Details





Titel:

15 DECEMBER 2008. - Decreet betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-01-2009 en tekstbijwerking tot 05-03-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Doelstelling.
Art. 1
Uitbetaling.
Art. 2-2.1
HOOFDSTUK II. - Gemeentedotatie.
Bedrag van de gemeentedotatie.
Art. 3
Ontvangstendotatie.
Art. 4
Uitgavendotatie.
Art. 5
Berekening.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Dotatie voor gemeentewegen.
Bedrag van de dotatie voor gemeentewegen.
Art. 7
Verdeelsleutel.
Art. 8
Aannemelijke investeringen.
Art. 9
Toezicht op het gebruik van de dotatie voor gemeentewegen.
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Dotatie voor de basisondersteuning voor cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook openbare bibliotheken [1 en verenigingen voor vreemdelingenverkeer]1.
Bedrag.
Art. 11
Basisondersteuning.
Art. 12
Toezicht op het gebruik van de dotatie.
Art. 13-13.1
HOOFDSTUK V. - Dotatie voor sociale zorg.
Bedrag van de dotatie voor sociale zorg.
Art. 14
Verdeelsleutel.
Art. 15-15.1
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Amateuristische kunstbeoefening.
Titel van het decreet van 28 juni 1988.
Art. 16
Inhoud van het decreet betreffende de classificatie en subsidiëring van verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en kamermuziekensembles.
Art. 17
Opheffende bepaling.
Art. 18
Afdeling 2. - Openbare bibliotheken.
Titel van het decreet van 15 juni 1994.
Art. 19
Wijziging van artikel 1 van dit decreet.
Art. 20
[De Adviescommissie] voor openbare bibliotheken.
Art. 21
Opheffende bepaling.
Art. 22
Wijziging van artikel 26 van het bibliotheekdecreet.
Art. 23
Afdeling 3. - Sportverenigingen.
Wijziging van artikel 3 van het sportdecreet.
Art. 24
Wijziging van artikel 5 van het sportdecreet.
Art. 25
Wijziging van artikel 6 van het sportdecreet.
Art. 26
Wijziging van artikel 20 van het sportdecreet.
Art. 27
Opheffing van enkele artikels van het sportdecreet.
Art. 28
Wijziging van artikel 31 van het sportdecreet.
Art. 29
Wijziging van het decreet betreffende het statuut van de sportschutters.
Art. 30
Wijziging van het decreet ter voorkoming van gezondheidsschade bij sportbeoefening.
Art. 31
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Opheffende bepalingen.
Art. 32
Overgangsbepaling bij artikel 9.
Art. 33
Overgangsbepaling bij artikel 11.
Art. 34-34.2
Inwerkingtreding.
Art. 35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976C70810  1989029141  1995033057  1995033098  1998033052  1999033027  1999033087  2004033082  2006033028  2006033119  2008033050 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014206010 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Doelstelling.
Artikel 1. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen kent de Regering aan de gemeenten van het Duitse taalgebied een jaarlijkse donatie toe, bestaande uit volgende delen :
  1. een gemeentedotatie, bestemd voor de financiering van de algemene werking van de gemeenten;
  2. een dotatie voor gemeentewegen, bestemd voor de financiering van investeringen met betrekking tot het gemeentelijk wegennet;
  3. een dotatie, bestemd ter verzekering van de basisondersteuning van cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook van de openbare bibliotheken.
  Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen kent de Regering aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Duitse taalgebied een jaarlijkse dotatie toe, bestemd voor de financiering van de algemene werking.

Uitbetaling.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde dotaties worden in maandelijkse twaalfden betaald. De betaling vindt telkens plaats voor de 22e dag van elke maand.

Art.2.1. [1 - Voortdurende toetsing
   In het kader van een voortdurende toetsing, die zich telkens uitstrekt over een periode van zeven jaar en berust op de inzichten die verworven werden tijdens die periode, evalueert de Regering de effecten en de toepasselijkheid van dit decreet. De Regering stelt dienovereenkomstig een verslag op, dat ze voor het einde van de lopende periode van zeven jaar voorlegt aan het Parlement, samen met eventuele aanpassingsvoorstellen voor de daaropvolgende periode van zeven jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2024-12-23/09, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


HOOFDSTUK II. - Gemeentedotatie.
Bedrag van de gemeentedotatie.
Art.3.[1 Bedrag van de gemeentedotatie.
   § 1. [2 De gemeentedotatie voor het begrotingsjaar 2009 bedraagt 16.985.988,61 euro.]2
   De gemeentedotatie voor het begrotingsjaar 2010 wordt als volgt berekend : een bedrag van 15.687.832,53 EUR wordt aan het groeipercentage van hat jaar 2009 aangepast en met 1.306.000 EUR verhoogd. De zo gekregen som wordt aan het groeipercentage van het jaar 2010 aangepast en dan met twee percent verminderd.
   [3 Voor de begrotingsjaren 2011 tot 2023]3 wordt dit bedrag jaarlijks aan het groeipercentage aangepast.
  [3 Voor het begrotingsjaar 2024 bedraagt de gemeentedotatie 117.235.771,47 euro.
  Voor het begrotingsjaar 2025 bedraagt de gemeentedotatie 9.828.134,75 euro.]3
   Bij een verhoging van het basisbedrag van de dotatie die door het Waalse Gewest aan de Duitstalige Gemeenschap wordt toegekend in uitvoering van de decreten van de Duitstalige Gemeenschap van 1 juni 2004 en van het Waalse Gewest van 27 mei 2004 betreffende de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake ondergeschikte besturen door de Duitstalige Gemeenschap wordt de gemeentedotatie dienovereenkomstig aangepast.
   § 2. Voor het jaar 2009 stemt het in § 1 vermeld groeipercentage overeen met het groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het begrotingsjaar 2009. Vanaf 2010 stemt dit groeipercentage overeen met het groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar.
   Totdat het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor een bepaald begrotingsjaar wordt vastgelegd, vindt de aanpassing van de bedragen aan het geschatte groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar zoals bepaald in de economische begroting in de zin van artikel 108, g) van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
   § 3. De gemeentedotatie wordt door middel van een ontvangstendotatie en een uitgavendotatie volgens de bepalingen van voorliggend decreet onder de gemeenten van het Duitse taalgebied verdeeld.]1
  ----------
  (1)<DDG 2010-04-19/17, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<DDG 2012-02-13/07, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<DDG 2024-12-23/09, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 23-12-2024>

Ontvangstendotatie.
Art.4.Van het totaalbedrag van de gemeentedotatie ontvangen de gemeenten eerst een ontvangstendotatie, die overeenkomstig onderstaande bepalingen wordt berekend.
  [2 Op basis van de jaarlijkse gemeenteontvangsten uit de aanvullende belasting op de personenbelasting wordt voor elke gemeente de opbrengst per inwoner van щщn opcentiem berekend. De ontvangsten van de gemeenten op grond van de beslissing van het Comitщ van ministers van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie houdende wijziging van de beslissing van 24 oktober 1975 betreffende de toepassing van artikel 8 van de gecoіrdineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gedaan te Brussel op 14 december 2001, worden gelijkgesteld met de genoemde jaarlijkse ontvangsten uit de opcentiemen op het inkomen van natuurlijke personen. Op basis daarvan wordt de gemiddelde opbrengst per inwoner van de gemeenten van het Duitse taalgebied bepaald. Als de opbrengst per inwoner van щщn opcentiem voor een gemeente onder deze gemiddelde opbrengst ligt, dan wordt een compensatie berekend uit het verschil tussen deze twee waarden, vermenigvuldigd met het gemiddelde inwonertal van de gemeente en de gemiddelde aanslagvoet van de aanvullende gemeentebelasting. Daarbij wordt de aanslagvoet van de aanvullende gemeentebelasting jaarlijks gewogen met het betreffende inwonertal. Tot slot worden de berekende compensatiewaarden vermenigvuldigd met 50 %.]2
   [2 Op basis van de jaarlijkse gemeenteontvangsten uit de opcentiemen op de onroerende voorheffing wordt voor elke gemeente de opbrengst per inwoner van щщn opcentiem berekend. Op basis daarvan wordt de gemiddelde opbrengst per inwoner van de gemeenten van het Duitse taalgebied bepaald. Als de opbrengst per inwoner van щщn opcentiem voor een gemeente onder deze gemiddelde opbrengst ligt, dan wordt een compensatie berekend uit het verschil tussen deze twee waarden, vermenigvuldigd met het gemiddelde inwonertal van de gemeente en de gemiddelde aanslagvoet van de aanvullende gemeentebelasting. Daarbij wordt de aanslagvoet van de opcentiemen jaarlijks gewogen met het betreffende inwonertal. Tot slot worden de berekende compensatiewaarden vermenigvuldigd met 50 %.]2
  [2 Om de gemiddelde waarden bedoeld in dit artikel te bepalen, worden de waarden van de zes laatste beschikbare boekjaren gebruikt.]2
  ----------
  (1)<DDG 2015-03-02/05, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DDG 2024-12-23/09, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Uitgavendotatie.
Art.5.Het overige deel van de gemeentedotatie wordt als uitgavendotatie als volgt onder de gemeenten verdeeld :
  - vijf percent in gelijke delen;
  - [1 vijftig]1 percent naar rato van het aantal inwoners van de gemeente;
  - [1 vijftien]1 percent naar rato van het aantal verplicht verzekerde werknemers op het grondgebied van de gemeente die op 31 december actief zijn;
  - vijftien percent naar rato van het gemiddelde aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen in de gemeente gedurende een jaar;
  - vijftien percent naar rato van de totale oppervlakte van de gemeente.
  Voor de gebruikte meetwaarden gelden de gemiddelde cijfers van de voorbije zes jaar waarover er informatie beschikbaar is.
  ----------
  (1)<DDG 2024-12-23/09, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Berekening.
Art.6. De Regering berekent jaarlijks het in toepassing van de artikels 4 en 5 bepaalde bedrag per gemeente.
  Wanneer deze berekening ertoe leidt dat het bedrag van de gemeentedotatie en de overeenkomstig Hoofdstuk V berekende dotatie voor sociale zorg minder belopen dan 90 % van het overeenkomstige bedrag van het voorgaande jaar, wordt na de bepaling van de ontvangstendotatie voor alle gemeenten eerst de uitgavendotatie van het bedrag afgetrokken om aan het bedrag te komen. Nadien vindt de in artikel 5 bepaalde berekening voor de verdeling van de uitgavendotatie aan de overige gemeenten plaats.

HOOFDSTUK III. - Dotatie voor gemeentewegen.
Bedrag van de dotatie voor gemeentewegen.
Art.7.De globale dotatie voor gemeentewegen beloopt :
  - voor het begrotingsjaar 2009 : 850 000 EUR;
  - voor het begrotingsjaar 2010 : 900 000 EUR;
  - voor het begrotingsjaar 2011 : 1 000 000 EUR;
  - voor het begrotingsjaar 2012 : 1 100 000 EUR;
  [1 - voor het begrotingsjaar 2013 : 1.200.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2014 : 1.300.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2015 : 1.400.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2016 : 1.600.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2017 : 1.800.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2018 : 2.000.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2019 : 2.250.000 euro;
  [2 - voor het begrotingsjaar 2020: 2.250.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2021: 2.250.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2022: 2.250.000 euro;]2]1
  [4 - voor het begrotingsjaar 2023: 3.000.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2024: 24.000.000 euro;
   - voor het begrotingsjaar 2025: 0 euro.]4
  [3 [4 ...]4]3
  ----------
  (1)<DDG 2012-02-13/07, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2019-12-12/19, art. 47, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DDG 2022-12-15/54, art. 57, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DDG 2024-12-23/09, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 23-12-2024>

Verdeelsleutel.
Art.8. De in artikel 7 bedoelde globale dotatie wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld :
  4. dertig percent van het totaalbedrag in gelijke delen;
  5. twintig percent van het totaalbedrag naar rato van de lengte van het gemeentelijk wegennet op het grondgebied van de gemeente;
  6. vijftig percent van het totaalbedrag naar rato van de bebouwde oppervlakte op het grondgebied van de gemeente.
  De Regering verzamelt de gegevens met betrekking tot de lengte van het wegennet en de bebouwde oppervlakte. Deze gegevens worden driejaarlijks geactualiseerd.
  De Regering berekent jaarlijks het in toepassing van leden 1 en 2 bepaalde bedrag per gemeente.

Aannemelijke investeringen.
Art.9. De in artikel 1, lid 1, nummer 2, bedoelde investeringen omvatten volgende werkzaamheden en aankopen, met inbegrip van eventuele studies en vooraf uitgevoerde proeven :
  5. de aanleg en het onderhoud van het net van openbare verkeerswegen;
  6. de aanleg en het onderhoud van de op het openbaar gebied ingerichte parkeerplaatsen voor zover deze werkzaamheden in het eventueel beschikbare gemeentelijke mobiliteitsplan zijn opgenomen;
  7. de bouw en het onderhoud van aquaducten en rioleringen voor zover de kosten van deze werkzaamheden niet door de Waalse watervoorzieningsmaatschappij worden gedragen;
  8. de installatie, uitbreiding, verplaatsing en vernieuwing van straatverlichting.

Toezicht op het gebruik van de dotatie voor gemeentewegen.
Art.10. De Regering ziet toe op het gebruik van de middelen van de dotatie voor gemeentewegen aan de hand van de jaarrekeningen van de gemeenten.
  Voor alle kosten die rechtstreeks of niet rechtstreeks verband houden met het gemeentelijke wegennet, dient het gebruik van de middelen te worden gerechtvaardigd.
  De Regering vordert gelden terug die binnen zes jaar na de betaling ervan, niet doeltreffend werden gebruikt. Op deze bedragen wordt een interest tegen de wettelijke rentevoet berekend.

HOOFDSTUK IV. - Dotatie voor de basisondersteuning voor cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook openbare bibliotheken [1 en verenigingen voor vreemdelingenverkeer]1.   ----------   (1)
Bedrag.
Art.11.[2 §1. ]2 [1 Bedrag.
   [2 ...]2 De totale dotatie voor de basisondersteuning voor cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook openbare bibliotheken bedraagt 428.000 EUR.
   Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld :



  
  
Gemeente Cultuur- en folkloreverenigingen Sport- en vrijetijdsverenigingen Openbare Bibliotheken Totaal
  
Amel 15.500 EUR 15.000 EUR 11.000 EUR 41.500 EUR
  
Büllingen 17.500 EUR 19.500 EUR 9.500 EUR 46.500 EUR
  
Burg-Reuland 16.500 EUR 4.000 EUR 4.500 EUR 25.000 EUR
  
Bütgenbach 15.000 EUR 29.500 EUR 11.000 EUR 55.500 EUR
  
Eupen 18.500 EUR 55.000 EUR 17.000 EUR 90.500 EUR
  
Kelmis 11.500 EUR 25.000 EUR 6.000 EUR 42.500 EUR
  
Lontzen 5.000 EUR 8.000 EUR 1.000 EUR 14.000 EUR
  
Raeren 12.000 EUR 20.000 EUR 7.000 EUR 39.000 EUR
  
St. Vith 25.500 EUR 31.000 EUR 17.000 EUR 73.500 EUR
  
Totaal 137.000 EUR 207.000 EUR 84.000 EUR 428.000 EUR

   Vanaf het begrotingsjaar 2010 worden deze bedragen jaarlijks [2 aangepast aan het ontwikkelingspercentage]2.
   [2 ...]2 De dotatie voor sport- en vrijetijdsverenigingen omvat voor de gemeente Eupen 6.000 EUR en voor de gemeente Sankt Vith 2.500 EUR die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van bejaardentehuizen in die gemeenten.]1
  [3 § 2. De gemeenten Eupen en Sankt Vith ontvangen bovendien respectievelijk 6.000 en 2.500 euro die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van bejaardentehuizen in die gemeenten. Vanaf het begrotingsjaar 2012 worden deze bedragen jaarlijks aangepast aan het ontwikkelingspercentage.]3
  [4 § 2.1. De gemeenten ontvangen bovendien 7.000 euro voor de basissubsidiëring van de verenigingen voor vreemdelingenverkeer en soortgelijke verenigingen. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld :
   Amel : 1.400 euro
   Büllingen : 750 euro
   Burg-Reuland : 655 euro
   Bütgenbach : 375 euro
   Eupen : 280 euro
   Kelmis : 280 euro
   Lontzen : 1.300 euro
   Raeren : 750 euro
   Sankt Vith : 1.210 euro
   Vanaf het begrotingsjaar 2018 worden deze bedragen jaarlijks aangepast aan het ontwikkelingspercentage.]4
  [5 § 2.2 [7 ...]7.]5
  [6 § 2.3 - De gemeenten ontvangen bovendien 100.000 euro voor het maken van burgerparticipatiebegrotingen overeenkomstig artikel 170.11 van het gemeentedecreet van 23 april 2018. Dit bedrag wordt verdeeld onder de gemeenten naar rato van hun inwonertal als bepaald op 1 januari van het voorgaande kalenderjaar.]6
  [2 § 3. Het in de [4 §§ 1 tot 2.1]4 vermelde ontwikkelingspercentage stemt overeen met het groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar. Tot de definitieve vastlegging van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor een begrotingsjaar, worden de bedragen aangepast op basis van het geraamde groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar, zoals bepaald in de economische begroting in de zin van artikel 108, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.]2
  ----------
  (1)<DDG 2011-02-14/08, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (2)<DDG 2012-02-13/07, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<DDG 2012-02-13/07, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (4)<DDG 2017-02-20/13, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2017>
  (5)<DDG 2021-12-15/17, art. 117, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (6)<DDG 2024-04-22/18, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (7)<DDG 2024-12-23/09, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Basisondersteuning.
Art.12.§ 1. Alleen verenigingen en openbare bibliotheken, die sinds ten minste een jaar op regelmatige basis in de gemeente actief respectief open zijn, kunnen aanspraak maken op een basisondersteuning.
  Elke gemeente legt objectieve, relevante en redelijke criteria vast voor de subsidiëring van cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook openbare bibliotheken [1 en verenigingen voor het vreemdelingenverkeer]1.
  De door de gemeenten vastgelegde criteria nemen ten minste in aanmerking :
  1. voor cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen :
  - het aantal leden;
  - de regelmatige activiteiten;
  2. voor cultuur- en sportverenigingen : het aantal jonge leden;
  3. voor openbare bibliotheken :
  - regelmatige openingstijden;
  - regelmatige actualisering van de collectie.
  § 2. Voor een gemeente die de in § 1 bedoelde criteria heeft vastgelegd, zijn de geldende subsidiëringgrondslagen van de Duitstalige Gemeenschap in deze gemeenten overeenkomstig van toepassing, in het bijzonder :
  1. voor amateurkunstverenigingen : het decreet van 28 juni 1988 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van amateurkunstverenigingen in de versie van 31 december 2008;
  2. voor kamermuziekensembles : het decreet van 25 mei 1999 houdende de regeling van de erkenning en de subsidiëring van kamermuziekensembles in de versie van 31 december 2008;
  3. voor folkloreverenigingen : het decreet van 16 februari 1998 houdende de regeling van de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en federaties die zich met folklore bezighouden, en dit in de versie van 31 december 2008;
  4. voor sportverenigingen : het sportdecreet van 19 april 2004 in de versie van 31 december 2008;
  5. voor vrijetijdsorganisaties : de omzendbrief van 23 december 2002 betreffende de subsidiëring van vrijetijdsverenigingen in de Duitstalige Gemeenschap;
  6. voor de openbare bibliotheken : het decreet van 15 juni 1994 betreffende de openbare bibliotheken in de versie van 31 december 2008 [1 ;]1
  [1 7° het decreet van 17 februari 2003 betreffende de erkenning en bevordering van de verfraaiingscomités, verenigingen voor het vreemdelingenverkeer en van de koepelverenigingen ervan, alsmede van de informatiebureaus en informatiepunten, zoals van kracht op 31 december 2016.]1
  ----------
  (1)<DDG 2017-02-20/13, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2017>

Toezicht op het gebruik van de dotatie.
Art.13. De Regering houdt toezicht op het gebruik van de middelen, die op grond van artikel 11 van voorliggend decreet werden verstrekt, aan de hand van de jaarrekeningen van de gemeenten.
  De Regering vordert de gelden terug die tijdens een begrotingsjaar niet doeltreffende werden gebruikt.

Art. 13.1. [1 - Steunvermelding
   Bij de uitbetaling van de in dit hoofdstuk vermelde middelen aan de begunstigden wijzen de gemeenten overeenkomstig de door de Regering vastgestelde regels op de steun van de Duitstalige Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2024-04-22/18, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK V. - Dotatie voor sociale zorg.
Bedrag van de dotatie voor sociale zorg.
Art.14.§ 1. [2 De dotatie voor sociale zorg voor het begrotingsjaar 2009 bedraagt 1.742.220,96 EUR.]2
   [1 Voor het begrotingsjaar 2010 wordt de dotatie voor sociale zorg als volgt berekend : een bedrag van 1.743.092,50 EUR wordt aan het in artikel 3, § 2, vermelde groeipercentage voor de jaren 2009 en 2010 aangepast en dan met twee percent verminderd.
   [3 Voor de begrotingsjaren 2011 tot 2023]3 wordt dit bedrag jaarlijks aan het in artikel 3, § 2, vermelde groeipercentage aangepast.]1
  [3 Voor het begrotingsjaar 2024 bedraagt de dotatie voor sociale zorg 34.559.776,03 euro.
   Voor het begrotingsjaar 2025 bedraagt de dotatie voor sociale zorg 0 euro.]3
  § 2. De dotatie voor sociale zorg wordt overeenkomstig de bepalingen van voorliggend decreet onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld.
  ----------
  (1)<DDG 2010-04-19/17, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<DDG 2012-02-13/07, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<DDG 2024-12-23/09, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 23-12-2024>

Verdeelsleutel.
Art.15. De dotatie voor sociale zorg wordt in overeenstemming met onderstaande criteria onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap verdeeld :
  - vijf percent in gelijke delen;
  - zeven percent naar rato van het aantal inwoners, die als kredietnemers negatief zijn geregistreerd;
  - acht percent naar rato van het aantal ontvangers van de gelijkgestelde sociale bijstand;
  - tien percent naar rato van het aantal inwoners, van wie de leeftijd boven de gemiddelde levensverwachting van de Belgische bevolking ligt;
  - twaalf percent naar rato van het aantal noodwoningen op het grondgebied van de gemeente;
  - twintig percent naar rato van het aantal bedden in erkende rustoorden voor bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen, waarvan het tekort volledig of gedeeltelijk door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of door de gemeente wordt gedragen;
  - achtendertig percent naar rato van het aantal inwoners, die een integratie-inkomen ontvangen.
  Voor de gebruikte meetwaarden gelden de gemiddelde cijfers van de voorbije zes jaar waarover er informatie beschikbaar is.
  De Regering berekent jaarlijks het in toepassing van leden 1 en 2 bepaalde bedrag per openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 15.1. [1 Bestrijding van energiearmoede
   Naast de 'dotatie voor sociale zorg' ontvangt elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een dotatie ten belope van 250 euro per leefloongerechtigde inwoner om maatregelen ter bestrijding van energiearmoede te ondersteunen.
   De gebruikte maatstaf is het aantal inwoners van de gemeente dat in het voorlaatste kalenderjaar een leefloon heeft gekregen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-13/12, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2021>


HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Amateuristische kunstbeoefening.
Titel van het decreet van 28 juni 1988.
Art.16. De titel van het decreet van 28 juni 1988 houdende de regeling en subsidiëring van verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening, voor het laatst gewijzigd door het decreet van 20 februari 2006, wordt als volgt vervangen :
  " Decreet betreffende de classificatie en subsidiëring van amateurkunstverenigingen en kamermuziekensembles ".

Inhoud van het decreet betreffende de classificatie en subsidiëring van verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en kamermuziekensembles.
Art.17. Artikels 1 tot 18 van hetzelfde decreet worden door volgende artikels vervangen :
  " HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
  Definities.
  Artikel 1. Voor de uitvoering van dit decreet verstaat men onder :
  1. Amateurkunsten : elke kunstvorm die een persoon de kans biedt zich te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens via de beoefening van zijn kunst op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden te ontwikkelen;
  2. Vereniging voor amateuristische kunstbeoefening : elke autonome vereniging van natuurlijke personen die vooral werkzaam is op het gebied van de amateuristische kunstbeoefening;
  3. Kunstdiscipline : een tak van de kunsten of een organisatorisch samenhangend geheel van verwante kunsttakken, waarvan het hoofdbestanddeel betrekking heeft op een van volgende uitdrukkingsvormen : instrumentale muziek, vocale muziek of theater;
  4. Kamermuziekensemble : elke autonome vereniging van natuurlijke personen, die vooral werkzaam is op het gebied van de klassieke, instrumentale muziek en naast de artistieke leider ten minste vier en ten hoogste zes werkende leden telt;
  5. Regering : de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
  HOOFDSTUK II. - Classificatie.
  Classificatie.
  Art. 2. § 1. De Regering organiseert per kunsttak een classificatie voor verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en kamermuziekensembles, die :
  1. hun zetel in het Duitse taalgebied hebben en hun activiteiten vooral daar uitoefenen;
  2. als een vereniging zonder winstoogmerk zijn opgericht;
  3. sinds ten minste één jaar bestaan en binnen het Duitse taalgebied eigen voorstellingen organiseren en aan manifestaties deelnemen;
  4. jaarlijks een minimum aantal openbare uitvoeringen brengen die de Regering telkens per kunsttak vastlegt;
  5. naast de artistieke leider een minimum aantal leden tellen die de Regering voor verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening telkens per kunsttak vastlegt.
  De classificatie van de verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening wordt per kunsttak georganiseerd.
  De classificatie van de kamermuziekensembles wordt alle vier jaar georganiseerd.
  § 2. De Regering bepaalt :
  - de classificatiecategorieën;
  - de organisator;
  - de bezettingsvormen;
  - het classificatieproces;
  - de geldigheidsduur van de classificatie.
  De Regering doet een beroep op beoordelingscommissies, die de classificatie van de toegelaten kandidaten voorstellen.
  Toelagen.
  Art. 3. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen kent de Regering aan de geclassificeerde verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en kamermuziekensembles een premie toe die afhankelijk is van de classificatiecategorie en waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald.
  De Regering kan aan alle verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en kamermuziekensembles, die een basisondersteuning van een gemeente genieten, een toelage voor bijzondere initiatieven toekennen.
  HOOFDSTUK III. - Verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau.
  Erkenning.
  Art. 4. Verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening kunnen op voorstel van een in artikel 2, § 2, lid 2, bedoelde beoordelingscommissie door de Regering als vereniging voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau worden erkend.
  Toelage.
  Art. 5. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen kent de Regering aan de verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau jaarlijks een toelage voor de activiteiten van het voorgaande jaar ten belope van :
  - 75 % van de in artikel 6 nummer 1 vermelde uitgaven;
  - 60 % van de in artikel 6 nummer 3 vermelde uitgaven;
  - 50 % van de in artikel 6 nummers 2, 4 en 5 vermelde uitgaven.
  Om aanspraak op een toelage te kunnen maken moet een vereniging voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau :
  - jaarlijks ten minste zes openbare uitvoeringen organiseren waarvan ten minste de helft binnen en ten minste de helft buiten het Duitse taalgebied plaatsvinden;
  - een behoorlijke boekhouding voeren die op elk moment door de Regering op de zetel van de vereniging kan worden ingezien;
  - jaarlijks een verslag over de activiteiten van het voorgaande jaar indienen.
  Aannemelijke uitgaven.
  Art. 6. Voor de berekening van de jaarlijkse werkingstoelage worden onderstaande bewezen uitgaven in aanmerking genomen voor zover ze al niet door toelagen vanwege de Duitse Gemeenschap of andere instanties worden gedekt :
  1. Uitgaven voor de bezoldiging :
  a) van de artistieke leider;
  b) van maximum twee uren per week van het secretariaatspersoneel;
  2. Uitgaven voor het secretariaat, reclame, verzekering alsook bijdragen voor nationale en internationale federaties;
  3. Uitgaven die rechtstreeks verband houden met de organisatie van voorstellingen;
  4. Uitgaven ter vergoeding van reiskosten bij optredens in het buitenland, waarvoor de Regering de toelage heeft goedgekeurd op grond van een programma dat bij het begin van het jaar werd ingediend;
  5. Uitgaven voor de aankoop van materiaal.
  Voorschotten.
  Art. 7. Verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau kunnen in overeenstemming met de door de Regering bepaalde modaliteiten een voorschot op de jaarlijkse werkingstoelage ontvangen.
  Opdracht van de Regering.
  Art. 8. De Regering bepaalt :
  - de procedure voor de erkenning van verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau;
  - de voorwaarden en de procedure voor het intrekken van de erkenning;
  - de procedure voor de behandeling van het verzoek en de uitbetaling van de toelagen voor verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening met bijzonder artistiek niveau.
  HOOFDSTUK IV. - Kamermuziekensembles met bijzonder artistiek niveau.
  Erkenning.
  Art. 9. Kamermuziekensembles kunnen op voorstel van een in artikel 2, § 2, lid 2, bedoelde beoordelingscommissie door de Regering worden erkend als kamermuziekensemble met bijzonder artistiek niveau.
  Toelage.
  Art. 10. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen ontvangen kamermuziekensembles met bijzonder artistiek niveau jaarlijks een forfaitaire toelage voor de activiteiten van het voorgaande jaar ten belope van maximaal 2 000 EUR.
  Om aanspraak op een toelage te kunnen maken moet een kamermuziekensemble met bijzonder artistiek niveau :
  - een behoorlijke boekhouding voeren die op elk moment door de Regering op de zetel van de vereniging kan worden ingezien;
  - jaarlijks een verslag over de activiteiten van het voorgaande jaar indienen;
  - jaarlijks ten minste vijf openbare uitvoeringen organiseren waarvan ten minste één binnen en ten minste één buiten het Duitse taalgebied plaatsvinden.
  Toelagen worden slechts ten belope van de bewezen, aannemelijke uitgaven uitbetaald. De Regering kan categorieën van aannemelijke uitgaven alsook maximum bedragen per categorie vastleggen.
  De eerste werkingstoelage wordt betaald op grond van de activiteiten tijdens het erkenningsjaar.
  Intrekking van de erkenning.
  Art. 11. De Regering trekt de erkenning als kamermuziekensemble met bijzonder artistiek niveau in als niet meer aan de voorwaarden voor de erkenning wordt voldaan.
  HOOFDSTUK V. - Subsidiëring van uitrustingsvoorwerpen voor amateuristische kunstbeoefening.
  Toelage.
  Art. 12. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen kent de Regering aan federaties en verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening, die regelmatig activiteiten met een omvangrijke en duurzame deelneming uitvoeren, toelagen toe voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen, die bestemd zijn voor de uitoefening van een culturele activiteit, die geen deel uitmaken van de infrastructuur en die bedoeld zijn om een deel van de kosten voor de vernieuwing of uitbreiding van de basisuitrusting te dekken.
  Verenigingen kunnen slechts aanspraak maken op de in lid 1 bedoelde toelage, wanneer zij door toedoen van een gemeente van het Duitse taalgebied een basisondersteuning ontvangen.
  Voorwaarden.
  Art. 13. Toelagen worden slechts toegekend wanneer de aanvrager zich er schriftelijk toe verplicht :
  - tijdens een periode van twaalf jaar vanaf de dag waarop de toelage wordt uitbetaald noch tegen betaling noch oneigenlijk afstand te doen van de gesubsidieerde voorwerpen;
  - de Regering te allen tijde toe te staan de uitgaven te controleren en alle hierop betrekking hebbende documenten in te zien;
  - de Regering onmiddellijk van de opheffing van de vereniging in kennis te stellen.
  In geval van een opheffing worden de gesubsidieerde voorwerpen in overleg met de Regering ter beschikking gesteld van een andere federatie of vereniging voor amateuristische kunstbeoefening.
  Bedrag van de toelage.
  Art. 14. Binnen de perken van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen bepaalt de Regering het maximum bedrag van de toelagen en de voor de berekening ervan toepasbare percentages.
  Aanvragen tot toekenning van uitrustingsvoorwerpen in verband met permanente jeugdondersteuning worden met voorrang in aanmerking genomen.
  Aanvraag.
  Art. 15. Uitrustingstoelagen worden alleen toegekend wanneer de Regering schriftelijk toestemming heeft verleend voor elke bestelling of voor elke aankoop. Om tijdens het lopende begrotingsjaar een toelage te kunnen ontvangen, moet de aanvrager de aanvraag in twee exemplaren voor 31 maart van het betreffende jaar bij de Regering indienen.
  De aanvraag moet vergezeld zijn van volgende documenten :
  1. een oprichtingsverklaring als bewijs voor de bestaande animatie en de noodzaak daarvoor uitrustingsvoorwerpen aan te kopen;
  2. drie offertes wanneer de prijs van de uitrusting 5 500 EUR bedraagt, zo niet volstaat één offerte.
  Uitbetaling.
  Art. 16. De uitbetaling van de toelagen vindt plaats na overlegging en controle van de originele rekeningen en betaalbewijzen voor de subsidieerbare uitgaven.
  Verplichtingen.
  Art. 17. Uitrustingsvoorwerpen, die met op grond van dit decreet toegekende toelagen werden aangekocht, moeten gedurende twaalf jaar in een permanente inventaris worden opgenomen. Deze inventaris bevat ten minste volgende gegevens :
  - de aankoopdatum;
  - de aankoopprijs;
  - het bedrag van de toegestane toelage;
  - eventuele opmerkingen over de toestand van de voorwerpen.
  De uitrustingsvoorwerpen, die met op grond van dit decreet toegekende toelagen werden aangekocht, moeten tegen brand worden verzekerd wanneer ze op een en dezelfde plaats worden opgeslagen.
  Terugvordering.
  Art. 18. Ingeval de voorwaarden van de artikels 12 tot 17 van voorliggend decreet niet worden nageleefd, vordert de Regering de toelagen volledig of gedeeltelijk terug. "

Opheffende bepaling.
Art.18. De artikels 18bis tot 22 van dit decreet zijn opgeheven.

Afdeling 2. - Openbare bibliotheken.
Titel van het decreet van 15 juni 1994.
Art.19.De titel van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de openbare bibliotheken wordt met volgende bewoordingen aangevuld :
  <en de Adviescommissie voor openbare bibliotheken> .<Erratum, B.St. 09-12-2016,p.80946>

Wijziging van artikel 1 van dit decreet.
Art.20. Artikel 1 van dit decreet wordt als volgt gewijzigd :
  - § 1 wordt door volgende bewoordingen vervangen :
  " § 1. Voor de toepassing van voorliggend decreet verstaat men onder " erkende bibliotheken ", die bibliotheken, die door toedoen van de gemeente basisondersteuning genieten; "
  - § 3 wordt opgeheven.

[De Adviescommissie] voor openbare bibliotheken.   [Erratum, B.St. 09-12-2016,p.80946]>
Art.21.Artikel 12, § 2 en 3, van dit decreet, gewijzigd door het decreet van 1 maart 2004, worden met volgende bewoordingen aangevuld :
  " § 2. <De Adviescommissie> heeft volgende taken :
  1. het opstellen van een verslag over alle voorontwerpen van decreet, die op openbare bibliotheken betrekking hebben;
  2. het opstellen van een verslag in opdracht van de regering of uit eigen beweging over alle kwesties die op openbare bibliotheken en schoolmediotheken betrekking hebben;
  3. het behartigen van de belangen en het uitbouwen van een forum van openbare bibliotheken en schoolmediotheken ter ondersteuning van de samenwerking en ervaringsuitwisseling tussen openbare bibliotheken en schoolmediotheken;
  4. het uitwerken van ideeën en suggesties met betrekking tot de ontwikkeling van het openbare bibliotheekwezen in de Duitstalige Gemeenschap;
  5. het aansporen tot maatregelen en acties in het kader van leesbevordering;
  6. het opstellen van een concept voor de opleiding en voortgezette opleiding van medewerksters en medewerkers van openbare bibliotheken;
  7. het voorstellen van het bibliotheekwezen bij het grote publiek;
  8. het organiseren van een netwerk van bibliotheken van de Duitstalige Gemeenschap;
  9. het leggen en onderhouden van contacten met organisaties die werkzaam zijn op het gebied van het bibliotheekwezen, en dit zowel op nationaal en internationaal niveau. <Erratum, B.St. 09-12-2016,p.80946>
  § 3. <De Adviescommissie> is als volgt samengesteld :
  1. een vertegenwoordiger van elke openbare bibliotheek van het Duitse taalgebied;
  2. telkens één vertegenwoordiger van de bibliotheken, mediotheken resp. vakbibliotheken, aangesloten bij het Virtueel Verbond van Bibliotheken (MediaDG);
  3. een vertegenwoordiger van de Regering;
  4. een vertegenwoordiger van de vereniging van de Duitstalige bibliotheken en bibliothecarissen van België;
  5. een vertegenwoordiger van de mediacentra. <Erratum, B.St. 09-12-2016,p.80946>
  De onder 3 tot 5 genoemde vertegenwoordigers nemen met raadgevende stem deel aan de zittingen van <de Adviescommissie>. <Erratum, B.St. 09-12-2016,p.80946>

Opheffende bepaling.
Art.22. De artikels 2 tot 11 alsook 14 tot 24 en 30 tot 32 van dit decreet zijn opgeheven.

Wijziging van artikel 26 van het bibliotheekdecreet.
Art.23. Artikel 26 lid 1 nummer 3 van dit decreet wordt door volgende bewoordingen vervangen : " 3. Bijzondere initiatieven. "

Afdeling 3. - Sportverenigingen.
Wijziging van artikel 3 van het sportdecreet.
Art.24. Artikel 3 van het sportdecreet van 19 april 2004 wordt met een nieuw nummer 9 met volgende bewoordingen aangevuld : " 9. Sportverenigingen : verenigingen die door toedoen van een gemeente van het Duitse taalgebied basisondersteuning voor sportactiviteiten genieten. "

Wijziging van artikel 5 van het sportdecreet.
Art.25. In artikel 5 van dit decreet worden de woorden " verenigingen en " geschrapt.

Wijziging van artikel 6 van het sportdecreet.
Art.26. In artikel 6 lid 1 van dit decreet wordt nummer 5 opgeheven.

Wijziging van artikel 20 van het sportdecreet.
Art.27. In artikel 20, lid 1, van dit artikel worden volgende wijzigingen doorgevoerd :
  3. in nummer 3 wordt de woorden " in voorkomend geval " geschrapt;
  4. nummer 4 wordt opgeheven.

Opheffing van enkele artikels van het sportdecreet.
Art.28. De artikels 8, 15 en 25 van dit decreet zijn opgeheven.

Wijziging van artikel 31 van het sportdecreet.
Art.29. In artikel 31 lid 1 van dit decreet worden de bewoordingen " 22, 23 en 25 " vervangen door de bewoordingen " 22 en 23 ".

Wijziging van het decreet betreffende het statuut van de sportschutters.
Art.30. Artikel 2 nummer 5 van het decreet van 20 november 2006 over het statuut van de sportschutters wordt door volgende bepaling vervangen : " Schietvereniging : sportvereniging die op het gebied van sportschieten werkzaam is en die door toedoen van een gemeente van het Duitse taalgebied basisondersteuning geniet; ".

Wijziging van het decreet ter voorkoming van gezondheidsschade bij sportbeoefening.
Art.31. Artikel 2 nummer 5 van het decreet van 30 januari 2006 ter voorkoming van gezondheidsschade bij sportbeoefening wordt door volgende bepaling vervangen : " 5. Sportvereniging : vereniging die door toedoen van een gemeente van het Duitse taalgebied basisondersteuning voor sportactiviteiten geniet; ".

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Opheffende bepalingen.
Art.32. Zijn opgeheven :
  - artikel 105 leden 2 en 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd door de wet van 31 december 1983;
  - het decreet van 18 april 1995 betreffende de vaststelling van de toelageregeling voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen door federaties en verenigingen die werkzaam zijn op het gebied van de uitoefening van amateurkunst;
  - het decreet van 16 februari 1998 tot erkenning en subsidiëring van verenigingen en federaties die werkzaam zijn op het gebied van de folklore;
  - het decreet van 25 mei 1999 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van kamermuziekensembles;
  - het decreet van 17 maart 2008 betreffende de dotatie voor gemeentewegen;
  - Het besluit van de Regering van 14 januari 1999 houdende vastlegging van de criteria voor de verdeling van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap.

Overgangsbepaling bij artikel 9.
Art.33. De gemeenten ontvangen voor de in artikel 9 van voorliggend decreet bedoelde investeringen geen toelagen in toepassing van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur, met uitzondering van de projecten, goedgekeurd in uitvoering van het infrastructuurplan 2005-2009.
  De kosten, verbonden aan de leningen die voor 1 januari 2008 zijn aangegaan met het oog op de financiering van werken aan het gemeentelijke wegennet, worden niet in aanmerking genomen om de aanwending van de donatie te rechtvaardigen.

Overgangsbepaling bij artikel 11.
Art.34. De in artikel 11 bedoelde dotatie vervangt alle prestaties der basisondersteuning, waarop de ontvangers van de toelagen recht hebben overeenkomstig de vroeger toepasselijke subsidiëringprocedure.

Art. 34.1. [1 Overgangsbepaling voor de begrotingsjaren 2013 en 2014.
   In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 14, § 1, derde lid, stemt het in § 1 vermelde groeipercentage voor de berekening van de gemeentedotatie en de dotatie voor sociale zorg voor de begrotingsjaren 2013 en 2014 overeen met het groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2012-07-16/06, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.34.2. [1 - Overgangsbepaling voor het begrotingsjaar 2025
   § 1 - In afwijking van artikel 1, eerste lid, ontvangen de gemeenten voor het begrotingsjaar 2025 een onderhoudsdotatie die bestemd is voor de financiering van onderhoudswerken aan gemeentelijk vastgoed.
   § 2 - De onderhoudsdotatie bedraagt 3.000.000 euro.
   Dit bedrag wordt verdeeld onder de gemeenten overeenkomstig de evenredige verdeling die wordt bepaald met de toepassing van hoofdstuk II.
   § 3 - De Regering controleert het gebruik van de op grond van dit artikel toegekende middelen op basis van de jaarrekeningen van de gemeenten.
   De Regering vordert geld terug dat in een begrotingsjaar niet werd gebruikt voor het doel waarvoor het bestemd is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2024-12-23/09, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Inwerkingtreding.
Art. 35. Voorliggend decreet wordt op 1 januari 2009 van kracht.