Details





Titel:

20 APRIL 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties [luchtvaartactiviteiten] en de inzet van flexibele mechanismen. <Opschrift gewijzigd door BVR2014-04-04/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014> (NOTA : art. 66 en 73 opgeheven in de toekomst door BVR2019-09-06/07, art. 62, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-05-2012 en tekstbijwerking tot 17-12-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De opstelling van een toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode
Art. 2-6
HOOFDSTUK 3. - De toewijzing, de verlening, de stopzetting van de verlening, de geldigheid en de annulering van emissierechten [1 aan BKG-inrichtingen]1 tijdens de eerste verbintenisperiode
Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 7
Onderafdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 8-13
Onderafdeling 3. - Het ministerieel besluit tot toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 14
Afdeling 2. - De verlening van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 15
Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 16
Afdeling 3. - De stopzetting van de verlening van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 17-18
Afdeling 4. - De geldigheid en de annulering van emissierechten van de eerste verbintenisperiode
Art. 19-21
HOOFDSTUK 4. - Criteria voor de verificatie van CO2-emissies tijdens de eerste verbintenisperiode
Art. 22
HOOFDSTUK 5. - Bepalingen ter voorbereiding van de tweede verbintenisperiode [1 voor BKG-installaties]1
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 23
Afdeling 2. - De rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art. 24-27
HOOFDSTUK 6. - De toewijzing, de verlening en de stopzetting van de verlening van emissierechten [1 aan BKG-installaties]1 tijdens de tweede verbintenisperiode
Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - Het voorlopig toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art. 28-31
Onderafdeling 2. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art. 32-33
Onderafdeling 3. - Aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten ten gevolge van blootstelling aan een CO2-weglekrisico tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 34-35
Afdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De toewijzingsaanvraag
Art. 36
Onderafdeling 2. - Het voorlopige toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode
Art. 37-40
Onderafdeling 3. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode
Art. 41
Afdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten, een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten of een aanzienlijke capaciteitsvermindering van een BKG-installatie
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 42
Onderafdeling 2. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 43-46
Onderafdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 47-50
Onderafdeling 4. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 51-54
Afdeling 4. - De verlening van emissierechten tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 55, 55/1, 55/2
Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de tweede verbintenisperiode
Art. 56
HOOFDSTUK 6/1. [1 - Luchtvaartactiviteiten]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1
Art. 56/1
Afdeling 2. [1 - Het monitoringplan tonkilometergegevens, het rapport tonkilometergegevens en de bijzondere reserve]1
Onderafdeling 1. [1 - Het monitoringplan tonkilometergegevens]1
Art. 56/2, 56/3, 56/4, 56/5, 56/6
Onderafdeling 2. [1 - Het rapport tonkilometergegevens]1
Art. 56/7, 56/8, 56/9, 56/10
Onderafdeling 3. [1 - Bijzondere reserve]1
Art. 56/11. [1 § 1. De vliegtuigexploitant die in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode, dient conform artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uiterlijk op 30 juni van het derde jaar van de periode op elektronische wijze een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit.
Art. 56/12. [1 De aanvraag, vermeld in artikel 56/11, bevat minstens de volgende elementen :
Art. 56/13. [1 § 1. Binnen drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit elektronisch bevestigd heeft dat ze de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve heeft ontvangen, controleert en beslist de bevoegde autoriteit of de aanvraag voldoet aan de bepalingen van verordening nr. 600/2012 en verordening nr. 601/2012 en aan de toekenningscriteria voor vliegtuigexploitanten, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Het controleproces kan resulteren in aanpassingen aan de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve.
Afdeling 3. [1 - Het emissiemonitoringplan en het emissieverslag]1
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1
Art. 56/14
Onderafdeling 2. [1 - Het emissiemonitoringplan]1
Art. 56/15, 56/16, 56/17, 56/18, 56/19
Onderafdeling 3. [1 - Actualisering van het emissiemonitoringplan]1
Art. 56/20, 56/21, 56/22, 56/23
Onderafdeling 4. [1 - Het emissieverslag]1
Art. 56/24, 56/25, 56/26, 56/27
Afdeling 4. [1 - Wijziging tonkilometergegevens of wijziging CO2-emissies]1
Art. 56/28, 56/29, 56/30, 56/31, 56/32
Afdeling 5. [1 - Abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of abnormale omstandigheid CO2-emissies]1
Art. 56/33, 56/34
Afdeling 6. [1 - Verbeteringsverslag]1
Art. 56/35, 56/36, 56/37
Afdeling 7. [1 - De stopzetting van een luchtvaartactiviteit door de vliegtuigexploitant]1
Art. 56/38
Afdeling 8. [1 - De inlevering van emissierechten door de vliegtuigexploitant]1
Art. 56/39
HOOFDSTUK 7. - De overdracht van emissierechten [1 ...]1
Art. 57-59
HOOFDSTUK 8. [1 - De geldigheid en de annulering van emissierechten]1
Afdeling 1. [1 - Bepalingen voor BKG-installaties]1
Art. 60-62
Afdeling 2.
Art. 62/1.
Art. 62/2.
Art. 62/3.
HOOFDSTUK 9. - Sancties
Art. 63, 63/1, 63/2
HOOFDSTUK 10. - Deelname aan projectactiviteiten en gebruik van CER's en ERU's
Afdeling 1. - De inlevering en het gebruik van CER's en ERU's door de exploitant van een BKG-installatie
Art. 64-73
Afdeling 1/1. [1 - De inlevering en het gebruik van CER's en ERU's door de vliegtuigexploitant]1
Art. 73/1, 73/2
Afdeling 2. - Bepalingen over de deelname van een particuliere of openbare organisatie aan een projectactiviteit
Art. 74-78
HOOFDSTUK 11. - De goedkeuring van een projectactiviteit
Art. 79-83
HOOFDSTUK 12. - Verwerving van Kyoto-eenheden door het Vlaamse Gewest
Afdeling 1. - Verwerving voor de eerste verbintenisperiode
Art. 84-85
Afdeling 2. - Beleidsvoorbereiding en rapportering inzake de verwerving van Kyoto-eenheden voor de eerste verbintenisperiode
Art. 86-87
HOOFDSTUK 13. - Wijzigingsbepalingen
Art. 88-101
HOOFDSTUK 14. - Slotbepalingen
Art. 102-104, 104/1, 105-106
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007037301 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° aanvrager : persoon die een verzoek om goedkeuring van een projectactiviteit indient bij de Vlaamse minister;
  [2 1° /1 abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of abnormale omstandigheid CO2-emissies : een omstandigheid die niet voorzien kan worden door de vliegtuigexploitant, die eenmalig of beperkend is in de tijd en tot gevolg heeft dat de monitoringmethodiek uit het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of uit het goedgekeurde emissiemonitoringplan tijdelijk niet gevolgd kan worden;]2
  2° [5 ...]5
  3° annuleren van emissierechten : het ongeldig of onbruikbaar maken van emissierechten;
  4° [1 bevoegde autoriteit : de instantie, aangewezen voor enkele specifieke taken, vermeld in Verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad, vermeld in het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten, overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en vermeld in Verordening (EG) nr 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;]1
  5° [1 BKG-inrichting : een inrichting waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage 6;]1
  6° [1 BKG-installatie :
   a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een BKG-inrichting;
   b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, [3 zoals omschreven in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, aangeduid met de letter Y in de vierde kolom van de indelingslijst]3, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;]1
  7° broeikasgassen : koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) of zwavelhexafluoride (SF6) en andere gasvormige bestanddelen van de atmosfeer, zowel natuurlijke als antropogene, die infrarode straling absorberen en weer uitstralen;
  8° CDM-projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 12 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;
  [5 8° /1 departement: het Departement Omgeving;]5
  9° eerste verbintenisperiode : de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012;
  10° emissierecht : een overdraagbaar recht om gedurende een bepaalde periode één ton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit te stoten;
  11° emissiereductie-eenheid, afgekort ERU : een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;
  12° exploitant : de houder van de milieuvergunning van een BKG-inrichting;
  13° exploitant van een BKG-installatie :
  a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een exploitant;
  b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, de houder(s) van de [3 omgevingsvergunning(en)]3 van de BKG-installatie;
  14° gecertificeerde emissiereductie, afgekort CER : een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;
  15° goedkeuring van een projectactiviteit : de goedkeuring van een JI-projectactiviteit, zoals vermeld in artikel 6, § 1, a), van het Protocol van Kyoto of de goedkeuring van de vrijwillige deelname aan een CDM-projectactiviteit, zoals vermeld in artikel 12, § 5, punt a), van het Protocol van Kyoto. Als dat van toepassing is, omvat de verleende goedkeuring mede de machtiging van personen om aan die projectactiviteit deel te nemen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 of 12 van het Protocol van Kyoto en van de relevante besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;
  16° handelsperiode : de eerste verbintenisperiode of de tweede verbintenisperiode;
  [2 16° /1 ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies : een abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een abnormale omstandigheid CO2-emissies die tot gevolg heeft dat de monitoringmethodiek uit het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of uit het goedgekeurde emissiemonitoringplan niet toegepast kan worden voor minstens een procent van de te bewaken tonkilometergegevens of van de te bewaken CO2-emissies op jaarbasis;
   16° /2 internationaalkredietrecht : het maximale aantal CER's of ERU's dat een exploitant of een vliegtuigexploitant kan inleveren of omruilen voor emissierechten;]2
  17° jaarlijkse emissieruimte : de in een Europese lidstaat maximaal toegestane hoeveelheid broeikasgasemissies per jaar in de tweede verbintenisperiode;
  18° JI-projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;
  19° Kyoto-eenheid : een AAU, een RMU, een ERU of een CER;
  20° minst ontwikkeld land : land dat als zodanig is vastgesteld door de Verenigde Naties;
  21° Nationale Klimaatcommissie : de commissie, opgericht bij artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;
  [2 21° /1 niet-ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of niet- ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies : een abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een abnormale omstandigheid CO2-emissies die niet beantwoordt aan de definitie van ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of aan de definitie van ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies;
   21° /2 niet-significante wijziging tonkilometergegevens of niet-significante wijziging CO2-emissies : een wijziging die niet beantwoordt aan de definitie van significante wijziging tonkilometergegevens of aan de definitie van significante wijziging CO2-emissies;]2
  22° nieuwkomer :
  a) tijdens de eerste verbintenisperiode, een BKG-inrichting, als vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  b) tijdens de tweede verbintenisperiode, een BKG-installatie als vermeld in de toewijzingsregels die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn en die zijn opgenomen in bijlage 3;
  [1 22° /1 onverschuldigd verleende emissierechten : het positieve verschil tussen de hoeveelheid emissierechten verleend op grond van de beslissing, vermeld in artikel 32, § 2, en de hoeveelheid emissierechten toegewezen op grond van de beslissingen, vermeld in de artikel en 46, § 2, 50, § 2, en 54, § 2;]1
  23° partij uit bijlage I : een partij als vermeld in bijlage I van het UNFCCC die het Protocol van Kyoto heeft geratificeerd, zoals bepaald in artikel 1(7) van het Protocol van Kyoto;
  24° persoon : een natuurlijk persoon of rechtspersoon;
  25° projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 of artikel 12 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;
  26° Protocol van Kyoto : het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering van 9 mei 1992, van 11 december 1997;
  27° publieke bekendmaking : het op de hoogte brengen van de bevolking door bekendmaking in drie Vlaamse dagbladen met nationale verspreiding, door bekendmaking en inzage via het internet, en door het inzagerecht tijdens de kantooruren op [5 het departement]5;
  [2 27° /1 rapporteringsjaar : het kalenderjaar waarin CO2-emissies bewaakt en gerapporteerd worden;]2
  28° redelijke mate van zekerheid : een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een uitdrukkelijk verificatierapport, ten aanzien van de vraag of de te verifiëren gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven;
  29° registeradministrateur : de persoon of personen die het nationaal register beheert of beheren en bijhoudt of bijhouden overeenkomstig de eisen van de richtlijn, gewijzigd bij richtlijn 2004/101/EG, beschikking 240/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad, en verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad;
  30° richtlijn : richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;
  [2 30° /1 significante wijziging CO2-emissies : een wijziging CO2-emissies die betrekking heeft op een van de gevallen, vermeld in artikel 15, lid 4, a), van verordening nr. 601/2012 of die betrekking heeft op :
   a) de ingebruikname van een nieuw generisch type van luchtvaartuig, met inbegrip van een nieuwe langdurige leasingoperatie;
   b) een verandering van de radioroepnaam die gebruikt wordt voor luchtverkeersleidingsdoeleinden voor het geheel of een gedeelte van de vloot van een vliegtuigexploitant;
   c) een verandering in de status van de geleverde luchtvervoersdienst van niet-commercieel naar commercieel of omgekeerd;
   d) een verandering in de gebruikte gegevensbronnen om de gegevens van de getankte brandstof of van de hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, of om een verandering in de methoden voor het doorsturen, bewaren en ophalen van die gegevens te bepalen;
   e) een verandering in de gebruikte methode om de dichtheid van de brandstof voor een bepaald type van luchtvaartuig te bepalen;
   f) een verandering in de procedures die de methodiek beïnvloeden voor de registratie, bewerking en borging van de gegevens met het oog op de rapportering van de CO2-emissies;
   30° /2 significante wijziging tonkilometergegevens : een wijziging tonkilometergegevens die betrekking heeft op een van de gevallen, vermeld in artikel 15, lid 4, b), van verordening nr. 601/2012, of die betrekking heeft op :
   a) de ingebruikname van een nieuw generisch type van luchtvaartuig, met inbegrip van een nieuwe langdurige leasingoperatie;
   b) een verandering van de radioroepnaam die gebruikt wordt voor luchtverkeersleidingsdoeleinden voor het geheel of een gedeelte van de vloot van een vliegtuigexploitant;
   c) een verandering in de toegepaste methode of de procedures om de passagiersmassa, met inbegrip van de bagage, te bepalen;
   d) een verandering in de toegepaste methode of de procedures om de massa aan vervoerde vracht of post te bepalen;
   e) een verandering in de procedures die de methodiek beïnvloeden voor de registratie, bewerking en borging van de gegevens met het oog op de rapportering van de tonkilometergegevens;
   30° /3 stopzetting van een luchtvaartactiviteit : de toestand waarbij een vliegtuigexploitant gedurende minstens een kalenderjaar geen luchtvaartactiviteit meer uitoefent;]2
  31° titel I van het VLAREM : het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;
  32° titel II van het VLAREM : het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
  [2 32° /1 TKM-toezichtjaar : het kalenderjaar dat vierentwintig maanden voor het begin van de periode afloopt, of voor de periode die loopt van 1 januari tot en met 31 december 2012, het jaar 2010;]2
  33° toegewezen eenheid, afgekort AAU : een eenheid die overeenkomstig artikel 7, derde lid, van Beschikking 280/2004/EG is verleend;
  34° toewijzingsplan : het plan dat voor de eerste verbintenisperiode aangeeft hoe emissierechten worden toegewezen aan exploitanten van BKG-inrichtingen en dat minstens de elementen bevat uit bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;
  35° toewijzingsreserve : de hoeveelheid emissierechten die bij het opstellen van het toewijzingsplan wordt vastgelegd, en die voor de eerste verbintenisperiode kan worden toegewezen aan nieuwkomers;
  36° ton CO2-equivalent : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel;
  37° tweede verbintenisperiode : de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020;
  38° UNFCCC : het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering van 9 mei 1992;
  [2 38° /1 verbeteringsverslag : het verslag, vermeld in artikel 69, lid 1, van verordening nr. 601/2012;]2
  39° verbranden : het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt, en andere rechtstreeks daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rookgasreiniging;
  40° verificatiebureau : de organisatie die aangesteld is om de correcte uitvoering van het Benchmarking-convenant over energie-efficiëntie in de industrie, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002, te bewaken, vermeld in artikel 10 van voormeld convenant;
  [2 40° /1 verordening nr. 601/2012 : verordening (EU) Nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
   40° /2 verordening nr. 1123/2013 : verordening (EU) Nr. 1123/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;]2
  41° verwijderingseenheid, afgekort RMU : een eenheid die overeenkomstig artikel 3 van het Protocol van Kyoto is verleend;
  42° Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu;
  43° werkelijke opstartdatum : de datum zoals bepaald in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  [2 44° wijziging tonkilometergegevens of wijziging CO2-emissies : een wijziging van de inhoud of achterliggende procedures van het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of van het goedgekeurde emissiemonitoringplan die niet tijdelijk is en betrekking heeft op de monitoringmethodiek of op de regels en procedures voor het verkrijgen, verwerken, registreren, rapporteren of borgen van de kwaliteit van de gegevens met het oog op de rapportering van tonkilometergegevens of de rapportering van CO2-emissies;]2
  [2 De definities, vermeld in het eerste lid, 1° /1, 16° /1, 16° /2, 21° /1, 21° /2, 27° /1, 30° /1, 30° /2, 30° /3, 32° /1, 38° /1, 40° /1, 40° /2 en 44°, zijn alleen van toepassing op luchtvaartactiviteiten.]2
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 223, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2014-04-04/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (3)<BVR 2015-11-27/29, art. 734, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (4)<BVR 2017-02-24/16, art. 201, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (5)<BVR 2019-09-06/07, art. 34, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

HOOFDSTUK 2. - De opstelling van een toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode
Art.2. Uiterlijk vierentwintig maanden voor het begin van de eerste verbintenisperiode leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een voorstel van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.

Art.3.Het voorstel van toewijzingsplan, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wordt publiek bekendgemaakt.
  Iedereen kan, vanaf de dag van de publieke bekendmaking, gedurende dertig dagen opmerkingen over het voorstel van toewijzingsplan indienen bij [1 het departement]1.
  Tegelijkertijd met de publieke bekendmaking wordt het voorstel van toewijzingsplan voor advies aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen bezorgd.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.4. Uiterlijk twintig maanden voor het begin van de eerste verbintenisperiode leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een ontwerp van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. In dat ontwerp van toewijzingsplan wordt tevens aangegeven hoe werd ingegaan op de opmerkingen en adviezen die overeenkomstig artikel 3, tweede en derde lid, werden ingediend en verstrekt. Het ontwerp van toewijzingsplan dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, wordt aan de voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie bezorgd. Na de integratie van het ontwerp van toewijzingsplan in het ontwerp van nationaal toewijzingsplan, deelt hij dat mee aan de Europese Commissie.

Art.5.Na de ontvangst van de vragen of opmerkingen van de Europese Commissie wordt het ontwerp van toewijzingsplan publiek bekendgemaakt.
  Iedereen kan vanaf de dag van de publieke bekendmaking gedurende dertig dagen opmerkingen over het ontwerp van toewijzingsplan bij [1 het departement]1 indienen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.6. Na afloop van de periode, vermeld in artikel 5, en na ontvangst van de beschikking van de Europese Commissie, leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een definitief ontwerp van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. In dat definitieve ontwerp van toewijzingsplan wordt tevens aangegeven hoe werd ingegaan op de vragen of opmerkingen van de Europese Commissie en het publiek, vermeld in artikel 5.
  Het definitieve toewijzingsplan dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, wordt op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

HOOFDSTUK 3. - De toewijzing, de verlening, de stopzetting van de verlening, de geldigheid en de annulering van emissierechten [1 aan BKG-inrichtingen]1 tijdens de eerste verbintenisperiode   ----------   (1)
Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.7. De hoeveelheid emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-inrichting wordt toegewezen, wordt bepaald volgens de rekenregels en voorschriften die vervat zijn in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is.

Onderafdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.8. De hoeveelheid emissierechten die aan een nieuwkomer wordt toegewezen, wordt bepaald volgens de rekenregels en voorschriften die vervat zijn in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is.

Art.9.§ 1. Nieuwkomers kunnen na het verkrijgen van een [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 en voor de werkelijke opstartdatum, emissierechten laten reserveren binnen de toewijzingsreserve. Ze dienen daarvoor een aanvraag in bij [2 het departement]2. Die aanvraag moet verstuurd worden met een aangetekende brief en de ontvangstdatum ervan is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de reserveringsaanvragen.
  § 2. De aanvraag bevat minstens de volgende elementen :
  1° een beschrijving van de nieuwkomer;
  2° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  3° het bewijs dat de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 voor de nieuwkomer werd verleend in eerste aanleg en dat er geen ontvankelijk administratief beroep tegen werd ingesteld, of een bewijs dat de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 in beroep werd verleend;
  4° de verwachte opstartdatum en een zo getrouw mogelijke weergave van de tijdslijn van de bouwfase tot de verwachte opstartdatum;
  5° de best mogelijke inschatting van de factoren die worden vermeld in de toepasselijke toewijzingsformule voor de nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  6° in voorkomend geval, de best mogelijke inschatting van de invloed van de nieuwkomer op de bestaande BKG-inrichting, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd.
  § 3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag beslist [2 het departement]2 of de aanvraag volledig is en brengt ze de nieuwkomer op de hoogte van haar beslissing. Als de reserveringsaanvraag onvolledig is, kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.
  Binnen zestig dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag brengt [2 het departement]2 een gemotiveerd advies uit over :
  1° de verenigbaarheid van de elementen uit de reserveringsaanvraag met de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  2° de te reserveren hoeveelheid emissierechten voor de nieuwkomer voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode, rekening houdend met de verwachte opstartdatum van de nieuwkomer. [2 Het departement]2 kan in voorkomend geval een beroep doen op het verificatiebureau.
  Binnen negentig dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag beslist de Vlaamse minister over de reservering van emissierechten. In geval van gewijzigde omstandigheden kan de Vlaamse minister de beslissing over de reservering van emissierechten wijzigen of intrekken. [2 Het departement]2 brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 735, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 36, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.10.Als de opstart van de nieuwkomer meer dan twaalf maanden na de opstartdatum die in de reserveringsaanvraag is vermeld, plaatsvindt, vervalt de reservering van emissierechten, tenzij de nieuwkomer uiterlijk één maand voor het verval met een aangetekende brief gegronde redenen voor uitstel aan [1 het departement]1 bezorgt. In voorkomend geval kan de Vlaamse minister de reservatie eenmaal en voor maximaal zes maanden verlengen. Na het verval van de reservatie van emissierechten komen die emissierechten opnieuw beschikbaar voor andere nieuwkomers. [1 Het departement]1 brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 37, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.11.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de toewijzing van emissierechten, dient de nieuwkomer na de werkelijke opstartdatum een aanvraag tot toewijzing in bij [2 het departement]2. Die toewijzingsaanvraag moet uiterlijk op 31 december 2012 verstuurd worden met een aangetekende brief en de ontvangstdatum ervan is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de toewijzingsaanvragen.
  § 2. De toewijzingsaanvraag bevat minstens de volgende elementen :
  1° een beschrijving van de nieuwkomer;
  2° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  3° het bewijs dat de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 voor de nieuwkomer werd verleend in eerste aanleg en dat er geen ontvankelijk administratief beroep tegen werd ingesteld, of het bewijs dat de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 in beroep werd verleend;
  4° de door het verificatiebureau vastgestelde en geverifieerde werkelijke opstartdatum;
  5° de door het verificatiebureau goedgekeurde en geverifieerde gegevens over de factoren die worden vermeld in de toewijzingsformule voor de nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  6° in voorkomend geval, de door het verificatiebureau goedgekeurde en geverifieerde gegevens over de inschatting van de invloed van de nieuwkomer op de bestaande BKG-inrichting, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;
  7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd.
  § 3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist [2 het departement]2 of de aanvraag volledig is en brengt ze de nieuwkomer op de hoogte van haar beslissing. Als de toewijzingsaanvraag onvolledig is, kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.
  Binnen zestig dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag brengt [2 het departement]2 een gemotiveerd advies uit over het aantal toe te wijzen emissierechten voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode, rekening houdend met de werkelijke opstartdatum van de nieuwkomer en de hoeveelheid beschikbare emissierechten in de toewijzingsreserve. In voorkomend geval kan [2 het departement]2 een beroep doen op het verificatiebureau.
  Binnen negentig dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist de Vlaamse minister over de al of niet toewijzing van emissierechten en over de hoeveelheid toe te wijzen emissierechten. [2 Het departement]2 brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 736, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 37, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.12. De emissierechten die worden toegewezen aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode, worden onttrokken aan de toewijzingsreserve.
  De volgorde waarin de emissierechten in aanmerking voor toewijzing komen, wordt bepaald door :
  1° als de emissierechten gereserveerd werden, de ontvangstdatum van de reserveringsaanvraag;
  2° als de emissierechten niet gereserveerd werden, de ontvangstdatum van de toewijzingsaanvraag.
  Nieuwkomers die geen emissierechten toegewezen kregen omdat de toewijzingsreserve opgebruikt was, komen in aanmerking voor een toewijzing als :
  1° er opnieuw gereserveerde emissierechten vrijkomen met toepassing van artikel 10;
  2° de reserve wordt aangevuld met emissierechten die de Vlaamse overheid heeft aangekocht met toepassing van het vierde lid;
  3° er emissierechten vrijkomen naar aanleiding van toegewezen maar niet verleende emissierechten;
  4° er minder emissierechten aan een nieuwkomer worden toegewezen dan er gereserveerd werden.
  Als de toewijzingsreserve volledig is opgebruikt, worden om strategische en economische redenen en binnen de uitgetrokken begrotingsmiddelen, door de Vlaamse Regering emissierechten verworven voor de toewijzing aan nieuwkomers.

Art.13. De Vlaamse minister kan nadere regels vaststellen voor de reservering en toewijzing van emissierechten.

Onderafdeling 3. - Het ministerieel besluit tot toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.14.§ 1. De Vlaamse minister beslist over het aantal emissierechten dat aan de exploitant van een BKG-inrichting wordt toegewezen.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-inrichting;
  2° de identificatiecode van de BKG-inrichting;
  3° de totale hoeveelheid emissierechten die, voor de eerste verbintenisperiode en per kalenderjaar, aan de exploitant van de BKG-inrichting wordt toegewezen;
  4° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de toegewezen emissierechten.
  [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-inrichting op de hoogte van het besluit houdende de toewijzing van emissierechten met een aangetekende brief.
  De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 38, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 2. - De verlening van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.15. Met behoud van de toepassing van artikel 17 wordt tijdens de eerste verbintenisperiode jaarlijks, uiterlijk op 28 februari, een vijfde van de toegewezen hoeveelheid emissierechten verleend aan de exploitant van een BKG-inrichting.

Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.16. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht tot verlening van emissierechten aan nieuwkomers voor het jaar van de werkelijke opstartdatum nadat het ministerieel besluit, vermeld in artikel 14, is genomen. De emissierechten die voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode zijn toegewezen, worden uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar in kwestie verleend.

Afdeling 3. - De stopzetting van de verlening van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.17.§ 1. In afwijking van artikel 15 en 16 beslist de bevoegde autoriteit de verlening van emissierechten aan de exploitant van een BKG-inrichting voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode stop te zetten, als :
  1° de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 vervalt;
  2° de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 wordt opgeheven;
  3° de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 wordt ingetrokken;
  4° de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 afloopt en een nieuwe milieuvergunning niet tijdig werd aangevraagd;
  5° aan de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 wordt verzaakt;
  6° de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 wordt vernietigd.
  In de gevallen, vermeld in het eerste lid, gaat het daarbij telkens om de volledige [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 of om het deel van de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 dat betrekking heeft op de BKG-inrichting.
  In de gevallen, vermeld in het eerste lid, meldt de exploitant de gewijzigde [1 situatie inzake de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 aan de bevoegde autoriteit. Hij verstuurt die melding met een aangetekende brief binnen een termijn van veertien dagen nadat de exploitant er kennis van heeft genomen of er kennis van heeft kunnen nemen.
  § 2. Als een hinderlijke inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting verliest of als de activiteiten van de BKG-inrichting worden stopgezet, moet de exploitant dat binnen een termijn van veertien dagen nadat hij daarvan kennis heeft genomen of er kennis van heeft kunnen nemen, met een aangetekende brief meedelen aan de overheid die bevoegd is voor de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 in eerste aanleg.
  Bij die aangetekende brief moet een van de volgende documenten worden gevoegd :
  1° ofwel de bewijsstukken waaruit blijkt dat de inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting heeft verloren;
  2° ofwel een bevestiging van de stopzetting van de activiteiten van de BKG-inrichting.
  Uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de aangetekende brief stelt de bevoegde overheid de juistheid en het blijvende karakter vast en wordt, in voorkomend geval, de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 aangepast door de inrichting niet langer als BKG-inrichting in te delen, alsook door de [1 voorwaarden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 voor de CO2-emissiehandel te wijzigen overeenkomstig paragraaf 3. De bevoegde overheid brengt de bevoegde autoriteit daarvan binnen vijf dagen op de hoogte.
  § 3. In de gevallen, vermeld in paragrafen 1 en 2, worden geen emissierechten meer verleend voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode. De bewakings- en rapporteringsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM, blijven gelden voor het volledige kalenderjaar waarin de situaties, vermeld in paragrafen 1 en 2, zich voordoen, maar ze vervallen eveneens voor de daaropvolgende kalenderjaren van de eerste verbintenisperiode. De inleveringsverplichting, vermeld in hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM, vervalt vijf maanden na het kalenderjaar waarin de situaties, vermeld in paragrafen 1 en 2, zich voordoen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 737, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.18. De emissierechten die werden toegewezen aan de exploitant van een BKG-inrichting voor de resterende kalenderjaren van de eerste verbintenisperiode en die overeenkomstig artikel 17, § 3, niet verleend worden, worden door de registeradministrateur, op verzoek van de bevoegde autoriteit, aan de toewijzingsreserve toegevoegd.

Afdeling 4. - De geldigheid en de annulering van emissierechten van de eerste verbintenisperiode
Art.19. Vier maanden na het begin van de eerste verbintenisperiode worden de emissierechten die niet meer geldig zijn in de eerste verbintenisperiode en die niet overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd, geannuleerd.

Art.20. Emissierechten die overeenkomstig artikel 15 of 16 zijn verleend voor de eerste verbintenisperiode, zijn alleen geldig voor de emissies uit de eerste verbintenisperiode.
  Emissierechten die zijn verleend voor de eerste verbintenisperiode door een andere bevoegde autoriteit dan die, aangewezen overeenkomstig artikel 103, zijn geldig voor de emissies uit de eerste verbintenisperiode.

Art.21. Op verzoek van de persoon die de emissierechten in zijn bezit heeft, worden de emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode geldig zijn, geannuleerd.
  Emissierechten die overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd, worden geannuleerd.

HOOFDSTUK 4. - Criteria voor de verificatie van CO2-emissies tijdens de eerste verbintenisperiode
Art.22. § 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar.
  Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies onderzocht, in het bijzonder :
  1° de gerapporteerde activiteitgegevens, en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;
  2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;
  3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;
  4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden.
  § 2. De emissies waarover in het CO2-emissiejaarraport verslag is uitgebracht, kunnen alleen worden goedgekeurd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid.
  Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aangetoond hebben dat :
  1° de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;
  2° de gegevens verzameld zijn overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen;
  3° de desbetreffende documenten van de BKG-inrichting volledig en consistent zijn.
  § 3. Het verificatiebureau houdt rekening met de vraag of de BKG-inrichting geregistreerd is in het kader van EMAS, het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem, of over een gelijkwaardig milieu- of energiezorgsysteem beschikt.
  § 4. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle activiteiten die in de installatie worden verricht. Daarvoor heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van de BKG-inrichting.
  § 5. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op het terrein van de BKG-inrichting. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen.
  § 6. Het verificatiebureau moet alle bronnen van emissies in de BKG-inrichting evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die tot de totale emissies van de BKG-inrichting bijdraagt.
  § 7. Aan de hand van die analyse identificeert het verificatiebureau uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel, en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies. Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure.
  § 8. Het verificatiebureau houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de exploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden.
  § 9. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of het CO2-emissiejaarraport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, bevredigend is.
  In het verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het CO2-emissiejaarraport bevredigend is, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

HOOFDSTUK 5. - Bepalingen ter voorbereiding van de tweede verbintenisperiode [1 voor BKG-installaties]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.23.De grenzen van een BKG-installatie vallen samen met de grenzen van een [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1. Als een exploitant van een BKG-installatie op een site over meerdere milieuvergunningen beschikt, kan de exploitant van een BKG-installatie voor de start van de tweede verbintenisperiode het geheel van de activiteiten op de site samenvoegen. In voorkomend geval vallen de grenzen van de BKG-installatie samen met de grenzen van de samengevoegde milieuvergunningen.
  Als een exploitant van een BKG-installatie over een [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 beschikt die meerdere installaties vergunt die elk als vaste technische eenheid in de zin van artikel 1, 38°, van titel I van het VLAREM kunnen worden aangemerkt, kan de exploitant van een BKG-installatie voor de start van de tweede verbintenisperiode die installaties opsplitsen per vaste technische eenheid. [2 Het departement]2 kan nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van de definitie van vaste technische eenheid. In voorkomend geval vallen de grenzen van elke BKG-installatie samen met de grenzen van de vaste technische eenheid.
  De grenzen van de BKG-installatie, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden gedurende de volledige tweede verbintenisperiode, wat betreft de bewaking en rapportering van emissies, en het inleveren van emissierechten.
  Als de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 van een BKG-installatie wordt opgesplitst kan, in afwijking van het derde lid en met toestemming van [2 het departement]2, een deel van de activiteiten worden ondergebracht in een nieuwe BKG-installatie.
  Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing, wat betreft de grenzen van een nieuwkomer.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 738, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 39, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 2. - De rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art.24.§ 1. De exploitant van een BKG-installatie moet de emissies van broeikasgassen, vermeld in bijlage 2, rapporteren voor zover die nog niet gerapporteerd zijn in het kader van artikel 4.10.1.5., § 1, van titel II van het VLAREM.
  De Vlaamse minister stelt nadere regels en procedures vast voor de indiening en de inhoud van het rapport.
  § 2. De emissies van broeikasgassen die in het verslag zijn opgenomen overeenkomstig artikel 25, § 2, worden na beoordeling door [1 het departement]1 op uiterlijk 30 juni 2010 aan de Europese Commissie bezorgd.
  Voor de emissies van andere broeikasgassen dan CO2, kan een kleinere hoeveelheid emissies overeenkomstig het reductiepotentieel van de activiteit, vermeld in bijlage 2, aan de Europese Commissie worden bezorgd.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.25.§ 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het rapport, vermeld in artikel 24, § 1. Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de gerapporteerde emissies van broeikasgassen beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies van broeikasgassen onderzocht. Het gaat daarbij in het bijzonder over :
  1° de gerapporteerde activiteitgegevens en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;
  2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;
  3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;
  4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden.
  § 2. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of de gerapporteerde emissies van broeikasgassen als bevredigend kunnen worden geverifieerd.
  In het verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het rapport als bevredigend wordt geverifieerd, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies van broeikasgassen niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.
  Als het rapport niet als bevredigend wordt geverifieerd, kan het verificatiebureau in het verslag een alternatief emissiecijfer bepalen.
  § 3. Het verificatiebureau bezorgt het verslag aan [1 het departement]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.26. De Vlaamse minister kan voor een exploitant van een BKG-installatie een rapporteringsplicht opleggen voor gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode.

Art.27.[1 Het departement]1 bezorgt de gerapporteerde gegevens, vermeld in artikel 26, aan het verificatiebureau. Het verificatiebureau verifieert de gegevens overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5.
  Het verificatiebureau bezorgt aan de exploitant van de BKG-installatie een verificatierapport waarin het met een redelijke mate van zekerheid aangeeft of de gerapporteerde gegevens vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven.
  De exploitant van de BKG-installatie bezorgt het verificatierapport samen met de gerapporteerde gegevens die tijdens het verificatieproces in het kader van het eerste lid zijn aangepast aan [1 het departement]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

HOOFDSTUK 6. - De toewijzing, de verlening en de stopzetting van de verlening van emissierechten [1 aan BKG-installaties]1 tijdens de tweede verbintenisperiode   ----------   (1)
Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - Het voorlopig toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art.28.[1 Het departement]1 berekent voor elke BKG-installatie op basis van de gegevens, vermeld in artikel 27, derde lid, voor ieder kalenderjaar van de tweede verbintenisperiode de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  [1 Het departement]1 bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.29.Als het verificatierapport niet met redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat de gerapporteerde gegevens, vermeld in artikel 26, vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven, kan [1 het departement]1 de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet berekenen. In voorkomend geval kan de exploitant van de BKG-installatie de gegevens, vermeld in artikel 26, opnieuw rapporteren.
  Als [1 het departement]1 vastgesteld heeft dat het negatieve verificatierapport het gevolg is van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, die met de grootste voorzichtigheid niet vermeden kon worden en die aan de controle van de betrokken exploitant van de BKG-installatie ontsnappen zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme, kan [1 het departement]1 de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten berekenen overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  [1 Het departement]1 bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse minister.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.30.§ 1. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;
  [1 6° het voorlopige initiële internationaalkredietrecht voor de BKG-installatie voor de periode van 2008 tot 2020, vastgesteld conform artikel 66, § 1, eerste lid, alsook de indeling van de BKG-installatie als :
   a) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1123/2013;
   b) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1123/2013;
   c) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 3, van verordening nr. 1123/2013;
   d) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1123/2013.]1
  § 3. [2 Het departement]2 brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.31.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 30, maakt [1 het departement]1 aan de hand van een elektronisch sjabloon die de Europese Commissie verstrekt, een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, met voor elke BKG-installatie de daarbij behorende voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.
  De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt. De Europese Commissie kan de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten al of niet verwerpen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 2. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode
Art.32.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet verwerpt en nadat eventueel een door de Europese Commissie berekende uniforme transsectorale correctiefactor toegepast is op de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de betrokken BKG-installaties, beslist de Vlaamse minister over de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie.
  Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten verwerpt, worden geen emissierechten kosteloos toegewezen aan de exploitant van een BKG-installatie. [2 Het departement]2 brengt de exploitant van een BKG-installatie op de hoogte van de verwerping door de Europese commissie van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met vermelding van de reden van de verwerping.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;
  [1 6° het definitieve initiële internationaalkredietrecht voor de BKG-installatie voor de periode van 2008 tot 2020, vastgesteld conform artikel 66, § 1, eerste lid, alsook de indeling van de BKG-installatie als :
   a) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1123/2013;
   b) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1123/2013;
   c) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 3, van verordening nr. 1123/2013;
   d) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1123/2013.]1
  § 3. [2 Het departement]2 brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.
  De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.33.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 32, maakt [1 het departement]1 aan de hand van een elektronisch sjabloon die de Europese Commissie verstrekt, een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, met voor elke BKG-installatie de daarbij behorende definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.
  De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 3. - Aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten ten gevolge van blootstelling aan een CO2-weglekrisico tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.34.§ 1. Binnen drie maanden na de vaststelling van de in bijlage 4 bedoelde lijst voor de jaren 2015 tot en met 2020 of de vaststelling van een eventuele aanvulling van de in bijlage 4 bedoelde lijst, neemt de Vlaamse minister een beslissing over de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van een BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode.
  § 3. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.
  De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.35.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 34, maakt [1 het departement]1 een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, en geeft daarbij duidelijk de wijzigingen aan in de vermeende blootstelling aan het CO2-weglekrisico van BKG-installaties en, als dat van toepassing is, de overeenkomstige voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.
  De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De toewijzingsaanvraag
Art.36.[1 Om in aanmerking te komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten, verstuurt de nieuwkomer binnen een termijn van een jaar na de aanvang van de normale werking van de betrokken BKG-installatie, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, een aanvraag tot toewijzing [3 op elektronische wijze aan het departement]3. De ontvangstdatum is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de toewijzingsaanvragen.]1
  De in het eerste lid vermelde termijn voor de indiening van een aanvraag tot toewijzing kan verlengd worden wanneer het sjabloon voor de toewijzingsaanvraag niet tijdig beschikbaar is.
  De toewijzingsaanvraag bevat minstens de volgende elementen :
  1° een beschrijving van de nieuwkomer;
  2° de identificatie en de grenzen van de nieuwkomer;
  3° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;
  4° de referenties van de [2 omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 van de nieuwkomer;
  5° de onafhankelijk geverifieerde gegevens over de factoren, vermeld in de toepasselijke toewijzingsformule voor de nieuwkomer, in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;
  6° de onafhankelijk geverifieerde geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;
  7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd.
  De overeenkomstig het tweede lid, 5° en 6°, aangeleverde gegevens moeten geverifieerd worden overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5.
  De Vlaamse minister stelt een sjabloon vast voor de toewijzingsaanvraag.
  De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures vaststellen voor de indiening en verificatie van de toewijzingsaanvraag overeenkomstig de Europese regelgeving.
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 224, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 739, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (3)<BVR 2019-09-06/07, art. 41, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 2. - Het voorlopige toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode
Art.37.§ 1. Na de ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist [1 het departement]1 of de aanvraag volledig is en keurt ze de door de nieuwkomer gerapporteerde aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit al dan niet goed. [1 Het departement]1 brengt de nieuwkomer [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van haar beslissing.
  Als de toewijzingsaanvraag onvolledig is of als [1 het departement]1 de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer niet heeft goedgekeurd, kan de nieuwkomer een nieuwe toewijzingsaanvraag indienen.
  § 2. Als de toewijzingsaanvraag volledig is en de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer is goedgekeurd door [1 het departement]1, berekent [1 het departement]1 de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  [1 Het departement]1 bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.38.Als de verificateur niet met redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat de overeenkomstig artikel 36, tweede lid, 5° en 6°, gerapporteerde gegevens vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven, kan [1 het departement]1 de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet berekenen. In voorkomend geval kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.
  Als [1 het departement]1 vastgesteld heeft dat het negatieve verificatierapport het gevolg is van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, die met de grootste voorzichtigheid niet vermeden konden worden en die aan de controle van de betrokken nieuwkomer ontsnappen zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme, kan [1 het departement]1 de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode berekenen. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse minister.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 43, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.39.§ 1. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de nieuwkomer.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de nieuwkomer;
  2° de installatiegrenzen van de nieuwkomer;
  3° de identificatiecode van de nieuwkomer;
  4° de geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;
  5° de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  6° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode
  [1 7° het voorlopige internationaalkredietrecht voor de BKG-installatie voor de periode van 2008 tot 2020, vastgesteld conform artikel 66, § 1, eerste lid, alsook de indeling van de BKG-installatie als :
   a) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1123/2013;
   b) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1123/2013;
   c) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 3, van verordening nr. 1123/2013;
   d) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1123/2013.]1
  § 3. [2 Het departement]2 brengt de nieuwkomer [2 op elektronische wijze]2 op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [2 ...]2.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 44, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.40.[1 Het departement]1 brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de nieuwkomer. De Europese Commissie kan de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 45, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 3. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode
Art.41.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, worden geen emissierechten kosteloos toegewezen aan de exploitant van een BKG-installatie.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de nieuwkomer;
  2° de installatiegrenzen van de nieuwkomer;
  3° de identificatiecode van de nieuwkomer;
  4° de geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;
  5° de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  6° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  [1 7° het definitieve internationaalkredietrecht voor de BKG-installatie voor de periode van 2008 tot 2020, vastgesteld conform artikel 66, § 1, eerste lid, alsook de indeling van de BKG-installatie als :
   a) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1123/2013;
   b) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1123/2013;
   c) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 3, van verordening nr. 1123/2013;
   d) een BKG-installatie als vermeld in artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1123/2013.]1
  § 3. [2 Het departement]2 brengt de nieuwkomer [2 op elektronische wijze]2 op de hoogte van het besluit houdende de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [2 ...]2.
  [2 De definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in paragraaf 2, 5°, wordt op de website van het departement openbaar gemaakt.]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 46, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten, een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten of een aanzienlijke capaciteitsvermindering van een BKG-installatie
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.42.Met behoud van de toepassing van artikelen 43, 47 en 51 meldt de exploitant alle relevante informatie over geplande of effectieve veranderingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een BKG-installatie als vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, vóór 31 december van elk kalenderjaar van de tweede verbintenisperiode aan [1 het departement]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 47, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 2. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.43.§ 1. Een BKG-installatie wordt geacht haar activiteiten volledig te hebben stopgezet, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 vervalt;
  2° de [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 wordt opgeheven;
  3° de [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 wordt ingetrokken;
  4° de werking van de BKG-installatie is technisch onmogelijk;
  5° de BKG-installatie is niet in bedrijf, maar was dat wel in het verleden en het is onmogelijk om ze opnieuw op te starten;
  6° de BKG-installatie is niet in bedrijf, maar was dat wel in het verleden en de exploitant kan niet aantonen dat de BKG-installatie binnen zes maanden na de stopzetting van de activiteiten zal worden heropgestart. Die termijn kan verlengd worden tot achttien maanden als de exploitant kan aantonen dat de BKG-installatie niet binnen zes maanden heropgestart kan worden als gevolg van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden die ook met de grootste voorzichtigheid niet konden worden vermeden en die aan de controle van de exploitant van de betrokken BKG-installatie ontsnappen, zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme.
  De [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° betreft de volledige [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 of het deel van de [2 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]2 dat betrekking heeft op de BKG-installatie.
  § 2. Paragraaf 1, 6° is niet van toepassing op BKG-installaties die op reserve of stand-by worden gehouden en op BKG-installaties die worden geëxploiteerd in een seizoenregeling, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de exploitant van de BKG-installatie beschikt over een milieuvergunning;
  2° het is technisch mogelijk om de activiteiten op te starten zonder materiële wijzigingen aan te brengen aan de BKG-installatie;
  3° een regelmatig onderhoud wordt uitgevoerd.
  § 3. In alle gevallen, vermeld in paragraaf 1, meldt de exploitant de volledige stopzetting uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan [3 het departement]3. [1 Indien de exploitant van de BKG-installatie deze melding niet tijdig bezorgt aan [3 het departement]3, kan de afdeling de volledige stopzetting vaststellen indien aan één van de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 is voldaan. De vaststelling door [3 het departement]3 dat aan de voorwaarden 4° tot en met 6° is voldaan, gebeurt op basis van een gemotiveerd advies van het verificatiebureau.]1
  De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 225, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 740, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (3)<BVR 2019-09-06/07, art. 48, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.44.§ 1. Nadat [1 het departement]1 de juistheid van de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft vastgesteld, adviseert de afdeling aan de Vlaamse minister om geen emissierechten meer kosteloos toe te wijzen voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van die BKG-installatie.
  § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de vastlegging van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode op nul;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 4. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [1 ...]1.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 49, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.45.[1 Het departement]1 brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode ten gevolge van de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie al of niet verwerpen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 50, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.46.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de vastlegging van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode op nul;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 3. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [1 ...]1.
  [1 De vastlegging van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in paragraaf 2, 4°, wordt op de website van het departement openbaar gemaakt.]1
  § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten van de BKG-installatie volledig werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 51, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.47.Als een BKG-installatie haar activiteiten gedeeltelijk heeft stopgezet in een bepaald kalenderjaar, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, of als er zich een wijziging voordoet aan de gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten, meldt de exploitant dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan [2 het departement]2. [1 Indien de exploitant van de BKG-installatie deze melding niet tijdig bezorgt aan [2 het departement]2, kan [2 het departement]2 op basis van een gemotiveerd advies van het verificatiebureau de gedeeltelijke stopzetting vaststellen.]1
  De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 226, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 52, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.48.§ 1. Nadat [1 het departement]1 de juistheid van de melding heeft vastgesteld, berekent [1 het departement]1 de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  [1 Het departement]1 bezorgt de berekening van de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.
  § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-installatie.
  § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 4. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met [1 ...]1.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 53, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.49.[1 Het departement]1 brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 54, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.50.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  5° de methodes of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 3. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [1 ...]1.
  [1 De definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in paragraaf 2, 4°, wordt op de website van het departement openbaar gemaakt.]1
  § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten van de BKG-installatie gedeeltelijk werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Onderafdeling 4. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.51.Als een BKG-installatie een aanzienlijke capaciteitsvermindering heeft doorgevoerd, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, meldt de exploitant de aanzienlijke capaciteitsvermindering uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan [2 het departement]2. De melding bevat minstens de onafhankelijk geverifieerde gegevens over de factoren, vermeld in de toewijzingsformule voor een aanzienlijke capaciteitsvermindering in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn. De verificateur verifieert de gegevens overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5. [1 Indien de exploitant van de BKG-installatie deze melding niet tijdig bezorgt aan [2 het departement]2, kan [2 het departement]2 op basis van een gemotiveerd advies van het verificatiebureau de significante capaciteitsvermindering vaststellen.]1
  De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 227, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2019-09-06/07, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.52.§ 1. Nadat [1 het departement]1 de juistheid van de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft vastgesteld, berekent [1 het departement]1 de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.
  [1 Het departement]1 bezorgt de berekening van de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.
  § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-installatie.
  § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 4. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [1 ...]1.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 57, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.53.[1 Het departement]1 brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 58, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.54.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast.
  § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;
  2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;
  3° de identificatiecode van de BKG-installatie;
  4° de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;
  5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.
  § 3. [1 Het departement]1 brengt de exploitant van de BKG-installatie [1 op elektronische wijze]1 op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode [1 ...]1.
  [1 De definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in paragraaf 2, 4°, wordt op de website van het departement openbaar gemaakt.]1
  § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden, dan wel vanaf 2013 als de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 59, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 4. - De verlening van emissierechten tijdens de tweede verbintenisperiode
Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.55. Met behoud van de toepassing van artikelen 46, 50 en 54 wordt tijdens de tweede verbintenisperiode jaarlijks, uiterlijk op 28 februari, de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor het kalenderjaar in kwestie verleend aan de exploitant van een BKG-installatie.

Art. 55/1. [1 In afwijking van artikel 55 geeft de bevoegde autoriteit de opdracht aan de registeradministrateur om de verlening van emissierechten op te schorten als de exploitant van de BKG-installatie de melding, vermeld in artikel 43, § 3, heeft ingediend en voor zover de Vlaamse minister nog geen beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 46, § 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 228, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>

Art. 55/2. [1 § 1. In het geval onverschuldigd emissierechten werden verleend, stelt de bevoegde autoriteit de hoeveelheid onverschuldigd verleende emissierechten vast binnen een termijn van twee jaar na de verlening ervan. De bevoegde autoriteit brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van deze vaststelling met een aangetekende brief. Deze aangetekende brief bevat minstens :
   1° de hoeveelheid onverschuldigd verleende emissierechten;
   2° de motivatie waarom deze hoeveelheid emissierechten onverschuldigd verleend zijn.
   § 2. Na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, geeft de bevoegde autoriteit de registeradministrateur de opdracht om de hoeveelheid onverschuldigd verleende emissierechten in mindering te brengen bij de eerstvolgende verlening aan de exploitant van de BKG-installatie in kwestie.
   § 3. Als de hoeveelheid onverschuldigd verleende emissierechten niet verrekend kan worden bij de daaropvolgende verlening aan de exploitant van de BKG-installatie in kwestie, vordert de bevoegde autoriteit een equivalente hoeveelheid van de onverschuldigd verleende emissierechten terug van de exploitant van de BKG-installatie in kwestie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 228, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>

Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de tweede verbintenisperiode
Art.56. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht tot verlening van emissierechten aan nieuwkomers voor het kalenderjaar van de aanvang van de normale werking van de betrokken BKG-installatie, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, nadat het ministerieel besluit, vermeld in artikel 41, is genomen. De emissierechten die voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode zijn toegewezen, worden met behoud van de toepassing van artikelen 46, 50 en 54, uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar in kwestie verleend.

HOOFDSTUK 6/1. [1 - Luchtvaartactiviteiten]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art. 56/1. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het toewijzen, het verlenen en het inleveren van emissierechten en op het bewaken en rapporteren van tonkilometergegevens en CO2-emissies voor luchtvaartactiviteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 2. [1 - Het monitoringplan tonkilometergegevens, het rapport tonkilometergegevens en de bijzondere reserve]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Het monitoringplan tonkilometergegevens]1   ----------   (1)
Art. 56/2. [1 § 1. De vliegtuigexploitant die in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode, dient bij de bevoegde autoriteit een monitoringplan tonkilometergegevens in voor het TKM-toezichtjaar van de betreffende periode. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat.
   In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft en in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode, bij de luchthavenbeheerder een monitoringplan tonkilometergegevens in voor het TKM-toezichtjaar van de betreffende periode. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat. De luchthavenbeheerder bezorgt het monitoringplan tonkilometergegevens onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 8.3.4, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens door de bevoegde autoriteit.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 8.3.4, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens door de bevoegde autoriteit.
   § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens onverwijld aan het verificatiebureau. Het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens wordt geverifieerd door het verificatiebureau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/3. [1 Het monitoringplan tonkilometergegevens beschrijft de berekening van de omvang van de luchtvaartactiviteit in tonkilometers aan de hand van de volgende formule :
   tonkilometers = afstand x vracht, waarbij :
   1° afstand : de orthodromische afstand tussen het luchtvaartterrein van vertrek en het luchtvaartterrein van aankomst, plus een extra vaste component van 95 km;
   2° vracht : de totale massa aan vracht, post en passagiers die wordt vervoerd.
   Voor de berekening van de vracht, vermeld in het eerste lid, 2° :
   1° is het aantal passagiers het aantal personen aan boord, exclusief bemanningsleden;
   2° mag een vliegtuigexploitant in zijn documentatie over massa en zwaartepunt voor de desbetreffende vluchten naar keuze de werkelijke massa's of standaardmassa's voor passagiers en geregistreerde bagage gebruiken, of een standaardwaarde van 100 kilogram voor iedere passagier en zijn geregistreerde bagage.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/4. [1 Het verificatiebureau kan verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens, zodat er tussen de vliegtuigexploitant en de verificateur overeenstemming kan worden bereikt over het monitoringplan tonkilometergegevens.
   Uiterlijk drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit elektronisch bevestigd heeft dat ze het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens heeft ontvangen, bezorgt het verificatiebureau een advies over de goedkeuring van het ingediende monitoringplan tonkilometergegevens aan de bevoegde autoriteit. Als de vliegtuigexploitant en het verificatiebureau overeenstemming hebben bereikt over het monitoringplan tonkilometergegevens, bezorgt het verificatiebureau het als bevredigend geverifieerde monitoringplan tonkilometergegevens samen met het advies aan de bevoegde autoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/5. [1 § 1. Binnen een maand vanaf de datum van de ontvangst van het geverifieerde monitoringplan tonkilometergegevens en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde monitoringplan tonkilometergegevens al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria, vermeld in verordening nr. 601/2012.
   § 2. De bevoegde autoriteit kan beslissen om het geverifieerde monitoringplan tonkilometergegevens voorlopig goed te keuren, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen, zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde monitoringplan tonkilometergegevens af.
   § 3. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het monitoringplan tonkilometergegevens. In voorkomend geval bezorgt de bevoegde autoriteit het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens op elektronische wijze aan de vliegtuigexploitant. Het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens is geldig voor één kalenderjaar.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het monitoringplan tonkilometergegevens en, in voorkomend geval, het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 4. De bevoegde autoriteit bezorgt de goedgekeurde monitoringplannen tonkilometergegevens ter bekrachtiging aan de nationale klimaatcommissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/6. [1 De Vlaamse minister stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het monitoringplan tonkilometergegevens dat de vliegtuigexploitant moet indienen.
   De Vlaamse minister kan nadere regels bepalen voor de indiening van het monitoringplan tonkilometergegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Onderafdeling 2. [1 - Het rapport tonkilometergegevens]1   ----------   (1)
Art. 56/7. [1 § 1. De vliegtuigexploitant die in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten, dient uiterlijk eenentwintig maanden voor de aanvang van de periode bij de bevoegde autoriteit een geverifieerd rapport tonkilometergegevens, samen met het verificatierapport, in voor het TKM-toezichtjaar. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat.
   In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft en in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten, uiterlijk eenentwintig maanden voor de aanvang van de periode bij de luchthavenbeheerder een geverifieerd rapport tonkilometergegevens, samen met het verificatierapport, in voor het TKM-toezichtjaar. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat. De luchthavenbeheerder bezorgt het rapport tonkilometergegevens, samen met het verificatierapport, onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende rapport tonkilometergegevens.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende rapport tonkilometergegevens voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/8. [1 In het rapport tonkilometergegevens worden de tonkilometergegevens bewaakt in overeenstemming met het conform artikel 56/5 goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens. Het rapport tonkilometergegevens kan alleen betrekking hebben op de periode waarvoor de vliegtuigexploitant beschikt over een conform artikel 56/5 goedgekeurd monitoringplan tonkilometergegevens.
   De vliegtuigexploitant neemt in het rapport tonkilometergegevens minstens de volgende informatie op :
   1° de gegevens om de vliegtuigexploitant te identificeren, waaronder :
   a) de naam van de vliegtuigexploitant;
   b) het adres, met inbegrip van postcode en land, en zijn contactadres als dat daarvan afwijkt;
   c) de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen van luchtvaartuigen die in het TKM-toezichtjaar zijn gebruikt voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;
   d) het nummer en de instantie die het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning afgeeft waaronder de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, zijn uitgeoefend;
   e) het adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van een contactpersoon;
   f) de naam van de eigenaar van het luchtvaartuig;
   2° de tonkilometergegevens :
   a) het aantal vluchten per luchtvaartterreincombinatie;
   b) het aantal passagierskilometers per luchtvaartterreincombinatie;
   c) het aantal tonkilometers per luchtvaartterreincombinatie;
   d) de gekozen methode voor de berekening van de massa van passagiers en geregistreerde bagage;
   e) het totale aantal tonkilometers voor alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het TKM-toezichtjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is.
   In het tweede lid, 2°, wordt verstaan onder luchtvaartterreincombinatie : de combinatie van het luchtvaartterrein van vertrek en het luchtvaartterrein van aankomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/9. [1 § 1. De bevoegde autoriteit controleert of de ingediende rapporten tonkilometergegevens voldoen aan de bepalingen van verordening nr. 600/2012 en verordening nr. 601/2012. Het controleproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende rapport tonkilometergegevens. De bevoegde autoriteit aanvaardt alleen rapporten tonkilometergegevens die voldoen aan de bepalingen van verordening nr. 600/2012 en verordening nr. 601/2012.
   § 2. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de beslissing over het al of niet aanvaarden van het rapport tonkilometergegevens.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de beslissing over het al of niet aanvaarden van het rapport tonkilometergegevens naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 3. Negentien maanden voor de aanvang van de periode bezorgt de bevoegde autoriteit de ontvangen en aanvaarde rapporten tonkilometergegevens aan de nationale klimaatcommissie, die ze op haar beurt aan de Europese Commissie bezorgt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/10. [1 De Vlaamse minister stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het rapport tonkilometergegevens dat de vliegtuigexploitant moet indienen.
   De Vlaamse minister kan de sjabloon van het verificatierapport vaststellen en kan nadere regels bepalen voor de indiening van het rapport tonkilometergegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Onderafdeling 3. [1 - Bijzondere reserve]1   ----------   (1)
Art. 56/11. [1 § 1. De vliegtuigexploitant die in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode, dient conform artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uiterlijk op 30 juni van het derde jaar van de periode op elektronische wijze een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit.    In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft en in aanmerking wil komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode, conform artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uiterlijk op 30 juni van het derde jaar van de periode op elektronische wijze een aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve in bij de luchthavenbeheerder. De luchthavenbeheerder bezorgt de aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.    § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve.    In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1   ----------   (1)
Art. 56/12. [1 De aanvraag, vermeld in artikel 56/11, bevat minstens de volgende elementen :    1° een geverifieerd rapport tonkilometergegevens voor het tweede jaar van de periode, zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat, met inbegrip van het verificatierapport;    2° de bewijzen waaruit blijkt dat de vliegtuigexploitant voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, alsook de bewijzen van alle contractuele en organisatorische relaties met andere vliegtuigexploitanten;    3° voor de vliegtuigexploitanten, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, bevat het verzoek ook :    a) de procentuele stijging van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar waarvoor een rapport tonkilometergegevens is ingediend conform artikel 56/7, en het tweede jaar van de periode;    b) de absolute groei van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar waarvoor conform artikel 56/7 een rapport tonkilometergegevens is ingediend voor de periode, en het tweede jaar van de periode;    c) de absolute groei boven het percentage, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar waarvoor conform artikel 56/7 een rapport tonkilometergegevens is ingediend voor de periode, en het tweede jaar van de periode.    De Vlaamse minister kan nadere regels bepalen voor de bewijslast die de vliegtuigexploitant moet leveren.]1   ----------   (1)
Art. 56/13. [1 § 1. Binnen drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit elektronisch bevestigd heeft dat ze de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve heeft ontvangen, controleert en beslist de bevoegde autoriteit of de aanvraag voldoet aan de bepalingen van verordening nr. 600/2012 en verordening nr. 601/2012 en aan de toekenningscriteria voor vliegtuigexploitanten, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Het controleproces kan resulteren in aanpassingen aan de ingediende aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve.    Bij de beoordeling houdt de bevoegde autoriteit rekening met de gedetailleerde voorschriften voor de werking van de bijzondere reserve, onder meer voor de toetsing van de naleving van de toekenningscriteria, vermeld in artikel 8.3.5, § 2, van het voormelde decreet, die de Europese Commissie conform artikel 3septies, § 9, van de richtlijn kan nemen.    § 2. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de beslissing over het al of niet aanvaarden van de aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve.    Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de beslissing over het al of niet aanvaarden van de aanvraag tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.    § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt de ontvangen en aanvaarde aanvragen tot kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve uiterlijk op 30 september van het derde jaar van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft aan de nationale klimaatcommissie, die ze op haar beurt aan de Europese Commissie bezorgt.]1   ----------   (1)
Afdeling 3. [1 - Het emissiemonitoringplan en het emissieverslag]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art. 56/14. [1 Vliegtuigexploitanten moeten jaarlijks alle CO2-emissies van hun luchtvaartactiviteiten bewaken en rapporteren conform het goedgekeurde emissiemonitoringplan, vermeld in artikel 56/18 of artikel 56/23 van dit besluit. In het emissiemonitoringplan worden de CO2-emissies bewaakt aan de hand van een van de methoden, vermeld in verordening nr. 601/2012.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Onderafdeling 2. [1 - Het emissiemonitoringplan]1   ----------   (1)
Art. 56/15. [1 Conform artikel 8.3.6, § 1, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid moet de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 december 2012 en beschikt over een geldige Belgische exploitatievergunning, op het moment van de aanvang van de luchtvaartactiviteit beschikken over een goedgekeurd emissiemonitoringplan.
   De vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 december 2012 en niet beschikt over een geldige Belgische exploitatievergunning, moet uiterlijk zes maanden na de datum van de publicatie van de lijst van vliegtuigexploitanten door de Europese Commissie, vermeld in artikel 18bis, derde lid, van de richtlijn, waarop de vliegtuigexploitant vermeld staat, beschikken over een goedgekeurd emissiemonitoringplan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/16. [1 § 1. De vliegtuigexploitant dient bij de bevoegde autoriteit een emissiemonitoringplan in. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat.
   In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, een emissiemonitoringplan in bij de luchthavenbeheerder. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat. De luchthavenbeheerder bezorgt het emissiemonitoringplan onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende emissiemonitoringplan. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 8.3.6, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende emissiemonitoringplan door de bevoegde autoriteit.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende emissiemonitoringplan voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 8.3.6, § 1, van het voormelde decreet, begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende emissiemonitoringplan door de bevoegde autoriteit.
   § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende emissiemonitoringplan onverwijld aan het verificatiebureau. Het ingediende emissiemonitoringplan wordt geverifieerd door het verificatiebureau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/17. [1 Het verificatiebureau kan verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende emissiemonitoringplan, zodat er tussen de vliegtuigexploitant en de verificateur overeenstemming kan worden bereikt over het emissiemonitoringplan.
   Uiterlijk drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit elektronisch bevestigd heeft dat ze het ingediende emissiemonitoringplan heeft ontvangen, bezorgt het verificatiebureau een advies over de goedkeuring van het ingediende emissiemonitoringplan aan de bevoegde autoriteit. Als de vliegtuigexploitant en het verificatiebureau overeenstemming hebben bereikt over het emissiemonitoringplan, bezorgt het verificatiebureau het als bevredigend geverifieerde emissiemonitoringplan, samen met het advies, aan de bevoegde autoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/18. [1 § 1. Binnen een maand vanaf de datum van de ontvangst van het geverifieerde emissiemonitoringplan en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde emissiemonitoringplan al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria, vermeld in verordening nr. 601/2012.
   § 2. De bevoegde autoriteit kan beslissen om het geverifieerde emissiemonitoringplan voorlopig goed te keuren, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen, zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het emissiemonitoringplan af.
   § 3. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het emissiemonitoringplan. In voorkomend geval bezorgt de bevoegde autoriteit het goedgekeurde emissiemonitoringplan op elektronische wijze aan de vliegtuigexploitant. Het goedgekeurde emissiemonitoringplan is geldig voor één kalenderjaar.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het emissiemonitoringplan en, in voorkomend geval, het goedgekeurde emissiemonitoringplan naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/19. [1 De Vlaamse minister stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het emissiemonitoringplan dat de vliegtuigexploitant moet indienen.
   De Vlaamse minister kan nadere regels bepalen voor de indiening van het emissiemonitoringplan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Onderafdeling 3. [1 - Actualisering van het emissiemonitoringplan]1   ----------   (1)
Art. 56/20. [1 Het emissiemonitoringplan moet jaarlijks geactualiseerd worden. De vliegtuigexploitant moet op het einde van het kalenderjaar n alle goedgekeurde significante wijzigingen CO2-emissies en alle niet-significante wijzigingen CO2-emissies tijdens het kalenderjaar n verwerken in het goedgekeurde emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n, dat resulteert in een voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/21. [1 § 1. De vliegtuigexploitant dient bij de bevoegde autoriteit het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 in. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat, als het logboek wijzigingen CO2-emissies van het kalenderjaar n conform artikel 16, lid 3, van verordening nr. 601/2012, als een kopie van het rapport inzake interne toetsing en validatie van gegevens als vermeld in artikel 62 van verordening nr. 601/2012.
   In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, bij de luchthavenbeheerder het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 in. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat, als het logboek wijzigingen CO2-emissies van het kalenderjaar n conform artikel 16, lid 3, van verordening nr. 601/2012, als een kopie van het rapport inzake interne toetsing en validatie van gegevens als vermeld in artikel 62 van verordening nr. 601/2012. De luchthavenbeheerder bezorgt het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1. Een termijn van twee maanden voor verificatie en, in voorkomend geval, voor goedkeuring begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 door de bevoegde autoriteit.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant. Een termijn van twee maanden voor verificatie en, in voorkomend geval, voor goedkeuring begint te lopen vanaf de datum van de elektronische bevestiging van de ontvangst van het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 door de bevoegde autoriteit.
   § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1, het logboek wijzigingen CO2-emissies en, in voorkomend geval, het rapport inzake interne toetsing en validatie van gegevens als vermeld in artikel 62 van verordening nr. 601/2012 onverwijld aan het verificatiebureau. Het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 wordt geverifieerd door het verificatiebureau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/22. [1 Het verificatiebureau kan verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1, zodat er tussen de vliegtuigexploitant en de verificateur overeenstemming kan worden bereikt over het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1.
   Uiterlijk een maand na de datum waarop de bevoegde autoriteit elektronisch bevestigd heeft dat ze het ingediende voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 heeft ontvangen, bezorgt het verificatiebureau een advies over de goedkeuring van het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 aan de bevoegde autoriteit. Als de vliegtuigexploitant en het verificatiebureau overeenstemming hebben bereikt over het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1, bezorgt het verificatiebureau het als bevredigend geverifieerde voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1, samen met het advies, aan de bevoegde autoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/23. [1 § 1. Binnen een maand vanaf de datum van de ontvangst van het geverifieerde voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria, vermeld in verordening nr. 601/2012.
   § 2. De bevoegde autoriteit kan beslissen om het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 voorlopig goed te keuren, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn voldaan moet worden. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen, zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 af.
   § 3. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1. In voorkomend geval bezorgt de bevoegde autoriteit op elektronische wijze het goedgekeurde emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 aan de vliegtuigexploitant. Het goedgekeurde monitoringplan is geldig voor één kalenderjaar.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het voorstel van emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 en, in voorkomend geval, het goedgekeurde emissiemonitoringplan voor het kalenderjaar n+1 naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Onderafdeling 4. [1 - Het emissieverslag]1   ----------   (1)
Art. 56/24. [1 § 1. De vliegtuigexploitant dient elk jaar uiterlijk op de tweede donderdag van de maand maart een als bevredigend geverifieerd emissieverslag, samen met het verificatierapport, in bij de bevoegde autoriteit. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat.
   In afwijking van het eerste lid dient de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, elk jaar uiterlijk op de tweede donderdag van de maand maart een als bevredigend geverifieerd emissieverslag, samen met het verificatierapport, in bij de luchthavenbeheerder. De indiening verloopt op elektronische wijze en bevat zowel een ondertekende versie in pdf-formaat als een versie in Excel-formaat. De luchthavenbeheerder bezorgt het als bevredigend geverifieerd emissieverslag, samen met het verificatierapport, onverwijld aan de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende emissieverslag.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende emissieverslag voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/25. [1 In het emissieverslag worden gegevens opgenomen die worden bewaakt conform het goedgekeurde emissiemonitoringplan, vermeld in artikel 56/18 of artikel 56/23, of de wijzigingen die conform artikel 56/31 goedgekeurd zijn. Het emissieverslag bevat alle CO2-emissies, uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar ten gevolge van de luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant heeft uitgevoerd.
   De vliegtuigexploitant neemt minstens de volgende informatie op :
   1° gegevens om de vliegtuigexploitant te identificeren, waaronder :
   a) de naam van de vliegtuigexploitant;
   b) het adres, met inbegrip van postcode en land, en zijn contactadres als dat daarvan afwijkt;
   c) de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen van luchtvaartuigen die in het rapporteringsjaar zijn gebruikt voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;
   d) het nummer en de instantie die het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning afgeeft waaronder de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, zijn uitgeoefend;
   e) het adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van een contactpersoon;
   f) de naam van de eigenaar van het luchtvaartuig;
   2° voor ieder type brandstof waarvoor de emissies berekend worden :
   a) het brandstofverbruik;
   b) de emissiefactor;
   c) het totaal van de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringsjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;
   d) de cumulatieve emissies van :
   1) alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringsjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, en die zijn vertrokken van een luchtvaartterrein op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, en die zijn aangekomen op een luchtvaartterrein op het grondgebied van dezelfde lidstaat waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is;
   2) alle andere vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;
   e) de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringsjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, en die aan de twee volgende voorwaarden voldoen :
   1) ze zijn vertrokken vanuit elke lidstaat waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is;
   2) ze zijn aangekomen in elke lidstaat waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is vanuit een derde land;
   f) onzekerheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/26. [1 § 1. De bevoegde autoriteit controleert en keurt emissieverslagen goed die voldoen aan de bepalingen van verordening nr. 600/2012 en verordening 601/2012. Het controleproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende emissieverslag.
   § 2. Als het ingediende geverifieerde emissieverslag niet alle CO2-emissies van het rapporteringsjaar bevat, kan de bevoegde autoriteit een alternatief emissiecijfer bepalen op basis van instrumenten, geïmplementeerd door Eurocontrol en goedgekeurd door de Europese Commissie, of op basis van de beste beschikbare informatie. Daarbij kunnen correctiefactoren worden toegepast om mogelijke onnauwkeurigheden in de modelleermethoden te compenseren.
   § 3. Als de vliegtuigexploitant uiterlijk op 31 maart van elk kalenderjaar geen als bevredigend geverifieerd emissieverslag indient, bepaalt de bevoegde autoriteit een alternatief emissiecijfer op basis van instrumenten, geïmplementeerd door Eurocontrol en goedgekeurd door de Europese Commissie, of op basis van de beste beschikbare informatie. Daarbij kunnen correctiefactoren worden toegepast om mogelijke onnauwkeurigheden in de modelleermethoden te compenseren.
   § 4. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant elektronisch op de hoogte van het conform paragraaf 1 goedgekeurde emissieverslag dan wel van het conform paragraaf 2 of 3 vastgestelde alternatieve emissiecijfer.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de communicatie, vermeld in het eerste lid, naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 5. De bevoegde autoriteit bezorgt elk kalenderjaar vóór 1 mei de CO2-emissies van het voorgaande kalenderjaar, vermeld in de conform paragraaf 1 goedgekeurde emissieverslagen, en, in voorkomend geval, de conform paragraaf 2 of 3 vastgestelde alternatieve emissiecijfers aan de nationale klimaatcommissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/27. [1 De Vlaamse minister stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het emissieverslag dat de vliegtuigexploitant moet indienen.
   De Vlaamse minister kan de sjabloon van het verificatierapport vaststellen en kan nadere regels bepalen voor de indiening van het emissieverslag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 4. [1 - Wijziging tonkilometergegevens of wijziging CO2-emissies]1   ----------   (1)
Art. 56/28. [1 Overeenkomstig artikel 16 van verordening 601/2012 moet een vliegtuigexploitant elke wijziging tonkilometergegevens of elke wijziging CO2-emissies registreren, motiveren en uitvoerig documenteren in het logboek wijzigingen tonkilometergegevens of in het logboek wijzigingen CO2-emissies.
   Elke significante wijziging tonkilometergegevens met betrekking tot het TKM-toezichtjaar en elke significante wijziging CO2-emissies moeten door de vliegtuigexploitant gemeld en ter goedkeuring worden voorgelegd vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/29. [1 § 1. De vliegtuigexploitant stuurt op elektronische wijze het volledig ingevulde meldingsformulier van een significante wijziging tonkilometergegevens of het volledig ingevulde meldingsformulier van een significante wijziging CO2-emissies, samen met het voorstel van de significante wijziging en, in voorkomend geval, het voorstel van de aanpassing van het monitoringplan tonkilometergegevens of het voorstel van de aanpassing van het emissiemonitoringplan, naar de bevoegde autoriteit.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, het volledig ingevulde meldingsformulier van een significante wijziging tonkilometergegevens of het volledig ingevulde meldingsformulier van een significante wijziging CO2-emissies, samen met het voorstel van de significante wijziging en, in voorkomend geval, het voorstel van de aanpassing van het monitoringplan tonkilometergegevens of het voorstel van de aanpassing van het emissiemonitoringplan, op elektronische wijze naar de luchthavenbeheerder. De luchthavenbeheerder stuurt het onverwijld door naar de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het meldingsformulier van de significante wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier van de significante wijziging CO2-emissies.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het meldingsformulier van de significante wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier van de significante wijziging CO2-emissies voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt het meldingsformulier van de significante wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier van de significante wijziging CO2-emissies onverwijld aan het verificatiebureau. Het meldingsformulier van de significante wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier van de significante wijziging CO2-emissies wordt geverifieerd door het verificatiebureau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/30. [1 Het verificatiebureau kan verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende voorstel van de significante wijziging tonkilometergegevens of het ingediende voorstel van de significante wijziging CO2-emissies.
   Het verificatiebureau bezorgt een advies over de goedkeuring van het voorstel van de significante wijziging tonkilometergegevens of het voorstel van de significante wijziging CO2-emissies aan de bevoegde autoriteit. Als de vliegtuigexploitant en het verificatiebureau overeenstemming hebben bereikt over het voorstel van de significante wijziging tonkilometergegevens of het voorstel van de significante wijziging CO2-emissies, bezorgt het verificatiebureau de als bevredigend geverifieerde significante wijziging tonkilometergegevens of de als bevredigend geverifieerde significante wijziging CO2-emissies samen met het advies aan de bevoegde autoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/31. [1 § 1. Op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies keurt de bevoegde autoriteit de significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies en, in voorkomend geval, de voorgestelde aanpassing van het monitoringplan tonkilometergegevens of de voorgestelde aanpassing van het emissiemonitoringplan, al dan niet goed.
   § 2. De bevoegde autoriteit kan beslissen om de significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies voorlopig goed te keuren, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring van de significante wijziging tonkilometergegevens of van de significante wijziging CO2-emissies is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen, zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit de significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies door de bevoegde autoriteit af.
   § 3. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van de significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies. In voorkomend geval bezorgt de bevoegde autoriteit op elektronische wijze de goedgekeurde significante wijziging tonkilometergegevens of de goedgekeurde significante wijziging CO2-emissies aan de vliegtuigexploitant.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van de significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies en, in voorkomend geval, de goedgekeurde significante wijziging tonkilometergegevens of de goedgekeurde significante wijziging CO2-emissies naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 4. Bij goedkeuring van de significante wijziging tonkilometergegevens of bij goedkeuring van de significante wijziging CO2-emissies wordt die wijziging bij het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of bij het goedgekeurde emissiemonitoringplan als addendum gevoegd.
   De significante wijziging tonkilometergegevens of de significante wijziging CO2-emissies moet na de goedkeuring door de bevoegde autoriteit onverwijld door de vliegtuigexploitant worden opgenomen in het logboek wijzigingen tonkilometergegevens of in het logboek wijzigingen CO2-emissies.
   § 5. De vliegtuigexploitant moet alle niet-significante wijzigingen CO2-emissies betreffende contactgegevens of andere administratieve gegevens die nodig zijn voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteit en de vliegtuigexploitant, aan de bevoegde autoriteit melden vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen. Die melding verloopt op elektronische wijze.
   In afwijking van het eerste lid moet de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, alle niet-significante wijzigingen CO2-emissies betreffende contactgegevens of andere administratieve gegevens die nodig zijn voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteit en de vliegtuigexploitant, aan de luchthavenbeheerder melden vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen. Die melding verloopt op elektronische wijze. De luchthavenbeheerder stuurt die melding onverwijld door naar de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook aan de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/32. [1 De Vlaamse minister stelt de volgende sjablonen en toelichtingen vast :
   1° de sjabloon en de toelichting voor het logboek wijzigingen tonkilometergegevens;
   2° de sjabloon en de toelichting voor het logboek wijzigingen CO2-emissies;
   3° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier van een significante wijziging tonkilometergegevens;
   4° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier van een significante wijziging CO2-emissies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 5. [1 - Abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of abnormale omstandigheid CO2-emissies]1   ----------   (1)
Art. 56/33. [1 § 1. De vliegtuigexploitant moet elke al of niet ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of elke al of niet ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies vanaf het moment waarop de vliegtuigexploitant er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, registreren, motiveren en uitvoerig documenteren in het logboek abnormale omstandigheden tonkilometergegevens of in het logboek abnormale omstandigheden CO2-emissies, met vermelding van de genomen maatregelen en de alternatieve monitoringmethodiek.
   § 2. De vliegtuigexploitant moet alles in het werk stellen om de abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of de abnormale omstandigheid CO2-emissies zo snel mogelijk te verhelpen.
   § 3. Een ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies moet door de vliegtuigexploitant uiterlijk vijf werkdagen na de dag waarop de vliegtuigexploitant er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, gemeld en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het verificatiebureau.
   De vliegtuigexploitant stuurt het volledig ingevulde meldingsformulier abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of het volledig ingevulde meldingsformulier abnormale omstandigheid CO2-emissies, samen met het voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek tonkilometergegevens of het voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek CO2-emissies, naar het verificatiebureau op elektronische wijze.
   Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie van de abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of van de abnormale omstandigheid CO2-emissies contact opnemen met de vliegtuigexploitant voor bijkomende informatie. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek tonkilometergegevens of aan het voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek CO2-emissies.
   § 4. Binnen twee maanden na de elektronische ontvangst van het meldingsformulier van de abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of van het meldingsformulier van de abnormale omstandigheid CO2-emissies neemt het verificatiebureau een beslissing over de goedkeuring of afkeuring van de voorgestelde alternatieve monitoringmethodiek tonkilometergegevens of de voorgestelde alternatieve monitoringmethodiek CO2-emissies.
   § 5. Het verificatiebureau brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de beslissing over de goedkeuring of afkeuring van de voorgestelde alternatieve monitoringmethodiek tonkilometergegevens of van de voorgestelde alternatieve monitoringmethodiek CO2-emissies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/34. [1 De Vlaamse minister stelt de volgende sjablonen en toelichtingen vast :
   1° de sjabloon en de toelichting voor het logboek abnormale omstandigheden tonkilometergegevens;
   2° de sjabloon en de toelichting voor het logboek abnormale omstandigheden CO2-emissies;
   3° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens;
   4° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 6. [1 - Verbeteringsverslag]1   ----------   (1)
Art. 56/35. [1 § 1. Als het verificatierapport van het emissieverslag van het kalenderjaar n niet-opgeloste afwijkingen of aanbevelingen voor verbeteringen vermeldt conform artikel 27, 29 en 30 van verordening nr. 600/2012, dient de vliegtuigexploitant uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar n+1 op elektronische wijze een verbeteringsverslag in bij de bevoegde autoriteit.
   In afwijking van het eerste lid moet de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder ofwel de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal ofwel het Ministerie van Defensie heeft, en als het verificatierapport van het emissieverslag van het kalenderjaar n niet-opgeloste afwijkingen of aanbevelingen voor verbeteringen vermeldt conform artikel 27, 29 en 30 van verordening nr. 600/2012, uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar n+1 op elektronische wijze een verbeteringsverslag indienen bij de luchthavenbeheerder. De luchthavenbeheerder stuurt het verbeteringsverslag onverwijld door naar de bevoegde autoriteit en, als de luchthavenbeheerder de beheerder is van de luchthaven Brussel-Nationaal, ook naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van het ingediende verbeteringsverslag.
   In afwijking van het eerste lid stuurt de bevoegde autoriteit de bevestiging van de ontvangst van het ingediende verbeteringsverslag voor de vliegtuigexploitant die als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, op elektronische wijze naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze op haar beurt onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.
   § 3. De bevoegde autoriteit bezorgt het verbeteringsverslag onverwijld aan het verificatiebureau. Het verbeteringsverslag wordt geverifieerd door het verificatiebureau.
   § 4. In het verbeteringsverslag wordt beschreven hoe en wanneer de vliegtuigexploitant de door de verificateur vastgestelde afwijkingen heeft verholpen of denkt te verhelpen en hoe hij de aanbevolen verbeteringen heeft uitgevoerd of denkt uit te voeren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/36. [1 Het verificatiebureau kan verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van zijn luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende verbeteringsverslag.
   Het verificatiebureau bezorgt een advies over de goedkeuring van het verbeteringsverslag aan de bevoegde autoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 56/37. [1 § 1. De bevoegde autoriteit keurt het verbeteringsverslag al dan niet goed op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies.
   § 2. De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op elektronische wijze op de hoogte van de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het verbeteringsverslag.
   Als de vliegtuigexploitant als luchthavenbeheerder de beheerder van de luchthaven Brussel-Nationaal heeft, stuurt de bevoegde autoriteit de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het verbeteringsverslag naar de overheid, bevoegd voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, die ze onverwijld bezorgt aan de vliegtuigexploitant.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 7. [1 - De stopzetting van een luchtvaartactiviteit door de vliegtuigexploitant]1   ----------   (1)
Art. 56/38. [1 § 1. De vliegtuigexploitant moet elke stopzetting van zijn luchtvaartactiviteit op elektronische wijze melden aan de bevoegde autoriteit vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, met vermelding van de periode waarin hij geen luchtvaartactiviteit zal uitoefenen.
   § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant op elektronische wijze de ontvangst van de melding van de stopzetting van de luchtvaartactiviteit.
   § 3. In geval van een melding van een stopzetting van de luchtvaartactiviteit conform paragraaf 1 hoeft de vliegtuigexploitant, na akkoord door de bevoegde autoriteit, niet meer te beschikken over een goedgekeurd emissiemonitoringplan voor de kalenderjaren waarvoor de vliegtuigexploitant geen luchtvaartactiviteiten uitoefent.
   De vliegtuigexploitant hoeft ook geen geverifieerd emissieverslag meer in te dienen voor de kalenderjaren waarvoor de vliegtuigexploitant geen luchtvaartactiviteiten uitvoert.
   De vliegtuigexploitanttegoedrekening van de vliegtuigexploitant zal voor de jaren waarvoor geen luchtvaartactiviteiten worden uitgeoefend, de status `uitgesloten' krijgen conform artikel 10, lid 5, van verordening nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, Beschikkingen nrs. 280/2004/EG en 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en 1193/2011 van de Commissie.
   § 4. Een vliegtuigexploitant die conform paragraaf 1 een stopzetting van een luchtvaartactiviteit heeft gemeld en tijdens de periode opnieuw een luchtvaartactiviteit opstart, moet op het moment waarop de luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant opnieuw van start is gegaan, beschikken over een goedgekeurd emissiemonitoringplan voor het desbetreffende kalenderjaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 8. [1 - De inlevering van emissierechten door de vliegtuigexploitant]1   ----------   (1)
Art. 56/39. [1 Met ingang van 1 januari 2013 is de vliegtuigexploitant verplicht om uiterlijk op 30 april van ieder kalenderjaar emissierechten in te leveren via afboeking in het nationaal broeikasgasregister.
   Het aantal ingeleverde emissierechten moet overeenkomen met de hoeveelheid CO2-emissies die ten gevolge van de door de vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteiten is veroorzaakt in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in het goedgekeurde emissieverslag voor het laatst vermelde jaar, of moet, in voorkomend geval, overeenkomen met het alternatieve emissiecijfer dat conform artikel 56/26, § 2 en § 3, is bepaald.
   In geval van stopzetting van de luchtvaartactiviteit blijft de inleveringsplicht gelden voor de periode waarin de vliegtuigexploitant nog een luchtvaartactiviteit heeft uitgeoefend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

HOOFDSTUK 7. - De overdracht van emissierechten [1 ...]1   ----------   (1)
Art.57.Een emissierecht kan worden overgedragen door en aan personen binnen de Europese Unie en in derde landen op voorwaarde dat de Europese Unie met die landen overeenkomsten heeft gesloten voor de wederzijdse erkenning van emissierechten.
  [1 Het eerste lid is van toepassing op BKG-installaties en luchtvaart.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.58.Een exploitant van een BKG-installatie van wie het emissiejaarrapport van het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar niet is geverifieerd overeenkomstig artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, mag geen emissierechten meer overdragen tot dat rapport is geverifieerd [2 ...]2.
  [1 Het eerste lid is alleen van toepassing op BKG-installaties.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (2)<BVR 2016-03-18/19, art. 287, 005; Inwerkingtreding : 05-09-2016>

Art.59.Een leverancier van siderurgische gassen is tijdens de eerste verbintenisperiode verplicht om bij de levering van dat gas kosteloos een equivalente hoeveelheid emissierechten over te dragen aan de exploitant van de BKG-inrichting die het siderurgisch gas afneemt. Die verplichting is alleen van toepassing [1 op BKG-inrichtingen]1 tijdens de eerste verbintenisperiode.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

HOOFDSTUK 8. [1 - De geldigheid en de annulering van emissierechten]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Bepalingen voor BKG-installaties]1   ----------   (1)
Art.60.[1 Op verzoek van de persoon die de emissierechten in zijn bezit heeft, worden geldige emissierechten geannuleerd.
   Emissierechten die conform artikel 4.10.1.2 van titel II van het VLAREM of artikel 8.3.6, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zijn ingeleverd, worden geannuleerd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 60, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.61.[1 Emissierechten die met ingang van 1 januari 2013 zijn verleend, zijn voor onbepaalde tijd geldig.
   Emissierechten die met ingang van 1 januari 2021 worden verleend, bevatten een aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2021, ze zijn verstrekt. Ze zijn geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van die periode.
   Het eerste en tweede lid gelden ook voor emissierechten die verleend zijn door een andere bevoegde autoriteit dan de afdeling.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 60, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.62.
  <Opgeheven bij BVR 2019-09-06/07, art. 60, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Afdeling 2.   
Art. 62/1.   
Art. 62/2.   
Art. 62/3.   
HOOFDSTUK 9. - Sancties
Art.63.§ 1. Aan de exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 wordt, [2 conform artikel 8.5.1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid,]2 een administratieve geldboete opgelegd voor elke ton CO2-equivalent die werd uitgestoten en waarvoor geen emissierechten werden ingeleverd overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM [2 of overeenkomstig artikel 56/39 van dit besluit]2.
  Naast de te betalen administratieve geldboete blijft de exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 ertoe gehouden de alsnog verschuldigde emissierechten in te leveren. Hij doet dat bij de inlevering van emissierechten voor het volgende kalenderjaar.
  § 2. Binnen zestig dagen na de vaststelling van de overtreding, vermeld in paragraaf 1, brengt [4 de leidend ambtenaar van het [5 VEKA]5]4 de exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 op de hoogte van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete [2 conform artikel 8.5.1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]2. De exploitant van een BKG-installatie wordt uitgenodigd om binnen een termijn van tien dagen na die kennisgeving per aangetekende brief zijn verweer mee te delen [2 conform artikel 8.5.4, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]2. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.
  De exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 wordt er ook op gewezen dat hij :
  1° op verzoek de documenten waarop de beslissing tot het opleggen van een administratieve boete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;
  2° mondeling zijn verweer kan toelichten. De exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 richt daarvoor aan [4 het departement]4 een aanvraag binnen tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving.
  § 3. Binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete kan [4 de leidend ambtenaar van het [5 VEKA]5]4 de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete [2 conform artikel 8.5.1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]2 herroepen of het bedrag aanpassen, als het verweer gegrond blijkt te zijn. In dat geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden. De administratieve geldboete moet binnen zestig dagen worden betaald na de kennisgeving van de definitieve beslissing.
  Met inachtneming van de bepalingen van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen vermeldt de beslissing het opgelegde bedrag, alsook de termijn waarin en de manier waarop de administratieve geldboete moet worden betaald.
  § 4. [4 De leidend ambtenaar van het [5 VEKA]5]4 kan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 eenmalig uitstel van betaling verlenen voor een termijn van zestig dagen.
  § 5. [1 Als de exploitant van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 na het verstrijken van de betalingstermijn de administratieve geldboete niet heeft betaald, wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd. [3 Een door de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving aangesteld personeelslid]3, wordt ermee belast het dwangbevel uit te vaardigen en de administratieve geldboete in te vorderen.]1
  § 6. De lijst met de namen van de exploitanten van een BKG-installatie [2 of de vliegtuigexploitant]2 die onvoldoende emissierechten hebben ingeleverd om te voldoen aan hun verplichtingen, vermeld in artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM [2 of vermeld in artikel 56/39 van dit besluit]2, wordt jaarlijks [4 bekendgemaakt op de website van het departement]4.
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 229, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2014-04-04/33, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
  (3)<BVR 2017-02-24/16, art. 202, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<BVR 2019-09-06/07, art. 61, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>
  (5)<BVR 2020-12-11/07, art. 182, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 63/1. [1 § 1. Conform artikel 8.5.2, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt een administratieve geldboete opgelegd aan de vliegtuigexploitant die op 1 januari van elk jaar niet beschikt over een goedgekeurd emissiemonitoringplan.
   In afwijking van het eerste lid wordt conform artikel 8.5.2, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet aan de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 december 2012 en die over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt en uiterlijk zes maanden na de aanvang van de luchtvaartactiviteit niet over een goedgekeurd emissiemonitoringplan beschikt, een administratieve geldboete opgelegd.
   In afwijking van het eerste lid wordt conform artikel 8.5.2, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet aan de vliegtuigexploitant een administratieve geldboete opgelegd die na stopzetting van een luchtvaartactiviteit de luchtvaartactiviteit opnieuw opstart en niet over een goedgekeurd emissiemonitoringplan beschikt uiterlijk zes maanden na de datum waarop de luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant opnieuw van start is gegaan.
   In afwijking van het eerste lid wordt conform artikel 8.5.2, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet aan de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 december 2012 en die niet over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt en uiterlijk zes maanden na de datum van de publicatie van de lijst van vliegtuigexploitanten door de Europese Commissie, vermeld in artikel 18bis, derde lid, van de richtlijn, niet over een goedgekeurd emissiemonitoringplan beschikt, een administratieve geldboete opgelegd.
   § 2. De administratieve geldboete wordt berekend op basis van de formule :
   E x 0,50 euro, waarbij
   E de geschatte CO2-emissies is, uitgedrukt in ton CO2, uitgestoten ten gevolge van de luchtvaartactiviteiten van de vliegtuigexploitant tijdens de referentiebewakingsperiode. De CO2-emissies worden geschat op basis van de gegevens van de EU ETS Support Facility.
   Als de vliegtuigexploitant niet tijdens de volledige referentiebewakingsperiode luchtvaartactiviteiten heeft uitgevoerd, worden de emissies voor die periode geschat en geëxtrapoleerd naar de duur van de bewakingsperiode. De bewakingsperiode is de periode tussen de datum waarop de vliegtuigexploitant over een emissiemonitoringplan moet beschikken dat conform artikel 8.3.6 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is goedgekeurd en het einde van het kalenderjaar waarin die datum valt.
   In deze paragraaf wordt verstaan onder referentiebewakingsperiode : de meest recente periode die even lang is als de bewakingsperiode en die voorafgaat aan de datum waarop de vliegtuigexploitant over een goedgekeurd emissiemonitoringplan moet beschikken.
   § 3. De procedure, vermeld in artikel 63, § 2 tot en met § 5, is van toepassing op de bepalingen van paragraaf 1 en 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 63/2. [1 § 1. Conform artikel 8.5.2, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt een administratieve geldboete opgelegd aan de vliegtuigexploitant die op 31 maart van elk jaar geen als bevredigend geverifieerd emissieverslag heeft ingediend.
   De administratieve geldboete wordt berekend op basis van de formule :
   E x 0,50 euro, waarbij
   E de geschatte CO2-emissies is, uitgedrukt in ton CO2, uitgestoten ten gevolge van een luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant tijdens het rapporteringsjaar waarvoor geen emissieverslag is ingediend. De CO2-emissies worden geschat op basis van de EU ETS Support Facility.
   § 2. De procedure, vermeld in artikel 63, § 2 tot en met § 5, is van toepassing op de bepalingen van paragraaf 1 en 2.
   § 3. De vliegtuigexploitant van wie het emissieverslag van het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar niet als bevredigend is geverifieerd, mag conform artikel 8.3.6, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid geen emissierechten meer overdragen tot het emissieverslag als bevredigend is geverifieerd, of tot een alternatief emissiecijfer is bepaald en is ingegeven in het nationaal broeikasgasregister.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

HOOFDSTUK 10. - Deelname aan projectactiviteiten en gebruik van CER's en ERU's
Afdeling 1. - De inlevering en het gebruik van CER's en ERU's door de exploitant van een BKG-installatie
Art.64. De exploitant van een BKG-inrichting mag tijdens de eerste verbintenisperiode CER's en ERU's inleveren, met uitzondering van de CER's en ERU's, vermeld in artikel 65, tot een percentage van de aan de BKG-inrichting toegewezen hoeveelheid emissierechten. Dat percentage wordt vastgelegd in het toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode. De inlevering van een CER of ERU geeft aanleiding tot de uitgifte van één emissierecht dat onmiddellijk wordt ingeleverd voor rekening van de exploitant van de BKG-inrichting in kwestie.

Art.65. Een exploitant van een BKG-installatie mag geen CER's of ERU's inleveren die voortkomen uit een van de volgende projectactiviteiten :
  1° nucleaire activiteiten;
  2° landgebruik, verandering in landgebruik of bosbouwactiviteiten.

Art.66.§ 1. De exploitant van een BKG-installatie mag in de periode van 2008 tot 2020 CER's en ERU's gebruiken, met uitzondering van de CER's en ERU's, vermeld in artikel 65, tot 11 % van de aan de BKG-installatie toegewezen hoeveelheid emissierechten tijdens de eerste verbintenisperiode [1 , dan wel het internationaalkredietrecht voor die periode, naargelang welke hoeveelheid het hoogste is.]1.
  Als de exploitant van een BKG-installatie ervoor opteert de BKG-installatie overeenkomstig artikel 23, tweede lid, op te splitsen per vaste technische eenheid, moet het maximale gebruik van CER's en ERU's overeenkomstig het eerste lid verdeeld worden over de vaste technische eenheden die tijdens de eerste verbintenisperiode één BKG-installatie uitmaakten.
  § 2. De exploitant van een BKG-installatie kan, in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving, CER's en ERU's boven de 11 %, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, gebruiken tot een hoeveelheid waarmee de gecombineerde kosteloze toewijzing tijdens de eerste verbintenisperiode en de totale hoeveelheid waarop hij recht heeft gelijk is aan een bepaald percentage van zijn geverifieerde emissies in de periode van 2005 tot en met 2007. Dit bijkomend gebruik van CER's en ERU's is enkel toegestaan na bepaling van dit percentage door de Vlaamse minister, overeenkomstig paragraaf 4.
  § 3. Nieuwkomers, met inbegrip van nieuwkomers uit de eerste verbintenisperiode die geen kosteloze toewijzing van emissierechten of geen rechten op het gebruik van CER's en ERU's hebben gekregen in de eerste verbintenisperiode, en nieuwe bedrijfstakken kunnen CER's en ERU's gebruiken tot een hoeveelheid die overeenkomt met een percentage van 4,5 % van hun geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020.
  § 4. De Vlaamse minister kan, in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving, de percentages vermeld in paragrafen 1 tot en met 3, bepalen of aanpassen.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.67.Voor zover [1 het internationaalkredietrecht van een exploitant van een BKG-installatie]1 overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant de bevoegde autoriteit vanaf 1 januari 2013 verzoeken hem in ruil voor de CER's en ERU's die zijn verleend voor emissiereducties tot en met 2012 uit soorten projecten die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, emissierechten te verlenen die geldig zijn vanaf 2013.
  Tot 31 maart 2015 voert de bevoegde autoriteit een dergelijke ruil uit op verzoek.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.68.Voor zover [1 het internationaalkredietrecht van een exploitant van een BKG-installatie]1 overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant CER's en ERU's die al zijn verleend voor emissiereducties vanaf 2013 uit soorten projecten die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, die geregistreerd zijn voor 2013, vanaf 1 januari 2013 inruilen voor emissierechten die geldig zijn vanaf 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.69.Voor zover [1 het internationaalkredietrecht van een exploitant van een BKG-installatie]1 overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant CER's die zijn verleend voor emissiereducties vanaf 2013 uit nieuwe projecten die met ingang van 2013 in de minst ontwikkelde landen van start gaan en die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, vanaf 1 januari 2013 inruilen voor emissierechten die geldig zijn vanaf 2013.
  Het eerste lid geldt totdat de minst ontwikkelde landen een overeenkomst met de Europese Unie hebben bekrachtigd en uiterlijk tot 2020.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.70. De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures bepalen voor het verzoek tot het inruilen van CER's en ERU's in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving.

Art.71.Voor zover [1 het internationaalkredietrecht van een exploitant van een BKG-installatie]1 overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kunnen kredieten uit projecten of andere emissiereducerende activiteiten overeenkomstig door de Europese Unie met derde landen gesloten overeenkomsten worden gebruikt, waarbij de mate van gebruik wordt gespecificeerd.
  Overeenkomstig die overeenkomsten kan de exploitant van een BKG-installatie kredieten uit projectactiviteiten in die derde landen gebruiken om aan zijn verplichtingen te voldoen overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM.
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/33, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.72. Zodra een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering voor de periode na 2012 tot stand is gekomen, worden, met ingang van 1 januari 2013, alleen kredieten geaccepteerd van projecten uit derde landen die de overeenkomst hebben bekrachtigd.

Art.73. De Vlaamse minister kan in bijkomende categorieën van projecten voorzien die CER's en ERU's genereren die niet gebruikt mogen worden door een exploitant van een BKG-installatie.

Afdeling 1/1. [1 - De inlevering en het gebruik van CER's en ERU's door de vliegtuigexploitant]1   ----------   (1)
Art. 73/1. [1 Het internationaalkredietrecht voor de eerste periode wordt bepaald als 15 procent van het aantal emissierechten dat de vliegtuigexploitant met toepassing van artikel 8.3.6, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid moet inleveren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 73/2. [1 Het internationaalkredietrecht voor de tweede periode wordt bepaald als 1,5 procent van het aantal emissierechten dat de vliegtuigexploitant met toepassing van artikel 8.3.6, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid moet inleveren, met behoud van het onbenutte internationaalkredietrecht dat conform artikel 73/1 van dit besluit aan de vliegtuigexploitant is toegewezen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Afdeling 2. - Bepalingen over de deelname van een particuliere of openbare organisatie aan een projectactiviteit
Art.74. Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit, zorgt ervoor dat die deelname volledig strookt met de desbetreffende richtsnoeren, uitvoeringsvoorwaarden en procedures overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto. In het bijzonder zorgt de particuliere of openbare organisatie ervoor dat de projectactiviteit resulteert in :
  1° werkelijke en meetbare voordelen op lange termijn voor de matiging van klimaatverandering;
  2° emissiereducties van broeikasgassen die een extra vermindering opleveren ten opzichte van de situatie die zonder de voorgestelde projectactiviteit zou zijn opgetreden;
  3° de overdracht van milieuvriendelijke en -veilige technologie en kennis.
  De particuliere of openbare organisatie ziet er ook op toe dat de projectactiviteit zo wordt ontwikkeld en uitgevoerd dat wordt bijgedragen aan de duurzame ontwikkeling in het gastland en dat de projectactiviteit dus geen significante negatieve sociale impact of milieu-impact heeft en economisch efficiënt is.

Art.75. Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit, moet zijn hoofdvestiging hebben in een staat die de internationale overeenkomst, vermeld in artikel 72, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale of regionale entiteit die aan het Europese emissiehandelssysteem is gekoppeld overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn.

Art.76. Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit in een land dat een toetredingsverdrag met de Europese Unie heeft ondertekend, zorgt ervoor dat het referentieniveau voor die projectactiviteit, zoals omschreven in besluiten die aangenomen zijn op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto, volledig voldoet aan het Europees Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de tijdelijke ontheffingen, bepaald in dat toetredingsverdrag.

Art.77. Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit voor de opwekking van waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW, zorgt ervoor dat bij de ontwikkeling van die projectactiviteit de toepasselijke internationale normen en richtsnoeren worden gerespecteerd, onder andere de normen en richtsnoeren uit het verslag van de Wereldcommissie Stuwdammen : "Dams and Development - A new Framework for Decision-Making", uitgebracht in 2000.

Art.78. De Vlaamse minister kan aanvullende richtlijnen en bepalingen vaststellen voor de tenuitvoerlegging van artikel 74 als het gastland van een projectactiviteit aan alle vereisten voldoet voor JI-projectactiviteiten. Die bepalingen betreffen de omzetting van aanvullende Europese richtsnoeren, uitvoeringsvoorwaarden en procedures die erop betrekking hebben.

HOOFDSTUK 11. - De goedkeuring van een projectactiviteit
Art.79. De Vlaamse minister beoordeelt een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.
  Projectactiviteiten waarvan de uitvoering zou plaatsvinden op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, worden niet goedgekeurd.

Art.80. De Vlaamse minister stelt nadere regels vast voor het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit, de gegevens die bij het verzoek moeten worden verstrekt en de documenten die moeten worden ingediend.

Art.81. § 1. Er wordt een adviescommissie opgericht die de Vlaamse minister bijstaat bij de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit. Die adviescommissie bestaat uit telkens één vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, van de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden, en van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de vertegenwoordiger van de Vlaamse minister. De adviescommissie kan zich laten bijstaan door onafhankelijke technische experts. De leden van de adviescommissie en de experts eerbiedigen het vertrouwelijke karakter van de commerciële en industriële informatie die ze ontvangen.
  § 2. De adviescommissie beoordeelt eerst de volledigheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 83, eerste lid, 1°. Als het verzoek tot goedkeuring onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of die nadere toelichting vereisen. De aanvrager beschikt over een aanvullende termijn van veertien kalenderdagen om het verzoek tot goedkeuring te vervolledigen. Als de aanvrager het verzoek niet binnen die termijn vervolledigt, brengt de Vlaamse minister de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de gemotiveerde negatieve beoordeling overeenkomstig artikel 83, eerste lid.
  § 3. De adviescommissie beoordeelt vervolgens de verenigbaarheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit met de criteria, vermeld in artikel 83, eerste lid, 2°, en eventuele aanvullende regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 83, tweede lid. Om de beoordeling naar behoren te kunnen uitvoeren, kan de adviescommissie de aanvrager schriftelijk verzoeken om aanvullende informatie te verschaffen. Het verzoek om aanvullende informatie bevat zowel de aard van de vereiste informatie en de manier waarop die wordt aangeleverd, als de termijn waarbinnen de informatie wordt aangeleverd. De adviescommissie kan ook eisen dat de aangeleverde informatie wordt onderworpen aan een onafhankelijke verificatie. De commissie kan voorwaarden opleggen waaraan de verificatie en de persoon, belast met de verificatie, moeten voldoen.
  § 4. Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van de projectactiviteit brengt de adviescommissie een gemotiveerd advies uit, gebaseerd op de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 83.

Art.82. Binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit beslist de Vlaamse minister of de projectactiviteit wordt goedgekeurd.
  Nadat de Nationale Klimaatcommissie de beslissing tot goedkeuring van een projectactiviteit heeft bekrachtigd, brengt de Vlaamse minister de aanvrager op de hoogte van de beslissing.
  Om de termijnen, vermeld in het eerste lid en in artikel 81, § 4, te berekenen, worden de volgende periodes niet in rekening gebracht :
  1° de eerste periode van veertien kalenderdagen, vermeld in artikel 81, § 2, als het verzoek onvolledig is;
  2° elke periode tussen een verzoek om aanvullende informatie en het aanleveren van die informatie, vermeld in artikel 81, § 3.

Art.83. De beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit is alleen positief als :
  1° het verzoek tot goedkeuring voldoet aan de toepasselijke regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 80;
  2° de deelname aan de projectactiviteit voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 74, 75, 76 en 77;
  3° de aanvrager binnen de vastgestelde termijn en op voldoende wijze heeft voldaan aan een eventueel verzoek om aanvullende informatie als vermeld in artikel 81, § 3.
  De Vlaamse minister kan nadere regels vaststellen voor de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.

HOOFDSTUK 12. - Verwerving van Kyoto-eenheden door het Vlaamse Gewest
Afdeling 1. - Verwerving voor de eerste verbintenisperiode
Art.84. De verwervingsregels voor Kyoto-eenheden zijn als volgt :
  1° tot en met 2007 kan het Vlaamse Gewest :
  a) CER's of ERU's aankopen van projectontwikkelaars in het kader van een tender- of aanbestedingsprocedure waarbij, na een oproep, een aankoopbudget wordt verdeeld onder de best gerangschikte projectvoorstellen;
  b) Kyoto-eenheden verwerven via de toetreding tot een fonds dat gericht is op de aankoop van CER's of ERU's;
  2° vanaf 2008 kan het Vlaamse Gewest, in afnemende volgorde van voorkeur :
  a) naast gebruik te maken van de verwervingskanalen, vermeld in 1°, CER's of ERU's rechtstreeks aankopen op de internationale markt, of AAU's verwerven, onder meer via de verwervingskanalen, vermeld in 1°, rekening houdend met een reële emissiereductie, gerealiseerd aan de hand van een projectactiviteit of investering;
  b) RMU's aankopen via de toetreding tot een fonds of op de internationale markt, op voorwaarde dat het internationale kader verder verfijnd is, onder andere qua monitoring en het permanente karakter van de koolstofopslag;
  c) AAU's aankopen op de internationale markt, als blijkt dat de prijzen voor de andere Kyoto-eenheden niet toelaten om binnen de uitgetrokken budgetten de benodigde hoeveelheden Kyoto-eenheden te verwerven, en als er geen goedkopere binnenlandse reductiemaatregelen tijdig kunnen worden uitgevoerd om voldoende emissiereducties te realiseren in dezelfde handelsperiode.
  Om de verwervingen, vermeld in het eerste lid, 2°, tijdig te realiseren, kunnen in de voorafgaande periode al de nodige verwervingsprocedures worden opgestart.

Art.85. In geval van de aankoop van AAU's op de internationale markt, vermeld in artikel 84, eerste lid, 2°, c), moet de Vlaamse minister om die Kyoto-eenheden te verwerven, een evaluatie ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering.

Afdeling 2. - Beleidsvoorbereiding en rapportering inzake de verwerving van Kyoto-eenheden voor de eerste verbintenisperiode
Art.86. § 1. De kwantitatieve doelstellingen voor het verwerven van Kyoto-eenheden worden vastgelegd in het Vlaams Klimaatplan, in de periodieke voortgangsrapporten en in de tussentijdse evaluaties ervan.
  § 2. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden volgens de mechanismen, vermeld in artikel 84, eerste lid, 1° en 2°, worden de volgende elementen in rekening gebracht :
  1° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met het toepasselijke internationale en Europese kader;
  2° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met toepasselijke ecologische, economische en sociale criteria;
  3° de garanties voor de levering van de Kyoto-eenheden aan het Vlaamse Gewest;
  4° de financiële implicaties en kosten voor het Vlaamse Gewest binnen de beschikbare kredieten.
  § 3. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure als vermeld in artikel 84, eerste lid, 1°, a), kan de Vlaamse minister aanvullende richtsnoeren opstellen voor de selectie van de ingediende voorstellen.
  § 4. De Vlaamse minister kan voor de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure als vermeld in artikel 84, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), in gemeenschappelijk overleg, ondersteuningsmaatregelen opzetten voor de voorbereiding van projecten. De kosten die in aanmerking komen voor die ondersteuningsmaatregelen, zijn de administratieve kosten voor de voorbereiding, alsook de kosten voor de uitvoering van de projecten. Die tegemoetkomingen worden mee in rekening gebracht bij het bepalen van de totale aankoopprijs van de Kyoto-eenheden.
  Het bedrag van de tegemoetkomingen blijft beperkt tot maximaal :
  1° 100 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen;
  2° 50 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor kleine en middelgrote ondernemingen;
  3° 40 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor grote ondernemingen.

Art.87. De Vlaamse minister brengt jaarlijks aan de Vlaamse Regering verslag uit over de verwerving van Kyoto-eenheden.

HOOFDSTUK 13. - Wijzigingsbepalingen
Art.88. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, worden punten 4° en 5°, punten 9° tot en met 15°, punten 17°, 18°, 22°, 24°, 28°, 30°, 31°, en punten 34° tot en met 40° opgeheven.

Art.89. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 2 tot en met 27, opgeheven.

Art.90. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 28 tot en met 30, opgeheven.

Art.91. In artikel 31 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragrafen 1, 2, 4 en 5 worden de woorden "de exploitant van een BKG-inrichting of" telkens opgeheven;
  2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM of" opgeheven;
  3° in paragraaf 6 worden de woorden "de exploitanten van een BKG-inrichting of" en de zinsnede "vermeld in artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM of" opgeheven.

Art.92. Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.93. Artikel 32/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt opgeheven.

Art.94. Artikel 33 en 34 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.95. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de woorden "van een BKG-inrichting" opgeheven.

Art.96. In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt afdeling II, dat bestaat uit artikelen 36 tot en met 39, opgeheven.

Art.97. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk VII, dat bestaat uit artikelen 40 tot en met 44, opgeheven.

Art.98. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk VIII, dat bestaat uit artikelen 45 tot en met 48, opgeheven.

Art.99. Artikel 49 en 50 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.100. Bijlage I bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.101. Bijlage II, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 14. - Slotbepalingen
Art.102.[1 Het [2 VEKA]2]1 bezorgt de Europese Commissie jaarlijks een verslag over de uitvoering van dit besluit en de bepalingen in het VLAREM inzake emissiehandel. In dat verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten en de bewaking, rapportering en verificatie van de emissies van broeikasgassen uit BKG-installaties.
  ----------
  (1)<BVR 2019-09-06/07, art. 63, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>
  (2)<BVR 2020-12-11/07, art. 183, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.103.
  <Opgeheven bij BVR 2019-09-06/07, art. 64, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art.104.[1 De Vlaamse minister stelt voor elke handelsperiode het volgende vast :
   1° het sjabloon voor het monitoringplan, vermeld in artikel 1, [2 85°]2, van titel I van het VLAREM;
   2° de [2 procedures]2 voor het opstellen [2 , indienen, actualiseren]2 en wijzigen van het monitoringplan, vermeld in artikel 1, [2 85°]2, van titel I van het VLAREM;
   3° het sjabloon voor het emissiejaarrapport, vermeld in artikel 1, [2 86°]2, van titel I van het VLAREM;
   4° [2 de procedures voor het indienen van het geverifieerde emissiejaarrapport conform de verplichting vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM;]2]1
  [2 5° de sjabloon van het verbeteringsverslag, vermeld in artikel in artikel 69, lid 1, van verordening nr. 601/2012;
   6° de sjabloon van het verificatierapport, vermeld in artikel 27 van verordening nr. 600/2012;
   7° de landenspecifieke niveau 2a waarden, vermeld in artikel 31, lid 1, b) en c) van verordening nr. 601/2012.]2
  ----------
  (1)<BVR 2013-06-07/42, art. 230, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
  (2)<BVR 2014-04-04/33, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art. 104/1. [1 Als het besluit van de Commissie van 24 december 2009 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico en het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad worden gewijzigd, voert de Vlaamse minister de nodige aanpassingen door in bijlage 3.1 en bijlage 4 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/33, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>

Art.105. Dit besluit treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art.106. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Criteria voor de opmaak van een Vlaams toewijzingsplan
  Artikel 1. De totale hoeveelheid emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode worden toegewezen, moet enerzijds overeenstemmen met de verplichtingen van het Vlaamse Gewest om de emissies te beperken overeenkomstig het Protocol van Kyoto, met inachtneming van het aandeel in de totale emissies dat die vertegenwoordigen in vergelijking met de emissies uit bronnen die geen BKG-inrichting zijn en niet onder het regionale energiebeleid vallen, en moet anderzijds overeenstemmen met het Vlaamse klimaatbeleidsplan en de voortgangsrapporten bij dat klimaatbeleidsplan. De totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die waarschijnlijk nodig is voor de strikte toepassing van de criteria, vermeld in deze bijlage. Vóór 2008 moet de hoeveelheid in overeenstemming zijn met een ontwikkeling waarmee het Vlaamse Gewest zijn streefdoel binnen het Belgische streefdoel op basis van beschikking 2002/358/EG en op basis van het Protocol van Kyoto kan halen of overtreffen.
  Art. 2. De totale hoeveelheid emissierechten moet overeenstemmen met evaluaties die overeenkomstig beschikking 93/389/EEG zijn gemaakt van de feitelijke en de te verwachten vorderingen bij het realiseren van de bijdrage van het Vlaamse Gewest binnen de bijdrage van België aan de communautaire verplichtingen.
  Art. 3. De hoeveelheden toe te wijzen emissierechten moeten overeenstemmen met de mogelijkheden, waaronder de technologische mogelijkheden, van de BKG-inrichtingen om de emissies terug te dringen.
  Art. 4. Het plan moet in overeenstemming zijn met andere wetgevende instrumenten en beleidsinstrumenten van de Europese Gemeenschap. Er moet rekening worden gehouden met de onvermijdelijke toename van emissies als gevolg van nieuwe wettelijke eisen.
  Art. 5. Het plan mag niet een dusdanig onderscheid maken tussen ondernemingen of sectoren dat bepaalde ondernemingen of activiteiten onrechtmatig worden bevoordeeld, in overeenstemming met de bepalingen van het EU-verdrag, in het bijzonder artikelen 87 en 88.
  Art. 6. Het plan moet informatie bevatten over de manier waarop nieuwkomers aan het systeem van de verhandelbare emissierechten in Vlaanderen kunnen deelnemen.
  Art. 7. Het plan kan rekening houden met vroegtijdige maatregelen en bevat informatie over de manier waarop vroegtijdige maatregelen in aanmerking worden genomen.
  Art. 8. Het plan bevat informatie over de manier waarop rekening wordt gehouden met schone technologieën, waaronder energie-efficiënte technologieën.
  Art. 9. Het plan moet bepalingen bevatten over opmerkingen door het publiek, alsook informatie over de regelingen die moeten waarborgen dat er terdege met die opmerkingen rekening wordt gehouden voor een besluit over de toewijzing van emissierechten wordt genomen.
  Art. 10. Het plan kan informatie bevatten over de manier waarop rekening wordt gehouden met het bestaan van concurrentie uit derde landen of uit entiteiten buiten de Europese Unie.
  Art. 11. Het plan moet een lijst bevatten van de BKG-inrichtingen die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest liggen, samen met de hoeveelheden emissierechten die bestemd zijn om te worden toegewezen aan de exploitanten van die BKG-inrichtingen.
  Art. 12. Voor de eerste en volgende verbintenisperiode wordt in het toewijzingsplan ook het gebruik vermeld dat het Vlaamse Gewest van plan is te maken van ERU's en CER's, alsook het percentage aan ERU's en CER's dat aan iedere BKG-inrichting is toegewezen en waarvan exploitanten van die BKG-inrichting in het kader van de gemeenschapsregeling gedurende die handelsperiode maximaal mogen gebruiken. Het totaalgebruik van ERU's en CER's moet stroken met de desbetreffende verplichtingen overeenkomstig het Protocol van Kyoto en het UNFCCC, en met de besluiten die in het kader daarvan zijn genomen.

Art. N2.Bijlage 2. - Categorieën van activiteiten voor vaste installaties
  1. Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder deze bijlage.
  2. De hieronder vermelde drempelwaarden hebben betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen. Als in dezelfde installatie verschillende activiteiten worden uitgevoerd die onder dezelfde categorieën vallen, worden de vermogens van de activiteiten bij elkaar opgeteld.
  3. Als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend, wordt het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische loopingverbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Tot eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt.
  4. Als een eenheid gebruikt wordt voor een activiteit waarvoor de drempel niet is uitgedrukt als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen, heeft de drempel voor die activiteit de voorrang.
  5. Als blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de activiteiten, vermeld in deze bijlage, in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, opgenomen in de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1.


ActiviteitenBroeikasgassen
1. verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval)Kooldioxide
2. raffineren van aardoliënKooldioxide
3. productie van cokesKooldioxide
4. roosten of sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts)Kooldioxide
5. productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting, met inbegrip van continugieten) met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uurKooldioxide
6. productie of bewerking van ferrometalen (met inbegrip van ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Bewerking omvat, onder meer, walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsenKooldioxide
7. productie van primair aluminiumkooldioxide en perfluorkoolstoffen
8. productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Kooldioxide
9. productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enzovoort, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruiktKooldioxide
10. productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dagKooldioxide
11. productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dagKooldioxide
12. fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dagkooldioxide
13. fabricage van keramische producten door middel van verhitting, in het bijzonder dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dagKooldioxide
14. fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dagKooldioxide
15. drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruiktKooldioxide
16. productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialenKooldioxide
17. productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dagKooldioxide
18. productie van roet waarbij organische stoffen, zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruiktKooldioxide
19. productie van salpeterzuurkooldioxide en distikstofoxide
20. productie van adipinezuurkooldioxide en distikstofoxide
21. productie van glyoxal en glyoxylzuurkooldioxide en distikstofoxide
22. productie van ammoniakKooldioxide
23. productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dagKooldioxide
24. productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dagKooldioxide
26. afvangen van broeikasgassen van installaties die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen, met het oog op het vervoer en geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleendKooldioxide
27. vervoer van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleendKooldioxide
28. geologische opslag van broeikasgassen op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleendKooldioxide

  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 741, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art. N3. Bijlage 3. - Regels voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode



  Hoofdstuk 1. Inleiding
  Hoofdstuk 2. Definities
  Hoofdstuk 3. Toewijzingsregels voor bestaande BKG-installaties
  3.1. Opsplitsing in subinstallaties
  3.2. Bepaling van het historische activiteitsniveau
  3.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing
  3.3.1. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie
  3.3.2. Toepassing van carbon leakage factoren
  3.3.3. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de hele BKG-installatie
  3.4. Bepaling van de definitieve toewijzing
  Hoofdstuk 4. Toewijzingsregels voor nieuwkomers
  4.1. Opsplitsing in subinstallaties
  4.2. Bepaling van het activiteitsniveau
  4.2.1. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2
  4.2.2. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2
  4.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing
  4.3.1. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2
  4.3.2. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2
  4.4. Bepaling van de definitieve toewijzing
  Hoofdstuk 5. Toewijzingsregels bij een aanzienlijke capaciteitsvermindering
  Hoofdstuk 6. Toewijzingsregels bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten
  6.1. Definitie 'gedeeltelijke stopzetting van activiteiten'
  6.2. Aanpassing van de toewijzing in geval van een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten
  Bijlage 3.1 : Productbenchmarks
  Bijlage 3.2 : Specifieke productbenchmarks
  Bijlage 3.3 : Historisch activiteitsniveau voor specifieke productbenchmarks
  Bijlage 3.4 : Carbon leakage factoren

  HOOFDSTUK 1. - Inleiding
  In dit document worden de regels voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode vastgelegd. De toewijzingsregels vloeien voort uit het besluit van de Europese Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Pb. 17 mei 2011, L130/1).
  [4 ...]4
  HOOFDSTUK 2. - Definities
  Voor de toepassing van dit document gelden de definities van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing :
  1° productbenchmark-subinstallatie : de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage 3.1 een benchmark wordt vastgesteld;
  2° warmtebenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie of de invoer uit een BKG-installatie van meetbare warmte die :
  a) binnen de grenzen van de BKG-installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, of;
  b) wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking;
  3° brandstofbenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling;
  4° meetbare warmte : een nettowarmtestroom getransporteerd door identificeerbare pijpleidingen of leidingen met gebruik van een medium voor warmteoverdracht, zoals, meer bepaald, stoom, hete lucht, water, olie, vloeibaar metaal en zouten, waarvoor een warmtemeter geïnstalleerd is of kan worden;
  5° warmtemeter : een warmtemeter als vermeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten of enig ander apparaat voor het meten en registreren van de hoeveelheid geproduceerde warmte-energie op basis van debieten en temperaturen;
  6° niet-meetbare warmte : alle andere warmte dan meetbare warmte;
  7° procesemissies-subinstallatie : broeikasgasemissies als vermeld in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, kooldioxide uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1, alsook kooldioxide-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1 als gevolg van enige hierna vermelde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof :
  a) de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;
  b) de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;
  c) de decompositie van carbonaten, met uitzondering van de carbonaten voor de reiniging van rookgassen;
  d) chemische syntheses die niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gericht zijn, waarbij het koolstofhoudende materiaal aan de reactie deelneemt;
  e) gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen, dat niet in eerste instantie gericht is op de opwekking van warmte;
  f) de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten;
  8° aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit : het aan de subinstallatie gerelateerde jaarlijkse activiteitsniveau, berekend op basis van het gemiddelde van de twee grootste maandproductievolumes tijdens de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, waarbij wordt verondersteld dat de subinstallatie 720 uur per maand en twaalf maanden per jaar bij die belasting heeft gewerkt;
  9° geïnstalleerde capaciteit na een aanzienlijke capaciteitswijziging : het aan de subinstallatie gerelateerde jaarlijkse activiteitsniveau, berekend op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking van de subinstallatie;
  10° aanzienlijke capaciteitsuitbreiding : een beduidende verhoging van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie die aan al de volgende omschrijvingen voldoet :
  a) er vinden een of meer identificeerbare fysieke veranderingen plaats met betrekking tot de technische configuratie en werking die verder reiken dan louter de vervanging van een bestaande productielijn, en
  b) de subinstallatie verkrijgt een capaciteit die ten minste 10 % hoger ligt in vergelijking met de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie voor de verandering plaatsvond, of
  c) de subinstallatie waarop de fysieke veranderingen van toepassing zijn, heeft een significant hoger activiteitsniveau, dat resulteert in een extra toewijzing van emissierechten van meer dan 50 000 emissierechten per jaar, wat overeenstemt met minstens 5 % van het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten dat kosteloos aan de subinstallatie was toegewezen voor de verandering;
  11° aanzienlijke capaciteitsvermindering : één of meer identificeerbare fysieke veranderingen die leiden tot een beduidende vermindering van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit en het activiteitsniveau van een subinstallatie van dezelfde grootteorde als een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding;
  12° aanzienlijke capaciteitswijziging : een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding of een aanzienlijke capaciteitsvermindering;
  13° toegevoegde capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke uitbreiding;
  14° ingeboete capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke capaciteitsvermindering;
  15° aanvang van de normale werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van negentig dagen of, als de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van negentig dagen, opgesplitst in bedrijfstak specifieke productiecycli, tijdens welke de BKG-installatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waarbij passend rekening gehouden wordt met de subinstallatie specifieke bedrijfsomstandigheden;
  16° aanvang van de veranderde werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van negentig dagen of, als de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van negentig dagen, opgesplitst in bedrijfstak specifieke productiecycli, tijdens welke de veranderde subinstallatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waarbij passend rekening gehouden wordt met de subinstallatie specifieke bedrijfsomstandigheden;
  17° veiligheidsaffakkeling : de verbranding van waakvlambrandstoffen en sterk wisselende hoeveelheden proces- of restgas in een aan atmosferische storingen onderhevige eenheid die om veiligheidsredenen uitdrukkelijk vereist is door de betrokken installatievergunningen;
  18° privéhuishouden : een wooneenheid waarin de personen individueel of in groep regelingen treffen om zich van meetbare warmte te voorzien;
  19° nieuwkomer :
  a) een BKG-installatie waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste keer een [3 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]3 is verleend die betrekking heeft op de BKG-installatie en die niet is opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 31, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, of
  b) een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan, voor zover het deze uitbreiding betreft;
  20° referentieperiode voor een nieuwkomer :
  a) voor een BKG-installatie waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste keer een [3 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]3 is verleend die betrekking heeft op de BKG-installatie en die niet is opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 31, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen vermelde lijst, is de referentieperiode de ononderbroken periode van negentig dagen na aanvang van de normale werking van de BKG-installatie;
  b) voor een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan, is de referentieperiode de ononderbroken periode van zes maanden na de aanvang van de veranderde werking van de subinstallatie;
  21° elektriciteitsopwekker : een installatie die op of na 1 januari 2005 elektriciteit heeft geproduceerd om aan derden te verkopen en waarin geen van de activiteiten, vermeld in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, worden uitgevoerd, behalve het 'verbranden van brandstof'.
  HOOFDSTUK 3. - Toewijzingsregels voor bestaande BKG-installaties
  3.1. Opsplitsing in subinstallaties
  Elke BKG-installatie die in aanmerking komt voor een kosteloze toewijzing van emissierechten moet in één of meer van de volgende subinstallaties opgesplitst worden :
  a) een productbenchmark-subinstallatie;
  b) een warmtebenchmark-subinstallatie;
  c) een brandstofbenchmark-subinstallatie;
  d) een procesemissies-subinstallatie.
  Voor de warmtebenchmark-, de brandstofbenchmark- en de procesemissies-subinstallaties moet op basis van de NACE- en de Prodcom-codes een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen processen die wél en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  Als een BKG-installatie meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, wordt ervan uitgegaan dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor die warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, tenzij is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  Voor elektriciteitsopwekking wordt geen kosteloze toewijzing gegeven, behalve voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit.
  De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de BKG-installatie niet overschrijden.
  3.2. Bepaling van het historische activiteitsniveau
  Op basis van de overeenkomstig artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen gerapporteerde gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode, wordt voor elke bestaande BKG-installatie het historische activiteitsniveau bepaald. Bij de rapportering moet elke exploitant van een BKG-installatie een referentieperiode kiezen : ofwel de referentieperiode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, ofwel de referentieperiode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.
  Onder productgerelateerd historisch activiteitsniveau voor elk product waarvoor een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1 werd vastgesteld, wordt verstaan de mediane historische jaarproductie van dat product in de betrokken BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode.
  Onder warmtegerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan de tijdens de gekozen referentieperiode plaatsgevonden mediane historische jaarproductie en/of jaarinvoer uit een BKG-installatie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de BKG-installatie verbruikt werd voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, of die wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, uitgedrukt in terajoule per jaar.
  Onder brandstofgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan het tijdens de gekozen referentieperiode mediane jaarlijkse historische brandstofverbruik voor de productie van niet-meetbare warmte die werd verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, uitgedrukt in terajoule per jaar.
  Voor de procesemissies die gepaard gaan met de vervaardiging van producten in de betrokken BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode, wordt onder procesgerelateerd historisch activiteitsniveau verstaan de mediane historische jaaremissie, uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
  Voor de bepaling van de mediane waarden worden alleen de kalenderjaren waarin de BKG-installatie ten minste één dag in werking was, in aanmerking genomen.
  Als de BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode gedurende minder dan twee kalenderjaren in bedrijf was, worden de historische activiteitsniveaus berekend op basis van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor. De capaciteitsbenuttingsfactor wordt door [4 het departement]4 bepaald,gebaseerd op naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstak specifieke informatie.
  De exploitant van een BKG-installatie bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor producten waarop de productbenchmarks, vermeld in bijlage 3.2 van toepassing zijn, op basis van de mediane jaarproductie in overeenstemming met de formules, vermeld in bijlage 3.3.
  BKG-installaties die alleen nu en dan worden gebruikt, met inbegrip van BKG-installaties die in reserve of stand-by worden gehouden en BKG-installaties die werken met een seizoenregeling en die gedurende de gekozen referentieperiode in een gegeven kalenderjaar niet ten minste één dag in werking zijn geweest, worden bij de vaststelling van de mediane waarden in aanmerking genomen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het is duidelijk aangetoond dat de BKG-installatie nu en dan wordt gebruikt, meer bepaald regelmatig in bedrijf is als stand-by of reservecapaciteit of in verband met een seizoenregeling;
  2° de BKG-installatie beschikt over een [3 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]3 en over alle andere relevante vergunningen die vereist zijn voor de exploitatie van de BKG-installatie;
  3° het is technisch mogelijk om de activiteiten op korte termijn op te starten en onderhoud wordt regelmatig uitgevoerd.
  Als een BKG-installatie een aanzienlijke capaciteitswijziging heeft ondergaan tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011, zijn de historische activiteitsniveaus van de betrokken BKG-installatie gelijk aan de som van de mediane waarden zonder de aanzienlijke capaciteitswijziging en de historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit.
  De historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit zijn gelijk aan het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie die een aanzienlijke capaciteitswijziging onderging, welke capaciteit gold tot de aanvang van de veranderde werking, en de geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke capaciteitswijziging, vermenigvuldigd met de gemiddelde historische capaciteitsbenutting van de betrokken BKG-installatie gedurende de jaren die zijn voorafgegaan aan de aanvang van de veranderde werking.
  3.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing
  3.3.1. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie
  Voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor een BKG-installatie wordt eerst het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie afzonderlijk berekend.
  a) Productbenchmark-subinstallatie
  Voor elke productbenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het relevante product gerelateerde historisch activiteitsniveau.
  Bij de productbenchmark-subinstallatie moet rekening gehouden worden met het volgende :
  1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de gekozen referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1;
  2° als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie, bepaald op basis van de bovenstaande methode, verminderd met de historische hoeveelheid warmte tijdens de gekozen referentieperiode die ingevoerd wordt uit installaties die geen BKG-installatie zijn, vermenigvuldigd met de vastgestelde waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1;
  3° als een BKG-installatie subinstallaties omvat die pulp (kortvezelige kraftpulp, langvezelige kraftpulp, thermomechanische pulp en mechanische pulp, sulfietpulp of andere pulp die niet onder een productbenchmark valt) produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere subinstallaties die daarmee technisch verbonden zijn, wordt, ongeacht de voorlopige jaarlijkse aantallen emissierechten die kosteloos aan andere subinstallaties van de betrokken BKG-installatie worden toegewezen, als voorlopige totale hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, alleen het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten in aanmerking genomen dat betrekking heeft op de door deze subinstallatie geproduceerde pulpproducten die in de handel worden gebracht en die niet in dezelfde BKG-installatie of in andere BKG-installaties die daarmee technisch verbonden zijn tot papier worden verwerkt;
  4° toewijzing met betrekking tot stoomkraken : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna HVC's te noemen) is gelijk aan de waarde van de productbenchmark voor stoomkraken, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau, vermeld in bijlage 3.3, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit BKG-installaties, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1. Bij het resultaat van deze berekening wordt 1,78 t kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 t kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 t kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere HVC's dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's, opgeteld;
  5° toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna VCM te noemen) is gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit BKG-installaties, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze directe emissies en de waterstofgerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte afkomstig van de verbranding van waterstof uitgedrukt in terajoule (TJ), vermenigvuldigd met 56,1 t kooldioxide per terajoule;
  6° uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit : voor elke in bijlage 3.1 vermelde productbenchmark-subinstallatie waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen, is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het product gerelateerde historisch activiteitsniveau en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van de emissies van de netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode.
  Voor de berekening van de emissies van de netto ingevoerde warmte wordt de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1.
  Voor de berekening van de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton kooldioxide wordt het relevante elektriciteitsverbruik voor de productie van het betrokken product, als omschreven in de definitie van de processen en emissies, als vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in megawattuur, vermenigvuldigd met 0,465 t kooldioxide per megawattuur.
  b) Warmtebenchmark-subinstallatie
  Voor de warmtebenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met de warmtegerelateerde historische activiteitsniveaus voor het verbruik van meetbare warmte.
  Bij de warmtebenchmark-subinstallaties moet rekening gehouden worden met het volgende :
  1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de gekozen referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1;
  2° voor zover meetbare warmte naar privéhuishoudens wordt uitgevoerd en het overeenkomstig de bovenstaande methode bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 kleiner is dan de mediane historische jaaremissie die verbonden is aan de productie van de meetbare warmte die de betrokken subinstallatie in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 naar privéhuishoudens heeft uitgevoerd, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 met het betrokken verschil aangepast. In elk van de jaren 2014 tot en met 2020 wordt het overeenkomstig de bovenstaande methode bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten aangepast als dat aantal voor dat jaar kleiner is dan een bepaald percentage van de vermelde mediane historische jaaremissie. Dat percentage bedraagt 90 % in 2014 en neemt elk jaar met 10 procentpunten af.
  c) Brandstofbenchmark-subinstallatie
  Voor de brandstofbenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal jaarlijks kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de brandstofbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het brandstof gerelateerde activiteitsniveau voor de verbruikte brandstof.
  d) Procesemissies-subinstallatie
  Voor de procesemissies-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met het procesgerelateerde historische activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700.
  3.3.2. Toepassing van de carbon leakage factoren
  De factoren, vermeld in bijlage 3.4 worden toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het jaar waarin de processen in die subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  Als de processen in de subinstallaties in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, is de factor die voor de jaren, vermeld in deze bijlage moet worden toegepast, gelijk aan 1.
  Als ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, wordt de subinstallatie als geheel geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.
  Indien ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, wordt de subinstallatie als geheel niet geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.
  3.3.3. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de hele BKG-installatie
  De voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor elke BKG-installatie is gelijk aan de som van alle voorlopige jaarlijkse aantallen kosteloos toegewezen emissierechten van de subinstallaties, inclusief de toepassing van de factoren, vermeld in bijlage 3.4, die berekend zijn in overeenstemming met paragraaf 3.3.1. en 3.3.2.
  Bij de bepaling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per BKG-installatie mogen emissies geen tweemaal worden geteld en mogen er geen negatieve hoeveelheden worden toegewezen. Als een tussenproduct dat volgens de definities van de respectieve systeemgrenzen vermeld in bijlage 3.1, onder een productbenchmark valt, door een BKG-installatie wordt ingevoerd, mogen emissies niet tweemaal worden geteld voor de vaststelling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor beide betrokken BKG-installaties.
  3.4. Bepaling van de definitieve toewijzing
  Voor bestaande BKG-installaties die geïdentificeerd zijn als elektriciteitsopwekker, is de definitieve totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, jaarlijks aangepast met een lineaire reductiefactor van 1,74 %, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken BKG-installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen.
  Voor bestaande BKG-installaties die niet geïdentificeerd zijn als elektriciteitsopwekker, is de definitieve totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, aangepast met een uniforme transsectorale correctiefactor. De correctiefactor wordt door de Europese Commissie bepaald door vergelijking van de som van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheden kosteloos toegewezen emissierechten van alle Europese lidstaten voor de relevante BKG-installaties met de maximale jaarlijkse totale hoeveelheid rechten waarin voor de BKG-installaties is voorzien op Europees niveau.
  HOOFDSTUK 4. - Toewijzingsregels voor nieuwkomers
  4.1. Opsplitsing in subinstallaties
  Elke nieuwkomer wordt opgesplitst in één of meer van de volgende subinstallaties :
  a) een productbenchmark-subinstallatie;
  b) een warmtebenchmark-subinstallatie;
  c) een brandstofbenchmark-subinstallatie;
  d) een procesemissies-subinstallatie.
  Voor de warmtebenchmark-, de brandstofbenchmark- en de procesemissies-subinstallaties moet op basis van de NACE- en de Prodcom-codes een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen processen die wél en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  Als een BKG-installatie meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, wordt er van uitgegaan dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor deze warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, tenzij is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen kosteloze toewijzing gegeven.
  De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de BKG-installatie niet overschrijden.
  4.2. Bepaling van het activiteitsniveau
  4.2.1. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2
  Voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 worden de activiteitsniveaus als volgt vastgelegd :
  a) het productgerelateerde activiteitsniveau voor elk product waarvoor in bijlage 3.1 een productbenchmark is vastgesteld, is gelijk aan de geïnstalleerde capaciteit van de betrokken subinstallatie voor de vervaardiging van dat product, vermenigvuldigd met de standaardcapaciteitsbenuttingsfactor. De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.
  De standaardcapaciteitsbenuttingsfactor wordt door de Commissie bepaald en wordt bekendgemaakt op basis van de door de lidstaten verzamelde gegevens. Voor elke productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, is deze factor gelijk aan het 80-percentiel van de gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactoren van alle BKG-installaties die het betrokken product vervaardigen. De gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactor van elke BKG-installatie die het betrokken product vervaardigt, is gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse productie over de periode 2005-2008, gedeeld door de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit;
  b) het warmte gerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor de invoer uit een BKG-installatie en/of voor de productie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de BKG-installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan mechanische energie voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan verwarming of koeling gebruikt voor elektriciteitsopwekking of die wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor. De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.
  De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door [4 het departement]4 bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie;
  c) het brandstof gerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde brandstofverbruikscapaciteit van de betrokken BKG-installatie voor de productie van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan mechanische energie voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan verwarming of koeling voor elektriciteitsopwekking, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor. De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.
  De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door [4 het departement]4 bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstak specifieke informatie.
  d) het procesemissies gerelateerde activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor het genereren van procesemissies van de proceseenheid, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor. De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.
  De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door [4 het departement]4 bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie. Bij de bepaling van de relevante capaciteitsbenuttingsfactor moet ook rekening gehouden worden met naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de emissie-intensiteit van de input en broeikasgasefficiënte technieken.
  4.2.2. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2
  Voor BKG-installaties die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding hebben ondergaan, worden de activiteitsniveaus voor de toegevoegde capaciteit van de subinstallaties waarop de aanzienlijke capaciteitsuitbreiding betrekking heeft bepaald op basis van dezelfde methodologie als de methodologie vermeld in paragraaf 4.2.1.
  4.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing
  4.3.1. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2
  Voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2, wordt voor elke subinstallatie afzonderlijk, het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten vanaf de aanvang van de normale werking van de BKG-installatie als volgt berekend :
  a) Productbenchmark-subinstallatie
  Voor elke productbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan de waarde van die productbenchmark, vermenigvuldigd met het productgerelateerde activiteitsniveau.
  Bij de productbenchmark-subinstallaties moet rekening gehouden worden met het volgende :
  1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1;
  2° als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie, zoals bepaald op basis van bovenstaande methode, verminderd met de historische hoeveelheid warmte in de referentieperiode voor de nieuwkomer ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, vermenigvuldigd waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1;
  3° als een installatie subinstallaties omvat die pulp (kortvezelige kraftpulp, langvezelige kraftpulp, thermomechanische pulp en mechanische pulp, sulfietpulp of andere pulp die niet onder een productbenchmark valt) produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere daarmee technisch verbonden subinstallaties, wordt, ongeacht de voorlopige jaarlijkse aantallen emissierechten die kosteloos aan andere subinstallaties van de betrokken BKG-installatie worden toegewezen, als voorlopige totale hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten alleen het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten in aanmerking genomen dat betrekking heeft op de door desubinstallatie geproduceerde pulpproducten die in de handel worden gebracht en die niet in dezelfde BKG-installatie of in andere daarmee technisch verbonden BKG-installaties tot papier worden verwerkt;
  4° toewijzing met betrekking tot stoomkraken : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna HVC's te noemen) is gelijk aan de waarde van de productbenchmark voor stoomkraken, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau, vermeld in bijlage 3.3, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de benchmark, vermeld in bijlage 3.1. Bij het resultaat van deze berekening wordt 1,78 t kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 t kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 t kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere HVC's dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's, opgeteld;
  5° toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna VCM te noemen) is gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze directe emissies en de waterstof gerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte die afkomstig is van de verbranding van waterstof, uitgedrukt in terajoule (TJ), vermenigvuldigd met 56,1 t kooldioxide per terajoule;
  6° uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit : voor elke productbenchmark-subinstallatie, vermeld in bijlage 3.1, waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen, is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het product gerelateerde historische activiteitsniveau en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van de emissies van de netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode.
  Voor de berekening van de emissies van de netto ingevoerde warmte wordt de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1.
  Voor de berekening van de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton kooldioxide wordt het relevante elektriciteitsverbruik voor de productie van het betrokken product, vermeld in de definitie van de processen en emissies, vermeld in bijlage 3.1, en uitgedrukt in megawattuur, vermenigvuldigd met 0,465 t kooldioxide per megawattuur.
  b) Warmtebenchmark-subinstallatie
  Voor elke warmtebenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de warmtebenchmark voor die meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het warmtegerelateerde activiteitsniveau.
  Het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor de meetbare warmte vermeld in bijlage 3.1.
  c) Brandstofbenchmark-subinstallatie
  Voor elke brandstofbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de brandstofbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het brandstofgerelateerde activiteitsniveau.
  d) Procesemissies-subinstallatie
  Voor elke procesemissies-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan het procesgerelateerde activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700.
  Voor onafhankelijk geverifieerde emissies van de nieuwkomer die aan de aanvang van de normale werking voorafgingen, worden extra emissierechten toegewezen op basis van de historische emissies, uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
  Overeenkomstig punt 3.3.2. worden de factoren vermeld in bijlage 3.4 toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het betrokken jaar waarin de processen in die subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  4.3.2. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2
  Voor een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan wordt de bijkomende toewijzing voor de nieuwkomer berekend volgens de methodologie vermeld in punt 4.3.1., maar dan alleen voor wat de uitbreiding betreft.
  Overeenkomstig punt 3.3.2 worden de factoren, vermeld in bijlage 3.4, toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het betrokken jaar waarin de processen in de subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.
  4.4. Bepaling van de definitieve toewijzing
  De definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor nieuwkomers is gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, jaarlijks aangepast met een lineaire reductiefactor van 1,74 %, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken BKG-installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen.
  HOOFDSTUK 5. - Toewijzingsregels bij een aanzienlijke capaciteitsvermindering
  Als een BKG-installatie na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsvermindering heeft ondergaan, moet het aantal kosteloos toe te wijzen emissierechten voor die BKG-installatie verminderd worden.
  De vermindering van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten wordt berekend overeenkomstig de methodologie vermeld in punt 4.3.1, in de mate die overeenstemt met de aanzienlijke capaciteitsvermindering.
  HOOFDSTUK 6. - Toewijzingsregels bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten
  6.1. Definitie 'gedeeltelijke stopzetting van activiteiten'
  De activiteiten van een BKG-installatie worden geacht gedeeltelijk te zijn stopgezet als het activiteitsniveau van een subinstallatie die ten minste 30 % van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten of meer dan 50 000 toegewezen emissierechten bedraagt, in een gegeven kalenderjaar wordt verminderd met ten minste 50 % van het activiteitsniveau dat wordt gebruikt voor de berekening van de toewijzing aan de BKG-installatie, overeenkomstig punt 3.2. en punt 4.2.
  6.2. Aanpassing van de toewijzing bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten
  De toewijzing aan een BKG-installatie met gedeeltelijk stopgezette activiteiten wordt als volgt aangepast vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de activiteiten gedeeltelijk werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de gedeeltelijke stopzetting heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 :
  als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie vermindert met 50 % tot 75 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie slechts de helft van de aanvankelijk toegewezen rechten;
  als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie vermindert met 75 % tot 90 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie slechts 25 % van de aanvankelijk toegewezen rechten;
  als het activiteitsniveau van de in punt 6. 1. bedoelde subinstallatie vermindert met 90 % of meer vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie geen kosteloos toegewezen rechten;
  als het activiteitsniveau van de in punt 6.1 bedoelde subinstallatie een niveau bereikt van meer dan 50 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie waarvan de activiteiten gedeeltelijk werden stopgezet, de aanvankelijk toegewezen rechten vanaf het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten de drempel van 50 % overschrijden;
  als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie een activiteitsniveau bereikt van meer dan 25 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de installatie die gedeeltelijk werd stilgelegd de helft van de aanvankelijk toegewezen rechten vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin het activiteitsniveau de drempel van 25 % overschrijdt.
  Bijlage 3.1 : Productbenchmarks
  1. Bepaling van productbenchmarks en systeemgrenzen zonder aandacht voor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit


<td colspan="5" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2014040433" target="_blank">2014-04-04/33</a>, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
Product-
  benchmark
Bepaling van de betrokken productenBepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)Blootstelling aan CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen voor 2013 en 2014benchmarkwaarde (emissierechten/t)
CokesCokes van cokesovens (verkregen door verkoling van cokeskool bij hoge temperaturen) of cokes van gasbedrijven (als bijproduct van gasfabrieken), uitgedrukt in ton droge cokes. Bruinkoolcokes vallen niet onder deze benchmark.Alle processen die direct of indirect verband houden met de cokesovens, verbranding van H2S/NH3, voorver-warming (ontdooiing) van steenkool, extractie van cokesgas, ontzwaveleenheid, distillatie-eenheid, stoom-generatorinstallatie, drukregelaar in batterijen, biologische waterbehandeling, diverse verwarming van bijproducten en waterstofscheider van de proceseenheden zijn inbegrepen. De reiniging van cokesovengas is inbegrepen.Ja0,286
Gesinterd
  Erts
Geagglomeerde ijzer-houdende producten met fijne ijzerertsdeeltjes, vloeimiddelen en ijzerhoudende recyclingmaterialen met de vereiste chemische en fysische eigenschappen, zoals basiciteit, mechanische sterkte en doorlaatbaarheid, om ijzer en de nodige vloeimiddelen in procedés voor ijzerertsreductie te bezorgen.Alle processen die direct of indirect verband houden met de sinterfabriek, voorbereidingseenheden voor grondstoffen, warme-screeningeenheid, koeleenheid voor sinters, koude-screeningeenheid en stoomgenerator-installatie van de proceseenheden, zijn inbegrepen.Ja0,171
Vloeibaar ruwijzerMet koolstof verzadigd vloeibaar ijzer voor verdere verwerking.Alle processen die direct of indirect verband houden met de hoogoven, behandelingseenheden voor vloeibaar ruwijzer, ventilatoren van de hoogoven, windverhitters, oxystaaloven, secundaire metallurgische installaties, vacuüm-ovens, walsmachine (inclusief snijden), slakkenbehandelingsinstallatie, voorbereiding van de lading, gasbehandelingseenheid van de hoogoven, ontstoffings-installaties, voorverwarming van schroot, droging van kool voor koolpoederinjectie (PCI), voorverwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, persluchtproductie, stofbehandelingseenheid (briketteren), slibverwerkingseenheid (briketteren), stoominjectie in de hoogoven, stoomgenerator, gaskoeling, door de convertor van de oxystaaloven en diversen van de proceseenheden, zijn inbegrepen.Ja1,328
Voorgebakken anodeAnoden voor elektrolyse van aluminium waaronder anoden van petroleumcokes, van asfaltbitumen of normaal gerecyclede anoden, verwerkt tot een specifieke vorm voor een bepaalde smelterij en gebakken in anodebakovens tot een temperatuur van om en bij 1150 ° C.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van voorgebakken anoden zijn inbegrepen.Ja0,324
AluminiumRuw vloeibaar niet-gelegeerd aluminium uit elektrolyse.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefase elektrolyse zijn inbegrepen.Ja1,514
Grijze cement-klinkerGrijze cementklinker als in totaal geproduceerde klinker.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van grijze cementklinker zijn inbegrepen.Ja0,766
Witte cement-klinkerWitte cementklinker voor gebruik als hoofdbindmiddel in de bereiding van materialen als voegvulling, lijm voor keramische tegels, isolatie, verankeringsmortel, industriële vloermortel, gebruiksklare pleister, herstelmortel, water-dichte coatings met een maximale gemiddelde inhoud van 0,4 massa-% Fe2O3, 0,003 massa-% Cr2O3 en 0,03 massa-% Mn2O3.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van witte cementklinker zijn inbegrepen.Ja0,987
KalkOngebluste kalk : calciumoxide (CaO) ontstaan uit de ont-harding van kalksteen (CaCO3) als 'standaard zuivere' kalk met 94,5 % vrij CaO. Kalk die wordt geproduceerd en verbruikt in de installatie waar de zuiveringsprocessen plaatsvinden, valt niet onder deze product-benchmark.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van kalk zijn inbegrepen.Ja0,954
Dolime (gebrand dolomiet)Gebrand dolomiet, of 'dolime', als mengsel van calcium- en magnesiumoxiden ontstaan uit de ontharding van dolomiet (CaCO3.MgCO3) met een restgehalte CO2 van meer dan 0,25 %, een gehalte aan vrij MgO tussen 25 % en 40 % en een bulkdichtheid van de handelswaar van minder dan 3,05 g/cm3.
  Dolime wordt uitgedrukt als 'standaard zuivere dolime' met 57,4 % vrije CaO en 38 % vrije MgO.
Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van dolime zijn inbegrepen.Ja1,072
Gesinterd dolomietMengsel van calcium- magnesiumoxiden dat uitsluitend wordt gebruikt voor de productie van vuurvaste stenen en andere vuurvaste producten met een minimale bulkdichtheid van 3,05 g/cm3.Alle processen die direct of indirect verband houden met gesinterd dolomiet zijn inbegrepen.Ja1,449
FloatglasFloatglas/matglas/geslepen glas (in ton glas dat uit de koeloven komt).Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen in smeltoven, raffinaderij, werkoven, smeltbad, en koeloven zijn inbegrepen.Ja0,453
Flessen en potten in kleurloos glasFlessen in kleurloos glas met een nominale inhoud van < 2,5 liter voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), met uitzondering van witglazen producten met een ijzeroxide-gehalte uitgedrukt in gewichtsprocent Fe2O3 lager dan 0,03 %, en kleurcoördinaten van L in een bereik van 100 tot 87, van a in een bereik van 0 tot -5 en van b in een bereik van 0 tot 3 (volgens het Cielab-systeem ontwikkeld door de Commission Internationale d'Eclairage), uitgedrukt in ton verpakt product.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen materiaalverwerking, smelten, vorm-geving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.Ja0,382
Flessen en potten in gekleurd glasFlessen in gekleurd glas met een nominale inhoud van < 2,5 liter voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), uitgedrukt in ton verpakt product.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen materiaalverwerking, smelten, vorm-geving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.Ja0,306
ContinuglasvezelproductenGesmolten glas voor de vervaardiging van producten van continuglasvezelfilament, met name gesneden glasvezel, lonten, garens en stapelglasvezels, en matten (uitgedrukt in ton gesmolten glas dat uit de voorhaard komt).
  Minerale wolproducten voor thermische, akoestische en brandisolatie zijn niet inbegrepen.
Alle processen die direct of indirect verband houden met glas smelten in de hoogovens en glas zuiveren in de voorhaarden zijn inbegrepen. Naverwerkingsprocessen om vezels tot verkoopbare producten om te zetten, vallen niet onder deze productbench-mark.Ja0,406
BekledingsstenenBekledingsstenen met een dichtheid van > 1000 kg/m3, gebruikt voor metselwerk op basis van EN 771-1, met uitzondering van straatstenen, klinkerstenen en blauw gesmoorde gevelstenen.Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.Ja0,139
StraatstenenKleistenen als vloerbedekking volgens EN 1344.Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.Ja0,192
DakpannenKleidakpannen zoals bepaald in EN 1304 :2005, met uitzondering van blauw gesmoorde dakpannen en toebehoren.Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.Ja0,144
Gesproeidroogd poederGesproeidroogd poeder voor de productie van droog geperste wand- en vloertegels in ton geproduceerd poeder.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van gesproeidroogd poeder zijn inbegrepen.Ja0,076
[<font color="red">1</font> PleisterkalkPleisterkalk op basis van gebrand gips of calciumsulfaat (o.a. voor gebruik in gebouwen, bewerking van weefsels of behangpapier, tandheelkunde of bodemsanering), in ton stucgips. Alfagips valt niet onder deze productbenchmark.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen malen, drogen en branden, zijn inbegrepen.Ja0,048]<font color="red">1</font>
[<font color="red">1</font> Droog secundair gipsDroog secundair gips (synthetisch gips ontstaan als gerecycled bijproduct in energiecentrales of als gerecycled materiaal uit bouwafval en afbraakmateriaal), uitgedrukt in ton product.Alle processen die direct of indirect verband houden met het drogen van secundair gips zijn inbegrepen.Ja0,017]<font color="red">1</font>
Kortvezelige kraftpulpKortvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezel-lengte van 1-1,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten met een specifieke gladheid en massa, zoals kristal- en printpapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinningsinstallatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling)), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,12
Langvezelige kraftpulpLangvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezel-lengte van 3-3,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten die vooral sterk moeten zijn, zoals verpakkingspapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinnings-installatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrich-tingen (boiler/ warmtekracht-koppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,06
Sulfietpulp, thermomechanische en mechanische pulpSulfietpulp ontstaan uit een specifiek pulpproductieproces, bv. pulp ontstaan uit het koken van spaanders in een drukvat samen met vloeibaar bisulfiet, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt. Sulfiet-pulp kan al dan niet gebleekt zijn.
  Gradaties van mechanische pulp : TMP (thermomechanische pulp) en houtslijp, als verkoopbare nettoproductie in ADt. Mechanische pulp kan al dan niet gebleekt zijn.
  Kleinere subgroepen van semichemische pulp, chemisch-thermomechanische pulp (CTMP) en oplossende pulp behoren niet tot deze groep.
Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinnings-installatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/ warmtekrachtkoppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,02
Teruggewonnen papierpulpVezelpulp afgeleid van teruggewonnen papier of karton (resten en afval) of van andere cellulosehoudende verzelstoffen, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt.Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie uit teruggewonnen papier en aangesloten energieomzettings-inrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,039
KrantenpapierSpecifieke papiersoort (in rollen of bladen), uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt, gebruikt om kranten te drukken en vervaardigd van houtslijp en/of mechanische pulp of gerecyclede vezels, of een bepaald percentage van een combinatie van beide. Het gewicht ligt gewoonlijk tussen 40 en 52g/m2 en bedraagt maximaal 65g/m2. Krantenpapier is machinaal bewerkt of lichtjes glad geperst, is wit of lichtgekleurd en wordt gebruikt voor boekdruk, offsetdruk of flexodruk.Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen.
  Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.
Ja0,298
Ongecoat fijnpapierFijn papier niet voorzien van een deklaag, waaronder zowel ongecoat mechanisch als ongecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt :
  1. Ongecoat houtvrij papier geschikt voor drukken of andere grafische doeleinden en vervaardigd van uiteenlopende hoofdzakelijk ruwe vezelstoffen, met een variabel gehalte minerale vulstof en verschillende afwerkingsmethoden. Deze soort omvat het meeste kantoorpapier, zoals bedrijfspapier, kopieerpapier, printpapier, briefpapier en boekdrukpapier.
  2. Ongecoat mechanisch papier omvat de specifieke papiersoorten vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor verpakkingen of grafische doeleinden/ magazines.
Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/ warmtekracht-koppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,318
Gecoat fijnpapierFijn papier voorzien van een deklaag, waaronder zowel gecoat mechanisch als gecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt :
  1. Gecoat houtvrij papier vervaardigd van vezels uit hoofdzakelijk chemische pulpprocedés en gestreken voor verschillende toepassingen, ook bekend als coated freesheet. Deze groep richt zich vooral op publiciteitspapier.
  2. Gecoat mechanisch papier vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor grafische doeleinden/magazines. De groep staat ook bekend als coated groundwood.
Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,318
KristalpapierKristalpapier uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie van de moederrol omvat uiteenlopende soorten tissue- en ander toiletpapier voor huishoudelijk of commercieel en industrieel gebruik, zoals wc-papier en gezichtdoekjes, keukenhanddoeken, hand-doeken en industriële wis-doekjes, pampers, maandver-band, enz. Luchtgedroogd papier (TAD) behoort niet tot deze groep.Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen. De omzetting van het product op de moederrol naar afgewerkte producten valt niet onder deze productbenchmark.Ja0,334
Testliner en golfbladTestliner en golfblad uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt :
  1. Testliner omvat de soorten karton die aan specifieke tests van de verpakkingsindustrie beantwoorden om te worden gebruikt als buitenlaag van golfkarton waarvan verzenddozen worden gemaakt. Testliner is hoofdzakelijk vervaardigd van uit recyclage gewonnen vezels.
  2. Golfblad verwijst naar het middendeel van verzenddozen dat aan beide zijden voorzien is van een dekblad (testliner/kraftliner). Golfblad omvat hoofdzakelijk papier uit gerecyclede vezels, maar deze groep bevat ook karton dat van chemische en semi-chemische pulp is vervaardigd.
Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,248
Ongecoat kartonDeze benchmark omvat uiteenlopende ongecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Ongecoat karton wordt hoofdzakelijk gebruikt voor verpakkingstoepassingen waarvan de belangrijkste vereiste kenmerken sterkte en stijfheid zijn en waarvoor de commerciële aspecten als informatiedrager van secundair belang zijn. Karton is gemaakt van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw- en rileigen-schappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofd-zakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,237
Gecoat kartonDeze benchmark omvat uiteenlopende gecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Gecoat karton wordt hoofd-zakelijk gebruikt voor commerciële toepassingen waarbij commerciële informatie op verpakkingen voor winkels moet worden gedrukt, zoals voedsel, farmaceutische artikelen, cosmetica en andere. Karton is vervaardigd van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw- en rileigenschappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofd-zakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.Ja0,273
SalpeterzuurSalpeterzuur (HNO3), te vermelden in ton HNO3 (100 %)Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct, alsook met het afbraakproces van N2O zijn inbegrepen, met uitzondering van de productie van ammoniak.Ja0,302
AdipinezuurAdipinezuur te vermelden in ton droog gezuiverd adipinezuur, opgeslagen in silo's of verpakt in zakken of big bags.Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct, alsook met het afbraakprocedé van N2O zijn inbegrepen.Ja2,79
Monomeer vinyl-chloride (VCM)Vinylchloride (chlooretheen)Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen directe chlorering, oxychlorering en kraken van ethyleendichloride (EDC) in monomeer vinylchloride (VCM), zijn inbegrepen.Ja0,204
Fenol/ acetonSom van fenol, aceton en het bijproduct alfamethylstyreen als totale productie.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van fenol en aceton zijn inbegrepen, in het bijzonder luchtcompressie, hydroperoxidatie, terugwinning van cumeen uit verbruikte lucht, concentratie en splitsing, fractionering en zuivering, teer kraken, terugwinning van acetofenon en zuivering, terugwinning van AMS voor export, hydrogenering van AMS voor recycling buiten de systeemgrenzen, eerste zuivering van afvalwater (1e stripper van afvalwater), koelwater-productie (bv. koeltorens), koelwatergebruik (circulatiepompen), fakkels en verbrandingsapparaten (zelfs als zij zich fysiek buiten de systeemgrenzen bevinden), alsook elk nevenbrandstof-verbruik.Ja0,266
S-pvcPolyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 50 en 200 µm.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van S-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM.Ja0,085
E-pvcPolyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 0,1 en 3 µm.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van e-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM.Ja0,238
DinatriumcarbonaatDinatriumcarbonaat als totale brutoproductie, uitgezonderd het dicht dinatriumcarbonaat dat als bijproduct ontstaat in een caprolactamproductienetwerk.Alle processen die direct of indirect verband houden met het zuiveren van pekel, het branden van kalk en produceren van kalkmelk, absorberen van ammoniak, neerslaan van NaHCO3, filteren of scheiden van NaHCO3-kristallen uit moedervloeistof, afbreken van NaHCO3 tot Na2CO3, terugwinnen van ammoniak en verdichten of produceren van dicht dinatriumcarbonaat, zijn inbegrepen.Ja0,843
Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 ton geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.
  Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.
  De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er verdere bedrijfstakken aan deze bijlage worden toegevoegd.
  2. Bepaling van de productbenchmarks en systeemgrenzen waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen


<td colspan="5" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2013060742" target="_blank">2013-06-07/42</a>, art. 231, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013><td colspan="5" valign="top">(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2014040433" target="_blank">2014-04-04/33</a>, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2014>
product-
  benchmark
bepaling van de betrokken productenBepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)Blootstelling aan CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen voor 2013 en 2014benchmarkwaarde (emissierechten/t)
Raffinage-
  producten
Mengsel van raffinageproducten met meer dan 40 % lichte producten (motorbrandstof (benzine) waaronder vliegtuigbrandstof, benzineachtige vliegtuigbrandstof, andere lichte petroleumoliën/lichte preparaten, kerosine waaronder kerosineachtige vliegtuigbrandstof, gasolie), uitgedrukt als CWT (CO2 Weighted tonne)Alle processen van een raffinaderij die onder de bepaling van een van de CWT-proces-eenheden vallen, alsook niet-procesgebonden nevenvoorzieningen op het terrein van de raffinaderij, zoals tankopslag, mengen, afvalwaterbehandeling enzovoort, zijn inbegrepen.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,0295
Ongelegeerd staal uit vlamboogovensStaal dat minder dan 8 % aan metalen legeringselementen bevat, alsook een hoeveelheid spoorelementen dat het gebruik beperkt is tot toepassingen waarbij geen hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,283
Hooggelegeerd staal uit vlamboog-ovensStaal dat minstens 8 % aan metalen legeringselementen bevat of waarbij een hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, put voor langzame afkoeling, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.
  De FeCr-convertor en cryogene opslag van industriële gassen van de proceseenheden zijn niet inbegrepen. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,352
GietijzerGietijzer uitgedrukt als ton vloeibaar ijzer dat gelegeerd, zuiver en gietklaar is.Alle processen die direct of indirect verband houden met de procesfasen smelterij, gieterij, gietkern en afwerking zijn inbegrepen.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt uitsluitend het elektriciteitsverbruik van de smeltprocessen binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,325
Minerale wol[<font color="red">1</font> Isolatieproducten van minerale wol voor thermische, akoestische en brandtoepassingen vervaardigd met glas, steen of metaalslakken.]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen smelten, bindmiddelen vervezelen en injecteren, uitharden, drogen en vormgeven, zijn inbegrepen.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.]<font color="red">1</font>
[<font color="red">1</font> Ja]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 0,682]<font color="red">1</font>
[<font color="red">2</font> GipsplaatDe benchmark omvat planken, platen, panelen, tegels, soortgelijke artikelen van pleister/ samenstellingen op basis van pleister, al dan niet bekleed/ verstevigd met enkel papier/ karton, met uitzondering van met pleister verkleefde/versierde artikelen (in ton stucgips).
   Gipsvezelplaten met hoge dichtheid vallen niet onder deze product-benchmark.
Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen malen, drogen, branden en platen drogen, zijn inbegrepen.
   Voor de bepaling van indirecte emissies wordt enkel het elektriciteitsverbruik van de in de droogfase gebruikte warmte-pompen in aanmerking genomen.
Ja0,131]<font color="red">2</font>
RoetOvenroet. Gas- en lamproet vallen niet onder deze benchmark.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ovenroet, alsook het afwerken, verpakken en affakkelen, zijn inbegrepen.
   Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja1,954
AmmoniakAmmoniak (NH3), te vermelden in geproduceerde ton.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ammoniak en het tussenproduct waterstof, zijn inbegrepen.
   Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja1,619
StoomkrakerMengsel van hoogwaardige chemicaliën (HVC's) uitgedrukt als totale massa van acetyleen, ethyleen, propyleen, butadieen, benzeen en waterstof, uitgezonderd HVC's uit extra materiaalinput (waterstof, ethyleen, andere HVC's) met een ethyleengehalte van ten minste 30 massaprocent in het totale productmengsel en een gehalte aan HVC's, brandstofgas, buteen en vloeibare koolwaterstoffen samen van ten minste 50 massaprocent in het totale productmengsel.Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van HVC's als zuiver product of tussenproduct met een geconcentreerde in houd van de respectieve HVC's in de laagst verhandelbare vorm (ruwe C4, niet-gehydrogeneerd pygas), zijn inbegrepen met uitzondering van C4-extractie (butadieenfabriek), C4-hydrogenering, hydrobehandeling van pyrolysebenzine en aromaten-extractie, en logistiek/opslag voor dagelijkse verwerking.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,702
AromatenMengsel van aromaten uitgedrukt als CWT (CO2 weighted tonne).Alle processen die direct of indirect verband houden met de aromatensubeenheden waterstofbehandelaar voor pygas, benzeen-/tolueen-/xyleen-extractie (BTX), TDP, HDA, xyleenisomerisatie, p-xyleen-eenheden, cumeenproductie en cyclohexaanproductie, zijn inbegrepen.
   Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,0295
StyreenMonomeer styreen (vinylbenzeen, CAS-nummer : 100-42-5)Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van styreen, alsook van het tussenproduct ethyl-benzeen (in de hoeveelheid die als materiaalinput voor de styreenproductie wordt gebruikt), zijn inbegrepen.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,527
WaterstofZuivere waterstof en mengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van => 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samenvoeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, uitgedrukt als 100 % waterstof.Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van waterstof en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen :
  a) het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brand-stof(fen);
  b) de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten;
  c) het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja8,85
SynthesegasMengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van < 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samen-voeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, herleid tot 47 volumeprocent waterstof.Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van syngas en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen :
  a) het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brand-stof(fen),
  b) de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten;
  c) het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte.
  Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.
Ja0,242
Ethyleenoxide/
  ethyleenglycolen
De benchmark voor ethyleenoxide / ethyleenglycol omvat de producten ethyleenoxide (EO, hoge zuiverheidsgraad), monoethyleenglycol (MEG, standaard-kwaliteit + vezelkwaliteit (hoge zuiveringsgraad)), di-ethyleenglycol (DEG) en tri-ethyleenglycol (TEG). De totale hoeveelheid producten is uitgedrukt in termen van EO-equivalenten (EOE) die worden bepaald als de hoeveelheid EO (in massa) die in één massaeenheid van het specifieke glycol is ingesloten.Alle processen die direct of indirect verband houden met de proceseenheden EO-productie, EO-zuivering en scheiding van glycol zijn inbegrepen.
  Het totale elektriciteitsverbruik (en de bijbehorende indirecte emissies) binnen de systeemgrenzen valt onder deze productbenchmark.
Ja0,512
Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 ton geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.
  Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.
  De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op besluit 2010/2/EU van 24 december 2009, gewijzigd bij besluit van de Commissie van 11 november 2011 en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er verdere bedrijfstakken aan deze bijlage worden toegevoegd.
  3. Warmte en brandstofbenchmarks


BenchmarkBenchmarkwaarde (emissierechten/TJ)
Warmtebenchmark62,3
Brandstofbenchmark56,1
Bijlage 3.2 : Specifieke productbenchmarks
  1. Benchmark voor raffinaderijen : CWT-functies


CWT-functieOmschrijvingBasis (kt/a)CWT-factor
Distillatie van ruwe olie onder atmosferische drukMildedistillatie-eenheid voor ruwe olie, standaarddistillatie-eenheid voor ruwe olieF 1,00
VacuümdisitillatieMilde vacuümfractionering, standaard-vacuümkolom, vacuümfraction-eringskolom.
  Vacuümdistillatiefactor omvat ook de gemiddelde energie en emissies voor de vacuümeenheid voor zwaar basismateriaal (Heavy Feed Vacuum). Aangezien die altijd gelijk loopt met de milde vacuümeenheid, wordt de capaciteit van zwaar basismateriaal niet afzonderlijk berekend.
F 0,85
SolventdeasfalteringGewone solventen, superkritsiche solventen.F 2,45
Viscositeitsreductie (visbreaking)Atmosferisch residu (zonder putoven), atmosferisch residu (met putoven), vacuüm-bodemmateriaal (zonder putoven), vacuüm-bodemmateriaal (met putoven).
  De visbreakingfactor omvat ook de gemiddelde energie en emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
F 1,40
Thermisch krakenDe thermische kraakfactor omvat ook het gemiddelde gebruik en de gemiddelde emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.F 2,70
Vertraagd vercooksenVertraagd vercooksenF 2,20
Gefluïdiseerd vercooksenGefluïdiseerd vercooksenF 7,60
Flexibel vercooksenFlexibel vercooksenF 16,60
Cokes roostenVerticale oven, horizontale draaiovenP 12,75
Gefluïdiseerd katalytisch krakenGefluïdiseerd katalytisch kraken, mild katalytisch kraken van residu, resideel katalytisch krakenF 5,50
Ander katalytisch kraken Katalytisch kraken volgens Houdry-proces, thermofor katalytisch krakenF 4,10
Hydrokraken distillaat/gasolieMild hydrokraken, zwaar hydrokraken, hydrokraken met naftaleenF 2,85
Residueel hydrokrakenH-Oil, LC-FiningTM en HyconF 3,75
Hydrobehandelen naftaleen/gasolieBenzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatiemateriaalinputs, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/ naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen.
   De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
F 1,10
Hydrobehandelen keroseen/dieselAromatische saturatie, conventionele hydrobehandeling (H/T), hydrogeneren solventaromaten, conventionele H/T distillaat, zeer ernstige H/T distillaat, extreem ernstige H/T, middelmatige deconservering distillaat, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van distillaten.F 0,90
Residueel hydrobehandelenOntzwaveling van atmosferisch residu, ontzwaveling van vacuümresiduF 1,55
Hydrobehandelen vacuümgasolie (VGO)Hydro-ontzwaveling/ denitrificatie, hydro-ontzwavelingF 0,90
WaterstofproductieStoomreforming van methaan, stoomreforming van naftaleen, gedeeltelijke oxidatie-eenheden van lichtmateriaalinputs.
  De factor voor waterstofproductie omvat de energie en emissie voor zuivering (H2PURE) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
P300,00
Katalytische reformingContinue regeneratie, cyclisch, semiregeneratief, AROMAXF 4,95
AlkylatieAlkylatie met HF-zuur, alkylatie met zwavelzuur, polymerisatie C3 olefinische materiaalinput, polymerisatie C3/C4-materiaalinput, dimersol.
  De factor voor alkylatie/polymerisatie omvat de energie en emissie voor zuurregeneratie (ACID) maar de capaciteit wordt niet afzonder-lijk berekend.
P 7,25
C4-isomerisatieC4-isomerisatie
  De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIB-EU27-gemiddelde) in verband met C4-isomerisatie.
R 3,25
C5/C6-isomerisatieC5/C6-isomerisatie
  De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIH-EU27-gemiddelde) in verband met C5-isomerisatie.
R 2,85
Productie van zuurstofverbin- dingenMBTE-distillatie-eenheden, MTBE-extractie-eenheden, ETBE, TAME, iso-octeenproductie.P 5,60
PropyleenproductieChemische kwaliteit, polymeerkwaliteitF 3,45
AsfaltproductieAsfalt- en bitumenproductie
  Het productiecijfer dient polymeerasfalt te omvatten. De CWT-factor omvat het blazen.
P 2,10
PolymeerasfaltmengselPolymeerasfaltmengselP 0,55
ZwavelterugwinningZwavelterugwinning
  De factor voor zwavelterugwinning omvat de energie en emissie voor restgasterugwinning (TRU) en H2S-Springer-eenheid (U32) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
P 18,60
Aromatisch-solventextractieASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie met extractiedistillatie
  De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling. Hydrobehandeling van pygas moet onder hydrobehandeling van naftaleen worden gerekend.
F 5,25
HydrodealkylatieHydrodealkylatieF 2,45
TDP/TDADisproportionering / dealkylatie van tolueenF 1,85
CyclohexaanproductieCyclohexaanproductieP 3,00
XyleenisomerisatieXyleenisomerisatieF 1,85
ParaxyleenproductieParaxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie
  De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.
P 6,40
MetaxyleenproductieMetaxyleenproductieP 11,10
FtaalanhybrideproductieFtaalanhybrideproductieP 14,40
MaleïnezuuranhydrideproductieMaleïnezuuranhydrideproductieP 20,80
EthylbenzeenproductieEthylbenzeenproductie.
  De factor omvat ook de energie en emissie voor ethylbenzeendistillatie.
P 1,55
CumeenproductieCumeenproductieP 5,00
FenolproductieFenolproductieP 1,15
SmeermiddelextractieSmeermiddelextractie : solvent is furfural, solvent is NMP, solvent is fenol, solvent is SO2.F 2,10
SmeermiddeldeconserveringSmeermiddeldeconservering : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaan.F 4,55
Katalytische wasisomerisatieKatalytische wasisomerisatie en deconservering, selectief waskraken.F 1,60
Hydrokraker smeermiddelHydrokraker smeermiddel met multifractiedistillatie, hydrokraker smeermiddel met vacuümstripperF 2,50
Was-ontoliënWas-ontoliën : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaanP 12,00
Hydrobehandelen smeermiddel/wasH/F-smeermiddel met vacuümstripper, H/T smeermiddel met multifractiedistillatie, H/T smeermiddel met vacuümstripper, H/F was met vacuümstripper, H/T was met multifractiedistillatie, H/T was met vacuümstripperF 1,15
Hydrobehandelen oplosmiddelHydrobehandelen oplosmiddelF 1,25
Fractionering oplosmiddelFractionering oplosmiddelF 0,90
Moleculaire zeef voor C10+ paraffinenMoleculaire zeef voor C10+ paraffinenP 1,85
Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor brandstofPOX-syngas voor brandstofSG 8,20
Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor waterstof of methanolPOX-syngas voor waterstof of methanol, POX-syngas voor methanol.
  De factor omvat de energie en emissie voor CO-verschuiving en H2-zuivering (U71) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
SG 44,00
Methanol uit syngasMethanolP -36,20
LuchtscheidingLuchtscheidingP (MNm3O2) 8,80
Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)F 1,00
RookgasbehandelingDeSOx en deNOxF (MNm3) 0,10
Behandeling en compressie van brandstofgas voor verkoopBehandeling en compressie van brandstofgas voor verkoopkW 0,15
Ontzouting van zeewaterOntzouting van zeewaterP 1,15
Basis voor CWT-factoren : netto zuivere materiaalinput (F), reactormateriaalinput (R, met inbegrip van recycling), productiemateriaalinput (P), syngasproductie voor POX-eenheden (SG).
  2. Aromatenbenchmark : CWT-functies


CWT-functieOmschrijvingBasis (kt/a)CWT-factor
Hydrobehandelaar naftaleen /benzineBenzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatie-materiaalinput, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen.
  De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.
F1,10
Aromatisch-solventextractieASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie met extractiedistillatie
  De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling. Hydrobehandeling van pygas moet onder hydro-behandeling van naftaleen worden gerekend
F5,25
TDP/TDADisproportionering/dealkylatie van tolueenF1,85
HydrodealkylatieHydrodealkylatieF2,45
XyleenisomerisatieXyleenisomerisatieF1,85
ParaxyleenproductieParaxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie.
  De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.
P6,40
CyclohexaanproductieCyclohexaanproductieP3,00
CumeenproductieCumeenproductieP5,00
Basis voor CWT-factoren : netto zuivermateriaalinput (F), productmateriaalinput (P).
  Bijlage 3.3 : Historisch activiteitsniveau voor specifieke productbenchmarks
  1. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde raffinaderijbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27519)
  waarbij :


HALCWT :Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT
TPi,k : Doorvoercapaciteit van de CWT-functie I in jaar k van de referentieperiode
CWTi :CWT-factor van de CWT-functie i
TPAD,k :Doorvoercapaciteit van de CWT-functie 'disitillatie van ruwe olie onder atmosferische druk' in jaar k van de referentieperiode
2. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde kalkbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27519)
  waarbij :


HALlime,standard :Historisch activiteitsniveau voor kalkproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere kalk
mCaO,k :Gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.
  Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 85 %.
mMgO,k :Gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde kalk in het jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.
  Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij MgO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 0,5 %.
HALlime,uncrrected,k :Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor kalkproductie in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt in ton kalk.
3. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde dolimebenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27519)
  waarbij :


HALdolime,standard :Historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere dolime
mCaO,k :Gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.
  Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 52 %.
mMgO,k :Gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde dolime in het jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.
  Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij MgO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 33 %.
HALdolime,uncorrected,k :Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt in ton dolime.
4. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde productbenchmark voor stoomkraken van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27520)
  waarbij :


HALHVC,net :Historisch activiteitsniveau voor netto van hoogwaardige chemicaliën geproduceerd uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's.
HALHVC,total,k :Historisch activiteitsniveau voor totaal van hoogwaardige chemicaliënproductie in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.
HSFH,k :Historische extra materiaalinput van waterstof in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton waterstof.
HSFE,k :Historische extra materiaalinput van ethyleen in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton ethyleen.
HSFO,k :Historische extra materiaalinput van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.
5. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde aromatenbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27520)
  waarbij :


HALCWT :Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT
TPi,k :Doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode
CWTi :CWT-factor van de CWT-functie i
6. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde waterstofbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27520)
  waarbij :


HALH2 :Historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot 100 % waterstof
H2,k :Historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode
HALH2+CO,k :Historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode
7. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde productbenchmark van synthetisch gas (syngas) van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27520)
  waarbij :


HALsyngas :Historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot 47 % waterstof
VFH2,k :Historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode
HALH2+CO,k :Historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode
8. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde ethyleenoxide/ethyleenglycol-productbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-05-2012, p. 27521)
  waarbij :


HALEO/EG :Historisch activiteitsniveau voor de ethyleenoxide/ethyleenglycol-productie, uitgedrukt in ton ethyleenoxide-equivalenten
HALi,k :Historisch activiteitsniveau voor de productie van ethyleenoxide of -glycol i in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton
CFEOE,i :Conversiefactor voor ethyleenoxide of ethyleenglycol i ten opzichte van ethyleenoxide.
  De volgende conversiefactoren worden gebruikt :
  ethyleenoxide : 1,000
  mono-ethyleenglycol : 0,710
  di-ethyleenglycol : 0,830
  tri-ethyleenglycol : 0,880
Bijlage 3.4 : Carbon leakage factoren


JaarWaarde van de factor
20130,8000
20140,7286
20150,6571
20160,5857
20170,5143
20180,4429
20190,3714
20200,3000

  (3)<BVR 2015-11-27/29, art. 742, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (4)<BVR 2019-09-06/07, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 25-10-2019>

Art. N4.[1 Bijlage 4. - Lijst met bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico voor de periode 2015-2019.
   Onderstaande NACE-codes verwijzen naar NACE indeling rev. 2.
   De Prodcom codes verwijzen naar Prodcom lijst 2010.


NACE-
   code
Omschrijving
0510 Winning van steenkool
0610 Winning van aardolie
0620 Winning van aardgas
0710 Winning van ijzererts
0729 Winning van andere non-ferrometaalertsen
0891 Winning van mineralen voor de chemische en de kunstmestindustrie
0893 Zoutwinning
0899 Overige winning van delfstoffen, n.e.g.
1020 Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren
1041 Vervaardiging van oliën en vetten
1062 Vervaardiging van zetmeel en zetmeelproducten
1081 Vervaardiging van suiker
1086 Vervaardiging van gehomogeniseerde voedingspreparaten en dieetvoeding
1101 Vervaardiging van gedistilleerde dranken door distilleren, rectificeren en mengen
1102 Vervaardiging van wijn uit druiven
1104 Vervaardiging van andere niet-gedistilleerde gegiste dranken
1310 Bewerken en spinnen van textielvezels
1320 Weven van textiel
1391 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen
1392 Vervaardiging van geconfectioneerde artikelen van textiel, exclusief kleding
1393 Vervaardiging van vloerkleden en tapijt
1394 Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten
1395 Vervaardiging van gebonden textielvlies en van artikelen van gebonden textielvlies, exclusief kleding
1396 Vervaardiging van ander technisch en industrieel textiel
1399 Vervaardiging van andere textielproducten, n.e.g.
1411 Vervaardiging van kleding van leer
1412 Vervaardiging van werkkleding
1413 Vervaardiging van andere bovenkleding
1414 Vervaardiging van onderkleding
1419 Vervaardiging van andere kleding en toebehoren
1420 Vervaardiging van artikelen van bont
1431 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken
1439 Vervaardiging van andere gebreide en gehaakte kleding
1511 Looien en bereiden van leer; bereiden en verven van bont
1512 Vervaardiging van koffers, tassen en dergelijke en van zadel- en tuigmakerswerk
1520 Vervaardiging van schoeisel
1622 Vervaardiging van parketvloeren
1629 Vervaardiging van andere artikelen van hout; vervaardiging van artikelen van kurk, riet of vlechtwerk
1711 Vervaardiging van pulp
1712 Vervaardiging van papier en karton
1724 Vervaardiging van behangpapier
1910 Vervaardiging van cokesovenproducten
1920 Vervaardiging van geraffineerde aardolieproducten
2012 Vervaardiging van kleurstoffen en pigmenten
2013 Vervaardiging van andere anorganische chemische basisproducten
2014 Vervaardiging van andere organische chemische basisproducten
2015 Vervaardiging van kunstmeststoffen en stikstofverbindingen
2016 Vervaardiging van kunststoffen in primaire vormen
2017 Vervaardiging van synthetische rubber in primaire vormen
2020 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en van andere chemische producten voor de landbouw
2042 Vervaardiging van parfums en toiletartikelen
2053 Vervaardiging van etherische oliën
2059 Vervaardiging van andere chemische producten, n.e.g.
2060 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
2110 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen
2120 Vervaardiging van farmaceutische producten
2211 Vervaardiging van binnen- en buitenbanden van rubber; loopvlakvernieuwing
2219 Vervaardiging van andere producten van rubber
2311 Vervaardiging van vlakglas
2313 Vervaardiging van holglas
2314 Vervaardiging van glasvezels
2319 Vervaardiging en bewerking van ander glas (inclusief technisch glaswerk)
2320 Vervaardiging van vuurvaste producten
2331 Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen
2341 Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk
2342 Vervaardiging van sanitair aardewerk
2343 Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal, van keramische stoffen
2344 Vervaardiging van ander technisch aardewerk
2349 Vervaardiging van andere keramische producten
2351 Vervaardiging van cement
2352 Vervaardiging van kalk en gips
2370 Houwen, bewerken en afwerken van natuursteen
2391 Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen
2410 Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen
2420 Vervaardiging van buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor, van staal
2431 Koudtrekken van staven
2441 Productie van edelmetalen
2442 Productie van aluminium
2443 Productie van lood, zink en tin
2444 Productie van koper
2445 Productie van andere non-ferrometalen
2446 Bewerking van splijt- en kweekstoffen
2540 Vervaardiging van wapens en munitie
2571 Vervaardiging van scharen, messen, bestekken, enz.
2572 Vervaardiging van hang- en sluitwerk
2573 Vervaardiging van gereedschap
2594 Vervaardiging van bouten, schroeven en moeren
2599 Vervaardiging van andere producten van metaal, n.e.g.
2611 Vervaardiging van elektronische onderdelen
2612 Vervaardiging van elektronische printplaten
2620 Vervaardiging van computers en randapparatuur
2630 Vervaardiging van communicatieapparatuur
2640 Vervaardiging van consumentenelektronica
2651 Vervaardiging van meet-, controle- en navigatie-instrumenten en -apparatuur
2652 Vervaardiging van uurwerken
2660 Vervaardiging van bestralingsapparatuur en van elektromedische en elektrotherapeutische apparatuur
2670 Vervaardiging van optische instrumenten en van foto- en filmapparatuur
2680 Vervaardiging van magnetische en optische media
2711 Vervaardiging van elektromotoren en van elektrische generatoren en transformatoren
2712 Vervaardiging van schakel- en verdeelinrichtingen
2720 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren
2731 Vervaardiging van kabels van optische vezels
2732 Vervaardiging van andere elektrische en elektronische kabels
2733 Vervaardiging van schakelaars, stekkers, stopcontacten e.d.
2740 Vervaardiging van elektrische verlichtingsbenodigdheden
2751 Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten
2752 Vervaardiging van niet-elektrische huishoudapparaten
2790 Vervaardiging van andere elektrische apparatuur
2811 Vervaardiging van motoren en turbines, exclusief motoren voor luchtvaartuigen, motorvoertuigen en bromfietsen
2812 Vervaardiging van hydraulische apparatuur
2813 Vervaardiging van andere pompen en compressoren
2814 Vervaardiging van andere kranen en dergelijke artikelen
2815 Vervaardiging van tandwielen, lagers en andere drijfwerkelementen
2821 Vervaardiging van ovens en branders
2822 Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen
2823 Vervaardiging van kantoormachines en -uitrusting (exclusief computers en randapparatuur)
2824 Vervaardiging van elektrisch handgereedschap
2825 Vervaardiging van machines en apparaten voor de koeltechniek en de klimaatregeling, voor niet-huishoudelijk gebruik
2829 Vervaardiging van andere machines en apparaten voor algemeen gebruik, n.e.g.
2830 Vervaardiging van machines en werktuigen voor de landbouw en de bosbouw
2841 Vervaardiging van machines voor de metaalbewerking
2849 Vervaardiging van andere gereedschapswerktuigen
2891 Vervaardiging van machines voor de metallurgie
2892 Vervaardiging van machines voor de winning van delfstoffen en voor de bouw
2893 Vervaardiging van machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen
2894 Vervaardiging van machines voor de productie van textiel, kleding en leer
2895 Vervaardiging van machines voor de productie van papier en karton
2896 Vervaardiging van machines voor de kunststof- en rubberindustrie
2899 Vervaardiging van andere machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doeleinden, n.e.g.
2910 Vervaardiging van auto's
2931 Vervaardiging van elektrische en elektronische benodigdheden voor auto's
3011 Bouw van schepen en drijvend materieel
3012 Bouw van plezier- en sportvaartuigen
3030 Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en van toestellen in verband daarmee
3091 Vervaardiging van motorfietsen
3092 Vervaardiging van fietsen en invalidenwagens
3099 Vervaardiging van andere transportmiddelen, n.e.g.
3109 Vervaardiging van andere meubelen
3211 Slaan van munten
3212 Bewerken van edelstenen en vervaardiging van sieraden en dergelijke artikelen
3213 Vervaardiging van imitatiesieraden en dergelijke artikelen
3220 Vervaardiging van muziekinstrumenten
3230 Vervaardiging van sportartikelen
3240 Vervaardiging van spellen en speelgoed
3250 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden
3291 Vervaardiging van borstelwaren
3299 Overige industrie, n.e.g.


CPA of
   Prodcom
Omschrijving
081221 Kaolien en andere kaolienhoudende klei
08122250 Gewone klei en schalie, voor het bouwbedrijf (excl. bentoniet, vuurvaste klei, geëxpandeerde klei, kaolien en kaolienhoudende klei); andalusiet, kyaniet en sillimaniet; mulliet; chamotte- en dinasaardemulliet
10311130 Aardappelen, bereid of verduurzaamd, bevroren (incl. aardappelen, voorgebakken of gebakken in olie en vervolgens bevroren) (excl. bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur)
10311300 Meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van gedroogde aardappelen
10391725 Tomatenpuree en tomatenpasta, geconcentreerd
105121 Mageremelkpoeder
105122 Vollemelkpoeder
105153 Caseïne
105154 Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop
10515530 Wei en gewijzigde wei, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, ook indien ingedikt of met toegevoegde zoetstoffen
108211 Cacaopasta, ook indien ontvet
108212 Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie
108213 Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen
10891344 Bakkersgist
20111150 Waterstof
20111160 Stikstof
20111170 Zuurstof
203021 Bereide pigmenten, opacifieermiddelen en verfstoffen, verglaasbare samenstellingen, engobes, vloeibare glansmiddelen en dergelijke preparaten; glasfritten
239914 Kunstmatig grafiet; colloïdaal en semi-colloïdaal grafiet; preparaten op basis van grafiet of van andere koolstof, in de vorm van halffabrikaten
23991910 Slakkenwol, steenwol en dergelijke minerale wol, ook indien onderling vermengd, in bulk, in bladen of op rollen
23991920 Geëxpandeerd vermiculiet, geëxpandeerde klei, slakkenschuim en dergelijke geëxpandeerde minerale producten, ook indien onderling vermengd
25501134 Gesmede delen van ijzer of van staal, voor drijfwerkassen, nokkenassen, krukassen en krukken enz.


NACE-
   code
Omschrijving
1106 Vervaardiging van mout
1330 Textielveredeling
2332 Vervaardiging van bakstenen, tegels en producten voor de bouw, van gebakken klei
2362 Vervaardiging van artikelen van gips voor de bouw
2451 Gieten van ijzer
2453 Gieten van lichte metalen
]1
  ----------
  (1)<MB 2014-12-19/51, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-01-2015>

Art. N5.Bijlage 5. - Bepalingen inzake verificatie
  De verificatie heeft betrekking op de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid van de door de exploitant van een BKG-installatie verstrekte gegevens en resulteert in een verificatieadvies dat met een redelijke mate van zekerheid aangeeft of de overgelegde gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven.
  De verificateur dient onafhankelijk te zijn van de exploitant, zijn activiteiten uit te voeren op een correcte en objectieve professionele wijze en dient elk van de onderstaande punten te begrijpen :
  1° de bepalingen van dit besluit, alsook alle relevante normen en richtsnoeren;
  2° de wet- en regelgevende en administratieve vereisten die van toepassing zijn op de geverifieerde activiteiten;
  3° de totstandkoming van alle informatie over elke parameter of emissiebron in de installatie, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van de gegevens betreft.
  De verificateur dient minimum aan de volgende voorwaarden te voldaan :
  1° de verificateur dient bij het plannen en uitvoeren van de verificatie de gepaste professionele scepsis aan de dag te leggen, in het besef dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waardoor de overgelegde informatie en gegevens beduidende onjuiste opgaven bevatten;
  2° de verificateur dient alleen gerapporteerde parameters te valideren die met een hoge mate van zekerheid zijn bepaald. Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aantonen dat :
  a) de gerapporteerde parameters geen inconsistenties bevatten;
  b) de parameters zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke normen of richtsnoeren;
  c) de desbetreffende documenten van de BKG-installatie volledig en consistent zijn.
  3° de verificateur dient het verificatieproces aan te vatten met een strategische analyse van alle in de BKG-installatie verrichte relevante activiteiten en heeft een overzicht van alle activiteiten en hun belang voor de toewijzing;
  4° de verificateur dient rekening te houden met de informatie die is vervat in de [1 ]1 of andere relevante[1 ]1, met name bij de beoordeling van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van subinstallaties;
  5° de verificateur dient de intrinsieke risico's en controlerisico's te analyseren die met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de exploitant en met de toewijzingsparameters samenhangen en die zouden kunnen resulteren in beduidende onjuiste opgaven, en dient aan de hand van deze risicoanalyse een verificatieplan op te stellen;
  6° de verificateur dient indien nodig de locatie te bezoeken om de werking van de meet- en monitoringsystemen te inspecteren, zich bij de betrokkenen te informeren en voldoende informatie en bewijsmateriaal te verzamelen. Indien de verificateur een bezoek aan de locatie niet nodig heeft geacht, dient hij dit besluit ten aanzien van de bevoegde autoriteit volledig te kunnen verantwoorden;
  7° de verificateur dient het verificatieplan uit te voeren door het verzamelen van gegevens in overeenstemming met de gedefinieerde steekproefmethoden, walkthrough-tests, toetsing van documenten, analytische procedures en procedures voor de toetsing van gegevens, met gebruikmaking van alle relevante aanvullende aanwijzingen waarop hij zijn verificatieadvies zal baseren;
  8° de verificateur dient de exploitant te verzoeken eventueel ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken of ontbrekende delen van het controletraject aan te vullen, afwijkingen in parameters of de emissiegegevens te verklaren of berekeningen te herzien, dan wel de gerapporteerde gegevens bij te stellen;
  9° de verificateur dient een intern verificatierapport voor te bereiden. Dit verificatierapport bevat het bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de strategische analyse, de risicoanalyse en het verificatieplan onverkort zijn uitgevoerd, en bevat voldoende informatie om daarop het verificatieadvies te baseren. Het interne verificatierapport moet ook een eventuele beoordeling van de audit door de bevoegde autoriteit of een accreditatie-instantie vergemakkelijken;
  10° de verificateur dient te beoordelen of de gerapporteerde parameters beduidende onjuiste opgaven bevatten en of er sprake is van andere aandachtspunten die relevant zijn voor het verificatieadvies op basis van de bevindingen in het interne verificatierapport;
  11° de verificateur dient de verificatiemethodiek, alsook zijn bevindingen en het verificatieadvies voor te leggen in een aan de exploitant gericht verificatierapport, dat de exploitant samen met het methodologierapport en de gerapporteerde parameters bij de bevoegde autoriteit moet indienen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 743, 006; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art. N6.[1 Bijlage 6. - Lijst van activiteiten die onder het toepassingsgebied van emissiehandel vallen voor de handelsperiode 2008-2012
   1° cokesfabriek;
   2° raffinaderij van ruwe aardolie, met uitzondering van de raffinaderijen waarin uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie worden vervaardigd;
   3° installaties voor het roosten, pelletiseren of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts;
   4° installaties voor de productie van ijzer of staal (primaire en secundaire smelting), met inbegrip van uitrusting voor continu-gieten met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur;
   5° installaties voor de fabricage van glas (plat, hol en speciaal), met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit per dag van meer dan 20 ton;
   6° inrichtingen voor de fabricage van keramische producten door middel van bakken (of verhitting), in het bijzonder dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein met een productiecapaciteit of gewicht van meer dan 75 ton per dag of een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3;
   7° installaties voor de productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag;
   8° installaties voor de productie van ongebluste kalk, in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag;
   9° industriële installaties voor de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen;
   10° industriële installaties voor de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag;
   11° verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties om gevaarlijke stoffen of stadsafval te verbranden. Het vermogen van de volgende verbrandingsinstallaties moet niet meegerekend worden om het totale thermisch ingangsvermogen te toetsen aan het bovenvermelde criterium van 20 MW :
   a) naverbranders;
   b) fakkels;
   c) nooddiesels en noodstroomgeneratoren;
   d) verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een individueel thermisch ingangsvermogen dat gelijk is aan of lager is dan 3 MW.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2013-06-07/42, art. 233, 002; Inwerkingtreding : 20-09-2013>