Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JULI 2011. - Koninklijk besluit tot verhoging van sommige pensioenen in de regeling voor werknemers en tot uitvoering van artikel 7, tiende lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Loongrens
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Verhoging van het minimumrecht per loopbaanjaar
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen
Art. 3-5
HOOFDSTUK 4. - Verhoging van sommige pensioenen
Art. 6-8
HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 9-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980080802  1997022010  2003022179  2006023015 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Loongrens
Artikel 1. Het in artikel 7, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, bedoelde jaarbedrag, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 maart 1999, 26 mei 2002, 31 maart 2003, 20 januari 2006 en 3 juni 2007, wordt voor de jaren na 2010 vermenigvuldigd met 1,007.

HOOFDSTUK 2. - Verhoging van het minimumrecht per loopbaanjaar
Art.2. Het bedrag van het loon, beoogd bij artikel 8, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt gebracht op 16.816,49 euro.
  De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaan op 1 september 2011.

HOOFDSTUK 3. - Verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen
Art.3. De bedragen van 12.361,17 euro en van 9.892,05 euro, bedoeld in artikel 152 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, en het in artikel 153 van dezelfde wet bedoelde bedrag van 9.736,52 euro worden met ingang van 1 september 2011 respectievelijk vervangen door de bedragen van 12.608,39 euro, 10.089,89 euro en 9.931,25 euro.

Art.4. De coëfficiënten van 0,80691 en van 0,75634, bedoeld in artikel 7, § 1, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, en de coëfficiënt van 0,76842, bedoeld in artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, worden respectievelijk vervangen :
  1° met ingang van 1 september 2011, door de coëfficiënten van 0,843786, van 0,810418 en van 0,823362 .
  2° met ingang van 1 januari 2012, door de coëfficiënten van 0,877537, van 0,842835 en van 0,856296.

Art.5. De coëfficiënten van 0,80691 en van 0,75634, bedoeld in artikel 7, § 1, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 14 februari 2003 tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers, opgeheven bij het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, maar waarvan de bepalingen van toepassing blijven op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan vóór 1 oktober 2006, en de coëfficiënt van 0,76842, bedoeld in artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, worden respectievelijk vervangen :
  1° met ingang van 1 september 2011, door de coëfficiënten van 0,843786, van 0,810418 en van 0,823362 .
  2° met ingang van 1 januari 2012, door de coëfficiënten van 0,877537, van 0,842835 en van 0,856296.

HOOFDSTUK 4. - Verhoging van sommige pensioenen
Art.6. Met uitsluiting van de pensioenen bedoeld bij de artikelen 152 en 153 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, van de pensioenen bedoeld bij artikel 7, § 1, 1° en 2°, en § 2, van het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, en van de pensioenen bedoeld bij artikel 7, § 1, 1° en 2°, en § 2, van het koninklijk besluit van 14 februari 2003 tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers, opgeheven bij het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, maar waarvan de bepalingen van toepassing blijven op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan vóór 1 oktober 2006, worden verhoogd met :
  1° 2,25 % op 1 september 2011, de pensioenen in de regeling voor werknemers die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan vóór 1 januari 1997;
  2° 1,25 % op 1 november 2011, de pensioenen in de regeling voor werknemers die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan na 31 december 1996 en vóór 1 januari 2011.

Art.7. De pensioenen in de regeling voor werknemers bedoeld bij de artikelen 152 en 153 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, en bij artikel 7, § 1er, 1° en 2°, en § 2, van het koninklijk besluit van 14 februari 2003 tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers, opgeheven bij het koninklijk besluit van 28 september 2006 tot uitvoering van de artikelen 33, 33bis, 34 en 34bis van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, maar waarvan de bepalingen van toepassing blijven op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan vóór 1 oktober 2006, en die daadwerkelijk en voor de eerste maal zijn ingegaan vóór 1 januari 1997 worden op 1 september 2011 vermeerderd met een coëfficiënt van 1,00245.

Art.8. Wanneer het een overlevingspensioen betreft, is voor de toepassing van de artikelen 6 en 7, het in aanmerking te nemen ingangsjaar het jaar tijdens hetwelk het rustpensioen van de overleden echtgenoot daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan indien deze op het ogenblik van zijn overlijden dit pensioen genoot.

HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.9. Wanneer een pensioen in de regeling voor werknemers gelijktijdig voldoet aan de voorwaarden bepaald in verschillende artikelen van de Hoofdstukken 3 en 4, worden de in die artikelen bedoelde verhogingen toegekend, met dezelfde ingangsdatum, in opklimmende volgorde van hun nummering .

Art. 10. De Minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 6 juli 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Pensioenen,
  M. DAERDEN