26 DECEMBER 2013. - Wet houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2013 en tekstbijwerking tot 23-03-2016)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Definities en toepassingsgebied
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzen van aantrekken van financieringsmiddelen bestemd voor thematische volksleningen
Afdeling 1. - Aantrekken van financieringsmiddelen door kredietinstellingen
Art. 4
Afdeling 2. - Aantrekken van financieringsmiddelen door verzekeringsondernemingen
Art. 5
Afdeling 3. - Interbankenleningen
Art. 6
Afdeling 4. - Boekhoudkundige verwerking
Art. 7
Afdeling 5. - Verplichte vermeldingen
Art. 8
HOOFDSTUK 4. - Aanwending van de financieringsmiddelen in het kader van thematische volksleningen
Afdeling 1. - Geschikte projecten
Art. 9
Afdeling 2. - Toegelaten aanwending van financieringsmiddelen
Art. 10-11
Afdeling 3. - Verplichte vermeldingen
Art. 12
HOOFDSTUK 5. - Toezicht op de volksleningen
Afdeling 1. - Toezicht door de NBB
Art. 13-16
Afdeling 2. - Toezicht door de FSMA
Art. 17-20
HOOFDSTUK 6. - Strafrechtelijke bepalingen
Art. 21-22
HOOFDSTUK 7. - Fiscale bepalingen
Art. 23-27
HOOFDSTUK 8. - Evaluatie
Art. 28
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art. 29
2014003077 2014003078 2014003081 2014003082 2014003214 2015003111 2015A03111
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Definities en toepassingsgebied
Art.2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° kasbonnen : de effecten zonder aandelenkarakter als bedoeld in artikel 16, § 1, 6°, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt die doorlopend of herhaaldelijk worden uitgegeven door een kredietinstelling;
2° termijndeposito : een gelddeposito met een vooraf bepaalde looptijd en interestvoet;
3° verzekeringsovereenkomst : een verzekeringsovereenkomst van de tak 21 "Levensverzekering niet verbonden met een beleggingsfonds, met uitzondering van bruidsschats- en geboorteverzekeringen" als bedoeld in bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;
4° particuliere beleggers : beleggers die geen gekwalificeerde beleggers zijn in de zin van artikel 10 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;
5° kredietinstelling : een Belgische kredietinstelling met een vergunning op grond van artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of een kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in België werkzaamheden verricht op grond van Titel III van de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut van het toezicht op de kredietinstellingen;
6° verzekeringsonderneming : een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht of een verzekeringsonderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte [1 , waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 28 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen]1 of een verzekeringsonderneming die ressorteert onder een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in België werkzaamheden verricht [1 op grond van Boek III, Titel I van de voornoemde wet van 13 maart 2016;]1
7° bestemmeling van de financiering : een overheid, een overheidsinstelling of een onderneming, al dan niet in het kader van een samenwerkingsverband;
8° overheid : de Staat en zijn territoriale lichamen;
9° overheidsinstelling : de instellingen en personen als bedoeld in artikel 2, 1°, c) en d), van de wet van 15 juni 2006 inzake de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten;
10° onderneming : een onderneming bedoeld in artikel 1 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van ondernemingen, die niet handelt als consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming of een vereniging zonder winstoogmerk, die in België zijn gevestigd of gevestigd zij in een ander lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in België een inrichting hebben met behulp waarvan hun activiteiten geheel of gedeeltelijk in België worden uitgeoefend;
11° geschikt project : een project met een sociaaleconomisch of maatschappelijk verantwoord doel en waarvan de inkomsten in België aan belasting onderworpen zijn;
12° financiering : elke kredietovereenkomst met een duur van minstens zeven jaar, waarbij een kredietinstelling een krediet verleent of toezegt aan een bestemmeling van de financiering, in de vorm van een lening, of van elke andere gelijkaardige financiering, inclusief de roerende of onroerende leasing of elke rechtstreekse of onrechtstreekse investering met een duur van minstens zeven jaar door een verzekeringsonderneming in een bestemmeling van de financiering;
13° thematische volkslening : de activiteit waarbij een kredietinstelling financieringsmiddelen aantrekt door de uitgifte van kasbonnen of de opening van termijndeposito's volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in deze wet en daarmee geschikte projecten financiert of de activiteit waarbij een verzekeringsonderneming financieringsmiddelen aantrekt door het aanbieden van verzekeringsovereenkomsten volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in deze wet en daarmee geschikte projecten financiert;
14° de NBB : Nationale Bank van België bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
15° de FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 21° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
16° voldoende liquide en weinig risicovolle activa : schuldinstrumenten uitgegeven of gegarandeerd door centrale overheden, uitgegeven door centrale banken, internationale organisaties, multilaterale ontwikkelingsbanken of regionale of lokale overheden van lidstaten, die een risicogewicht van 0 % worden toegekend in toepassing van de bepalingen van deel drie, Titel II, Hoofdstuk II (standaardmethode) van de Verordening Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.
----------
(1)<W 2016-03-13/07, art. 719, 003; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook rt. 756>
Art.3. Deze wet is van toepassing op kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen die op het Belgisch grondgebied thematische volksleningen aanbieden.
HOOFDSTUK 3. - Wijzen van aantrekken van financieringsmiddelen bestemd voor thematische volksleningen
Afdeling 1. - Aantrekken van financieringsmiddelen door kredietinstellingen
Art.4.Met het oog op de financiering van geschikte projecten kunnen de kredietinstellingen, vanaf de inwerkingtreding van deze wet, een beroep doen op het spaarwezen door de uitgifte van kasbonnen of de opening van termijndeposito's.
Bij in ministerraad overlegd besluit getroffen op voordracht van de minister van Economie en de minister van Financiën kan de Koning het maximumbedrag aan financieringsmiddelen bepalen dat jaarlijks kan worden aangetrokken met toepassing van het eerste lid. Dit maximumbedrag wordt omgeslagen over de kredietinstellingen conform de modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
De kasbonnen bedoeld in het eerste lid voldoen aan volgende voorwaarden :
a. zij zijn niet achtergesteld, converteerbaar of omwisselbaar;
b. zij geven geen recht op de inschrijving op of de verwerving van andere categorieën effecten en zijn niet aan een derivaat gekoppeld;
c. zij belichamen de ontvangst van terugbetaalbare deposito's;
d. zij hebben een looptijd van ten minste 5 jaar en zijn, behalve bij overlijden, niet terugbetaalbaar vóór het verstrijken van deze termijn;
e. zij zijn gedekt zijn door een depositogarantiestelsel dat onder Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels valt;
f. de minimale inleg per kasbon als bedoeld in het eerste lid bedraagt hoogstens 200 euro;
g. zij zijn voldoende toegankelijk voor particuliere beleggers;
h. De intrestvoet die toegekend wordt is marktconform.
De termijndeposito's bedoeld in het eerste lid voldoen aan volgende voorwaarden :
a. zij zijn niet achtergesteld;
b. zij belichamen de ontvangst van terugbetaalbare deposito's;
c. zij hebben een looptijd van ten minste 5 jaar en zijn, behalve bij overlijden, niet terugbetaalbaar vóór het verstrijken van deze termijn;
d. zij zijn gedekt zijn door een depositogarantiestelsel dat onder Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels valt;
e. de minimale inleg per termijndeposito als bedoeld in het eerste lid bedraagt hoogstens 200 euro;
f. zij zijn voldoende toegankelijk voor particuliere beleggers;
g. de intrestvoet die toegekend wordt is marktconform.
Bij in ministerraad overlegd besluit getroffen op voordracht van de minister van Economie en de minister van Financiën kan de Koning de berekeningswijze bepalen van de minimale bruto intrestvoet die voor elke betrokken kredietinstelling geldt voor kasbonnen en termijndeposito's uitgegeven of geopend met toepassing van deze wet.
De Koning kan op voordracht van de minister van Economie en de minister van Financiën en op advies van de FSMA regels vaststellen om te verzekeren dat de [1 kasbonnen]1 en termijndeposito's voldoende toegankelijk zijn voor particuliere beleggers.
----------
(1)<W 2015-12-18/12, art. 101, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
Afdeling 2. - Aantrekken van financieringsmiddelen door verzekeringsondernemingen
Art.5. Met het oog op de financiering van geschikte projecten kunnen de verzekeringsondernemingen, vanaf de inwerkingtreding van deze wet, financieringsmiddelen aantrekken door het aanbieden van verzekeringsovereenkomsten die voldoen aan de volgende voorwaarden :
a. de verzekeringsovereenkomst heeft een looptijd van minstens 10 jaar;
b. de verzekeringsovereenkomst wordt gesloten tegen betaling van een eenmalige premie;
c. in afwijking van artikel 114, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, kan de verzekeringnemer jaarlijks maximum 5 % van de theoretische waarde afkopen;
d. het gewaarborgd rendement dat toegekend wordt, is marktconform en is niet lager dan het gewaarborgd rendement dat toegekend wordt voor gelijkaardige verzekeringsovereenkomsten met eenzelfde looptijd aangeboden door de betrokken verzekeringsonderneming;
e. de verzekeringsovereenkomst voorziet in een dekking bij overlijden gelijk aan de inventarisreserve van de uitkering in geval van leven;
f. de verzekeringsovereenkomst is gedekt door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's, levensverzekeringen en kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, als bedoeld in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten of door een gelijkwaardig waarborgsysteem ingericht door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
g. de minimale commerciële premie per verzekeringsovereenkomst bedraagt hoogstens 200 euro;
h. de verzekeringsovereenkomst is voldoende toegankelijk voor particuliere beleggers.
Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad op voordracht van de minister van Economie en de minister van Financiën kan de Koning het maximumbedrag aan financieringsmiddelen bepalen dat jaarlijks kan worden aangetrokken met toepassing van het eerste lid. Dit maximumbedrag wordt omgeslagen over de verzekeringsondernemingen conform de modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
De Koning kan op voordracht van de minister van Economie en de minister van Financiën en op advies van de FSMA regels vaststellen om te verzekeren dat de verzekeringsovereenkomst voldoende toegankelijk is voor particuliere beleggers.
Afdeling 3. - Interbankenleningen
Art.6. Met het oog op de financiering van geschikte projecten kunnen de kredietinstellingen, vanaf de inwerkingtreding van deze wet en zonder afbreuk te doen aan artikel 10 interbankenleningen aangaan bij andere kredietinstellingen.
De interbankenleningen bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstrekt met financieringsmiddelen aangetrokken door de uitgifte van kasbonnen of de opening van termijndeposito's die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4.
Het is kredietinstellingen die een interbankenlening aangaan niet toegestaan de aldus verworven financieringsmiddelen aan te wenden om zelf interbankenleningen te verstrekken.
De kredietinstellingen die interbankenleningen verstrekken vergewissen zich van de uiteindelijke aanwending van de lening conform de artikelen 9 tot 11 van deze wet.
Afdeling 4. - Boekhoudkundige verwerking
Art.7. De financieringsmiddelen die door kredietinstellingen worden aangetrokken overeenkomstig het artikel 4, de inkomsten van de activa bedoeld in artikel 11, § 1, en de interbankenleningen die worden aangegaan overeenkomstig artikel 6, alsook de financiering en interbankenleningen die ermee worden verstrekt en de activa die ermee worden aangekocht met toepassing van artikel 11, worden geboekt op aparte specifiek daartoe voorziene rekeningen in de boekhouding van de kredietinstelling op een wijze die toelaat om deze financieringsmiddelen en de aanwending ervan te identificeren.
De financiering die wordt verstrekt met de financieringsmiddelen die door verzekeringsondernemingen worden aangetrokken overeenkomstig artikel 5 vormt een afgezonderd fonds in de zin van artikel 57 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
Op voordracht van de minister van Financiën kan de Koning nadere regels bepalen met betrekking tot de boekhoudkundige verplichting als bepaald in de vorige leden.
Afdeling 5. - Verplichte vermeldingen
Art.8. In de reclame en in alle andere, al dan niet contractuele documenten en berichten met betrekking tot de kasbonnen, termijndeposito's uitgegeven of geopend met toepassing van deze wet of de verzekeringsovereenkomsten aangeboden met toepassing van deze wet wordt uitdrukkelijk vermeld dat de kasbonnen worden uitgegeven, de termijndeposito's worden geopend of de verzekeringsovereenkomsten worden aangeboden met toepassing van de wet van 26 december 2013 betreffende de thematische volksleningen en dat de bepalingen van deze wet hierop van toepassing zijn.
HOOFDSTUK 4. - Aanwending van de financieringsmiddelen in het kader van thematische volksleningen
Afdeling 1. - Geschikte projecten
Art.9. Om in aanmerking te komen voor financiering in het kader van een thematische volkslening dienen projecten een sociaaleconomisch of maatschappelijk verantwoord doel nastreven. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad op voordracht van de minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie, de lijst met projecten vast die beantwoorden aan deze criteria.
Op vraag van de bestemmeling van de financiering verstrekt de minister van Financiën voorafgaand advies over de conformiteit van een project met de lijst bepaald in het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid. De Koning, op de voordracht van de minister van Financiën, regelt de procedure voor de adviesaanvraag.
Afdeling 2. - Toegelaten aanwending van financieringsmiddelen
Art.10.De financieringsmiddelen aangetrokken [1 overeenkomstig de artikelen 4 en 5]1 moeten binnen het jaar ten beloop van 90 % aangewend worden voor de financiering van geschikte projecten of van een in artikel 6 bedoelde interbankenlening.
Om uitvoering te geven aan de in het eerste lid bepaalde verplichting, is het kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen toegestaan om :
1° gezamenlijk projecten te financieren, hetzij in de vorm van kredietpooling of een andere vorm van cofinanciering;
2° de aangetrokken financieringsmiddelen aan te wenden voor financiering van projecten in het kader van een publiek-private samenwerking;
3° de aangetrokken financieringsmiddelen aan te wenden voor de gedeeltelijke financiering van een project.
----------
(1)<W 2015-12-18/12, art. 102, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
Art.11. § 1. In afwachting van de aanwending van de financieringsmiddelen voor het verstrekken van financiering van geschikte projecten conform artikel 10 worden de aangetrokken financieringsmiddelen belegd in voldoende liquide en weinig risicovolle activa.
Het deel van de financieringsmiddelen dat, binnen de in artikel 10 bepaalde grenzen, niet aangewend moet worden voor de financiering van geschikte projecten dient eveneens belegd te worden in voldoende liquide en weinig risicovolle activa.
De in de voorgaande leden bedoelde activa moeten een marktconforme vergoeding genieten. Zij mogen niet aangewend worden als dekkingswaarden als bedoeld in artikel 64/3, § 3, 2°, van de wet van 22 maart 1993.
In voorkomend geval, na aftrek van de interest verschuldigd aan de houders van kasbonnen en termijndeposito's uitgegeven of geopend met toepassing van artikel 4 of na aftrek van de interest of winstdeelname verschuldigd aan de verzekeringnemers van de verzekeringsovereenkomsten aangeboden met toepassing van artikel 5, worden de inkomsten uit de activa bedoeld in het eerste lid aangewend voor de financiering van projecten.
§ 2. De NBB kan, na gemotiveerd verzoek van de kredietinstelling of verzekeringsonderneming, om prudentiële redenen tijdelijk een uitzondering toestaan op de bepalingen van de eerste paragraaf. In dit geval legt de NBB tegelijkertijd maatregelen op zodat de kredietinstelling of verzekeringsonderneming zo snel mogelijk voldoet aan de verplichting bedoeld in artikel 10.
Afdeling 3. - Verplichte vermeldingen
Art.12. De reclame en alle andere, al dan niet contractuele documenten en berichten met betrekking tot de financiering verstrekt met toepassing van deze wet vermeldt uitdrukkelijk dat de financiering wordt verstrekt met toepassing van de wet van 26 december 2013 betreffende de thematische volksleningen en dat de bepalingen van deze wet erop van toepassing zijn.
HOOFDSTUK 5. - Toezicht op de volksleningen
Afdeling 1. - Toezicht door de NBB
Art.13. De Nationale Bank van België houdt toezicht op de naleving van de artikelen 6, 7, 10 en 11 van deze wet. Daartoe beschikt de Nationale Bank van België over alle bevoegdheden die haar worden toegekend overeenkomstig de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en de bijzondere wetten van toepassing op de kredietinstellingen en de verzekeringsondernemingen.
Art.14.§ 1. De kredietinstellingen leggen periodiek aan de NBB een gedetailleerde staat voor die minstens de volgende elementen bevat :
1° het bedrag van de aangetrokken gelden als bedoeld in artikel 4 opgesplitst [1 in kasbonnen en termijndeposito's, en het bedrag van de interbankenleningen]1 aangegaan overeenkomstig [1 artikel 6]1 alsook van de beleggingen gedaan met toepassing van [1 artikel 11, § 1]1;
2° een overzicht van de aanwending van de gelden als bedoeld in de artikelen [1 9 tot 11]1, opgesplitst in gefinancierde projecten, beleggingen en interbankenleningen;
3° de noodzakelijke gegevens die de NBB in staat stellen te controleren of de voorwaarden van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden nageleefd door de kredietinstelling.
De staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld bij reglement van de NBB dat ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de NBB voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten zijn nageleefd.
§ 2. De verzekeringsondernemingen leggen periodiek aan de NBB een gedetailleerde staat voor die minstens de volgende elementen bevat :
1° het bedrag van de aangetrokken financieringsmiddelen als bedoeld in artikel 5 alsook van de beleggingen gedaan met toepassing van artikel 11, § 1;
2° een overzicht van de aanwending van de financieringsmiddelen als bedoeld in de artikelen 9 en 11, § 1, opgesplitst in gefinancierde projecten en beleggingen;
3° de noodzakelijke gegevens die de NBB in staat stellen te controleren of de voorwaarden van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden nageleefd door de verzekeringsonderneming.
De staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld bij reglement van de NBB dat ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de NBB voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten zijn nageleefd.
----------
(1)<W 2015-12-18/12, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
Art.15. Met het oog op een goede toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen maatregelen werkt de NBB in voorkomend geval samen met de FSMA, alsook met de autoriteiten van andere Staten met soortgelijke bevoegdheden.
De NBB kan met deze autoriteiten vertrouwelijke informatie uitwisselen overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 36/13, 36/14 en 36/16, van de wet van 22 februari 1998.
Art.16. De kosten van de NBB in verband met het in dit hoofdstuk bedoelde toezicht worden gedragen door de kredietinstellingen en de verzekeringsondernemingen conform de modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2012 tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998.
Afdeling 2. - Toezicht door de FSMA
Art.17. § 1. De FSMA houdt toezicht op de naleving van artikel 4, derde en vierde lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 8.
§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 18, en met uitzondering van het toezicht op de artikelen 5 en 8, wat de verzekeringsovereenkomsten betreft, vindt het toezicht van de FSMA plaats voorafgaand aan de uitgifte van een nieuw type kasbon of de opening van een nieuw type termijndeposito. Wanneer de aanbiedingsperiode van een kasbon of termijndeposito een termijn van zes maanden overstijgt, vindt er elke zes maanden opnieuw een voorafgaand toezicht plaats.
De FSMA kan bij reglement de informatie vaststellen die de kredietinstellingen aan de FSMA moeten verstrekken in geval van voorafgaand toezicht overeenkomstig § 2, eerste lid. Deze informatie bevat minstens de in artikel 8 bedoelde documenten. De FSMA spreekt zich uit binnen een termijn van vijf werkdagen na ontvangst van deze informatie.
De kredietinstellingen mogen de in artikel 8 bedoelde documenten pas openbaar maken indien de FSMA heeft meegedeeld hiertegen geen bezwaar te hebben, gelet op de vereisten bepaald in artikel 4, derde en vierde lid, en artikel 8.
§ 3. Onverminderd de toepassing van artikel 18, kunnen de verzekeringsondernemingen de FSMA verzoeken om, voorafgaand aan het aanbod van een nieuw type verzekeringsovereenkomst, een voorafgaand toezicht uit te oefenen op de naleving van de artikelen 5 en 8. Wanneer, in geval van een dergelijk verzoek, de aanbiedingsperiode van een verzekeringsovereenkomst een termijn van zes maanden overstijgt, vindt er elke zes maanden opnieuw een voorafgaand toezicht plaats.
De FSMA bepaalt bij reglement de informatie die de verzekerinsgondernemingen in geval van dergelijk verzoek aan de FSMA moeten verstrekken. Deze informatie bevat minstens de in artikel 8 bedoelde documenten. De FSMA spreekt zich uit binnen een termijn van vijf werkdagen na ontvangst van deze informatie.
§ 4. Voor de toepassing van §§ 2 en 3 is een instrument van een nieuw type indien dit instrument ten aanzien van de reeds aan de FSMA voorgelegde instrumenten andere kenmerken vertoont, waaronder de intrestvoet, met uitzondering van een intrestvoet die voortvloeit uit de toepassing van de vooraf in het aanbod bepaalde aanpassingscriteria.
§ 5. Voor de uitoefening van de bevoegdheden in dit artikel, beschikt de FSMA over alle bevoegdheden die haar worden toegekend overeenkomstig de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de bijzondere wetten van toepassing op de kredietinstellingen.
Art.18. De kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen leggen periodiek aan de FSMA een gedetailleerde staat voor die minstens de volgende elementen bevat :
1° wat de kredietinstellingen betreft, het bedrag van de aangetrokken financieringsmiddelen bedoeld in artikel 4, opgesplitst enerzijds in kasbonnen en termijndeposito's, en anderzijds al naargelang de financieringsmiddelen van particuliere beleggers afkomstig zijn of van niet particuliere beleggers;
2° wat de verzekeringsondernemingen betreft, het bedrag van de aangetrokken financieringsmiddelen bedoeld in artikel 5 en opgesplitst al naargelang de financieringsmiddelen van particuliere beleggers afkomstig zijn of van niet particuliere beleggers;
De FSMA kan bij de kredietinstellingen en de verzekeringsondernemingen bovendien alle andere noodzakelijke gegevens opvragen die de FSMA in staat stellen te controleren of de voorwaarden van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten waarop de FSMA toeziet, worden nageleefd door de kredietinstelling of de verzekeringsonderneming.
De inhoud van voormelde staat wordt vastgesteld bij reglement door de FSMA dat ook de rapporteringsfrequentie bepaalt.
Art.19. In geval van niet-naleving van de bepalingen van deze wet waarop zij toeziet kan de FSMA de maatregelen treffen voorzien in artikel 67, § 1, i) tot o), en §§ 2 tot 5, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, en in artikel 36 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Art.20. Met het oog op een goede toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen maatregelen werkt de FSMA in voorkomend geval samen met de NBB, alsook met de autoriteiten van andere Staten met soortgelijke bevoegdheden.
Zij kan met deze autoriteiten vertrouwelijke informatie uitwisselen overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 75 en 77, §§ 1 en 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
HOOFDSTUK 6. - Strafrechtelijke bepalingen
Art.21. Onverminderd de toepassing van strengere in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen gestraft, hij die :
- de artikelen 6, 7, 10 of 11 of de met toepassing van deze artikelen getroffen uitvoeringsbesluiten niet naleeft;
- zich niet schikt naar een krachtens artikel 19 door de FSMA geformuleerd bevel;
- weigert om de NBB of de FSMA de door haar gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken die nodig zijn voor het toezicht op de toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of zich tegen de door de NBB of FSMA genomen onderzoeksmaatregelen verzet of een valse verklaring aflegt.
Art.22. Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van de in artikel 21 bedoelde bepalingen tegen een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming moet ter kennis worden gebracht van de Federale Overheidsdienst Financiën door de gerechtelijke overheid die er door gevat is.
HOOFDSTUK 7. - Fiscale bepalingen
Art.23. Artikel 171, 3° quinquies, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, wordt aangevuld als volgt :
"en de inkomsten uit kasbonnen of termijndeposito's die door kredietinstellingen zijn aangeboden voor de financiering van een thematische volkslening als bedoeld in de wet van 26 december 2013 en op voorwaarde dat die kasbonnen of termijndeposito's beantwoorden aan de criteria en voorwaarden als bepaald in de genoemde wet;".
Art.24. In artikel 269 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij programmawet van 27 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 1°, worden de woorden "in de bepalingen onder 2° tot 4° " vervangen door de woorden "in de bepalingen onder 2° tot 4° en 7° ";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende :
"7° op 15 pct. voor de inkomsten uit kasbonnen of termijndeposito's die door kredietinstellingen zijn aangeboden voor de financiering van een thematische volkslening als bedoeld in de wet van 26 december 2013 en op voorwaarde dat die kasbonnen of termijndeposito's beantwoorden aan de criteria en voorwaarden bepaald in de genoemde wet."
Art.25. In artikel 175/3 van het Wetboek houdende diverse rechten en taksen wordt een derde lid ingevoegd luidende als volgt :
"In afwijking van het eerste lid wordt de taks verminderd tot 1,10 pct. voor verzekeringsovereenkomsten die beantwoorden aan de criteria en voorwaarden bepaald in de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen.".
Art.26.[1 Wanneer een van de bepalingen bepaald in de artikelen 4, 6, 7, 10 en 11 niet gerespecteerd wordt,]1 is de betrokken kredietinstelling gehouden tot betaling van een som gelijk aan 10 % van de inkomsten betaald of toegekend aan de houders van de betrokken kasbonnen of termijndeposito's.
[1 De som die door de kredietinstellingen is verschuldigd uit hoofde van de toepassing van het vorige lid wordt als een belastingschuld beschouwd. De vestiging, de inning en de invordering van die belastingschuld gebeuren volgens de regels die van toepassing zijn op het vlak van de roerende voorheffing, inzonderheid de regels die betrekking hebben op de wijze van storting en de opeisbaarheid alsmede de bepalingen van Titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 behalve wanneer hiervan wordt afgeweken.]1
[1 Voor de inkomsten die werden toegekend vóór het einde van het jaar waarin de aangetrokken financieringsmiddelen, overeenkomstig artikel 4, moeten worden aangewend voor de financiering van geschikte projecten of voor het verlenen van een interbankenlening overeenkomstig artikel 6, is de schuld met betrekking tot de toegekende inkomsten betaalbaar ten vroegste op het eerste werkdag van de maand volgend het einde van de termijn die in artikel 10 is bepaald.]1
[1 De aanslagvoet van de roerende voorheffing en het tarief van de personenbelasting]1 bedoeld in de artikelen 23 en 24 blijven verworven voor de houders van de betrokken kasbonnen en termijndeposito's.
----------
(1)<W 2015-12-18/12, art. 104, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
Art.27.[1 Wanneer een van de bepalingen overeenkomstig artikelen 5, 10 en 11 niet gerespecteerd wordt,]1 § 1 is de betrokken verzekeringsonderneming gehouden tot betaling van het verschil tussen het bedrag van de ingehouden jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen op de betaalde premie(s) en het bedrag van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen die op de premie(s) van de verzekeringsovereenkomst verschuldigd zou(den) zijn indien deze niet was aangeboden met toepassing van deze wet.
De schuld van de verzekeringsonderneming uit hoofde van de toepassing van het eerste lid wordt als een belastingschuld beschouwd. [1 De vestiging, de heffing en de invordering ervan geschiedt volgens de regels toepasselijk op de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen.]1
[1 Deze belastingschuld is betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand volgend op die waarin is vastgesteld dat de financieringsmiddelen aangetrokken door het aanbod van verzekeringsovereenkomsten in toepassing van artikel 5 niet zijn behandeld of aangewend in overeenstemming met de artikelen 10 en 11.]1
Het tarief van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 25 blijft verworven voor de verzekeringnemers van de betrokken verzekeringsovereenkomsten.
----------
(1)<W 2015-12-18/12, art. 105, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
HOOFDSTUK 8. - Evaluatie
Art.28. Deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden onderworpen aan een evaluatie.
De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie stellen een evaluatieverslag op dat wordt voorgelegd aan de ministerraad binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet.
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art. 29. Deze wet treedt in werking op 1 januari 2014.
De artikelen 23 en 24 zijn van toepassing op de interesten betaald of toegekend met ingang van 1 januari 2014.
De besluiten genomen ter uitvoering van deze wet verliezen alle uitwerking indien ze niet uiterlijk twee jaar na de datum van hun inwerkingtreding bij wet zijn bekrachtigd.