Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 APRIL 2015. - Decreet houdende de implementatie van de zesde staatshervorming en houdende diverse bepalingen inzake het beleidsdomein Werk en Sociale Economie



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Wet van 19 juli 1983 op het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst
Art. 4-5
HOOFDSTUK 5. - Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
Art. 6
HOOFDSTUK 6. - Wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen
Art. 7-16
HOOFDSTUK 7. - Wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers
Art. 17-20
HOOFDSTUK 8. - Decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004
Art. 21-31
HOOFDSTUK 9. - Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
Art. 32-40
HOOFDSTUK 10. - Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
Art. 41
HOOFDSTUK 11. - Sociaal Strafwetboek
Art. 42-43
HOOFDSTUK 12. - Slotbepalingen
Art. 44



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1944122850  1976B70810  1983012631  1985021271  2001012802  2001A12803  2004035865  2004036200  2005021175  2010A09589 



Uitvoeringsbesluit(en):

2016035098  2017040020 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

HOOFDSTUK 2. - Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art.2. Aan artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 7 april 1999, 2 januari 2001, 5 maart 2002, 8 april 2003, 22 december 2003, 27 december 2005, 8 november 2007 en 22 december 2008, worden een paragraaf 12 en een paragraaf 13 toegevoegd, die luiden als volgt:
  `` § 12. Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit artikel en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.
  § 13. De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van dit artikel en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.''.

HOOFDSTUK 3. - Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art.3. In de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het laatst gewijzigd bij de wet van 20 december 2012, wordt een artikel 62ter ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 62ter. Het toezicht en de controle op de uitvoering van artikel 57quater, 60, § 7, en 61 van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

HOOFDSTUK 4. - Wet van 19 juli 1983 op het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst
Art.4. In de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, het laatst gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, wordt een titel IIIbis, ingevoegd, die luidt als volgt:
  "Titel IIIbis. Toezicht en controle".

Art.5. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, wordt in titel IIIbis, ingevoegd bij artikel 4, een artikel 60bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 60bis. Het toezicht en de controle op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

HOOFDSTUK 5. - Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
Art.6. Artikel 124 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, vervangen bij de wet van 6 juni 2010, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 124. Het toezicht en de controle op de uitvoering van hoofdstuk IV, afdeling 6, van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

HOOFDSTUK 6. - Wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen
Art.7. In artikel 7 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003, 17 juni 2009, 4 juli 2011 en 22 juni 2012, worden het derde en het vierde lid opgeheven.

Art.8. Artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en opgeheven door de wet van 22 juni 2012, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "Art. 10ter. Het toezicht en de controle op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art.9. Artikel 10quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en opgeheven door de wet van 22 juni 2012, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "Art. 10quater. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro:
  1° de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde die geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opstellen uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt;
  2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die nalaten de specifieke vermeldingen in de arbeidsovereenkomst voor dienstencheques op te nemen als vermeld in artikel 7quinquies;
  3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet, geen voorrang geven tot het verkrijgen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij al werkt;
  4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de gebruiker vertegenwoordigen voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen;
  5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling aan het uitgiftebedrijf bezorgen;
  6° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 5°.
  Voor de inbreuken, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken werknemers. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.".

Art.10. Artikel 10quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en opgeheven door de wet van 22 juni 2012, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "Art. 10quinquies. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een strafrechtelijke geldboete van 125 tot 1250 euro, of met een van die straffen alleen:
  1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
  2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten laten uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van die buurtwerken of -diensten;
  3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
  4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten leveren zonder te beschikken over een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
  5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een andere activiteit uitvoeren dan de activiteiten waarvoor een erkenning werd verleend op grond van deze wet en in hun schoot geen ``sui-generisafdeling'' hebben die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a);
  6° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques, in onderaanneming laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
  7° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een ander dan het vanaf hun erkenning bijkomende arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard met dienstencheques laten betalen;
  8° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 7°, en artikel 10sexies.".

Art.11. Artikel 10sexies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en opgeheven door de wet van 22 juni 2012, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "Art. 10sexies. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als zij:
  1° in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoeren die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
  2° dienstencheques aannemen ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
  3° meer dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgifte-bedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
  § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen:
  1° de personen die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  2° de personen die wetens en willens hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  3° de personen die wetens en willens dienstencheques ten onrechte hebben verkregen of behouden waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
  4° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
  a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
  b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk, terwijl ze weten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals is;
  5° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
  a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
  b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
  6° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.".

Art.12. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt een artikel 10septies/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10septies/1. In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de maximale straf, vermeld in artikel 10quater tot en met 10sexies, op het dubbele van het maximum worden gebracht.".

Art.13. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt een artikel 10septies/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10septies/2. De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboetes waartoe zijn lasthebbers of aangestelden zijn veroordeeld.".

Art.14. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt een artikel 10septies/3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10septies/3. Onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen worden ambtshalve teruggevorderd.
  De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen.".

Art.15. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt een artikel 10septies/4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10septies/4. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de bij deze wet vastgestelde overtredingen. In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek niet van toepassing.".

Art.16. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt een artikel 10septies/5 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10septies/5. De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.".

HOOFDSTUK 7. - Wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers
Art.17. Artikel 17 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij de wetten van 6 juni 2010 en 26 december 2013, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 17. Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art.18. Artikel 34 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 34. Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art.19. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, wordt een artikel 34/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 34/1. Onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen worden ambtshalve teruggevorderd.
  De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen vergoedingen en/of betalingen.".

Art.20. In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, wordt een artikel 34/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 34/2. De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.".

HOOFDSTUK 8. - Decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004
Art.21. In artikel 2, § 1, eerste lid, van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 10°, 11° en 12° worden vervangen door wat volgt:
  "10° de verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
  11° de verordening (EU) Nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad;
  12° de verordening (EU) Nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006;";
  2° er worden een punt 37°, 38°, 39°, 40°, 41°, 42°, 43° en 44° toegevoegd, die luiden als volgt:
  ``37° het hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  38° de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;
  39° hoofdstukken V en VII van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
  40° artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  41° titel IV, hoofdstuk XII, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
  42° artikel 57quater, 60, § 7, en 61, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  43° de verordening (EU) Nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad;
  44° de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.".

Art.22. Aan artikel 3, 3°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2013, wordt een punt g) toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "g) zij die een onderneming exploiteren waarvan de activiteit of het doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;".

Art.23. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een artikel 13/3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  ``Art. 13/3. § 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 100 euro tot 1000 euro aan:
  1° de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde die geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opstellen uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt;
  2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die nalaten de specifieke vermeldingen in de arbeidsovereenkomst voor dienstencheques op te nemen als vermeld in artikel 7quinquies van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
  3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een werknemer, die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet, geen voorrang geven tot het verkrijgen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij al werkt;
  4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de gebruiker vertegenwoordigen voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen;
  5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling aan het uitgiftebedrijf bezorgen;
  6° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 5°.
  § 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 250 euro tot 2500 euro aan:
  1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
  2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten laten uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van die buurtwerken of -diensten;
  3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
  4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten leveren zonder te beschikken over een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
  5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een andere activiteit uitvoeren dan de activiteiten waarvoor een erkenning werd verleend op grond van deze wet en in hun schoot geen ``sui-generisafdeling'' hebben die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a), van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
  6° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
  7° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een ander dan het vanaf hun erkenning bijkomende arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard met dienstencheques laten betalen;
  8° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 7°, en in artikel 10sexies van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.
  § 3. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro aan:
  1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoeren die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
  2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques aannemen ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
  3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die meer dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
  § 4. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro aan:
  1° de personen die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  2° de personen die wetens en willens hebben nagelaten of geweigerd om nood-zakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  3° de personen die wetens en willens dienstencheques ten onrechte hebben verkregen of behouden waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
  4° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
  a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
  b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk, terwijl ze weten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals is;
  5° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
  a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
  b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
  6° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.".

Art.24. In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet 9 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt het woord "twee" telkens vervangen door het woord "vier";
  2° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "acht".

Art.25. Aan artikel 18, eerste lid, van het hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", of het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete als dit bedrag hoger ligt" toegevoegd.

Art.26. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een artikel 18/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 18/1. Onder dezelfde voorwaarden als voorzien voor strafrechtelijke geldboeten, worden administratieve geldboeten vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
  De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.".

Art.27. Artikel 19 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 19. Als binnen vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, een nieuwe inbreuk wordt vastgesteld, worden de bedragen, vermeld in artikel 13 tot en met 13/3, verdubbeld. Het bedrag, vermeld in artikel 18, mag in dat geval evenwel 40.000 euro niet overschrijden of het viervoud van de hoogste administratieve geldboete als dat bedrag hoger is.".

Art.28. In artikel 20, § 1, eerste lid, van het hetzelfde decreet worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "twee jaar".

Art.29. In artikel 21 van het hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 10 december 2010, wordt de zinsnede "Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 50 tot 500 euro aan het bureau, vermeld in artikel 3, 3°, a), b), c) en d), dat" vervangen door de zinsnede "Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, een administratieve geldboete worden opgelegd van 50 tot 500 euro aan het bureau, vermeld in artikel 3, 3°, a) tot en met d), van dit decreet, dat".

Art.30. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een artikel 21/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 21/1. Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan voor de volgende inbreuken op hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 euro tot 500 euro aan:
  1° eenieder die onjuiste inlichtingen verschaft met het oog op de toepassing van de regels over het educatief verlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
  2° de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, een werknemer die naar behoren een aanvraag tot educatief verlof heeft ingediend, het recht weigert afwezig te zijn met het oog op het volgen van de cursus.
  Voor de inbreuken, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.".

Art.31. In artikel 23, § 4, van het hetzelfde decreet worden de woorden ``één jaar'' vervangen door de woorden ``vijf jaar''.

HOOFDSTUK 9. - Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
Art.32. In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 9° worden de woorden "die opgenomen worden in de trajectovereenkomst die met elke werkzoekende wordt afgesloten" opgeheven;
  2° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "11° verplicht ingeschreven werkzoekende: de werkzoekende die is ingeschreven bij de VDAB met het oog op het verkrijgen van een werkloosheidsuitkering of een inschakelingsuitkering.".

Art.33. Aan artikel 4 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "De missie, vermeld in het eerste lid, houdt ook de controle op de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de verplicht ingeschreven werkzoekende in.".

Art.34.In artikel 5, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 23 november 2012 en 12 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 6° wordt punt a) vervangen door wat volgt:
  "a) het maken van afspraken met elke verplicht ingeschreven werkzoekende die in de trajectbegeleiding wordt opgenomen;";
  2° er worden een punt 7° en een punt 8° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "7° taken met betrekking tot de activering en controle van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en sanctionering:
  a) het controleren van de beschikbaarheid van de verplicht ingeschreven werkzoekenden en het opleggen van sancties dienaangaande in overeenstemming met het federaal normatief kader. De Vlaamse Regering bepaalt na advies van de raad van bestuur van de VDAB de manier waarop en de frequentie waarmee de verplicht ingeschreven werkzoekende wordt uitgenodigd voor een gesprek ter controle van zijn beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Als een verplicht ingeschreven werkzoekende onvoldoende inspanningen levert of afspraken niet nakomt, kan een sanctie opgelegd worden door een aparte dienst binnen de VDAB. Deze dienst nodigt de verplicht ingeschreven werkzoekende uit om gehoord te worden. Als de VDAB na dit verhoor overgaat tot het opleggen van een sanctie gebeurt dat met inachtname van de toepasselijke werkloosheidsreglementering en de rechten van verdediging. De Vlaamse Regering vaardigt nadere regels uit na advies van de raad van bestuur van de VDAB over de organisatie en werking van deze dienst waardoor de neutraliteit en onafhankelijkheid wordt gewaarborgd, en stelt nadere regels vast omtrent het verloop van de controleprocedure, de organisatie van het verhoor en het opleggen van eventuele sancties. Indien een beroep wordt ingesteld tegen de sanctiebeslissing stelt de VDAB de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening hiervan onmiddellijk in kennis;
  b) het toekennen van vrijstellingen van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt voor de verplicht ingeschreven werkzoekende met behoud van de uitkeringen in geval van studiehervatting, het volgen van een beroepsopleiding of een stage. De vrijstelling houdt in dat de verplicht ingeschreven werkzoekende ingeschreven blijft bij de VDAB en vrijgesteld is van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt op voorwaarde dat hij handelt overeenkomstig zijn traject naar werk. Er wordt slechts een vrijstelling toegekend op voorwaarde dat dit kadert in het voor de verplicht ingeschreven werkzoekende vastgestelde traject naar werk. De vrijstelling wordt toegekend voor de duurtijd van de studie, beroepsopleiding of stage die de verplicht ingeschreven werkzoekende volgt, beperkt tot een duurtijd van twaalf maanden. De Vlaamse Regering bepaalt na advies van de raad van bestuur van de VDAB de nadere voorwaarden voor de duurtijd van de vrijstelling, het toekennen, verlengen of intrekken van vrijstellingen, en de categorieën van werkzoekenden die voor een vrijstelling in aanmerking kunnen komen;
  8° taken met betrekking tot het stelsel van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen: het nemen van beslissingen over de erkenning van de PWA-vzw's en over de samenstelling van het overlegcomité vermeld in artikel 8, § 9, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.".

(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 34,2° vastgesteld op 01-01-2017 door BVR 2016-12-23/40, art. 9)

Art.35. Aan hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Afdeling 4. Bepalingen over elektronische communicatie".

Art.36. In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt aan afdeling 4, ingevoegd bij artikel 35, een artikel 22/10 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 22/10. Binnen het kader van zijn bevoegdheden is de VDAB gemachtigd om te communiceren via elektronische weg.
  De communicatie via elektronische weg heeft dezelfde bewijswaarde en brengt dezelfde rechtsgevolgen tot stand als die waarin door die bepalingen is voorzien voor de communicatie op papieren drager.".

Art.37. In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 22/11 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 22/11. De VDAB kan via elektronische weg communiceren met elke geadresseerde die uitdrukkelijk heeft ingestemd om elektronische communicatie te ontvangen die wat hem betreft rechtsgevolgen tot stand brengt.
  De VDAB informeert de geadresseerde over de te volgen procedures en over de rechtsgevolgen die de elektronische uitwisselingen teweegbrengen.
  De door de VDAB verstrekte informatie en de toestemming van de geadresseerde kunnen via elektronische weg uitgewisseld worden.
  De geadresseerde kan op elk moment terugkomen op zijn toestemming om via elektronische weg te communiceren.".

Art.38. In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 22/12 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 22/12. De VDAB neemt alle technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van de communicatie via elektronische weg te waarborgen, rekening houdend met het doel, de aard en de inhoud van die communicatie.
  Rekening houdende met de doelstelling, de aard en de inhoud van de communicatie via elektronische weg moeten de veiligheidsmaatregelen de vertrouwelijkheid, de authenticiteit en de integriteit van de uitgewisselde gegevens waarborgen en het bewijs van die uitwisseling toelaten.".

Art.39. In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 22/13 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 22/13. Elektronische communicatie aan de VDAB heeft dezelfde bewijswaarde en brengt dezelfde rechtsgevolgen tot stand als die waarin door die bepalingen is voorzien voor de communicatie op papieren drager voor de procedures waarvan de VDAB kenbaar heeft gemaakt dat elektronische communicatie toegestaan is.
  Met het oog op het vergemakkelijken van de uitwisselingen kan de VDAB in dat geval beperkingen en technische eisen opleggen aan de elektronische communicatie.".

Art.40. In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 november 2012, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 22/14 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 22/14. De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen over de elektronische communicatie, meer bepaald met betrekking tot:
  1° de middelen die kunnen worden ingezet om elektronisch te communiceren;
  2° de authenticiteit;
  3° de integriteit;
  4° het tijdstip waarop de communicatie wordt geacht verzonden of ontvangen te zijn.".

HOOFDSTUK 10. - Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
Art.41. In de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, het laatst gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, wordt een artikel 61bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 61bis. Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

HOOFDSTUK 11. - Sociaal Strafwetboek
Art.42. In boek 2, hoofdstuk 3, van het Sociaal Strafwetboek, gewijzigd bij de wetten van 29 maart 2012, 11 februari 2013 en 25 april 2014, wordt afdeling 4, die bestaat uit artikel 173, opgeheven.

Art.43. In boek 2, hoofdstuk 4, van het Sociaal Strafwetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 juni 2012 en 11 februari 2013, wordt afdeling 3/1, die bestaat uit artikel 177/1, opgeheven.

HOOFDSTUK 12. - Slotbepalingen
Art. 44. Dit decreet treedt in werking op 1 mei 2015.
  Hoofdstuk 9 van dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum, met uitzondering van artikel 34, 2°, laatste lid, dat in werking treedt op 1 mei 2015.

(NOTA : inwerkingtreding van hoofdstuk 9 met uitzondering van:  a) Artikel 34, 2°, laatste lid dat reeds in werking is getreden;  b) Artikel 34, 2°, voor wat betreft de invoering van een punt b in artikel 5, § 1, 7° van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding "  vastgesteld op 01-01-2016 bij BVR 2015-12-18/78, art. 22)