Details





Titel:

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-10-2008 en tekstbijwerking tot 06-02-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bepaling van de personen met een arbeidshandicap.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Aanpassingen van en aan de arbeidsomgeving.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 5
Afdeling II. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en -kledij van werknemers met een arbeidshandicap]1
Art. 6-8
Afdeling II/1. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor zelfstandigen met een arbeidshandicap]1
Art. 8/1, 8/2, 8/3
Afdeling II/2. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor personen met een arbeidshandicap in werkplekinstrumenten en voor leerlingen met een arbeidshandicap in een alternerende opleiding]1
Art. 8/4, 8/5, 8/6
Afdeling II/3. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor personen met een arbeidshandicap in wijk-werken]1
Art. 8/7, 8/8, 8/9
Afdeling II/4. [1 Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en -kledij voor deelnemers arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 8 juli 2022 over de werk- en zorgtrajecten ]1
Art. 8/10. [1 Conform artikel 8/11 en 8/12 komt de VDAB tijdens de duur van de deelname in de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie tegemoet in de kosten van de aankoop van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij voor de personen met een arbeidshandicap.
Art. 8/11. [1 Om aanspraak te maken op de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8/10, toont de persoon met een arbeidshandicap aan dat:
Art. 8/12. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15 en 16 dekt de tegemoetkoming alleen de bijkomende kosten die de persoon met een arbeidshandicap door zijn handicap moet dragen, ten opzichte van de kosten die een persoon zonder arbeidshandicap voor zijn arbeidsgereedschap en -kledij moet dragen.
Afdeling III. [1 - Tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost van werknemers met een arbeidshandicap en van personen met een arbeidshandicap die een IBO of K-IBO volgen]1
Art. 9-11
Afdeling IV. - Tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost voor zelfstandigen.
Art. 12-14
Afdeling V. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor afdeling II, II/1, II/2, II/3, III en IV.]1
Art. 15-16
HOOFDSTUK IV. - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten en verblijfkosten voor personen met een arbeidshandicap met mobiliteitsproblemen.
Afdeling I. - Algemeen.
Art. 17
Afdeling II. - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, gemaakt door de persoon met een arbeidshandicap om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk en omgekeerd te begeven.
Art. 18-19
Afdeling III. [1 - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van de persoon met een arbeidshandicap om zich te begeven van zijn verblijfplaats naar de werkplek waar hij begeleid wordt via een werkplekinstrument, via een alternerende opleiding of actief is in wijk-werken, en omgekeerd]1
Art. 20-21
Afdeling IV. [1 - Tegemoetkoming in de verblijfkosten van personen met een arbeidshandicap]1
Art. 22-23
HOOFDSTUK V. - Ondersteuning door gebarentaal-, oraal- en schrijftolken.
Art. 24-27, 27/1
HOOFDSTUK VI.
Afdeling I.
Art. 28-34
Afdeling II.
Art. 35-36
HOOFDSTUK VII. [1 - Tewerkstelling in een beschutte werkplaats.]1
Art. 37
HOOFDSTUK VIII. - Heroverweging.
Art. 38
HOOFDSTUK IX. - Controle en sancties.
Art. 39-40
HOOFDSTUK X. - Wijziging in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.
Art. 41
HOOFDSTUK XI. - Wijziging in de regelgeving betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art. 42-44
HOOFDSTUK XII. - Wijziging in de regelgeving betreffende de beschutte werkplaatsen.
Art. 45-55
HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 27 december 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale integratie op het gebied van de sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de mindervaliden.
Art. 56
HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen.
Art. 57-67, 67/1, 67/2, 67/3, 68-69



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1964040904  1967122704  1989029017  1990030401  1991036327  1993035419  1995035649  1995035822  1997035012  1999035164  2000035719 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder:
   1° alternerende opleiding: de alternerende opleiding, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;
   2° arbeidshandicap: een langdurig en belangrijk probleem van deelname aan het arbeidsleven dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren;
   3° besluit van 5 juni 2009: het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
   4° besluit van 17 februari 2017: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 tot uitvoering van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;
   5° bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen: de maatregelen die tot doel hebben een persoon met een indicatie van een arbeidshandicap beter te integreren op de arbeidsmarkt door aanpassingen te ondersteunen die rechtstreeks gerelateerd zijn aan de uitoefening van zijn job, of zijn zelfstandige activiteit of aan de begeleiding op de werkplek voor leerlingen in alternerende opleidingen of werkzoekenden in werkplekinstrumenten. Het gaat om aanpassingen van en aan de arbeidsomgeving, tegemoetkomingen in de verplaatsings- en verblijfkosten voor personen met een arbeidshandicap met mobiliteitsproblemen[3 en ondersteuning door gebarentaal-, schrijf- en oraaltolken]3;
   6° gespecialiseerd vervoer: het niet-collectieve vervoer dat aangepast is en specifiek bedoeld is voor personen met een arbeidshandicap met mobiliteitsproblemen;
   7° IBO: de individuele beroepsopleiding in de onderneming, vermeld in artikel 90 tot en met 97 van het besluit van 5 juni 2009;
   6° K-IBO: de IBO voor kwetsbare werkzoekenden, vermeld in artikel 98/1 tot en met 98/4 van het besluit van 5 juni 2009;
   7° persoon met een arbeidshandicap: de persoon met een indicatie van een arbeidshandicap voor wie de VDAB conform hoofdstuk II beslist dat hij recht heeft op een of meer bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen;
   8° [3 ...]3;
   9° [2 werkplekinstrumenten: de instrumenten van begeleiding op de werkvloer, namelijk:
   a) de IBO;
   b) de K-IBO;
   c) de maatregelen, vermeld in artikel 41 tot en met 44, artikel 84 tot en met 84/8 en artikel 111/0/1 tot en met 111/0/29 van het besluit van 5 juni 2009;
   d) de gespecialiseerde beroepsverkennende stage, vermeld in artikel 3, § 3 en § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en financiering door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de gespecialiseerde trajectbepalings- en -begeleidingsdienst, de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten en de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten.]2]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2019-05-17/70, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2022-07-15/19, art. 73, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.2.[1 1° De kosten of uitgekeerde tegemoetkomingen die krachtens dit besluit aan de werkgevers [2 en de zelfstandigen]2 worden terugbetaald, zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting, vermeld in artikel 108, lid 3, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, krachtens de bepalingen van de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.]1
  [2 De volgende ondernemingen worden van steun uitgesloten :
   1° een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, met uitzondering van steunregelingen tot herstel van de schade die veroorzaakt is door bepaalde natuurrampen;
   2° ondernemingen in moeilijkheden.
   In het tweede lid, 2° wordt verstaan onder onderneming in moeilijkheden : een onderneming die aan een van de volgende voorwaarden voldoet :
   1° de onderneming is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, met uitzondering van een kmo die minder dan drie jaar bestaat, waarvan meer dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dat is het geval als het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming, een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal;
   2° een aantal van de vennoten is onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de onderneming, met uitsluiting van een kmo die minder dan drie jaar bestaat, en meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming, zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, is door de gecumuleerde verliezen verdwenen;
   3° tegen de onderneming loopt een collectieve insolventieprocedure of de onderneming voldoet volgens de criteria van het nationale recht aan de criteria om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
   4° de onderneming heeft reddingssteun ontvangen en heeft de lening nog niet terugbetaald of heeft de garantie nog niet beëindigd, dan wel herstructureringssteun ontvangen en zit nog altijd in een herstructureringsplan;
   5° de onderneming is geen kmo waarbij de afgelopen twee jaar :
   a) de verhouding tussen het vreemde vermogen en het eigen vermogen, volgens de boekhouding van de onderneming, meer dan 7,5 bedroeg;
   b) de op basis van de EBITDA bepaalde rentedekkingsgraad lager lag dan 1,0.
   In het derde lid, 1°, wordt verstaan onder vennootschap met beperkte aansprakelijkheid : de met name bedoelde rechtsvormen van ondernemingen, vermeld in de bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en omvat het aandelenkapitaal ook het eventuele agio.
   In het derde lid, 1°, 2°, en 5° wordt verstaan onder kmo : de onderneming die voldoet aan de in bijlage 1 vastgestelde criteria bij verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
   In het derde lid, 2°, wordt verstaan onder onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming, de rechtsvormen van ondernemingen, vermeld in bijlage II bij voormelde Richtlijn 2013/34/EU.]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/A4, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<BVR 2016-06-10/03, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

HOOFDSTUK II. - Bepaling van de personen met een arbeidshandicap.
Art.3. De personen met een indicatie van een arbeidshandicap zijn :
  1° personen met een handicap, erkend door het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° personen die gewezen leerling zijn van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs;
  3° personen die op basis van hun handicap in aanmerking komen voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming, verstrekt aan personen met een handicap op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  4° personen die in het bezit zijn van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid blijkt;
  5° personen die recht geven op bijkomende kinderbijslag of personen die recht hebben op een verhoogde kinderbijslag voor hun kind of kinderen ten laste als ouder met een handicap;
  6° personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen op basis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  7° personen met een attest van een door de VDAB aangewezen dienst of arts.

Art.4.[1 De VDAB kan aan een persoon met een indicatie van een arbeidshandicap een recht op een of meer bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen toekennen. Dat recht wordt toegekend voor bepaalde of onbepaalde duur op basis van:
   1° een attest waaruit blijkt dat de persoon met een indicatie van een arbeidshandicap een aandoening of voorgeschiedenis heeft die voorkomt op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, na advies van de raad van bestuur van de VDAB, vastgestelde lijst;
   2° of, een multidisciplinair arbeidsonderzoek waaruit blijkt dat de persoon met een indicatie van een arbeidshandicap voldoet aan een van de voorwaarden op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, na advies van de door de raad van bestuur van de VDAB vastgestelde lijst;
   3° en, de woon- en werklocatie van de persoon met een indicatie van een arbeidshandicap:
   a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
   [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2019-05-17/70, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (3)<BVR 2022-07-15/19, art. 74, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

HOOFDSTUK III. - Aanpassingen van en aan de arbeidsomgeving.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.5.[1 De VDAB kent aan de volgende personen een tegemoetkoming toe in de kosten van arbeidsgereedschap en -kledij en in de kosten van aanpassing van de arbeidspost:
   1° de persoon met een arbeidshandicap;
   2° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een persoon met een arbeidshandicap tewerkstelt, of die een persoon met een arbeidshandicap een werkplek aanbiedt via een werkplekinstrument;
   3° de leerling in een alternerende opleiding tijdens de begeleiding op de werkplek.
   De VDAB bepaalt of de aard en de ernst van de arbeidshandicap die tegemoetkoming rechtvaardigen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling II. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en -kledij van werknemers met een arbeidshandicap]1   ----------   (1)
Art.6.[1 Conform artikel 7 en 8 kent de VDAB een tegemoetkoming toe in de aankoopkosten van het arbeidsgereedschap en de -kledij die werknemers met een arbeidshandicap dragen.
   Voor de personen met een arbeidshandicap die op regelmatige basis telewerken als vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 85 van 9 november 2005 betreffende het telewerk, kan de thuiswerkplek aangepast worden met arbeidsgereedschap of -kledij, als de overige decretale en wettelijke rechten voor tegemoetkomingen zijn uitgeput en er een telewerkovereenkomst is opgesteld.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.7.Om van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 6 te kunnen genieten, toont de persoon met een arbeidshandicap aan dat :
  1° het vermelde arbeidsgereedschap of de vermelde arbeidskledij niet courant gebruikt wordt in de beroepstak waarin hij [1 werkt]1, en rechtstreeks noodzakelijk is of zal zijn voor de uitoefening van zijn professionele activiteit;
  2° de werkgever niet gehouden is zelf de kosten van het gereedschap of arbeidskledij te dragen, of dat hij van zijn werkgever het nodige gereedschap of arbeidskledij niet kan krijgen, noch de tegenwaarde in speciën voor de aankoop ervan;
  3° de noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van het vermelde arbeidsgereedschap of de vermelde arbeidskledij in functie zijn van de arbeidshandicap, en in verhouding staan tot [1 ...]1 de gevraagde ondersteuning.
  [1 4° hij zich bevindt in een van de volgende gevallen:
   a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.8. Met behoud van de toepassing van artikelen 15 en 16, dekt de tegemoetkoming enkel de bijkomende kosten die de persoon met een arbeidshandicap vanwege zijn handicap moet dragen, ten aanzien van de kosten die een valide werknemer voor zijn arbeidsgereedschap en -kledij moet dragen.
  Als, om te voldoen aan de specifieke noden van de persoon met een arbeidshandicap, alleen het arbeidsgereedschap aangepast hoeft te worden, dekt de tegemoetkoming van de VDAB alleen de aanpassingskosten.

Afdeling II/1. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor zelfstandigen met een arbeidshandicap]1   ----------   (1)
Art.8/1. [1 Conform artikel 8/2 en artikel 8/3 kent de VDAB een tegemoetkoming toe in de kosten van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij van de zelfstandige met een arbeidshandicap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/2. [1 Om aanspraak te maken op de tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij, vermeld in artikel 8/1, voldoet de zelfstandige met een arbeidshandicap aan de volgende voorwaarden:
   1° hij toont aan dat de aanpassing of het materiaal waarvoor hij een tegemoetkoming vraagt, niet gebruikelijk is in zijn beroepstak en rechtstreeks noodzakelijk is door zijn arbeidshandicap;
   2° hij verbindt zich ertoe om de tegemoetkoming van de aanpassing niet als bedrijfskosten in te brengen in zijn belastingaangifte;
   3° hij bevindt zich in een van de volgende gevallen:
   a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/3. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15 en 16 dekt de tegemoetkoming van de VDAB alle werkelijke kosten voor de aanpassing van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij.
   De tegemoetkoming dekt alleen het verschil tussen de kosten van de aanpassing voor een valide persoon en de kosten voor de aanpassing die vereist zijn door de arbeidshandicap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Afdeling II/2. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor personen met een arbeidshandicap in werkplekinstrumenten en voor leerlingen met een arbeidshandicap in een alternerende opleiding]1   ----------   (1)
Art.8/4. [1 Conform artikel 8/5 en 8/6 komt de VDAB tijdens de duur van de begeleiding op de werkplek via de werkplekinstrumenten of via een alternerende opleiding tegemoet in de kosten van de aankoop van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij voor de personen met een arbeidshandicap.
   De VDAB blijft eigenaar van het arbeidsgereedschap dat en de arbeidskledij die ter beschikking is gesteld.
   De VDAB kan tijdens de duur van de begeleiding ook een tegemoetkoming verlenen in bijkomende kosten voor het gebruik van het persoonlijke materiaal op de werkplek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/5. [1 Om aanspraak te maken op de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8/4, toont de persoon met een arbeidshandicap aan dat:
   1° het arbeidsgereedschap of de -kledij niet courant gebruikt wordt in de beroepstak waarin hij opgeleid wordt, en rechtstreeks noodzakelijk is of zal zijn voor de uitoefening van zijn professionele activiteit;
   2° de werkgever er niet toe gehouden is de kosten voor de aankoop van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij te dragen, of dat hij van de werkgever het nodige gereedschap of arbeidskledij niet kan krijgen, noch de tegenwaarde in speciën voor de aankoop ervan;
   3° de noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij betrekking hebben op de arbeidshandicap, en in verhouding staan tot de gevraagde ondersteuning;
   4° hij zich in een van de volgende gevallen bevindt:
   a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/6. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15 en 16 dekt de tegemoetkoming alleen de bijkomende kosten die de persoon met een arbeidshandicap door zijn handicap moet dragen, ten opzichte van de kosten die een valide persoon voor zijn arbeidsgereedschap en -kledij moet dragen.
   De tegemoetkoming van de VDAB dekt alleen de aanpassingskosten van het arbeidsgereedschap als die volstaan om te kunnen voldoen aan de specifieke behoeften van de persoon met een arbeidshandicap."]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Afdeling II/3. [1 - Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en arbeidskledij voor personen met een arbeidshandicap in wijk-werken]1   ----------   (1)
Art.8/7. [1 Conform artikel 8/8 en 8/9 komt de VDAB tijdens de duur van wijk-werken, bepaald in artikel 4 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende wijk-werken en diverse bepalingen in het kader van de zesde staatshervorming, tegemoet in de kosten van de aankoop van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij voor de personen met een arbeidshandicap.
   De VDAB blijft eigenaar van het arbeidsgereedschap dat en de arbeidskledij die ter beschikking is gesteld.
   De VDAB kan tijdens de duur van de begeleiding ook een tegemoetkoming verlenen in bijkomende kosten voor het gebruik van het persoonlijke materiaal op de werkplek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/8. [1 Om aanspraak te maken op de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8/7, toont de persoon met een arbeidshandicap aan dat:
   1° het arbeidsgereedschap of de -kledij niet courant gebruikt wordt in de beroepstak waarin hij activiteiten in kader van wijk-werken uitvoert, en rechtstreeks noodzakelijk is of zal zijn voor de uitoefening van zijn professionele activiteit;
   2° de gebruiker er niet toe gehouden is de kosten voor de aankoop van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij te dragen, of dat hij van de gebruiker het nodige gereedschap of arbeidskledij niet kan krijgen, noch de tegenwaarde in speciën voor de aankoop ervan;
   3° de noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij betrekking hebben op de arbeidshandicap, en in verhouding staan tot de gevraagde ondersteuning;
   4° hij zich in een van de volgende gevallen bevindt:
   a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.8/9. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15 en 16 dekt de tegemoetkoming alleen de bijkomende kosten die de persoon met een arbeidshandicap door zijn handicap moet dragen, ten opzichte van de kosten die een valide persoon voor zijn arbeidsgereedschap en -kledij moet dragen.
   De tegemoetkoming van de VDAB dekt alleen de aanpassingskosten van het arbeidsgereedschap als die volstaan om te kunnen voldoen aan de specifieke behoeften van de persoon met een arbeidshandicap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Afdeling II/4. [1 Tegemoetkoming in de kosten van arbeidsgereedschap en -kledij voor deelnemers arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 8 juli 2022 over de werk- en zorgtrajecten ]1   ----------   (1)
Art. 8/10. [1 Conform artikel 8/11 en 8/12 komt de VDAB tijdens de duur van de deelname in de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie tegemoet in de kosten van de aankoop van het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij voor de personen met een arbeidshandicap.    De VDAB blijft eigenaar van het arbeidsgereedschap dat en de arbeidskledij die ter beschikking is gesteld.    De VDAB kan tijdens de duur van de deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie ook een tegemoetkoming verlenen in bijkomende kosten voor het gebruik van het persoonlijk materiaal op de werkplek. ]1   ----------   (1)
Art. 8/11. [1 Om aanspraak te maken op de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8/10, toont de persoon met een arbeidshandicap aan dat:    1° het arbeidsgereedschap of de -kledij niet courant gebruikt wordt in de beroepstak waarin hij opgeleid wordt, en rechtstreeks noodzakelijk is of zal zijn voor de uitoefening van zijn professionele activiteit;    2° de werkgever er niet toe gehouden is de kosten voor de aankoop van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij te dragen, of dat hij van de werkgever het nodige gereedschap of arbeidskledij niet kan krijgen, noch de tegenwaarde in speciën voor de aankoop ervan;    3° de noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van het arbeidsgereedschap of de arbeidskledij betrekking hebben op de arbeidshandicap, en in verhouding staan tot de gevraagde ondersteuning;    4° hij zich in een van de volgende gevallen bevindt:    a) hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;    b) hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. ]1   ----------   (1)
Art. 8/12. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15 en 16 dekt de tegemoetkoming alleen de bijkomende kosten die de persoon met een arbeidshandicap door zijn handicap moet dragen, ten opzichte van de kosten die een persoon zonder arbeidshandicap voor zijn arbeidsgereedschap en -kledij moet dragen.    De tegemoetkoming van de VDAB dekt alleen de aanpassingskosten van het arbeidsgereedschap als die volstaan om te kunnen voldoen aan de specifieke behoeften van de persoon met een arbeidshandicap. ]1   ----------   (1)
Afdeling III. [1 - Tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost van werknemers met een arbeidshandicap en van personen met een arbeidshandicap die een IBO of K-IBO volgen]1   ----------   (1)
Art.9.Onder de voorwaarden, vermeld in artikel 10, en volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 11, verleent de VDAB een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost, die gedragen worden door de werkgevers die personen met een arbeidshandicap tewerkstellen krachtens een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijk statuut of die personen met een arbeidshandicap toelaten bij hen een [1 IBO of een K-IBO]1 te volgen.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.10.Om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost, voldoen de werkgevers, vermeld in artikel 9, aan de volgende voorwaarden :
  1° aantonen dat de aanpassing van de arbeidspost niet gebruikelijk is in de beroepstak waarin de persoon met een arbeidshandicap werkt of in opleiding is, en rechtstreeks noodzakelijk is voor de uitoefening van de professionele activiteiten;
  2° [1 zich ertoe verbinden om de persoon met een arbeidshandicap van wie de arbeidspost is aangepast, gedurende een minimumperiode van zes maanden in dienst te houden, waarbij de periode van de IBO of de K-IBO na de uitvoering van de arbeidspostaanpassing wordt gelijkgesteld met een periode van tewerkstelling;]1
  3° zich ertoe verbinden om in de toekomst iedere met tegemoetkoming van de VDAB aangepaste arbeidspost bij voorrang te reserveren voor een persoon met een arbeidshandicap;
  4° zich ertoe verbinden om de aanpassing, als voor zover er een tegemoetkoming voor werd verleend, niet als bedrijfslasten in te brengen bij hun belastingaangifte.
  [1 5° hij toont aan dat het een aanpassing van de arbeidspost betreft voor een persoon met een arbeidshandicap die in een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest werkt.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.11. Met behoud van de toepassing van artikelen 15 en 16 dekt de tegemoetkoming van de VDAB alle werkelijke kosten voor de aanpassing van de arbeidspost.
  De tussenkomst dekt alleen het verschil tussen de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost voor een valide persoon en de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost die vereist zijn vanwege de arbeidshandicap.

Afdeling IV. - Tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost voor zelfstandigen.
Art.12. Onder de voorwaarden, vermeld in artikel 13, en volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 14, verleent de VDAB een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost die gedragen worden door zelfstandigen met een arbeidshandicap.

Art.13.Om aanspraak te maken op de tussenkomst in de kosten van aanpassing van een arbeidspost voldoen de zelfstandigen met een arbeidshandicap, vermeld in artikel 12, aan de volgende voorwaarden :
  1° aantonen dat de aanpassingen of het materiaal waarvoor een tussenkomst gevraagd wordt, niet gebruikelijk zijn in hun beroepstak en rechtstreeks noodzakelijk zijn omwille van hun arbeidshandicap;
  2° zich ertoe verbinden om de aanpassing, als voor zover er een tegemoetkoming voor werd verleend, niet als bedrijfslasten in te brengen bij hun belastingsaangifte;
  [1 3° aantonen dat de aanpassingen van de arbeidspost op het grondgebied van het Vlaamse Gewest plaatsvinden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-17/70, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.14. Met behoud van de toepassing van artikelen 15 en 16, dekt de tegemoetkoming van de VDAB alle werkelijke kosten voor de aanpassing van de arbeidspost.
  De tegemoetkoming dekt enkel het verschil tussen de kosten van de aanpassingen voor een valide persoon en de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost die vereist zijn vanwege de arbeidshandicap.

Afdeling V. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor afdeling II, II/1, II/2, II/3, III en IV.]1   ----------   (1)
Art.15.De aanvraag om de tegemoetkomingen, vermeld in dit hoofdstuk, te krijgen, wordt bij de VDAB ingediend samen met :
  1° een raming van de kosten van de gevraagde tegemoetkoming;
  2° [1 alle vereiste bewijsstukken, waaronder de bewijsstukken van de voorwaarden, vermeld in artikel 7, 8/2, 8/5, 8/7, 10 en 13.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.16.§ 1. De VDAB beslist over de tenlasteneming van de tegemoetkoming en bepaalt het bedrag ervan.
  [1 De tegemoetkoming van de VDAB betreft alleen de kosten van arbeidspostaanpassingen die van curatieve aard zijn. De VDAB komt niet tegemoet in de kosten van aanpassingen van de arbeidsomgeving die krachtens een andere decretale of wettelijke bevoegdheid kunnen worden vergoed.]1
  De raad van bestuur kan een refertelijst vastleggen, waarop de VDAB een beroep doet om het bedrag van de tenlasteneming, vermeld in het vorige lid, te bepalen.
  De VDAB kan het bedrag van de tegemoetkoming ook berekenen op grond van een vergelijkende marktstudie, rekening houdend met de kenmerken, kwaliteiten en garantie- of onderhoudsvoorwaarden betreffende de verschillende hulpverleningen.
  De beslissing tot tenlasteneming door de VDAB is alleen geldig, als :
  1° binnen een jaar na die beslissing het arbeidsgereedschap of de -kledij aangekocht is, of de arbeidspost is aangepast;
  2° de facturen zijn ingediend bij VDAB binnen zes maanden na de aankoop van het arbeidsgereedschap of -kledij, of binnen de zes maand na de aanpassing van de arbeidspost;
  3° het arbeidsgereedschap of -kledij nog niet aangekocht is, of de arbeidspost nog niet aangepast is, voor de datum van de aanvraag tot tegemoetkoming door de VDAB.
  § 2. Als een hulpmiddel bij de tewerkstelling van een persoon met een arbeidshandicap zowel krachtens de bepalingen van afdeling II als krachtens de bepalingen van afdeling III ten laste kan worden genomen, wordt de voorkeur gegeven aan de tenlasteneming van het hulpmiddel waarvan de persoon met een arbeidshandicap eigenaar is.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten en verblijfkosten voor personen met een arbeidshandicap met mobiliteitsproblemen.
Afdeling I. - Algemeen.
Art.17.De persoon met een arbeidshandicap kan, onder de voorwaarden en modaliteiten van dit hoofdstuk, van de VDAB een tegemoetkoming krijgen in de verplaatsingskosten en de verblijfkosten [1 , die rechtstreeks gerelateerd zijn aan de uitoefening van de job of de zelfstandige activiteit, of aan de begeleiding op de werkplek voor leerlingen in een alternerende opleiding of werkzoekenden in werkplekinstrumenten,]1 indien de aard en de ernst van de arbeidshandicap dat rechtvaardigen.
  De mobiliteitsproblematiek van de persoon met een arbeidshandicap wordt gestaafd met een attest van een artsspecialist.
  De persoon met een arbeidshandicap kan verplicht worden alle stukken voor te leggen die de werkelijkheid van de door hem ingeroepen kosten staven.
  De VDAB bepaalt of de aard en de ernst van de arbeidshandicap een tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigen. De bedragen van de tegemoetkomingen, vermeld in dit hoofdstuk, worden verminderd met elke feitelijke, wettelijke of reglementaire tegemoetkoming, die de persoon met een arbeidshandicap ontvangt om in de kosten van begeleiding te voorzien.
  Een tegemoetkoming wordt alleen gegeven, als :
  1° de aanvraag tot tegemoetkoming uiterlijk is ingediend bij de VDAB in het kwartaal na het kwartaal waarin de kosten zijn gemaakt;
  2° de kosten meer bedragen dan 15 euro per kwartaal.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling II. - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, gemaakt door de persoon met een arbeidshandicap om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk en omgekeerd te begeven.
Art.18.Als de persoon met een arbeidshandicap wegens de aard en de ernst van zijn arbeidshandicap onmogelijk kan gebruikmaken van een gemeenschappelijk vervoermiddel zonder vergezeld te zijn van een derde persoon, krijgt de persoon met een arbeidshandicap een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van de derde persoon.
  [1 De tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, vermeld in het eerste lid, wordt alleen toegekend als de persoon met een arbeidshandicap aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
   1° hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   2° hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de verplaatsingskosten, gemaakt door de derde persoon voor het gebruik van het gemeenschappelijk vervoermiddel, berekend tegen het tarief van het voordeligste vervoerbewijs.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.19.§ 1. De persoon met een arbeidshandicap, van wie de aard en de ernst van de handicap het gebruik van persoonlijk vervoer of het gebruik van gespecialiseerd vervoer om de verplaatsing van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk en omgekeerd te maken, rechtvaardigen, krijgt een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten.
  § 2. De VDAB neemt de verplaatsingskosten ten laste van de persoon met een arbeidshandicap die de verplaatsing naar het werk en omgekeerd maakt met een persoonlijk gemotoriseerd vervoermiddel.
  De verplaatsingskosten, vermeld in het eerste lid, zijn gelijk aan de vergoeding, vermeld in [1 artikel 6, § 2, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding]1.
  § 3. Als de persoon met een arbeidshandicap vervoerd wordt door een derde, neemt de VDAB de verplaatsingskosten van die derde ten laste. De verplaatsingskosten zijn dezelfde als de verplaatsingskosten, vermeld in § 2, tweede lid.
  § 4. De VDAB neemt de verplaatsingskosten ten laste, van een persoon met een arbeidshandicap die de verplaatsing van zijn verblijfplaats naar het werk, en omgekeerd, met gespecialiseerd vervoer maakt.
  De verplaatsingskosten zijn gelijk aan het tarief dat aan de persoon met een arbeidshandicap wordt aangerekend. Dat bedrag mag echter de maximumprijs, vermeld in het reglement dat de maximumprijzen voor het vervoer per taxi vaststelt, niet overschrijden.
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/A4, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>

Afdeling III. [1 - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van de persoon met een arbeidshandicap om zich te begeven van zijn verblijfplaats naar de werkplek waar hij begeleid wordt via een werkplekinstrument, via een alternerende opleiding of actief is in wijk-werken, en omgekeerd]1   ----------   (1)
Art.20.[1 Met behoud van de toepassing van artikel 6 van het besluit van 5 juni 2009 hebben de personen met een arbeidshandicap die via werkplekinstrumenten werken, of de leerlingen met een arbeidshandicap in een alternerende opleiding of de wijk-werkers, vermeld in artikel 3, 10° van het decreet van 7 juli 2017 betreffende wijk-werken en diverse bepalingen in het kader van de zesde Staatshervorming, volgens de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, recht op een aanvullende tegemoetkoming in de verplaatsingskosten om zich te begeven van hun verblijfplaats naar hun werkplek, en omgekeerd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.21.§ 1. Als de [1 persoon]1 met een arbeidshandicap wegens de aard en de ernst van zijn arbeidshandicap onmogelijk kan gebruikmaken van een gemeenschappelijk vervoermiddel zonder vergezeld te zijn van een derde persoon, krijgt de [1 persoon]1 met een arbeidshandicap een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van de derde persoon.
  De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de verplaatsingskosten, gemaakt door de derde persoon voor het gebruik van het gemeenschappelijk vervoermiddel, berekend tegen het tarief van het voordeligste vervoerbewijs.
  § 2. [1 De VDAB neemt de verplaatsingskosten ten laste die een persoon met een arbeidshandicap maakt om zich met gespecialiseerd vervoer te verplaatsen van zijn verblijfplaats naar de werkplek waar hij via een werkplekinstrument werkt, waar hij in een alternerende opleiding begeleid wordt of waar hij activiteiten verricht in kader van wijk-werken en omgekeerd.]1
  De verplaatsingskosten zijn gelijk aan het tarief dat aan de persoon met een arbeidshandicap wordt aangerekend. Dat bedrag mag echter de maximumprijs, vermeld in het reglement dat de maximumprijzen voor het vervoer per taxi vaststelt, niet overschrijden.
  § 3. Het dagelijkse bedrag van de tegemoetkoming in de verplaatsingskosten mag niet hoger zijn dan het dagelijkse maximumbedrag van de tegemoetkoming van de verblijfkosten, vermeld in artikel 23, uitgezonderd het bedrag van de tegemoetkoming voor één verplaatsing heen en terug per week.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling IV. [1 - Tegemoetkoming in de verblijfkosten van personen met een arbeidshandicap]1   ----------   (1)
Art.22.De persoon met een arbeidshandicap kan een tegemoetkoming in de kosten, gemaakt om te verblijven op de plaats waar hij een door de VDAB erkende of georganiseerde beroepsopleiding [1 ...]1 volgt, verkrijgen van de VDAB, als hij voldoet aan één van volgende voorwaarden :
  1° dagelijks meer dan dertien uur van huis moeten zijn;
  2° ernstige reismoeilijkheden hebben wegens de aard of de ernst van de arbeidshandicap;
  3° wegens de vereisten of de organisatie van de ondernomen, door de VDAB erkende of georganiseerde beroepsopleiding [1 ...]1 verplicht zijn ter plaatste te verblijven;
  4° zich in de omstandigheid bevinden dat de dagelijkse reiskosten, berekend overeenkomstig afdeling III, het dagelijks maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfskosten, vermeld in artikel 23, overschrijden.
  [1 5° hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en [2 volgt een opleiding]2 op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2019-05-17/70, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.23.Het bedrag van de tegemoetkoming in de verblijfskosten is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. Dat bedrag kan echter niet meer zijn dan het bedrag als vergoeding voor een overnachting, vermeld in [1 artikel 6, § 2, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding]1, per dag waarop effectief een beroepsopleiding [2 ...]2 is gevolgd.
  De tegemoetkoming in de verblijfskosten wordt alleen verleend voor de dagen waarop effectief een beroepsopleiding [2 ...]2 is gevolgd.
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/A4, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
  (2)<BVR 2018-10-26/18, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - Ondersteuning door gebarentaal-, oraal- en schrijftolken.
Art.24. De VDAB neemt, binnen de perken van het door de raad van bestuur bepaald urencontingent en overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, de kosten ten laste van de dienstverlening, vermeld in dit hoofdstuk.
  De tenlasteneming geldt alleen voor kosten die gemaakt zijn na een aanvraag bij de VDAB.

Art.25.[1 De VDAB neemt de dienstverlening, vermeld in dit hoofdstuk, alleen ten laste als ze verstrekt wordt aan een persoon met een auditieve arbeidshandicap die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
   1° hij woont op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   2° hij woont op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en werkt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.]1
  De VDAB bepaalt of de aard en de ernst van de auditieve handicap een ondersteuning, als vermeld in dit hoofdstuk, rechtvaardigen.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.26.De VDAB neemt voor de werkzoekenden met een auditieve arbeidshandicap de dienstverlening door een tolk voor doven en slechthorenden ten laste bij sollicitatiegesprekken of bij de door de VDAB georganiseerde of [2 erkende begeleiding naar werk]2, als technische ondersteuning door een deskundig opgeleide tolk vereist is.
  De ten laste genomen dienstverlening wordt beperkt tot maximaal 18 uren per jaar.
  [2 De VDAB kan een afwijking van het aantal uren toestaan op het maximum, vermeld in het tweede lid, in de volgende gevallen:
   1° wegens bijzondere individuele omstandigheden als de vraag tot uitbreiding betrekking heeft op sollicitatiegesprekken;
   2° als de vraag tot uitbreiding past in de begeleiding naar werk, vermeld in artikel 36 van het besluit van 5 juni 2009.]2
  De VDAB neemt de werkelijk gemaakte verplaatsingskosten van de tolk ten laste.
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/A4, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
  (2)<BVR 2019-05-17/70, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.27.De VDAB neemt voor de personen met een auditieve arbeidshandicap de dienstverlening door een tolk voor doven en slechthorenden ten laste in aan de arbeidshandicap aangepaste arbeidssituaties die occasionele taken of omstandigheden met zich brengen waarbij de verbale communicatie noodzakelijk is om tot een optimale functie-uitoefening en taakuitvoering te komen, en aldus technische ondersteuning door een deskundig opgeleide tolk verantwoorden.
  De ten laste genomen dienstverlening wordt op jaarbasis beperkt tot maximaal 10 % van de effectieve werktijd die de gebruiker presteert.
  De VDAB kan een afwijking toestaan van het maximum, vermeld in het vorige lid, wanneer de aard van de arbeid dit rechtvaardigt of in geval van uitbreiding van werkzaamheden, van promotie of van bijscholing van de persoon met een auditieve arbeidshandicap, voor wie de beperking tot 10 % van de effectieve werktijd niet volstaat. Die verhoogde tenlasteneming mag op [1 jaarbasis 30%]1 van de effectieve werktijd niet overschrijden.
  De VDAB neemt de werkelijk gemaakte verplaatsingskosten van de tolk ten laste.
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.27/1. [1 De VDAB neemt voor de leerlingen in alternerende opleidingen met een auditieve arbeidshandicap de dienstverlening door een tolk voor doven en slechthorenden ten laste als de begeleiding op de werkplek occasionele taken of omstandigheden met zich meebrengt waarvoor verbale communicatie nodig is om tot een optimale functie-uitoefening en taakuitvoering te komen, en die technische ondersteuning door een deskundig opgeleide tolk verantwoorden.
   De ten laste genomen dienstverlening is op maat van de leerling en wordt in overleg met de werkplek bepaald naargelang van de effectieve opleidingstijd van de leerling op de werkplek.
   De VDAB neemt de werkelijk gemaakte verplaatsingskosten van de tolk ten laste.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/70, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2019>


HOOFDSTUK VI.   
Afdeling I.   
Art.28.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.29.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.30.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.31.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.32.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.33.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.34.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Afdeling II.   
Art.35.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.36.
  <Opgeheven bij BVR 2022-07-15/19, art. 75, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

HOOFDSTUK VII. [1 - Tewerkstelling in een beschutte werkplaats.]1   ----------   (1)
Art.37.
  <Opgeheven bij BVR 2018-10-26/18, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VIII. - Heroverweging.
Art.38.[1 De persoon met een indicatie van een arbeidshandicap, de persoon met een arbeidshandicap of de werkgever kan een verzoek tot heroverweging indienen bij de raad van bestuur als hij niet akkoord gaat met een beslissing die de VDAB neemt met toepassing van dit besluit.
   Het gemotiveerde verzoek tot heroverweging wordt ingediend, op straffe van verval, binnen 45 dagen vanaf de datum van de kennisname van de beslissing.
   De raad van bestuur beslist over het heroverwegingsverzoek op basis van een advies van de heroverwegingscommissie, vermeld in het vierde lid, binnen dertig dagen nadat hij het advies heeft ontvangen.
   De multidisciplinair samengestelde heroverwegingscommissie, vermeld in het derde lid, wordt aangesteld door de raad van bestuur en bestaat uit:
   1° twee leden, voorgedragen door de VDAB, onder wie de voorzitter;
   2° twee leden en een externe deskundige, voorgedragen door elk van de gespecialiseerde diensten, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en financiering door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de gespecialiseerde trajectbepalings- en -begeleidingsdienst, de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten en de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten;
   3° twee leden, voorgedragen door de gebruikersorganisaties, vermeld in artikel 1, 16°, van het voormelde besluit.
   De voorgedragen leden zijn deskundig door ervaring of bezitten een andere bewezen deskundigheid op het vlak van arbeidsproblematieken van personen met een arbeidshandicap.
   Op verzoek van de heroverwegingscommissie kunnen externe deskundigen uitgenodigd worden. Die externe deskundigen hebben een raadgevende stem.
   De heroverwegingscommissie brengt haar advies uit binnen 60 dagen nadat ze het heroverwegingsdossier heeft ontvangen. De raad van bestuur bepaalt de nadere regels in verband met de werking van de heroverwegingscommissie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IX. - Controle en sancties.
Art.39. De persoon met een arbeidshandicap of de werkgever verstrekt aan de VDAB op het eerste verzoek alle nodige documenten of inlichtingen om de naleving van de toekenningsvoorwaarden te controleren. Zij laten de afgevaardigden van de VDAB toe zich ter plekke te vergewissen van de noodzaak en omvang van de bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen.
  De sociaalrechtelijke inspecteurs van de entiteit Inspectie van het departement Werk en Sociale Economie zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de naleving van de bepalingen van dit besluit.

Art.40.[1 De VDAB schorst de betaling van de tegemoetkomingen, vermeld in hoofdstuk III, IV en V, en vordert die terug als de persoon met een arbeidshandicap of een werkgever de voorwaarden, vermeld in dit besluit niet naleeft.
   Het departement schorst de betaling van de tegemoetkomingen, vermeld in hoofdstuk VI, en vordert die in een van onderstaande gevallen terug :
   1° de persoon met een arbeidshandicap of een werkgever leeft de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk VI niet na;
   2° er zijn nauwkeurige of overeenstemmende vermoedens dat een werkgever een of meer personen met een arbeidshandicap heeft ontslagen uitsluitend met de bedoeling hen te vervangen door een of meer personen met een arbeidshandicap die recht geven op een VOP of op een hogere VOP, of uitsluitend met de bedoeling hen daarna opnieuw aan te werven om een hogere VOP te verkrijgen. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-10/03, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

HOOFDSTUK X. - Wijziging in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.
Art.41. In artikel 101 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007, wordt § 3 vervangen door wat volgt :
  " § 3. De volgende categorieën van cursisten hebben recht op een premie van één euro per effectief gevolgd uur opleiding of stage :
  1° de leefloongerechtigde, vermeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de behoeftigen vermeld in de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, die één of meer personen ten laste heeft;
  2° de uitkeringsgerechtigde werkloze die volgens de werkloosheidsreglementering wordt beschouwd als werknemer met gezinslast en die bij de start van de opleiding minstens één jaar bij de dienst is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende. Voor de berekening van de periode van één jaar geldt de termijn vanaf de inschrijving als niet-werkende werkzoekende, die niet langer dan drie maanden onderbroken mag worden door een voltijdse tewerkstelling tijdens het jaar dat voorafgaat aan de opleiding, gerekend van datum tot datum;
  3° de werkzoekende die één of meer personen ten laste heeft, niet behoort tot de personen, vermeld in punt 1° of 2°, en ofwel een inkomensvervangende tegemoetkoming, als vermeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, ontvangt, ofwel een invaliditeitsuitkering ontvangt, als vermeld in het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
  De premie wordt betaald onder de volgende voorwaarden :
  1° de opleidingen worden georganiseerd gedurende minstens vierentwintig uren per week;
  2° de cursist heeft effectief minstens honderdvijftig uren opleiding of stage gevolgd;
  3° de cursist bewijst dat hij behoort tot een van de categorieën als vermeld in § 3, eerste lid, door middel van een attest van het O.C.M.W. of van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of van de instelling die de inkomensvervangende tegemoetkoming of de invaliditeitsuitkering betaalt.
  De VDAB kan een afwijking toestaan voor de werkzoekenden met een indicatie van arbeidshandicap indien uit een medisch attest blijkt dan men geen 24 uur opleiding per week mag volgen. De raad van bestuur van VDAB bepaalt de nadere voorwaarden. "

HOOFDSTUK XI. - Wijziging in de regelgeving betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art.42. In artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juli 1993, 23 juli 1998 en 16 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " sectoren " wordt vervangen door het woord " sector ";
  2° de woorden " en " werk " " worden geschrapt.

Art.43. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001, 17 februari 2006 en 16 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, derde lid worden de woorden ", tewerkstelling van personen met een handicap " geschrapt;
  2° § 3bis wordt opgeheven.

Art.44. In artikel 30, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 1997, worden de woorden " zorg, individuele materiële bijstand en tewerkstelling " vervangen door de woorden " zorg en individuele materiële bijstand ".

HOOFDSTUK XII. - Wijziging in de regelgeving betreffende de beschutte werkplaatsen.
Art.45. In het opschrift van hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1996 houdende subsidieregeling van het loon en van de sociale lasten van de werknemers in de beschutte werkplaatsen die erkend zijn door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, worden de woorden " gehandicapte werknemers " vervangen door de woorden " werknemers met een arbeidshandicap ".

Art.46. Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 2. § 1. Subsidies in het loon en in de sociale lasten worden verleend voor elke werknemer die, volgens de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als persoon met een arbeidshandicap onvoorwaardelijk of voorwaardelijk gerechtigd is op tewerkstelling in een beschutte werkplaats zoals bepaald in artikel 37 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap.
  § 2. In de beschutte werkplaats zijn evenwel minimaal 90 % van de gesubsidieerde werknemers met een arbeidshandicap onvoorwaardelijk gerechtigde werknemers met een arbeidshandicap. "

Art.47. In artikel 3 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de besluiten van 8 juni 1999, 30 maart 2001, 24 december 200, 2 juni 2006 en 22 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2, derde lid, 1° tot en met 6°, van hetzelfde besluit wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ";
  2° in § 3, 2°, wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ".

Art.48. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 worden de woorden " gehandicapte werknemers " vervangen door de woorden " werknemers met een arbeidshandicap ";
  2° in § 4, tweede lid, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 1996, worden de woorden " die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden " telkens vervangen door de woorden " met een arbeidshandicap ".

Art.49. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en 27 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " gehandicapte werknemers " worden telkens vervangen door de woorden " werknemers met een arbeidshandicap " en de woorden " gehandicapte werknemer " vervangen door de woorden " werknemer met een arbeidshandicap ";
  2° het woord " handicap " wordt vervangen door het woord " arbeidshandicap ".

Art.50. In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006, worden de woorden " handicap die krachtens hun individueel integratieprotocol in aanmerking komen voor een tegemoetkoming om hun tewerkstelling onder gewone arbeidsomstandigheden te bevorderen, " vervangen door de woorden " arbeidshandicap die krachtens een beslissing van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding recht hebben op een VOP, zoals bepaald in hoofdstuk VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap ".

Art.51. In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 1998, 17 november 2006 en 29 juni 2007, worden de woorden " gehandicapte werknemer " telkens vervangen door de woorden " werknemer met een arbeidshandicap " en worden de woorden " gehandicapte werknemers " vervangen door de woorden " werknemers met een arbeidshandicap ".

Art.52. In artikel 13, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2001, worden de woorden " gehandicapte werknemer " vervangen door de woorden " werknemer met een arbeidshandicap ".

Art.53. In artikel 13ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden " het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden " vervangen door de woorden " de VDAB onvoorwaardelijk of voorwaardelijk recht openen op tewerkstelling in een beschutte werkplaats ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " Het in aanmerking te nemen aantal werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden " vervangen door de woorden " De in aanmerking te nemen werknemers die volgens de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding onvoorwaardelijk of voorwaardelijk recht openen op tewerkstelling in een beschutte werkplaats ";
  3° in het derde lid worden de woorden " Het aantal werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden " vervangen door de woorden " Het aantal werknemers dat volgens de VDAB onvoorwaardelijk of voorwaardelijk recht openen op tewerkstelling in een beschutte werkplaats ";
  4° in het vierde lid, 1°, wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ";
  5° in het vierde lid, 2°, worden de woorden " handicap die krachtens hun individuele integratieprotocol in aanmerking komen voor tegemoetkoming om hun tewerkstelling onder gewone arbeidsvoorwaarden te bevorderen " vervangen door de woorden " arbeidshandicap die krachtens een beslissing van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding recht hebben op een VOP, zoals bepaald in hoofdstuk VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap ".

Art.54. In artikel 1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1999 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de beschutte werkplaatsen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 1° vervangen door wat volgt :
  " 1° zich ertoe verbinden de beschikbare arbeidsplaatsen bij voorrang toe te wijzen aan de personen met een arbeidshandicap, zoals omschreven in artikel 1, 8° van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap en bepaalt door artikel 37 van hetzelfde besluit. "
  2° in punt 2°, a) en b), wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ";
  3° in punt 2°, b), worden de woorden " door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende ATB-dienst " vervangen door de woorden " door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende gespecialiseerde trajectbepalings- en -begeleidingsdienst ";
  3° in punt 3° wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ";
  4° in punt 11° wordt het woord " handicap " vervangen door het woord " arbeidshandicap ".

Art.55. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006, wordt het woord " handicap " vervangen door " arbeidshandicap ".

HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingen aan het ministerieel besluit van 27 december 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale integratie op het gebied van de sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de mindervaliden.
Art.56. Artikel 11bis van het ministerieel besluit van 27 december 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale integratie op het gebied van de sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de mindervaliden, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 2 juli 1975 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 1990, 23 november 2001 en 17 november 2006, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen.
Art.57. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot instelling en tot regeling van een stelsel van bedrijfsopleidingen met het oog op de integratie van personen met een handicap in het arbeidsproces, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 november 2006, wordt opgeheven.

Art.58. Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waarop de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding een loonsubsidie toekent aan de werkgevers die personen met een handicap tewerkstellen onder gewone arbeidsvoorwaarden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 1996, 18 december 1998, 12 december 2003 en 17 november 2006, wordt opgeheven.

Art.59. Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 1995 betreffende de tenlasteneming door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van bijkomende uitgaven voor de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 november 2006, wordt opgeheven.

Art.60. Het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding een inschakelingspremie toekent aan de werkgevers die personen met een handicap tewerkstellen onder gewone arbeidsvoorwaarden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 november 2006, wordt opgeheven.

Art.61. Het ministerieel besluit van 9 april 1964 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de lasten die voor de mindervaliden voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats die aangewezen werd voor hun beroepsopleiding, omscholing of herscholing, worden gedragen door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 1990 en 17 november 2006 en bij de ministeriele besluiten van 28 maart 1972 en 17 januari 1978, wordt opgeheven.

Art.62. Het ministerieel besluit van 29 maart 1990 houdende vaststelling van de perken binnen en de voorwaarden onder dewelke een schoolopleiding bedoeld bij artikel 56, § 1, van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, in de Vlaamse Gemeenschap kan gelijkgesteld worden met een beroepsopleiding, omscholing of herscholing bedoeld bij § 2 van hetzelfde artikel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 wordt opgeheven.

Art.63.
  <Opgeheven bij BVR 2016-06-10/03, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art.64.
  <Opgeheven bij BVR 2016-06-10/03, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art.65. De personen, die voor de inwerkingtreding van dit besluit beschikken over een behoefteprofiel, overeenkomend met een bijstandsveld W2 of W3 als vermeld in het ministerieel besluit van 27 juni 2006 houdende vaststelling van de bijstandsvelden inzake sociale integratie van personen met een handicap, en die tussen 1 juli 2008 en de datum van de inwerkingtreding van dit besluit worden aangeworven door een werkgever als vermeld in artikel 28, 1°, b), worden eveneens beschouwd als werknemer met een arbeidshandicap overeenkomstig artikel 28, 2°.
  De personen, die voor de inwerkingtreding van dit besluit beschikken over een behoefteprofiel, overeenkomend met een bijstandsveld W2 of W3 als vermeld in het ministerieel besluit van 27 juni 2006 houdende vaststelling van de bijstandsvelden inzake sociale integratie van personen met een handicap, die tussen 1 juli 2008 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit starten met een zelfstandige activiteit in hoofdberoep als vermeld in artikel 34 komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van een VOP voor zelfstandigen, overeenkomstig artikel 34.

Art.66. De aanvragen tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie op vlak van werk die voor de inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zijn ingediend, worden verder behandeld door dit agentschap, volgens de regels van voormeld besluit.

Art.67. Indien een persoon een aanvraag, vermeld in dit besluit, indient bij de VDAB, dan vervalt dezelfde aanvraag die deze persoon voor de inwerkingtreding van dit besluit al heeft ingediend, overeenkomstig artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Art. 67/1.[1 De personen die voor 1 januari 2019 beschikken over een onvoorwaardelijk recht op tewerkstelling in een beschutte werkplaats en op 1 januari 2019 niet in een maatwerkbedrijf werken, krijgen het advies collectief maatwerk, vermeld in artikel 12 van het besluit van 17 februari 2017, of een recht op een VOP.
   De personen die voor 1 januari 2019 beschikken over een voorwaardelijk recht op tewerkstelling in een beschutte werkplaats, en op 1 januari 2019 niet in een maatwerkbedrijf werken, verliezen dat recht en krijgen recht op een VOP.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-10-26/18, art. 37, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 67/2. [1 Voor werknemers met een arbeidshandicap die uiterlijk op 30 juni 2016 met een VOP zijn tewerkgesteld in het kader van uitzendarbeid conform de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, blijven werkgevers de VOP behouden tot uiterlijk 30 juni 2017 conform het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-06-10/03, art. 18/1, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2016>


Art.67/3. [1 Werkgevers die voor 1 januari 2019 een VOP ontvangen voor de tewerkstelling van een werknemer met een arbeidshandicap die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest woont, behouden die tegemoetkoming. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit kunnen die werkgevers voor hun werknemers geen beroep meer doen op een verhoging of verlenging van de tegemoetkoming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-10-26/18, art. 38, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.68. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2008 met uitzondering van artikel 41, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 2008.

Art. 69. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Tewerkstellingsbeleid en de Beroepsopleiding, is belast met de uitvoering van dit besluit.