - Toezicht en administratieve sancties en maatregelen]1
Art. 6-10
Afdeling 1.
Art. 5-6
Afdeling 2.
Art. 7-12
Afdeling 3.
Art. 13-20
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art. 21
Afdeling 2.
Art. 22-27
Afdeling 3.
Art. 28
Afdeling 3/1.
Art. 28/1
Afdeling 4.
Art. 29
HOOFDSTUK 4.
Art. 30
HOOFDSTUK 5.
Art. 31-34
HOOFDSTUK 6.
Afdeling 1.
Art. 35
Afdeling 2.
Art. 36
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen, inwerkingtreding en overgangsmaatregelen
Art. 37-60
Titel 3. - Belasting van niet inwoners
Art. 61-62
Titel 4. - Opheffing van het zilverfonds
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds
Art. 63-69
Hoofdstuk 2. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 70-74
Hoofdstuk 3. - Inwerkingtreding
Art. 75
Titel 5. - Afschaffing van de ela garantie
Art. 76-77
Titel 6. - Nationale kas voor Rampenschade
Art. 78
Titel 7. - Bedrijfsvoorheffing
Art. 79-80
Titel 8. - Procedure
Art. 81-83
Titel 9. - Invordering
HOOFDSTUK 1. - Aanpassing van de verwijzing naar artikel 400 in de artikelen 402 en 407 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992
Art. 84-86
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van artikel 443bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 87
HOOFDSTUK 3. - Aanvulling van artikel 156 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 wat betreft de bevoegdheid voor het vervullen van de handelingen en formaliteiten eigen aan collectieve insolventieprocedures
Art. 88
Titel 10. - Afzonderlijke aanslagen en roerende voorheffing
Art. 89-91
Titel 11. - Elektronische uitwisseling van de gegevens met betrekking tot de hypothecaire leningen en individuele levensverzekeringen
Art. 92-93
Titel 12. - Diamant Stelsel
Art. 94-99
Titel 13. - Deeleconomie
Art. 100-101
Titel 14. - Fiscale en sociale regularisatie
Art. 102-106
Titel 15. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten
Art. 107
Titel 16. - Flexi-jobarbeidsovereenkomst
Art. 108-109
Titel 17. - Omvorming van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (autonoom gemeentelijk havenbedrijf) tot naamloze vennootschap van publiek recht
Art. 110-111
Titel 18. - Buitenlandse Zaken
Enig hoofdstuk. - Wijziging van de programmawet (I) van 27 december 2006
Art. 112-113





Uitvoeringsbesluit(en):

2022031918 



Artikels:

Titel 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Titel 2. - Alternatieve financiering
HOOFDSTUK 1. [1 - Tenuitvoerlegging van Verordening 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937]1   ----------   (1)
Art.2.[1 Voor de toepassing van deze wet wordt onder "Verordening 2020/1503" verstaan: Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937.
   De begrippen gedefinieerd door Verordening 2020/1503 en de ter uitvoering ervan genomen gedelegeerde handelingen hebben dezelfde betekenis voor de toepassing van deze wet.]1
  ----------
  (1)<W 2022-02-23/09, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.3.[1 § 1. De voor het blad met essentiële beleggingsinformatie verantwoordelijke personen worden duidelijk op dat blad geïdentificeerd. Voor de verantwoordelijke personen gebeurt dat door de vermelding van hun naam en functie en, voor rechtspersonen, door de vermelding van hun naam en statutaire zetel.
   De verantwoordelijkheid voor de informatie die in een blad met essentiële beleggingsinformatie wordt verstrekt, berust op zijn minst bij de projecteigenaar of zijn leidinggevende, bestuurlijke of toezichthoudende organen of, in het geval als bedoeld in artikel 24, lid 4, van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937, bij de crowdfundingdienstverlener.
   Het blad met essentiële beleggingsinformatie bevat tevens een door voornoemde personen afgelegde verklaring dat de gegevens in het blad met essentiële beleggingsinformatie, voor zover hen bekend, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, en dat uit dat blad geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking ervan zou kunnen wijzigen.
   § 2. Niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de belegger, zijn de natuurlijke en rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de informatie die in een blad met essentiële beleggingsinformatie wordt verstrekt, tegenover de belanghebbenden hoofdelijk verplicht tot herstel van het nadeel veroorzaakt door de misleidende of onjuiste aard van de in dat blad verstrekte informatie, of door het ontbreken in dat blad van de informatie voorgeschreven door of krachtens Verordening 2020/1503.
   Uitsluitend wanneer de zware fout of het bedrog vaststaat, wordt het aan de belegger berokkende nadeel, behoudens tegenbewijs, geacht het gevolg te zijn van het ontbreken van of het misleidende of onjuiste karakter van de informatie in het blad met essentiële beleggingsinformatie, indien het ontbreken van deze informatie of het misleidende of onjuiste karakter ervan, van dien aard is dat een positief klimaat kon worden gecreëerd op de markt of de aankoopprijs van de belegging positief kon worden beïnvloed.]1
  ----------
  (1)<W 2022-02-23/09, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.4.[1 § 1. De volgende bepalingen zijn van toepassing wanneer een crowdfundingdienstverlener, voor de verlening van crowdfundingdiensten, een beroep wenst te doen op een special purpose vehicle in de vorm een compartiment in een vennootschap:
   1° de rechten van de beleggers en schuldeisers met betrekking tot een compartiment of die zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van een compartiment, zijn beperkt tot de activa van dat compartiment;
   2° elke verbintenis of verrichting van de vennootschap wordt ten aanzien van de tegenpartij op een niet mis te verstane wijze toegerekend aan één of meer compartimenten. De tegenpartij wordt daarvan op passende wijze geïnformeerd. De bestuurders zijn, hetzij jegens de beleggingsvennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtredingen van de bepalingen van dit punt;
   3° voor elk compartiment moet een afzonderlijke boekhouding worden gevoerd;
   4° in afwijking van de artikelen 7 en 8 van de hypotheekwet van 16 december 1851 strekken de activa van een bepaald compartiment exclusief tot waarborg voor de rechten van de beleggers met betrekking tot dit compartiment en de schuldeisers van wie de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van dit compartiment;
   5° de regels inzake gerechtelijke reorganisatie en faillissement worden toegepast per compartiment zonder dat een dergelijke gerechtelijke reorganisatie of faillissement van rechtswege de gerechtelijke reorganisatie of het faillissement van de andere compartimenten of van de vennootschap tot gevolg kan hebben;
   6° in geval van ontbinding of vereffening van een compartiment zijn de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van overeenkomstige toepassing.
   § 2. De rechtsvorm waarvoor de special purpose vehicle of de vennootschap heeft geopteerd, houdt in dat de aansprakelijkheid van de beleggers beperkt is tot hun inbreng.]1
  ----------
  (1)<W 2022-02-23/09, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.5. [1 De publicitaire mededelingen betreffende een crowdfundingaanbod mogen in geen andere taal worden verspreid dan de ta(a)l(en) waarin het blad met essentiële beleggingsinformatie in België beschikbaar word(t)(en) gesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


HOOFDSTUK 2. [1 - Toezicht en administratieve sancties en maatregelen]1   ----------   (1)
Art.6. [1 De FSMA staat in voor de taken als bevoegde autoriteit waarvan sprake in de Verordening 2020/1503, en ziet toe op de naleving van deze Verordening en de op grond of ter uitvoering ervan genomen bepalingen, alsook van deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


Art.7. [1 § 1. Voor de uitoefening van de in artikel 6 bedoelde opdrachten kan de FSMA, ten aanzien van iedere natuurlijke of rechtspersoon, inclusief (i) de crowdfundingdienstverleners, de derden die zijn aangewezen om functies te vervullen in verband met de verlening van crowdfundingdiensten, en de natuurlijke of rechtspersonen onder wier zeggenschap zij staan of over wie zij zeggenschap uitoefenen, en (ii) de accountants en de bestuurders van de crowdfundingdienstverleners en van derden die zijn aangewezen om functies te vervullen in verband met de verlening van crowdfundingdiensten:
   1° zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen;
   2° ter plaatse inspecties en expertises verrichten, ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk document, gegevensbestand en registratie, en toegang hebben tot elk informaticasysteem;
   3° de commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen belaste personen van deze entiteiten, op kosten van deze entiteiten, om bijzondere verslagen vragen over de door haar aangegeven onderwerpen;
   4° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 86 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten uitoefenen overeenkomstig de nadere bepalingen in die artikelen.
   § 2. De FSMA kan de maatregelen nemen en de bevoegdheden uitoefenen waarin artikel 30, lid 2 en 4, van Verordening 2020/1503, voor de bevoegde autoriteit voorziet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


Art.8. [1 § 1. Onverminderd de andere maatregelen als bedoeld in Verordening 2020/1503, kan de FSMA de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde maatregelen nemen bij overtreding van de bepalingen van Verordening 2020/1503 en de ter uitvoering of op basis ervan genomen gedelegeerde handelingen, en van deze wet, alsook bij het verzuim om mee te werken aan een onderzoek of een inspectie of het verzuim in te gaan op een verzoek als bedoeld in artikel 7, § 1.
   § 2. Wanneer de FSMA een inbreuk vaststelt op de bepalingen en verplichtingen bedoeld in paragraaf 1, kan zij de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon bevelen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen alsook, desgevallend, om af te zien van herhaling van de gedraging die een inbreuk vormt. De FSMA kan ook elke natuurlijke of rechtspersoon die onjuiste of misleidende informatie heeft gepubliceerd of verspreid, bevelen om een rechtzetting te publiceren.
   Indien de betrokken persoon na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de FSMA hem, op voorwaarde dat hij zijn middelen heeft kunnen laten gelden:
   1° haar standpunt over de krachtens het eerste lid gedane vaststellingen openbaar maken, waarbij zij de identiteit van diegene die verantwoordelijk is voor de overtreding, en de aard van de overtreding verduidelijkt. Deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de betrokken persoon;
   2° de betaling van een dwangsom opleggen die, per kalenderdag dat het bevel niet wordt nageleefd, niet meer mag bedragen dan 5 000 euro, noch in het totaal 250 000 euro mag overschrijden.
   § 3. De FSMA kan een administratieve geldboete opleggen aan eenieder die de in paragraaf 1 bedoelde bepalingen en verplichtingen overtreedt.
   Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde administratieve geldboetes wordt als volgt bepaald:
   1° wanneer het een rechtspersoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 500 000 euro, of, indien dit hoger is, 5 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de recentste jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is opgesteld. Is de rechtspersoon een moederonderneming of een dochteronderneming van de moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, dan is de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet, volgens de laatst beschikbare geconsolideerde jaarrekening als goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming;
   2° wanneer het een natuurlijk persoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 500 000 euro.
   Wanneer de overtreding de overtreder winst heeft opgeleverd of ervoor heeft gezorgd dat een verlies kon worden vermeden, mag dit maximum, ongeacht wat voorafgaat, tot het dubbele van die winst of dat verlies worden verhoogd, zelfs als het op die manier de in het tweede lid, 1° of 2°, bedoelde bedragen overtreft.
   § 4. De met toepassing van dit artikel opgelegde dwangsommen en geldboetes worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie belast met de inning en de invordering van dwangsommen en geldboetes.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


Art.9. [1 § 1. Onverminderd de toepassing van strengere, in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt eenieder die crowdfundingdiensten verleent zonder over de door Verordening 2020/1503 vereiste vergunning te beschikken wanneer die vergunning vereist is, gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10 000 euro of met een van die straffen alleen.
   § 2. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in dit artikel bedoelde inbreuken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


Art.10. [1 Onverminderd het gemeen recht inzake burgerlijke aansprakelijkheid en niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de belegger, verklaart de rechter de aankoop van of de inschrijving op effecten, voor crowdfunding toegelaten instrumenten, of leningen nietig indien deze aankoop of inschrijving plaatsvond naar aanleiding van een crowdfundingaanbod in verband waarmee geen blad met essentiële beleggingsinformatie is overhandigd aan de aspirant-beleggers.
   Niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de belegger, wordt de schade veroorzaakt door de aankoop van of de inschrijving op de betrokken effecten, voor crowdfunding toegelaten instrumenten of leningen geacht het gevolg te zijn van de in het eerste lid bedoelde overtreding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-23/09, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>


Afdeling 1.   
Art.5.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.6.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 2.   
Art.7.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.8.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.9.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.10.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.11.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.12.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 3.   
Art.13.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.14.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.15.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.16.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.17.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.18.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.19.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.20.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

HOOFDSTUK 3.   
Afdeling 1.   
Art.21.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 2.   
Art.22.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.23.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.24.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.25.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.26.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.27.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 3.   
Art.28.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 3/1.   
Art.28/1.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 4.   
Art.29.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

HOOFDSTUK 4.   
Art.30.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

HOOFDSTUK 5.   
Art.31.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.32.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.33.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.34.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

HOOFDSTUK 6.   
Afdeling 1.   
Art.35.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Afdeling 2.   
Art.36.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen, inwerkingtreding en overgangsmaatregelen
Art.37. In artikel 21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de bepaling onder 13°, a) worden de woorden "of is een natuurlijke persoon die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 15" opgeheven;
  2° de bepaling onder 13°, e) wordt vervangen als volgt :
  "e) het Belgische crowdfundingplatform of het crowdfundingplatform naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte moet als alternatieve-financieringsplatform zijn vergund door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten of moet worden uitgebaat door een Belgische gereglementeerde onderneming of een gereglementeerde onderneming naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die, op grond van haar statuut, een dergelijke activiteit mag verrichten, conform de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën;";
  3° de bepaling onder 13° wordt aangevuld met een bepaling onder f), luidende :
  "f) de leningen worden aan de startende ondernemingen verstrekt hetzij door de belastingplichtigen die op beleggingsinstrumenten inschrijven, die deze leningen materialiseren en die door deze ondernemingen worden uitgegeven in het kader van een aanbieding tot verkoop of tot inschrijving conform de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, hetzij door een financieringsvehikel als bedoeld in de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën, conform voornoemde wet van 16 juni 2006, beleggingsinstrumenten uitgeeft ten behoeve van de belastingplichtigen.";
  dat, 4° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De Koning bepaalt de wijze waarop het bewijs moet worden geleverd dat aan de in het eerste lid, 13°, vermelde voorwaarden wordt voldaan.".

Art.38. In artikel 14526 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de programmawet van 10 augustus 2015 en gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, a, worden de woorden "al dan niet via een crowdfundingplatform dat erkend is door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten of een gelijkaardige autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte," vervangen door de woorden "hetzij rechtstreeks, hetzij via een crowdfundingplatform,";
  2° § 1, eerste lid, b, wordt vervangen als volgt :
  "b) nieuwe beleggingsinstrumenten die zijn uitgegeven door een financieringsvehikel als bedoeld in de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën, en waarop de belastingplichtige via een crowdfundingplatform heeft ingeschreven, op voorwaarde dat het financieringsvehikel de betalingen van de belastingplichtigen, desgevallend na aftrek van een vergoeding voor zijn intermediaire rol, rechtstreeks investeert in nieuwe aandelen op naam die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van een in § 3, eerste lid, bedoelde vennootschap, naar aanleiding van de oprichting van die vennootschap of een kapitaalverhoging binnen de vier jaar na de oprichting ervan en die het volledig heeft volstort. Emittenten van certificaten van aandelen worden gelijkgesteld met financieringsvehikels;";
  3° in § 1, eerste lid, wordt een bepaling onder c ingevoegd, luidende :
  "c) nieuwe rechten van deelneming, verworven met inbrengen in geld, die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal in een openbaar startersfonds of een private startersprivak, die voldoet aan de in § 2 gestelde voorwaarden en waarop de belastingplichtige heeft ingeschreven naar aanleiding van de uitgifte van die rechten van deelneming.";
  4° in § 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
  "Het in het eerste lid bedoelde crowdfundingplatform is een Belgisch platform of een platform naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, dat als alternatieve-financieringsplatform is vergund door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten of wordt uitgebaat door een Belgische gereglementeerde onderneming of een gereglementeerde onderneming naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die, op grond van haar statuut, een dergelijke activiteit mag verrichten, conform de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën.";
  5° in het derde lid dat het vierde lid wordt, worden de woorden "van het tweede lid," vervangen door de woorden "van het derde lid,";
  6° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Het in § 1, eerste lid, c, bedoelde openbaar startersfonds en de in § 1, eerste lid, c, bedoelde private startersprivak zijn beleggingsvennootschappen met een vast aantal rechten van deelneming, respectievelijk opgenomen op de lijst van openbare startersfondsen opgesteld door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, en de lijst van private startersprivaks opgesteld door de Federale Overheidsdienst Financiën.";
  7° in § 2, tweede lid, worden de woorden "van het fonds zijn vertegenwoordigd door op naam gestelde rechten van deelneming" vervangen door de woorden "in het openbaar startersfonds en de private startersprivak zijn op naam gesteld";
  8° in § 2, derde lid, wordt de inleidende zin vervangen als volgt :
  "Het openbaar startersfonds en de private startersprivak investeren de inbrengen, desgevallend na aftrek van een vergoeding voor hun intermediaire rol, uitsluitend in de hierna vermelde investeringen en binnen de hierna vermelde grenzen :";
  9° in § 2, derde lid, 1°, worden de woorden "van in § 1 bedoelde vennootschappen" vervangen door de woorden "op naam die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van in § 3, eerste lid, bedoelde vennootschappen";
  10° in § 2, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende :
  "Indien een openbaar startersfonds of een private startersprivak compartimenten opricht, wordt de naleving van de bepalingen van het voorgaande lid gecontroleerd voor elk compartiment afzonderlijk waarvoor de belastingvermindering wordt toegekend.";
  11° het vierde lid dat het vijfde lid wordt, wordt vervangen als volgt :
  "De rechten van deelneming in een openbaar startersfonds of in een private startersprivak komen enkel voor de belastingvermindering in aanmerking van zodra op 31 december van een belastbaar tijdperk blijkt dat de opgehaalde sommen zijn geïnvesteerd in nieuwe aandelen binnen de in het derde lid bedoelde grenzen en voorwaarden. De belastingvermindering wordt toegekend voor het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de datum van 31 december valt waarop aan de in het derde lid bedoelde investeringsvoorwaarde is voldaan.";
  12° § 2 wordt aangevuld met drie leden, luidende :
  "Bij vervreemding van een in het derde lid, 1°, bedoelde investering, tijdens de termijn van 48 maanden na het einde van het belastbaar tijdperk waarvoor de belastingvermindering wordt toegekend, zijn de volgende bepalingen van toepassing :
  1° indien de opbrengst van de vervreemding lager is dan 70 pct. van het bedrag van de oorspronkelijke investering, moeten de betrokken bedragen niet opnieuw worden geïnvesteerd;
  2° indien de opbrengst van de vervreemding is begrepen tussen de 70 pct. en 100 pct. van het bedrag van de oorspronkelijke investering, moeten de betrokken bedragen volledig opnieuw worden geïnvesteerd in in het derde lid, 1°, bedoelde nieuwe aandelen op naam, binnen de zes maanden vanaf het moment van de vervreemding;
  3° indien de opbrengst van de vervreemding het bedrag van de oorspronkelijke investering overschrijdt, moet een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de oorspronkelijke investering opnieuw worden geïnvesteerd in in het derde lid, 1°, bedoelde nieuwe aandelen op naam, binnen de zes maanden vanaf het moment van de vervreemding.
  Onder de in het zevende lid bedoelde "vervreemding van een investering", wordt eveneens bedoeld, de afsluiting van de vereffening van de vennootschap waarin werd geïnvesteerd.
  De in het zevende lid bedoelde verplichting om opnieuw te investeren is niet van toepassing indien de voormelde termijn van zes maanden afloopt na het verstrijken van de termijn van 48 maanden na het einde van het belastbaar tijdperk waarvoor de belastingvermindering wordt toegekend.";
  13° in § 3, eerste lid, 11°, worden de woorden "eerste lid, a, bedoelde sommen door de belastingplichtige" vervangen door de woorden "eerste lid, a en b, bedoelde sommen door respectievelijk de belastingplichtige of het financieringsvehikel," en de woorden "een erkend startersfonds" door de woorden "een openbaar startersfonds of een private startersprivak";
  14° in § 3, tweede lid, worden de woorden "4°, tot 6° en 10° " vervangen door de woorden "4° tot 6° en 10°, ";
  15° in § 3, derde lid, 2°, worden de woorden "de verwerving van aandelen, rechtstreeks of via een erkend startersfonds," vervangen door de woorden "het verwerven van aandelen, rechtstreeks of via een financieringsvehikel, een openbaar startersfonds of een private startersprivak,";
  16° in § 3, derde lid, 3°, worden de woorden "een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "een financieringsvehikel, een openbaar startersfonds of een private startersprivak,";
  17° § 3, derde lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende :
  "4° betalingen voor het verwerven van aandelen van een vennootschap, rechtstreeks of via een financieringsvehikel, een openbaar startersfonds of een private startersprivak, onder de vorm van een quasi-inbreng als bedoeld in de artikelen 220, 396, 445 of 657 van het Wetboek van Vennootschappen.";
  18° in § 3, vierde lid, worden de woorden "De betalingen voor het verwerven van nieuwe aandelen of van rechten van deelneming in een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "De betalingen voor in § 1, eerste lid, a, bedoelde aandelen, in § 1, eerste lid, b, bedoelde beleggingsinstrumenten en in § 1, eerste lid, c, bedoelde rechten van deelneming";
  19° in § 3, vijfde lid, worden de woorden "te nemen bedrag." vervangen door de woorden "te nemen bedrag, na aftrek van de in § 1, eerste lid, b, en § 2, derde lid, bedoelde vergoedingen en eventuele andere verbonden kosten.";
  20° in § 4, eerste lid, worden in de inleidende zin de volgende wijzigingen aangebracht :
  - de woorden "De betalingen voor aandelen of rechten van deelneming in een erkend startersfonds" worden vervangen door de woorden "De betalingen voor in § 1, eerste lid, a, bedoelde aandelen of voor in § 1, eerste lid, beleggingsinstrumenten,";
  - de woorden "de in § 3, eerste lid, bedoelde vennootschap of het in § 1, eerste lid, b, bedoelde financieringsvehikel aan" worden ingevoegd tussen de woorden "op voorwaarde dat" en de woorden "de belastingplichtige";
  - de woorden "de stukken overlegt waaruit blijkt dat :" worden vervangen door de woorden "het bewijs verstrekt waaruit blijkt dat :";
  21° in § 4, eerste lid, eerste streepje, worden de woorden "en, in voorkomend geval, in § 2" opgeheven;
  22° in § 4, eerste lid, tweede streepje, worden de woorden "hij de aandelen of rechten van deelneming in een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "de belastingplichtige de aandelen of de beleggingsinstrumenten";
  23° § 4 wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De betalingen voor de in § 1, eerste lid, c, bedoelde rechten van deelneming komen voor de belastingvermindering in aanmerking op voorwaarde dat het in § 1, eerste lid, c, bedoelde openbaar startersfonds of private startersprivak de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de personenbelasting van het belastbare tijdperk waarin de datum van 31 december valt waarop aan de in § 2, derde lid, bedoelde investeringsvoorwaarde is voldaan, het bewijs verstrekt waaruit blijkt dat :
  - voldaan is aan de in de §§ 1 tot 3 gestelde voorwaarden;
  - de belastingplichtige de rechten van deelneming heeft aangeschaft in het beoogde belastbaar tijdperk of een vorige periode en deze op het einde van dat belastbaar tijdperk nog in zijn bezit heeft.";
  24° § 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
  " § 5. De in § 1 bedoelde belastingvermindering wordt slechts behouden op voorwaarde dat de vennootschap, het financieringsvehikel, het openbaar startersfonds of de private startersprivak de belastingplichtige tot staving van zijn aangiften in de personenbelasting van de vier belastbare tijdperken volgend op het belastbaar tijdperk waarvoor de belastingvermindering wordt toegekend, het bewijs verstrekt dat hij de betrokken in § 1, eerste lid, a, bedoelde aandelen, de betrokken in § 1, eerste lid, b, bedoelde beleggingsinstrumenten of de betrokken in § 1, eerste lid, c, bedoelde rechten van deelneming nog in zijn bezit heeft. Aan deze voorwaarde moet niet meer worden voldaan met ingang van het belastbare tijdperk waarin de belastingplichtige is overleden.";
  25° in § 5, tweede lid, worden de woorden "of rechten van deelneming in een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "bedoeld in § 1, eerste lid, a, of de betrokken beleggingsinstrumenten bedoeld in § 1, eerste lid, b," en worden de woorden "of die rechten van deelneming in een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "of beleggingsinstrumenten";
  26° in § 5, wordt tussen het tweede en het derde lid drie leden ingevoegd, luidende :
  "Wanneer de betrokken in § 1, eerste lid, c, bedoelde rechten van deelneming anders dan bij overlijden worden overgedragen binnen de 48 maanden na het einde van het belastbaar tijdperk waarvoor de belastingvermindering wordt toegekend, wordt de totale belasting met betrekking tot de inkomsten van het belastbare tijdperk van de vervreemding vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan zoveel maal één achtenveertigste van de overeenkomstig § 1 voor die rechten van deelneming werkelijk verkregen belastingvermindering, als er volle maanden overblijven tot het einde van de termijn van 48 maanden.
  Onder het in het tweede en derde lid bedoelde woord "overgedragen" dient eveneens te worden verstaan, de sluiting van de vereffening van de vennootschap waarin werd geïnvesteerd, van het financieringsvehikel, het openbaar startersfonds of de private startersprivak.
  Wanneer de sluiting van de vereffening het gevolg is van de faillietverklaring van de vennootschap waarin werd geïnvesteerd, moet niet meer worden voldaan aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde met ingang van het belastbare tijdperk waarin die sluiting van de vereffening ten gevolge van faillietverklaring heeft plaats gevonden.";
  27° in § 5 wordt het derde lid dat het zesde lid wordt, vervangen als volgt :
  "De in § 1, eerste lid, c, bedoelde belastingvermindering voor het verwerven van rechten van deelneming van een openbaar startersfonds of een private startersprivak wordt bovendien slechts behouden op voorwaarde dat de in § 2, zesde lid, bedoelde verplichtingen worden nageleefd.";
  28° in § 5 wordt het vierde lid dat het zevende lid wordt, vervangen als volgt :
  "Wanneer de in § 2, zesde lid, bedoelde verplichtingen niet worden nageleefd op het einde van de in § 2, zesde lid, bedoelde termijn van zes maanden wordt de totale belasting met betrekking tot de inkomsten van het belastbare tijdperk waarin wordt vastgesteld dat die verplichtingen door het openbaar startersfonds of de private startersprivak niet worden nageleefd, vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan zoveel maal één achtenveertigste van de overeenkomstig § 1 voor die rechten van deelneming werkelijk verkregen belastingvermindering, als er volle maanden overblijven vanaf het begin van bovenvermelde termijn van zes maanden tot het einde van de termijn van 48 maanden.";
  29° in § 5 worden in het zesde lid dat het negende lid wordt, de woorden "van het jaar" en de woorden "van de overeenkomstig § 1 voor die aandelen of die rechten van deelneming van een erkend startersfonds werkelijk verkregen belastingvermindering, als er volle maanden overblijven vanaf de datum waarop de voorwaarde niet is nageleefd tot het einde van een periode van 48 maanden." respectievelijk vervangen door de woorden "van het belastbare tijdperk" en "van de overeenkomstig § 1 voor die aandelen, beleggingsinstrumenten of rechten van deelneming werkelijk verkregen belastingvermindering, als er volle maanden overblijven vanaf de datum waarop de voorwaarde niet wordt nageleefd tot het einde van de termijn van 48 maanden.";
  30° in § 6, eerste lid, wordt het woord "beoogde" geschrapt;
  31° in § 6, tweede lid, worden de woorden "een erkend startersfonds" vervangen door de woorden "een openbaar startersfonds of een private startersprivak" en worden de woorden "aan in § 2, derde lid," vervangen door de woorden "aan de in § 2, derde en zesde lid,".

Art.39. In artikel 45, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, 2°, worden de twee bestaande punten h., getiteld "de onafhankelijk financieel planners als bedoeld in de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen" en "de kredietgevers en de kredietbemiddelaars bedoeld in boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht", hernoemd tot respectievelijk punt i. en punt j.;
  2° in het eerste lid, 2°, wordt een bepaling onder k. ingevoegd, luidende :
  "k. alternatieve-financieringsplatformen als bedoeld in Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën";
  3° in het eerste lid, 3°, wordt een bepaling onder k. ingevoegd, luidende :
  "k. Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeliing van de erkennning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën".

Art.40. In artikel 121, paragraaf 1, eerste lid, 4°, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 juni 2016, worden de woorden ", artikel 34 of artikel 35 van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën," ingevoegd tussen de woorden "de artikelen XV. 31/3 of XV.66 van boek XV van het Wetboek van economisch recht" en de woorden "alsook met toepassing van elke andere wetsbepaling".

Art.41. Artikel 18, § 1, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een bepaling onder k), luidende :
  "k) beleggingsinstrumenten, met uitzondering van de beleggingsinstrumenten als bedoeld in artikel 4, § 1, 2° tot 9°, voor zover voor maximum 5 000 euro per belegger kan worden ingegaan op de openbare aanbieding, de totale tegenwaarde van de aanbieding minder bedraagt dan 300 000 euro, voor de beleggers een document beschikbaar wordt gesteld met informatie over het bedrag en de aard van de aangeboden instrumenten en over de redenen voor en de modaliteiten van de aanbieding, voor zover de beleggingsinstrumenten in het kader van het verstrekken van alternatieve-financieringsdiensten conform Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkennning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën worden gecommercialiseerd door hetzij een gereglementeerde onderneming, hetzij een alternatieve-financieringsplatform, en voor zover alle documenten met betrekking tot de openbare aanbieding de totale tegenwaarde van die openbare aanbieding en de maximale belegging per belegger vermelden.".

Art.42. In artikel 55, § 2, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
  "een in artikel 3, § 2, a) of b), bedoelde aanbieding, die geen openbaar karakter heeft.";
  2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.

Art.43. Artikel 56, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juli 2013, wordt aangevuld met een bepaling onder d), luidende :
  "d) om een beroep te doen op de door een verlener van alternatieve-financieringsdiensten aangeboden diensten om zijn/haar beleggingsinstrumenten te commercialiseren conform Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën.".

Art.44. In artikel 110 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de huidige tekst van het eerste lid wordt paragraaf 1 en de huidige tekst van het tweede lid wordt paragraaf 3;
  2° er wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidende :
  " § 2. De in dit hoofdstuk bedoelde beheerders van wie de activiteiten erin bestaan :
  1° een of meer openbare startersfondsen als bedoeld in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 te beheren; en
  2° desgevallend, één of meer niet-openbare AICB's te beheren,
  zijn, naast de artikelen 62 tot 67 en 73 tot 83, ook niet onderworpen aan de volgende bepalingen :
  a) artikel 22, met uitzondering van paragraaf 5;
  b) artikel 43;
  c) de artikelen 51 tot 59;
  d) de artikelen 68 tot 72; en
  e) de artikelen 84 tot 89.";
  3° in paragraaf 3 wordt het woord "Zij" vervangen door de woorden "De in dit artikel bedoelde beheerders".

Art.45. Artikel 180 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. De in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare starterfondsen, die onder de toepassing van artikel 106 vallen, zijn niet onderworpen aan de volgende bepalingen :
  1° artikel 201, 5° ;
  2° artikel 208; en
  3° de artikelen 216 tot 220.".

Art.46. In artikel 184, § 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt een bepaling onder 6° ingevoegd, luidende :
  "6° de statuten van een beleggingsvennootschap met vast kapitaal voorzien in de mogelijkheid om verschillende categorieën van rechten van deelneming te creëren overeenkomstig artikel 196/1.".

Art.47. In artikel 196 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° Paragraaf 3 wordt aangevuld met twee leden, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid mag het maatschappelijk kapitaal van de in artikel 14526 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen, niet minder bedragen dan het in artikel 439 van het Wetboek van Vennootschappen bedoelde bedrag.
  Als er in de bevak compartimenten worden gecreëerd, mag het aandeel in het kapitaal dat vertegenwoordigd wordt door de rechten van deelneming van de betrokken categorie niet minder bedragen dan het in het eerste en tweede lid bedoelde bedrag.";
  2° paragaaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "Ingeval van een bevak met verschillende compartimenten
  1° zijn de artikelen 616 tot 619, 633 en 634 van het Wetboek van Vennootschappen van toepassing op elk afzonderlijk compartiment;
  2° wordt de fractiewaarde en de intrinsieke waarde voor elk afzonderlijk compartiment vastgesteld voor de toepassing van artikel 444, 582, 598, 602 en 606 van het Wetboek van Vennootschappen.".

Art.48. In dezelfde wet wordt een artikel 196/1 ingevoegd, luidende :
  " § 1. Een bevak die behoort tot de categorieën die door de Koning zijn opgegeven op advies van de FSMA, mag, mits statutair toegestaan, verschillende categorieën van rechten van deelneming creëren, waarbij elke categorie overeenstemt met een afzonderlijk gedeelte of compartiment van het vermogen. In dat geval wordt voor elk compartiment dat wordt gecreëerd, een openbaar aanbod verricht van de categorie van rechten van deelneming die het betrokken deel van het vermogen vertegenwoordigen.
  § 2. In de statuten wordt, met inachtneming van de gelijkheid van de deelnemers en de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen, de wijze bepaald waarop de kosten worden toegerekend aan de gehele beleggingsvennootschap en per compartiment, alsook de wijze waarop de algemene vergadering het stemrecht uitoefent, de jaarrekening goedkeurt en kwijting verleent aan de bestuurders en de commissarissen.
  § 3. In geval van ontbinding, vereffening, fusie of andere herstructurering van compartimenten van een bevak zijn de bepalingen van boek IV, titel IX, of boek XI van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing.
  Elk compartiment van een bevak wordt afzonderlijk vereffend, zonder dat die vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van de bevak.
  § 4. De rechten van de deelnemers en schuldeisers met betrekking tot een compartiment of die zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van een compartiment, zijn beperkt tot de activa van dat compartiment.
  Als er verschillende compartimenten in het vermogen zijn ingericht, wordt ten aanzien van de tegenpartij elke verbintenis of verrichting op een niet mis te verstane wijze toegerekend aan één of meer compartimenten. De bestuurders zijn, hetzij jegens de beleggingsvennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtredingen van de bepalingen van dit lid.
  In afwijking van de artikelen 7 en 8 van de hypotheekwet van 16 december 1851 strekken de activa van een bepaald compartiment exclusief tot waarborg voor de rechten van de deelnemers met betrekking tot dit compartiment en de schuldeisers van wie de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van dit compartiment.
  De regels inzake gerechtelijke reorganisatie en faillissement worden toegepast per compartiment zonder dat een dergelijke gerechtelijke reorganisatie of faillissement van rechtswege de gerechtelijke reorganisatie of het faillissement van de andere compartimenten of van de beleggingsvennootschap tot gevolg kan hebben. Schuldeisers kunnen hun rechten om de ontbinding, de vereffening of het faillissement van de compartimenten of van de beleggingsvennootschap zelf te vorderen, contractueel beperken of er afstand van doen.".

Art.49. Artikel 236 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De Koning kan, bij besluit genomen op advies van de FSMA, het eerste lid buiten toepassing verklaren voor de in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen.".

Art.50. Artikel 251 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De Koning kan, bij besluit genomen op advies van de FSMA, alle of een deel van de bepalingen van deze onderafdeling niet-toepasselijk verklaren voor de in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen. Bij het vaststellen van die uitzonderingen wordt terdege rekening gehouden met de belangen van de deelnemers.".

Art.51. In artikel 253 van dezelfde wet, worden de woorden "artikel 105 van het Wetboek van Vennootschappen" vervangen door de woorden "de artikelen 93, 93/1, 97 en 105 van het Wetboek van vennootschappen".

Art.52. In artikel 288 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "Artikel 195, eerste lid en artikel 196, §§ 1, 3 en 4" vervangen door de woorden "Artikel 195, eerste lid, artikel 196, §§ 1, 3, en 4, en artikel 196/1, § 1, eerste zin, 2 en 4";
  2° een paragraaf 5 wordt ingevoegd, luidende :
  " § 5. In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van compartimenten van een institutionele beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming zijn de bepalingen van boek IV, titel IX of boek XI van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing op de compartimenten.
  Elk compartiment van een institutionele beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming wordt afzonderlijk vereffend, zonder dat die vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van de beleggingsvennootschap.".

Art.53. In artikel 297, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "Artikel 195, eerste lid, en 196, § § 1, 3 en 4" worden vervangen door de woorden "Artikel 195, eerste lid, 196, §§ 1, 3 en 4 en 196/1, § 1, eerste zin, 2 en 4";
  2° een paragraaf 4 wordt ingevoegd, luidende als volgt :
  " § 4. In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van compartimenten van een private beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming zijn de bepalingen van boek IV, titel IX of boek XI van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing op de compartimenten.
  Elk compartiment van een private beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming wordt afzonderlijk vereffend, zonder dat een dergelijke vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van de beleggingsvennootschap.".

Art.54. Artikel 299 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De artikelen 196, § 3, derde lid en § 4, en 196/1 zijn van toepassing op de private privaks die voldoen aan de voorwaarden die door de Koning zijn vastgesteld bij besluit genomen op advies van de FSMA.".

Art.55. In artikel 300, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 93, tweede lid" vervangen door de woorden "de artikelen 93, tweede lid en 93/1, tweede lid".

Art.56. Artikel 307 van dezelfde wet, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 wordt, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende :
  " § 2. De beheervennootschappen die onder de toepassing van artikel 106 vallen en waarvan de enige activiteit erin bestaat een of meer in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen, en, desgevallend, één of meer niet-openbare AICB's te beheren, zijn niet onderworpen aan de volgende bepalingen :
  1° artikel 319;
  2° artikel 332; en
  3° artikel 333.".

Art.57. In artikel 334 van dezelfde wet wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende :
  " § 2/1. In afwijking van paragraaf 2 is artikel 319 niet van toepassing op de buitenlandse beheervennootschappen die onder de toepassing van artikel 3, tweede lid, van Richtlijn 2011/61/EU vallen en waarvan de enige activiteit in België erin bestaat een of meer in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen en, desgevallend, één of meer niet-openbare AICB's te beheren.".

Art.58. In artikel 335 van dezelfde wet wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende :
  " § 1/1. In afwijking van paragraaf 1 is artikel 333 niet van toepassing op de buitenlandse beheervennootschappen die onder de toepassing van artikel 3, tweede lid, van Richtlijn 2011/61/EU vallen en waarvan de enige activiteit in België erin bestaat een of meer in artikel 14526 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde openbare startersfondsen te beheren.".

Art.59.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Art.60.
  <Opgeheven bij W 2022-02-23/09, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2022>

Titel 3. - Belasting van niet inwoners
Art.61. In artikel 228 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt :
  " § 3. De belasting wordt eveneens geheven van de winst en baten bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, 1°, 25, 2°, 27, eerste lid, 1° en 2°, en 28, eerste lid, 2° en 3°, die niet door de paragrafen 1 en 2 worden beoogd en die voortkomen van om het even welke dienst geleverd aan :
  - een rijksinwoner, in het kader van een beroepsactiviteit die baten of winst voortbrengt;
  - een aan de vennootschapsbelasting onderworpen belastingplichtige;
  - een in artikel 220 bedoelde rechtspersoon; of
  - een Belgische inrichting,
  ten aanzien waarvan de dienstverrichter zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt.
  Het eerste lid is enkel van toepassing in de mate dat :
  - hetzij deze inkomsten ingevolge een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting in België belastbaar zijn;
  - hetzij, in geval geen overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting bestaat, de belastingplichtige niet het bewijs levert dat deze inkomsten daadwerkelijk worden belast in de Staat waarvan hij inwoner is.".

Art.62. Artikel 61 treedt in werking op 1 juli 2016.

Titel 4. - Opheffing van het zilverfonds
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds
Art.63. Het opschrift van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds, gewijzigd bij de wetten van 20 december 2005, 23 december 2009 en 26 december 2015, wordt vervangen als volgt :
  "Wet tot oprichting van een Studiecommissie voor de vergrijzing en opstelling van een Vergrijzingsnota".

Art.64. Het opschrift in het Nederlands van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  "HOOFDSTUK II. - De Vergrijzingsnota".

Art.65. Het opschrift in het Nederlands van afdeling 1, van hoofdstuk II van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
  "Afdeling I. - Inhoud van de Vergrijzingsnota"

Art.66. In de artikelen 3, 4, en 5, van dezelfde wet, wordt het woord "Zilvernota" telkens vervangen door het woord "Vergrijzingsnota".

Art.67. Het Zilverfonds, hierna het Fonds genoemd, wordt opgeheven.

Art.68. De Administrateur-generaal van de Algemene administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën is belast met het afsluiten van de rekeningen en met de opstelling van het verslag bij de sluiting van het Fonds. De minister bevoegd voor Financiën legt deze voor aan het Rekenhof ter controle, en aan de regering en aan de wetgevende kamers ter informatie.
  De eventuele kosten van het Fonds na zijn opheffing zijn ten laste van de algemene uitgavenbegroting.

Art.69. Alle activa en passiva van het Fonds worden zonder tegenprestatie overgedragen aan de Staat.

Hoofdstuk 2. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.70. Vanaf de opheffing van het Fonds, worden de artikelen 2, tweede lid, 2° tot 4°, 3, 5°, 12 tot 35 die het hoofdstuk III vormen, 40 en 41 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds opgeheven.

Art.71. In artikel 127, § 5, van de wet van 21 december 1994, houdende sociale en diverse bepalingen, ingevoegd bij de wet van 5 september 2001, worden de woorden "tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds" vervangen door de woorden "tot oprichting van een Vergrijzingscommissie".

Art.72. Artikel 131, § 1, tweede lid, van de programmawet van 8 april 2003 wordt opgeheven.

Art.73. In artikel 46, 5°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, wordt het woord "Zilvernota" vervangen door het woord "Vergrijzingsnota".

Art.74. Artikel 42 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 3. - Inwerkingtreding
Art.75. De bepalingen van Titel 4 treden in werking op 1 januari 2017.

Titel 5. - Afschaffing van de ela garantie
Art.76. De laatste zin van artikel 9, tweede lid, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, ingevoegd bij de wet van 15 oktober 2008, wordt opgeheven.

Art.77. De bepalingen van Titel 5 treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Titel 6. - Nationale kas voor Rampenschade
Art.78. Voor de jaren 2016 tot 2019 wordt een bedrag van 11 860 300 euro afkomstig van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, zoals bepaald bij de artikelen 173 tot 183 van titel V, boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen, toegewezen door middel van het toewijzingsfonds 66.80.B. teneinde de Nationale Kas voor Rampenschade te financieren.

Titel 7. - Bedrijfsvoorheffing
Art.79. In artikel 2757 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2007 en vervangen bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid, b, worden de woorden "a) tot en met p)" vervangen door de woorden "a) tot en met s)";
  2° het derde lid, b, wordt vervangen als volgt :
  "b) 1° 1 pct. van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, b), bedoelde werkgevers.
  2° Wanneer deze werkgevers hetzij beantwoorden aan de criteria als vermeld in artikel 15, §§ 1 tot 6 van het Wetboek van vennootschappen, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15, §§ 1 tot 6, wordt dit percentage verhoogd tot 1,12 pct.
  3° De werkgevers van de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot p), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector moeten een bedrag dat overeenstemt met drie vierden van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing onmiddellijk besteden aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen. Dit bedrag moet door de werkgever aan de bevoegde ontvanger worden gestort op hetzelfde moment dat de bedrijfsvoorheffing in de Schatkist wordt gestort. De Schatkist boekt deze bedragen over aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze op zijn beurt verdeelt tussen de begunstigde Sociale Maribelfondsen;".

Art.80. Artikel 79 heeft uitwerking op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 april 2016.

Titel 8. - Procedure
Art.81. In artikel 346, vijfde lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 2000, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art.82. In artikel 352bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 2000, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art.83.
  <Opgeheven bij W 2017-12-25/02, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 18-12-2016>

Titel 9. - Invordering
HOOFDSTUK 1. - Aanpassing van de verwijzing naar artikel 400 in de artikelen 402 en 407 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992
Art.84. In artikel 402 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, worden de woorden "artikel 400, 1°, vermelde werken" vervangen door de woorden "artikel 400, eerste lid, 1°, vermelde werken";
  2° in paragraaf 2, worden de woorden "artikel 400, 1°, vermelde werken" vervangen door de woorden "artikel 400, eerste lid, 1°, vermelde werken";
  3° in paragraaf 8, worden de woorden "artikel 400, 1°, a" en de woorden "artikel 400, 3° " respectievelijk vervangen door de woorden "artikel 400, eerste lid, 1°, a" en de woorden "artikel 400, eerste lid, 3° ".

Art.85. In artikel 407 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 december 1998, worden de woorden "artikel 400, 1° " vervangen door de woorden "artikel 400, eerste lid, 1° ".

Art.86. De artikelen 84 en 85 treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van artikel 443bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.87. Artikel 443bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de programmawet (I) van 22 december 2003, wordt vervangen als volgt :
  " § 2. De termijn bedoeld in paragraaf 1 kan worden gestuit :
  1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, met uitsluiting van artikel 2244, § 2;
  2° door afstand te doen van de op de verjaring verlopen termijn;
  3° door verzending door de ontvanger, bij ter post aangetekende brief, van een aanmaning tot betaling, die een uittreksel uit het kohierartikel en een afschrift van de uitvoerbaarverklaring bevat. De afgifte van het stuk aan de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag. Heeft de geadresseerde noch in België noch in het buitenland een gekende woonplaats, dan wordt de aanmaning tot betaling verzonden bij ter post aangetekende brief aan de procureur des Konings te Brussel. De kosten voor de aangetekende verzending zijn ten laste van de geadresseerde.
  In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van vijf jaren na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring is gestuit, indien geen geding voor het gerecht aanhangig is.".

HOOFDSTUK 3. - Aanvulling van artikel 156 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 wat betreft de bevoegdheid voor het vervullen van de handelingen en formaliteiten eigen aan collectieve insolventieprocedures
Art.88. Artikel 156 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "Bovendien kunnen in naam van de Belgische Staat door de betrokken ontvanger of door elke andere ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën de handelingen en formaliteiten inherent aan de collectieve insolventieprocedure worden uitgevoerd in collectieve insolventieprocedures waarin een ontvanger van de Federale Overheidsdienst Financiën of de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën tussenkomt.".

Titel 10. - Afzonderlijke aanslagen en roerende voorheffing
Art.89. Artikel 171, 3° quater, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 26 december 2015, wordt hersteld in de volgende lezing :
  "3° quater tegen een aanslagvoet van 15 pct., de dividenden die worden uitgekeerd door een beleggingsvennootschap met vast kapitaal bedoeld in de artikelen 195, eerste lid, en 288, § 1, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in de in artikel 183, eerste lid, 3°, van deze wet bedoelde categorie "vastgoed", door een in deel III, boek I, titel III, van deze wet bedoelde beleggingsvennootschap van gelijke aard of door een gereglementeerde vastgoedvennootschap, of deze beleggingsvennootschap of deze gereglementeerde vastgoedvennootschap haar effecten openbaar aanbiedt in België of niet, voor zover door de betrokken lidstaat een uitwisseling van inlichtingen wordt georganiseerd overeenkomstig artikel 338 of een gelijkaardige reglementering, in zoverre tenminste 60 pct. van het vastgoed in de zin van artikel 2, 20°, van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks of, voor wat betreft de gereglementeerde vastgoedvennootschap, van artikel 2, 5°, van de wet van 12 mei 2014 betreffende gereglementeerde vastgoedvennootschappen, rechtstreeks of onrechtstreeks door deze beleggingsvennootschap of door deze gereglementeerde vastgoedvennootschap belegd is in onroerende goederen die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend worden of bestemd zijn.
  Wanneer het vastgoed niet uitsluitend voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend wordt of bestemd is, of slechts gedurende een deel van het belastbaar tijdperk, wordt enkel de verhouding van de tijd en de oppervlakte die werkelijk besteed wordt aan woonzorg of gezondheidszorg in aanmerking genomen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde percentage.
  De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het te leveren bewijs van de hierboven vermelde voorwaarden.".

Art.90. Artikel 269, § 1, 3°, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 2015, wordt hersteld als volgt :
  "3° op 15 pct. voor de dividenden die worden uitgekeerd door een beleggingsvennootschap met vast kapitaal bedoeld in de artikelen 195, eerste lid, en 288, § 1, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in de in artikel 183, eerste lid, 3°, van deze wet bedoelde categorie "vastgoed", door een in deel III, boek I, titel III, van deze wet bedoelde beleggingsvennootschap van gelijke aard of door een gereglementeerde vastgoedvennootschap, of deze beleggingsvennootschap of deze gereglementeerde vastgoedvennootschap haar effecten openbaar aanbiedt in België of niet, voor zover door de betrokken lidstaat een uitwisseling van inlichtingen wordt georganiseerd overeenkomstig artikel 338 of een gelijkaardige reglementering, in zoverre tenminste 60 pct. van het vastgoed in de zin van artikel 2, 20°, van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks of, voor wat betreft de gereglementeerde vastgoedvennootschap, van artikel 2, 5°, van de wet van 12 mei 2014 betreffende gereglementeerde vastgoedvennootschappen, rechtstreeks of onrechtstreeks door deze beleggingsvennootschap of door deze gereglementeerde vastgoedvennootschap belegd is in onroerende goederen die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend worden of bestemd zijn.
  Wanneer het vastgoed niet uitsluitend voor woonzorg of gezondheidszorg aangewend wordt of bestemd is, of slechts gedurende een deel van het belastbaar tijdperk, wordt enkel de verhouding van de tijd en de oppervlakte die werkelijk besteed wordt aan woonzorg of gezondheidszorg in aanmerking genomen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde percentage.
  De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het te leveren bewijs van de hierboven vermelde voorwaarden.".

Art.91. De artikelen 89 en 90 zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten.

Titel 11. - Elektronische uitwisseling van de gegevens met betrekking tot de hypothecaire leningen en individuele levensverzekeringen
Art.92. In titel VII, hoofdstuk III, afdeling II, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt een artikel 323/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 323/1. § 1. Wanneer een kredietinstelling of -organisme of een verzekeringsonderneming een attest aflevert met het oog op het bekomen van een belastingvoordeel als bedoeld in de artikelen 1451, 2° en 3°, 14524, § 3, 14537 tot 14542, 14546ter tot 14546quinquies, 526, § 2, en 539, is zij er jaarlijks toe gehouden om aan de administratie de gegevens mee te delen met betrekking tot individueel gesloten levensverzekeringscontracten, hypothecaire leningsovereenkomsten en leningsovereenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.
  Wat de attesten betreft met het oog op het bekomen van een belastingvermindering als bedoeld in de artikel 14524, § 3, is het eerste lid slechts van toepassing op de hypothecaire leningsovereenkomsten met een minimale duurtijd van 10 jaar.
  § 2. De in paragraaf 1 vermelde mededeling geschiedt binnen de termijn en in de vorm die door de Koning wordt bepaald. Hij bepaalt eveneens de gegevens die moeten worden meegedeeld.
  § 3. Met als enig doel de verplichtingen van paragraaf 1 na te komen, hebben de in paragraaf 1 bedoelde kredietinstellingen en -organismen en verzekeringsondernemingen de toelating om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen evenals het identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, te verzamelen, te verwerken en mede te delen om de cliënten te identificeren.
  Wanneer het voormeld identificatienummer van een cliënt reeds voor andere doeleinden in het bezit is van de in paragraaf 1 bedoelde kredietinstellingen en -organismen en verzekeringsondernemingen, mag het gebruikt worden voor de naleving van de in paragraaf 1 bedoelde verplichting.".

Art.93. Deze titel is van toepassing op de attesten die moeten worden uitgereikt met betrekking tot de betalingen vanaf aanslagjaar 2017 met het oog op het bekomen van een belastingvoordeel als bedoeld in de artikelen 1451, 2° en 3°, 14524, § 3, 14537 tot 14542, 14546ter tot 14546quinquies, 526, § 2, en 539 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.".

Titel 12. - Diamant Stelsel
Art.94. In artikel 67 van de programmawet van 10 augustus 2015, wordt een bepaling onder 5° ingevoegd, luidende :
  "5° kostprijs van de verkochte diamant : de kosten, voor zover verbonden aan de diamanthandel, zoals gedefinieerd in artikel 96. II. A, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en, wat de personenbelasting betreft, vastgesteld door de optelling van de inkoopfacturen van het betreffende belastbaar tijdperk die betrekking hebben op de aankoop van diamant, gecorrigeerd door de voorraadwijzigingen.".

Art.95. In artikel 68 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
  "Met betrekking tot de geregistreerde diamanthandelaars wordt het belastbaar resultaat van de diamanthandel, uitsluitend wat de omzet uit de diamanthandel betreft, in afwijking van de artikelen 23, § 2, 1°, 183 en 235 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, berekend met in aanmerking neming van een kostprijs van de verkochte diamant die forfaitair wordt vastgesteld op basis van de omzet uit die diamanthandel.";
  2° in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord "forfaitair" opgeheven en worden de woorden "op basis van de forfaitair vastgestelde kostprijs van de verkochte diamant" ingevoegd tussen de woorden "voor de diamanthandel bepaalt" en de woorden ", wordt het";
  3° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art.96. Artikel 69 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  "Art. 69. Indien de geregistreerde diamanthandelaar naast omzet gerealiseerd uit de diamanthandel eveneens inkomsten verkrijgt uit andere activiteiten of actiefbestanddelen waarop het Diamant Stelsel niet van toepassing is, moet deze handelaar voor al deze activiteiten een afzonderlijk stel rekeningen houden, op een wijze die de totale gerealiseerde omzet uit de diamanthandel op een eenduidige wijze tot uitdrukking brengt en die leidt tot een correcte toerekening aan deze andere activiteiten van de specifiek met deze activiteiten verbonden kosten.".

Art.97. In artikel 70 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "op 0,55 pct. "vervangen door de woorden "met in aanmerking neming van een kostprijs van de verkochte diamant gelijk aan 97,9 pct.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
  " § 2. In afwijking van artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zijn in geval van de toepassing van het Diamant Stelsel de volgende beroepskosten niet aftrekbaar :
  1° de waardeverminderingen op voorraden vervat in rubriek II. E van de resultatenrekening;
  2° voor zover zij verband houden met de verwerking van ruwe diamant die eigendom is van de geregistreerde diamanthandelaar die deze verwerkt of laat verwerken naar geslepen diamant :
  - slijperslonen;
  - klooflonen;
  - zaaglonen;
  - kosten van chemicaliën;
  - kosten voor het schuren van de schijven;
  - de kosten van de molenhuur;
  - afschrijvingen op machines voor de diamantbewerking;
  - rentelasten betaald op leningen specifiek aangegaan ter financiering van de machines voor de diamantbewerking;
  - het brutoloon van de arbeiders, met uitzondering van de lonen van de arbeiders sorteerders;
  - de kosten door de eigenaar van de diamant gemaakt of gedragen voor de verwerking door derden van de door deze diamanthandelaar aangekochte ruwe diamant naar geslepen diamant.
  Indien een diamantbewerker naast de verwerking van ruwe diamanten die hij houdt in eigen voorraad, tevens diamanten in voorraad gehouden door derden diamanthandelaars verwerkt, op maakloonbasis of in het kader van een andere overeenkomst van dienstverlening, dan worden de verwerkingskosten gemaakt in het kader van deze dienstverlening en de verwerkingskosten gemaakt met het oog op de verwerking van de diamant die hij houdt in eigen voorraad, opgedeeld in functie van het aantal verwerkte karaat aan geslepen diamant.";
  3° in paragraaf 4 wordt het derde lid opgeheven;
  4° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
  " § 5. Wat de vaststelling van het belastbaar resultaat van een vennootschap of van een Belgische inrichting betreft, wordt het bedrag van het netto belastbaar inkomen vastgesteld met toepassing van dit artikel desgevallend verhoogd met het positieve verschil tussen de in deze paragraaf voor een bedrijfsleider bepaalde referentiebezoldiging en de ten laste van het belastbaar tijdperk genomen hoogste bedrijfsleidersbezoldiging van de vennootschap of van de Belgische inrichting opgenomen in de kosten van het belastbaar tijdperk.
  Deze referentiebezoldiging wordt vastgesteld in functie van de omzet uit de diamanthandel en bedraagt :
  - 19 645 EUR voor een omzet tot maximaal 1 620 720 EUR;
  - 32 745 EUR voor een omzet van meer dan 1 620 720 EUR tot maximaal 8 103 595 EUR;
  - 49 110 EUR voor een omzet van meer dan 8 103 595 EUR tot maximaal 16 207 190 EUR;
  - 65 485 EUR voor een omzet van meer dan 16 207 190 EUR tot maximaal 32 414 380 EUR;
  - 81 855 EUR voor een omzet van meer dan 32 414 380 EUR tot maximaal 48 621 570 EUR;
  - 98 225 EUR voor een omzet van meer dan 48 621 570 EUR.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term "bedrijfsleider" verstaan de natuurlijke persoon die een functie uitoefent als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1° of 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
  Elke vennootschap of Belgische inrichting die is geregistreerd als diamanthandelaar, wordt geacht een bedrijfsleider te hebben zodat bij elke als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap of Belgische inrichting eenmaal het positieve verschil tussen de referentiebezoldiging en de ten laste van het belastbaar tijdperk genomen bezoldiging wordt toegevoegd.
  Als een vennootschap optreedt als bedrijfsleider van een als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap of inrichting, wordt aan de gestelde vereiste inzake minimale bedrijfsleidersvergoeding voldaan als de geregistreerde diamanthandelaar minimaal de vereiste vergoeding betaalt aan de vennootschap of inrichting, en deze vennootschap of inrichting minimaal het bedrag van de vereiste vergoeding doorstort aan een natuurlijk persoon in wiens hoofde deze vergoeding belastbaar is als beroepsinkomen in de personenbelasting of de belasting der niet-inwoners/natuurlijke personen.
  De bepalingen van artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn van toepassing op de in deze paragraaf vermelde bedragen.";
  5° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende :
  " § 6. Het netto belastbaar beroepsinkomen inzake de diamanthandel vastgesteld met toepassing van dit artikel bedraagt steeds minimaal 0,55 pct. van de omzet uit de diamanthandel, desgevallend verhoogd met het positieve verschil bepaald in § 5, eerste lid van dit artikel.
  Dit minimumbedrag aan netto belastbaar inkomen kan niet worden verminderd door de aftrek voor risicokapitaal, de aftrek van overgedragen aftrek voor risicokapitaal of de aftrek van vorige verliezen.
  De vereiste gesteld in deze paragraaf is niet van toepassing indien de boekhoudkundig vastgestelde nettowinst van het belastbaar tijdperk om redenen van diefstal, faillissement van een klant of faillissement van de betrokken geregistreerde diamanthandelaar minder bedraagt dan 0,55 pct. van de omzet uit de diamanthandel.".

Art.98. In artikel 72 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  "De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking vanaf aanslagjaar 2017.";
  2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art.99. Artikel 70, § 6, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin :
  "Voor aanslagjaar 2017 wordt dit percentage van 0,55 pct eenmalig en uitsluitend vervangen door 0,65 pct.".

Titel 13. - Deeleconomie
Art.100. In artikel 90 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, laatst gewijzigd bij de wet van 1 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1/ in het tweede lid worden de woorden "en zijn rijksregisternummer in de zin van artikel 2, tweede lid, of van artikel 2bis, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen" ingevoegd tussen de woorden "en waarin minstens de identiteit van de dienstverrichter" en de woorden "de omschrijving van de geleverde diensten";
  2/ het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :
  "Het gebruik van het rijksregisternummer is beperkt tot het doeleinde van het opstellen van het voornoemde document.".

Art.101. Artikel 100 is van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2016.

Titel 14. - Fiscale en sociale regularisatie
Art.102. In artikel 2, 4°, van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie, worden de woorden "en de op grond van artikel 227, 2°, van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "en de op grond van artikel 227, 2° en 3°, van hetzelfde Wetboek".

Art.103. In hoofdstuk 4 van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie wordt een afdeling 1/1 ingevoegd met als opschrift "Bevoegdheden van het Contactpunt regularisaties", dat een artikel 18/1 bevat luidende :
  "Art. 18/1. Er wordt bij de dienst "voorafgaande beslissingen in fiscale zaken", een "Contactpunt regularisaties" opgericht, belast met de opdrachten die aan het contactpunt zijn toegekend door deze wet.
  Het wordt onder toezicht geplaatst van het college bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 augustus 2004 houdende oprichting van de dienst "voorafgaande beslissingen in fiscale zaken" bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
  De beslissingen die het college in het raam van dit artikel neemt, worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 13 augustus 2004 houdende oprichting van de dienst "voorafgaande beslissingen in fiscale zaken" bij de Federale Overheidsdienst Financiën.".

Art.104. Artikel 55 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen wordt opgeheven.

Art.105. De artikelen 102, 103 en 104 treden in werking op 1 augustus 2016.

Art.106. In de programmawet van 10 augustus 2015, wordt een artikel 71/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 71/1. De Koning moet minstens elke vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Diamant Stelsel aan de Kamer van volksvertegenwoordigers een evaluatieverslag voorleggen van de opbrengst die het Stelsel genereert teneinde de betrouwbaarheid van het percentage van de brutomarge, dat wordt bepaald door de kostprijs van de verkochte diamant als bedoeld in artikel 70, § 1, te toetsen.".

Titel 15. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten
Art.107. Bekrachtigd worden met ingang van de dag van hun respectieve inwerkingtreding :
  1° het koninklijk besluit van 2 december 2015 tot wijziging van het KB/WIB 92 wat de investeringsaftrek voor digitale investeringen betreft;
  2° het koninklijk besluit van 16 december 2015 tot wijziging van het KB/WIB 92, inzake bedrijfsvoorheffing;
  3° het koninklijk besluit van 18 december 2015 tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Titel 16. - Flexi-jobarbeidsovereenkomst
Art.108. Artikel 38, § 1, eerste lid, 29°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 16 november 2015 en gewijzigd bij de wet van 26 december 2015 wordt vervangen als volgt :
  "29° de bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, op voorwaarde dat deze daadwerkelijk zijn onderworpen aan de bijzondere bijdrage van 25 pct. bepaald in artikel 38, § 3sexdecies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;".

Art.109. Artikel 108 is van toepassing op de bezoldigingen die in het kader van een flexi-jobarbeidsovereenkomst worden betaald of toegekend vanaf 1 oktober 2016.

Titel 17. - Omvorming van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (autonoom gemeentelijk havenbedrijf) tot naamloze vennootschap van publiek recht
Art.110. In artikel 180, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "de gemeentelijke autonome havenbedrijven van Antwerpen en Oostende, de naamloze vennootschap van publiek recht Havenbedrijf Gent"vervangen door de woorden "het gemeentelijke autonome havenbedrijf van Oostende, de naamloze vennootschappen van publiek recht Havenbedrijf Antwerpen en Havenbedrijf Gent".

Art.111. Artikel 110 heeft uitwerking vanaf ingang van de datum waarop het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen wordt omgevormd tot naamloze vennootschap van publiek recht.

Titel 18. - Buitenlandse Zaken
Enig hoofdstuk. - Wijziging van de programmawet (I) van 27 december 2006
Art.112. In de programmawet (I) van 27 december 2006 wordt het opschrift van hoofdstuk II van titel IX aangevuld met de woorden "en het Domein van Hertoginnedal".

Art. 113. In artikel 272 van dezelfde wet worden de woorden "en het Domein van Hertoginnedal" ingevoegd tussen het woord "Egmontpaleis" en het woord "wordt".