31 MAART 2014. - Decreet betreffende de kinderopvang(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-07-2014 en tekstbijwerking tot 16-04-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-5
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Art. 6-11
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring
Art. 12-13
HOOFDSTUK 4. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Art. 14-15.3
HOOFDSTUK 5. - Samenwerking en klachtenbeheer
Art. 16
HOOFDSTUK 5. 1. [1 - Gemeentelijke adviescommissie inzake kinderopvang]1
Art. 16.1-16.4
HOOFDSTUK 5.2. [1 - Belastingvermindering voor opvangkosten]1
Art. 16.5
HOOFDSTUK 6. - Controlebepalingen
Art. 17
HOOFDSTUK 7. - Strafrechtelijke bepalingen
Art. 18-19
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 20-22
2014205395 2015204622 2016200141 2017200793 2017200807 2017204345 2018202555 2018204319 2020202039 2020203374 2020203693 2020203940 2021200308 2021200792 2021201302 2021203049 2021204431 2021205087 2022200424 2022200736 2022202407 2022204047 2022204259 2022207313 2023201453 2023204494 2024204469 2024204588
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Europese clausule.
Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
Art.2.Definities.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° kinderen : personen die de volle leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben;
2° [2 kinderopvang: de regelmatige opvang van kinderen in vastgelegde ruimten, buiten de woning van de personen belast met de opvoeding, met uitzondering van de activiteiten die vorming, onderwijs, jeugd, jeugdbijstand, cultuur, toerisme of sport als hoofddoel hebben]2;
3° dienstverrichter : natuurlijke persoon of rechtspersoon resp. vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die in hoofdberoep, bijberoep of als vrijwilliger kinderopvang aanbiedt;
4° persoon die werkzaam is in de kinderopvang : natuurlijke persoon die als dienstverrichter of in opdracht van een dienstverrichter werkzaam is en zelf kinderen opvangt of direct en regelmatig met opgevangen kinderen in contact komt.
In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de Regering uitzonderingen bepalen waarin ook personen die de volle leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, beschouwd worden als 'kinderen' in de zin van dit decreet.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de Regering uitzonderingen bepalen waarin kinderopvang ook in de woning van de personen belast met de opvoeding plaatsvindt.
[1 5° GAK : Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang;
6° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezin;
7° Minister : de minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap die bevoegd is voor het gezinsbeleid.]1
----------
(1)<DDG 2015-03-02/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DDG 2023-05-22/07, art. 34, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3. Toepassingsgebied.
Dit decreet is van toepassing op alle dienstverrichters die kinderopvang aanbieden in het Duitse taalgebied.
Art. 3.1. [1 Hoedanigheden
Alle in dit decreet vermelde hoedanigheden gelden voor beide geslachten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.4. Beginsel van de kinderopvang.
Binnen de perken van het beschikbare aanbod aan kinderopvang en de beschikbare begrotingsmiddelen heeft elk gezin met behoefte aan kinderopvang overeenkomstig dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan recht op kinderopvang.
Art.5. Ontwikkeling van het kind en niet-discriminatie.
De dienstverrichters die op grond van dit decreet erkend zijn, waarborgen elk kind in de kinderopvang optimale mogelijkheden en kansen om zich te ontplooien. Zij houden rekening met het eigen tempo van het kind en bevorderen zijn geestelijke en motorische ontwikkeling, zijn creativiteit, zijn vermogen om relaties aan te knopen en zijn sociale competentie. Voorts bieden ze voldoende structuur via regels en continuïteit in het verloop van de opvang.
Elke vorm van discriminatie in de zin van artikel 5 van het decreet van 19 maart 2012 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie is in de kinderopvang verboden.
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Art.6.Beginsel van de erkenning.
Elke dienstverrichter die kinderopvang aanbiedt, moet door de Regering erkend zijn voordat hij van start gaat met de kinderopvang.
[1 In afwijking van het eerste lid wordt het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap van rechtswege als erkend beschouwd.]1
----------
(1)<DDG 2023-05-22/07, art. 35, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7.Erkenningsvoorwaarden.
Om erkend te worden, moeten de dienstverrichters op zijn minst voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° [4 alle meerderjarigen die regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen dienen betreffende zichzelf en, als de kinderopvang in de woning van die personen plaatsvindt, betreffende alle meerderjarigen die tot het gezin behoren, een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in [5 dat niet meer dan twee maanden oud is en dat bewijst]5 dat ze geen vermelding in het Strafregister hebben die hen verbiedt om een activiteit uit te oefenen die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, jeugdbijstand, kinderbescherming, animatie voor minderjarigen of begeleiding van minderjarigen valt.]4;
2° de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang beschikken over een medisch attest dat niet ouder is dan twee maanden en dat bekrachtigt dat hun gezondheidstoestand hen toelaat voor kinderen te zorgen;
3° voor zover dit niet blijkt uit het medisch attest vermeld in 2°, beschikken de vrouwelijke personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en jonger zijn dan 55 jaar over een medisch bewijs dat zij zelf, en indien de kinderopvang in hun woning plaatsvindt, ook de andere vrouwelijke leden van hun gezin die jonger zijn dan 55 jaar, immuun zijn voor rodehond. De weigering van een eventueel nog noodzakelijke inenting wordt alleen aangenomen op grond van een gemotiveerd medisch attest;
4° de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang verplichten zich ertoe geen professionele of niet-professionele activiteit uit te oefenen die onverenigbaar is met kinderopvang of die hen tijdens de openingstijden van de kinderopvangvoorziening van de zorg voor de kinderen zou kunnen afhouden.
De kinderopvang vindt plaats in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. De Regering bepaalt welke criteria daarvoor gelden en controleert de ruimten in het kader van de erkenningsprocedure vermeld in artikel 8.[1 De veiligheid van [5 de ruimten van de kinderopvangvoorzieningen met een capaciteit van meer achttien opvangplaatsen wordt]5 in het bijzonder aangetoond met een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst over de brandveiligheid.]1 [2 Als de kinderopvang plaatsvindt [3 in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd]3 [5 vervangen door de woorden "onderwijs en gericht is op leerlingen van het basisonderwijs, dan]5 is een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst over de brandveiligheid niet noodzakelijk.]2
[5 In afwijking van het tweede lid kan de Regering gevallen bepalen waarin een gunstig brandveiligheidsadvies vereist is voor kinderopvangvoorzieningen met een capaciteit van achttien of minder opvangplaatsen.]5
De kinderopvang geschiedt met inachtneming van een opvangcapaciteit en een maximaal aantal kinderen dat tegelijk opgevangen mag worden. De Regering legt het algemene kader vast.
De Regering preciseert de erkenningsvoorwaarden vermeld in [5 dit artikel]5 en kan aanvullende erkenningsvoorwaarden bepalen, voor zover die tot een verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang kunnen bijdragen.
----------
(1)<DDG 2015-03-02/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2021-12-15/17, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(4)<DDG 2023-05-22/07, art. 36, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
(5)<DDG 2023-12-14/58, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.8.Erkenningsprocedure.
§ 1. Dienstverrichters die een erkenning willen krijgen, dienen daartoe een aanvraag in bij de Regering.
Bij de aanvraag voegen ze de stukken vermeld in artikel 7, eerste lid, en in voorkomend geval de toestemming vermeld in artikel 17, § 1, tweede lid, 4°. De Regering kan bepalen dat de aanvraag om erkenning nog andere gegevens moet bevatten, voor zover die tot een verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang kunnen bijdragen.
De erkenning legt tegelijk voor elke dienstverrichter de opvangcapaciteit vermeld in artikel 7, [1 vierde lid]1, vast, alsook het maximale aantal kinderen dat hij tegelijk mag opvangen.
De erkenning is persoonlijk en kan niet worden overgedragen zonder dat een nieuwe aanvraag wordt ingediend.
De erkenning wordt principieel voor onbepaalde duur verleend. De Regering bepaalt in welke uitzonderlijke gevallen een erkenning voor bepaalde duur kan worden verleend.
§ 2. De erkende dienstverrichters dienen een nieuwe aanvraag resp. gedeeltelijke aanvraag om erkenning in :
1° indien de eventueel voor bepaalde duur verleende erkenning verstreken is;
2° indien wordt vastgesteld dat de gegevens vermeld in de erkenning niet meer met de werkelijkheid overeenstemmen of indien er anderszins aanleiding bestaat om die gegevens te wijzigen.
§ 3. De Regering bepaalt :
1° de vormen van de erkenning;
2° de procedures om in voorkomend geval een voorlopige of definitieve erkenning te verlenen;
3° de procedures om de erkenning te wijzigen;
4° de procedures om de erkenning te verlengen;
5° de beroepsmogelijkheden indien een aanvraag wordt afgewezen.
----------
(1)<DDG 2023-12-14/58, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.9.Verplichtingen tot behoud van de erkenning.
Voor het behoud van de erkenning komen de erkende dienstverrichters de verplichtingen vermeld in dit decreet na, met inbegrip van de voorwaarden vermeld in artikel 7 die aan de erkenning ten grondslag liggen.
[1 Bovendien zorgen de erkende dienstverrichters er na het verkrijgen van de erkenning voor dat er steeds een versie die niet meer dan een jaar oud is, beschikbaar is van de documenten vermeld in artikel 7, eerste lid, 1°, betreffende de aldaar vermelde personen.]1
De Regering kan nog andere verplichtingen voor het behoud van de erkenning opleggen, voor zover die tot een verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang kunnen bijdragen.
----------
(1)<DDG 2023-12-14/58, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.10. Schorsing en intrekking van de erkenning.
§ 1. Indien de erkende dienstverrichter één of meer verplichtingen niet nakomt, maant de Regering hem overeenkomstig de door haar bepaalde regels aan om die verplichtingen na te komen.
Indien de erkende dienstverrichter, na de aanmaning vermeld in het eerste lid, de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Regering de erkenning van de dienstverrichter en/of trekt ze de erkenning van de dienstverrichter in.
§ 2. De Regering bepaalt :
1° de procedures om de erkenning te schorsen;
2° de procedures om de erkenning in te trekken;
3° de beroepsmogelijkheden in geval van schorsing en/of intrekking van de erkenning.
Art. 10.1.[1 De Regering bepaalt:
1° de procedures voor de sluiting van een kinderopvangvoorziening wegens dringende noodzakelijkheid;
2° de gevolgen van de sluiting wegens dringende noodzakelijkheid voor de erkenning van de dienstverrichter;
3° de beroepsmogelijkheden in geval van een sluiting wegens dringende noodzakelijkheid.]1
----------
(1)<DDG 2023-12-14/58, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.11. Beëindiging van de kinderopvang.
Onverminderd een vrijwillige stopzetting van de kinderopvang hebben de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 10 of in voorkomend geval het verstrijken van de voor een bepaalde duur verleende erkenning van een dienstverrichter de beëindiging van de kinderopvang tot gevolg.
De Regering bepaalt de procedures om kinderopvang te beëindigen.
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring
Art.12.Subsidiëring.
Alleen erkende dienstverrichters kunnen, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, subsidies voor kinderopvang ontvangen.
De Regering bepaalt :
1° de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies;
2° de vormen van subsidie;
3° het bedrag van de subsidies;
4° de procedures voor de aanvraag en de uitbetaling van de subsidies.
[1 Onverminderd het tweede lid kan de Regering, in het geval van gesubsidieerde [2 dienstverrichters en het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap]2, prioriteitscriteria vastleggen voor de toewijzing van de plaatsen in de kinderopvang.]1
[3 Met behoud van de toepassing van het tweede lid kan de Regering de nadere regels bepalen voor een kostenbijdrage die de personen belast met de opvoeding moeten betalen voor de kinderopvang bij gesubsidieerde dienstverrichters en bij het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap.]3
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2023-05-22/07, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<DDG 2023-12-14/58, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.13. Beheerscontracten.
De Regering en de betrokken erkende dienstverrichter kunnen de subsidiëring en de taakomschrijving vastleggen in een beheerscontract als bedoeld in artikel 105 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
HOOFDSTUK 4. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Art.14. Vertrouwelijkheid.
Onverminderd andersluidende bindende wets- of decreetsbepalingen moeten de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang of die betrokken zijn bij de uitvoering van dit decreet de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.
Art.15.[1 Verwerking van persoonsgegevens
De Regering, de dienstverrichters en de overeenkomstig artikel 17 aangewezen inspecteurs en externe deskundigen zijn, elk wat haar of hem betreft, verantwoordelijk voor de in dit decreet vermelde verwerkingen van persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, lid 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming gelden:
1° de Regering voor het vervullen van de taken vermeld in hoofdstuk 2 en vermeld in de artikelen 12, 16 en 16.5;
2° de dienstverrichters voor het vervullen van de taken vermeld in hoofdstuk 2 en vermeld in de artikelen 12 en 16;
3° de inspecteurs en externe deskundigen voor het vervullen van de taken vermeld in artikel 17.
De Regering, de dienstverrichters, de inspecteurs en de externe deskundigen mogen de verzamelde gegevens niet gebruiken voor andere doeleinden dan de uitvoering van hun wettelijke of decretale opdrachten in verband met dit decreet.
Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake bescherming van persoonsgegevens.]1
----------
(1)<DDG 2023-05-22/07, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 15.1. [1 Gegevenscategorieën
De Regering kan de volgende categorieën van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 15 verwerken met het oog op het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen overeenkomstig hoofdstuk 2, het controleren van de subsidiëringsvoorwaarden overeenkomstig artikel 12, het klachtenbeheer overeenkomstig artikel 16 en het toekennen van het attest voor belastingvermindering vermeld in artikel 16.5:
1° betreffende de opgevangen kinderen of kinderen voor wie opvang wordt aangevraagd:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gezondheidsgegevens;
e) gegevens over de sociale situatie;
f) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
i) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
2° betreffende de personen belast met de opvoeding van de kinderen vermeld in 1° en betreffende personen uit hetzelfde gezin:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gegevens over de sociale en financiële situatie;
e) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
f) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
3° betreffende derden die niet tot het gezin van de kinderen vermeld in 1° behoren, voor zover dat voor het organiseren en aanbieden van de kinderopvang noodzakelijk is: identiteitsgegevens en contactgegevens;
4° betreffende de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, alsook, in voorkomend geval, betreffende personen die een erkenning aangevraagd en/of gekregen hebben of zich in een wervingsprocedure bevinden:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin, als de kinderopvang plaatsvindt in de woning van de persoon die werkzaam is in de kinderopvang;
d) gegevens over de arbeidsverhouding;
e) gegevens over vroegere of andere activiteiten, zowel professioneel als niet-professioneel;
f) gezondheidsgegevens;
g) gegevens over politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen die niet verenigbaar zijn met kinderopvang;
h) gerechtelijke gegevens;
i) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
j) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
k) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
5° betreffende de personeelsleden van de dienstverrichters die geen personen zijn die werkzaam zijn in de kinderopvang:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
c) gegevens over de arbeidsverhouding;
6° betreffende alle meerderjarigen die regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen, alsook, als de kinderopvang in de woning van die personen plaatsvindt, betreffende alle meerderjarigen die tot het gezin behoren:
a) identiteitsgegevens;
b) gezondheidsgegevens;
c) gerechtelijke gegevens.
De dienstverrichters kunnen overeenkomstig artikel 15 de volgende categorieën van persoonsgegevens met het oog op de organisatie en het beheer van het aanbod aan kinderopvang overeenkomstig dit decreet verwerken:
1° betreffende de opgevangen kinderen of kinderen voor wie opvang wordt aangevraagd:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gezondheidsgegevens;
e) gegevens over de sociale situatie;
f) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
i) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
2° betreffende de personen belast met de opvoeding van de kinderen vermeld in 1° en betreffende personen uit hetzelfde gezin:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gegevens over de sociale en financiële situatie;
e) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
f) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
3° betreffende derden die niet tot het gezin van de kinderen vermeld in het eerste lid behoren, voor zover dat voor het organiseren en aanbieden van de kinderopvang noodzakelijk is: identiteitsgegevens en contactgegevens.
De dienstverrichters kunnen overeenkomstig artikel 15 de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van een erkenning die overeenkomstig hoofdstuk 2 is aangevraagd en om de subsidievoorwaarden te controleren:
1° betreffende de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, alsook, in voorkomend geval, betreffende personen die een erkenning aangevraagd en/of gekregen hebben of zich in een wervingsprocedure bevinden:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin, als de kinderopvang plaatsvindt in de woning van de persoon die werkzaam is in de kinderopvang;
d) gegevens over de arbeidsverhouding;
e) gegevens over vroegere en andere activiteiten, zowel professioneel als niet-professioneel;
f) gezondheidsgegevens;
g) gegevens over politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen die niet verenigbaar zijn met kinderopvang;
h) gerechtelijke gegevens;
i) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
j) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
k) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
2° betreffende personeelsleden die geen personen zijn die werkzaam zijn in de kinderopvang:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
c) gegevens over de arbeidsverhouding;
3° betreffende alle meerderjarigen die regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen, alsook, als de kinderopvang in de woning van die personen plaatsvindt, betreffende alle meerderjarigen die tot het gezin behoren:
a) identiteitsgegevens;
b) gezondheidsgegevens;
c) gerechtelijke gegevens.
De overeenkomstig artikel 17 aangewezen inspecteurs en externe deskundigen kunnen overeenkomstig artikel 15 volgende categorieën van persoonsgegevens verwerken met het oog op de begeleiding, advisering en controle bedoeld in artikel 17:
1° betreffende de opgevangen kinderen of kinderen voor wie opvang wordt aangevraagd:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gezondheidsgegevens;
e) gegevens over de sociale situatie;
f) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
i) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
2° betreffende de personen belast met de opvoeding van de kinderen vermeld in 1° en betreffende personen uit hetzelfde gezin:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gegevens over de sociale en financiële situatie;
e) gegevens ter bepaling van de behoefte aan dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
f) gegevens over de benutting van dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
g) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
h) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
3° betreffende derden die niet tot het gezin van de kinderen vermeld in het eerste lid behoren, voor zover dat voor het organiseren en aanbieden van de kinderopvang noodzakelijk is: identiteitsgegevens en contactgegevens;
4° betreffende de personeelsleden van de dienstverrichters die geen personen zijn die werkzaam zijn in de kinderopvang:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
5° betreffende de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, alsook, in voorkomend geval, betreffende personen die een erkenning aangevraagd en/of gekregen hebben of zich in een wervingsprocedure bevinden:
a) identiteitsgegevens en contactgegevens;
b) het rijksregisternummer;
c) gegevens over de samenstelling van het gezin;
d) gegevens over de arbeidsverhouding;
e) gegevens over de gezondheid van de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang;
f) gegevens over politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen van de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, die niet verenigbaar zijn met kinderopvang;
g) gerechtelijke gegevens over de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang;
h) gegevens over het crisismanagement bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
i) gegevens over het klachtenbeheer bij dienstverlening op het gebied van kinderopvang;
j) gegevens over het einddiploma en de opleiding;
k) gegevens over de woonplaats, als de kinderopvang plaatsvindt in de woning van de persoon die werkzaam is in de kinderopvang;
6° betreffende alle meerderjarigen die regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen, alsook, als de kinderopvang in de woning van die personen plaatsvindt, betreffende alle meerderjarigen die tot het gezin behoren:
a) identiteitsgegevens;
b) gezondheidsgegevens;
c) gerechtelijke gegevens.
De Regering kan de gegevenscategorieën vermeld in het eerste tot vierde lid preciseren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2023-05-22/07, art. 40, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 15.2. [1 Duur van de gegevensverwerking
De overeenkomstig artikel 15.1 verwerkte gegevens mogen tot ten hoogste tien jaar na beëindiging van de kinderopvang worden bewaard in een vorm die identificatie van de betrokkenen mogelijk maakt.
Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2023-05-22/07, art. 41, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 15.3. [1 Veiligheidsmaatregelen
De Regering legt in voorkomend geval de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de verwerking van de persoonsgegevens bepaald in dit hoofdstuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2023-05-22/07, art. 42, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 5. - Samenwerking en klachtenbeheer
Art.16. Samenwerking en klachtenbeheer.
De erkende dienstverrichters spreken regelmatig met de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen en werken met hen samen.
Ze nemen kennis van eventuele klachten en verwerken die klachten zoals bepaald in een door hen vastgelegd klachtenbeheer.
De Regering bepaalt de nadere regels omtrent de samenwerking tussen de erkende dienstverrichters en de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen, alsook omtrent de klachten.
HOOFDSTUK 5. 1. [1 - Gemeentelijke adviescommissie inzake kinderopvang]1
----------
(1)
Art. 16.1.[1 Installatie van de GAK
De gemeenteraad van elke gemeente van het Duitse taalgebied installeert een GAK en legt het huishoudelijk reglement van die commissie vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 16.2.[1 Samenstelling
§ 1. De GAK bestaat uit :
1° een vertegenwoordiger van het gemeentecollege;
2° een vertegenwoordiger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente;
3° telkens één vertegenwoordiger per school die op het grondgebied van de gemeente gevestigd is;
4° telkens één vertegenwoordiger per ouderraad van de scholen vermeld in de bepaling onder 3°.
Voor elk in het eerste lid vermeld werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
§ 2. Tot de GAK behoren ook met raadgevende stem :
1° een vertegenwoordiger van de Minister;
2° een vertegenwoordiger van het departement;
3° een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;
4° andere plaatselijke partners die belangrijk zijn voor de kinderopvang en die door de GAK bij de beraadslagingen betrokken worden [2 ;]2
[2 5° een vertegenwoordiger van het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap.]2
De Regering kan nog andere dienstverrichters aanwijzen die een raadgevende stem in de GAK hebben. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DDG 2023-05-22/07, art. 43, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 16.3. [1 Werkwijze
De vertegenwoordiger van het gemeentecollege zit de vergaderingen van de GAK voor. De voorzitter organiseert die vergaderingen op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een belangstellende en/of op schriftelijk verzoek van een potentiële dienstverrichter.
Een personeelslid van de gemeentediensten woont de vergaderingen van de GAK bij en maakt onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter de notulen op.
De Regering kan de verdere werkwijze nader bepalen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 16.4. [1 Opdrachten
§ 1. Op verzoek van de Minister en binnen de door hem gestelde termijn of op eigen initiatief verstrekt de GAK de Minister advies over de volgende punten :
1° de berekening van de behoeften inzake kinderopvang in de gemeente op korte en middellange termijn;
2° het doen van aanbevelingen om het aanbod inzake kinderopvang te verbeteren, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en het vaststellen van de kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden die daarvoor vervuld moeten zijn.
§ 2. De GAK geeft advies over alle nieuwe lokale initiatieven voor kinderopvang en zendt haar advies toe aan de Minister. Daartoe bezorgt de potentiële dienstverrichter alle daartoe nodige stukken vooraf aan de GAK.
In het advies worden ten minste de volgende punten behandeld :
1° de behoefte aan het nieuwe initiatief voor kinderopvang, met inachtneming van de geografische, demografische en socio-economische omstandigheden;
2° de geschiktheid en de ligging van de geplande ruimten;
3° het opvangconcept;
4° de geplande opvangcapaciteit;
5° de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding;
6° indien het advies niet unaniem is : een uiteenzetting van de verschillende standpunten.
De GAK bezorgt haar advies aan de Minister binnen 90 dagen na ontvangst van de stukken van de potentiële dienstverrichter.
In afwijking van het eerste lid kan de Regering uitzonderingen bepalen waarin, op grond van de beperkte draagwijdte van de betrokken initiatieven, geen advies van de GAK vereist is.
§ 3. De Regering kan de GAK nog andere taken opdragen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2015-03-02/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 5.2. [1 - Belastingvermindering voor opvangkosten]1
----------
(1)
Art. 16.5.[1 Attest voor belastingvermindering
§ 1 - Met het oog op de toekenning van de belastingvermindering voor kinderopvang overeenkomstig artikel 145/35 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en met het oog op de afgifte - door de Regering - van een daartoe bestemd attest voor de betrokken belastingplichtigen voldoen de dienstverrichters vermeld in het tweede lid, 3°, van hetzelfde artikel aan de volgende minimumeisen:
1° de dienstverrichter is gevestigd in het Duitse taalgebied;
2° de dienstverrichter stelt infrastructuur ter beschikking die aangepast is aan de behoeften van de kinderen en die de bewegingsvrijheid, de veiligheid en de hygiëne van de kinderen waarborgt;
3° de dienstverrichter stelt een rustruimte voor kinderen tussen drie en vijf jaar ter beschikking;
4° de dienstverrichter stelt een EHBO-koffer ter beschikking in de onmiddellijke nabijheid van de opvangvoorziening;
5° de meerderjarige begeleiders die bij de dienstverrichter werkzaam zijn, hebben geen vermelding in het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering die hen onder meer verbiedt om minderjarigen te begeleiden.
De minimumeisen vermeld in het eerste lid gelden onverminderd andere bij decreet gestelde eisen.
De Regering legt de nadere regels vast.
§ 2 - De in § 1 vermelde voorwaarden voor de toekenning van een belastingvermindering voor kinderopvang worden als vervuld beschouwd, als dat opvangaanbod in één van de volgende sectoren door de Regering gesubsidieerd wordt:
1° kinderopvang met toepassing van dit decreet;
2° creatieve vakantieateliers met toepassing van het [2 decreet van 27 februari 2023 ter ondersteuning van de buitenschoolse culturele vorming]2;
3° vakantiekampen rond sport met toepassing van het sportdecreet van 19 april 2004;
4° jeugdkampen die georganiseerd worden door een jeugdgroep van een ondersteunde jeugdorganisatie met toepassing van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk.
§ 3 - De inspecteurs vermeld in artikel 17 controleren of de bepalingen van dit artikel worden nageleefd.]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DDG 2023-02-27/09, art. 41, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 6. - Controlebepalingen
Art.17. Begeleiding, advisering en controle.
§ 1. De erkende dienstverrichters en de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang staan onder het toezicht van de inspecteurs die door de Regering zijn aangewezen. Met het oog op de uitoefening van hun opdracht kunnen die inspecteurs de hulp inroepen van vertegenwoordigers van het openbaar gezag.
De met de begeleiding, advisering en controle belaste inspecteurs mogen alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle inlichtingen verzamelen die zij noodzakelijk achten om zich te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan nageleefd worden. Ze kunnen :
1° iedere persoon ondervragen over feiten waarvan de bekendheid nuttig kan zijn voor de uitoefening van het toezicht;
2° zich ter plaatse alle boeken en bescheiden voorgeschreven bij dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan laten overleggen en afschriften of uittreksels daarvan maken;
3° inzage nemen in alle boeken en bescheiden die betrekking hebben op de opvangvormen die door de Duitstalige Gemeenschap erkend en/of gesubsidieerd worden;
4° alle ruimten van de erkende dienstverrichter waar de opvang plaatsvindt, in voorkomend geval ook de woningen, tijdens de openingstijden bezoeken. De aanvraag om erkenning bevat de toestemming daartoe van alle meerderjarigen die de ruimten waar de kinderopvang plaatsvindt, bewonen;
5° de woningen met toestemming van alle meerderjarige inwonenden buiten de openingstijden bezoeken;
6° met inachtneming van de voorwaarden vermeld in 4° en 5° de onderzoeken en controles uitvoeren zonder voorafgaande aanmelding en zonder door de erkende dienstverrichter of diens vertegenwoordiger begeleid te worden. In dat geval ontvangt de dienstverrichter daarna zo spoedig mogelijk een kennisgeving.
§ 2. De Regering kan externe deskundigen, onder toezicht van de inspecteurs, belasten met de taak om onderzoek in te stellen naar erkende dienstverrichters en personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, alsook met de taak om ze te beoordelen. In dat geval ondersteunen de met die taken belaste deskundigen de inspecteurs bij de uitoefening van hun bevoegdheden vermeld in § 1.
§ 3. De aanwending van de toegekende subsidies wordt gecontroleerd overeenkomstig de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
HOOFDSTUK 7. - Strafrechtelijke bepalingen
Art.18. Strafrechtelijke bepaling.
Wie met schending van hoofdstuk 2 een of meer kinderen opvangt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 26 tot 124 euro of met één van die straffen.
Art.19. Strafrechtelijke bepaling.
Wie de inspecteurs vermeld in artikel 17 in hun werk belemmert, wordt gestraft met een geldboete van 26 tot 124 euro.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.20. Wijzigingsbepaling.
In het decreet van 9 mei 1988 betreffende de opvang van kinderen tot twaalf jaar en het Fonds voor zwangere vrouwen in noodsituatie en voor kinderbescherming worden de volgende artikelen opgeheven :
1° artikel 4, gewijzigd bij de decreten van 7 januari 2002, 3 februari 2003, 20 februari 2006 en 15 maart 2010;
2° artikel 5;
3° artikel 6, vervangen bij het decreet van 19 april 2010.
Art.21. Overgangsbepaling.
Onder voorbehoud van de toepassing van het tweede lid worden de personen of organisaties die al voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet erkend waren op grond van artikel 4 van het decreet van 9 mei 1988 betreffende de opvang van kinderen tot twaalf jaar en het Fonds voor zwangere vrouwen in noodsituatie en voor kinderbescherming, voor de toepassing van hoofdstuk 2 beschouwd als door de Regering erkende personen of organisaties.
De personen of organisaties vermeld in het eerste lid hebben vanaf de inwerkingtreding van dit decreet twaalf maanden de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan de voorschriften van dit decreet te voldoen.
Art. 22. Inwerkingtreding.
Dit decreet treedt op een door de Regering te bepalen tijdstip in werking en uiterlijk op 1 januari 2015.