7 SEPTEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van de vaststelling van en de controle op de samenstelling van rauwe koemelk (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-12-2007 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)
HOOFDSTUK I. [1 - Algemene bepalingen.]1
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK I/1 [1 Erkenning van kopers ]1
Art. 1/2, 1/3
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de samenstelling van melk.
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - [1 Erkenning van een interprofessioneel organisme dat belast is met de bepaling van de samenstelling van melk]1.
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Betaling van melk.
Art. 7-8
HOOFDSTUK V/1. [1 Verplichte aangiften door kopers ]1
Afdeling 1 [1 Maandelijkse aangifte van gegevens ]1
Art. 8/1, 8/2
Afdeling 2 [1 Jaarlijkse aangifte van gegevens ]1
Art. 8/3
HOOFDSTUK V/2. [1 Verwerking en bescherming van de gegevens ]1
Art. 8/4
Art. 8/5 [1 De bevoegde entiteit verwerkt de gegevens, vermeld in artikel 1/3, voor de beoordeling van de erkenningsaanvraag en voor de controle op de naleving van de bepalingen opgenomen in dit besluit, en verwerkt de gegevens, vermeld in artikel 8/2 en 8/3.
HOOFDSTUK VI. - Strafbepalingen.
Art. 9
HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art. 10
HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen.
Art. 11-12
2007037256 2009201462 2010035704 2012206385 2012207510 2013036087 2014036469 2015035057 2015035625 2017031240 2019012890 2020030516 2022042587
HOOFDSTUK I. [1 - Algemene bepalingen.]1
----------
(1)
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder :
1° [2 bevoegde entiteit:[6 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2А, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]6;]2
2° ILVO : het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;
3° [5 koper: een onderneming die rauwe melk koopt bij een melkproductiebedrijf om die rauwe melk in het kader van een contract in te zamelen, te verpakken, op te slaan, te koelen of te verwerken, of door te verkopen aan een of meer ondernemingen die melk of andere zuivelproducten behandelen of verwerken.]5;
4° ladingsverrichting : de fysieke overbrenging van een hoeveelheid melk vanuit een koeltank van de producent naar een erkende RMO met behulp van een pompsysteem dat op de RMO geplaatst is;
5° melk : het product dat verkregen wordt door een of meer koeien te melken;
6° melklevering : de hoeveelheid melk, geregistreerd per ladingsverrichting en geleverd door de producent aan de koper;
7° melkophaling : het vervoer vanaf het laden van een of meer leveringen op het melkproductiebedrijf tot het afladen ervan bij de koper;
8° melkproductiebedrijf : een inrichting met een of meer landbouwhuisdieren voor de melkproductie met als oogmerk die melk als levensmiddel in de handel te brengen;
9° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;
10° producent : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die alleen of gegroepeerd een melkproductiebedrijf uitbaat;
11° RMO : de rijdende melkontvangst.]1
[3 12° kleine koper: een koper die in het afgelopen kalenderjaar maximaal 500.000 liter melk opgehaald heeft bij maximaal vijf verschillende producenten.]3
[4 13° verordening (EU) nr. 1308/2013: verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad.]4
----------
(1)<BVR 2012-12-07/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2014-12-19/B3, art. 95, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BVR 2017-09-15/13, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 21-10-2017>
(4)<BVR 2021-12-17/32, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
(5)<BVR 2023-08-31/14, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 21-10-2023>
(6)<BVR 2024-01-26/31, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 1/1. [1 Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-12-19/B3, art. 96, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK I/1 [1 Erkenning van kopers ]1
----------
(1)
Art. 1/2.[1 Iedere koper [2 ...]2, moet erkend zijn door de bevoegde entiteit of door de bevoegde overheid van het Waalse Gewest.
Een koper kan erkend worden in het Vlaamse Gewest als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij beschikt over een ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen bij de FOD Economie;
2° zijn maatschappelijke zetel ligt in het Vlaamse Gewest;
3° [2 ...]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
(2)<BVR 2023-08-31/14, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 21-10-2023>
Art. 1/3. [1 De erkenningsaanvraag wordt op digitale wijze ingediend bij de bevoegde entiteit en bevat al de volgende elementen:
1° identificatiegegevens van de onderneming;
2° identificatiegegevens van de personen die de onderneming zullen vertegenwoordigen op het e-loket;
3° de verbintenis om de voorwaarden, vermeld in dit besluit, na te leven.
De bevoegde entiteit beoordeelt de erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, en beslist erover.
De koper meldt de stopzetting van de activiteiten als koper aan de bevoegde entiteit.
De bevoegde entiteit kan de erkenning van de koper intrekken in al de volgende gevallen:
1° de koper vraagt de intrekking;
2° er wordt vastgesteld dat de koper de verplichtingen, vermeld in dit besluit, niet naleeft;
3° de koper zet zijn activiteiten stop. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2.Met uitzondering van de bepalingen in hoofdstuk V [2 en V/1]2 is dit besluit van toepassing op de rauwe koemelk, geleverd aan kopers door alle [1 melkproductiebedrijven]1 in het Vlaamse Gewest.
De bepalingen in hoofdstuk V zijn van toepassing op de kopers met maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest.
----------
(1)<BVR 2012-12-07/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2021-12-17/32, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de samenstelling van melk.
Art.3.§ 1. Er mag geen melk geleverd worden aan of opgehaald worden door een koper die niet erkend is.
§ 2. [1 De melk die door een producent wordt geleverd aan of die opgehaald wordt door een of meer kopers, moet overeenstemmen met een van de volgende types :
1° rauwe volle melk : de melk, afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, die niet is verhit tot meer dan 40 °C of een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan en waarvan het natuurlijke vetgehalte niet is gewijzigd;
2° rauwe afgeroomde melk : volle melk waarvan het vetgehalte is teruggebracht tot ten hoogste 5 g/l.]1
§ 3. [1 De koper moet de samenstelling van de melk, die voor zijn rekening wordt opgehaald, op een melkproductiebedrijf of vanuit een melkproductiebedrijf aan hem wordt geleverd, laten vaststellen.
De samenstelling van de melk wordt vastgesteld door een interprofessioneel organisme dat daarvoor erkend is door de minister.]1
§ 4. De minister stelt de criteria vast op basis waarvan de samenstelling van de melk bepaald wordt.
§ 5. [1 Bij melkophaling op het melkproductiebedrijf worden voor elk type melk, vermeld in paragraaf 2, en van elke melklevering door middel van een automatisch bemonsteringsapparaat, dat geïnstalleerd is op de RMO, de volgende gegevens geregistreerd met een elektronisch monsteridentificatiesysteem, goedgekeurd door het interprofessioneel organisme :
1° de identiteit van de koper, de producent en het melkproductiebedrijf;
2° het aantal liter per melklevering;
3° de datum en het tijdstip van de melklevering.
[2 De verplichting, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor melkophalingen door kleine kopers.]2
De minister kan bepalen dat aanvullende gegevens geregistreerd moeten worden.]1
----------
(1)<BVR 2012-12-07/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2017-09-15/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 21-10-2017>
Art.4.§ 1. De bepaling van de samenstelling, vermeld in artikel 3, § 3, gebeurt aan de hand van een representatief monster. Bij de [1 bemonstering]1 moeten de volgende voorschriften in acht genomen worden :
1° [1 een bemonstering is verplicht bij iedere melklevering van elk type melk;]1
2° voor producties van melk waarvan minstens één monster genomen wordt per drie dagen productie, kan uit die productie een maximale hoeveelheid van honderd liter, al dan niet opgedeeld, geleverd of opgehaald worden, zonder dat daarvan een monster wordt genomen;
3° [3 de bemonstering verloopt mechanisch met behulp van een automatisch bemonsteringsapparaat op de RMO. Het monster mag alleen manueel genomen worden als het bemonsteringsapparaat defect is of als een te geringe hoeveelheid melk een representatieve mechanische bemonstering onmogelijk maakt, of in het geval van een kleine koper;]3
4° de minister stelt de procedure voor de [1 bemonstering]1 vast.
§ 2. De minister bepaalt :
1° de minimale analysefrequentie van de monsters;
2° de analysemethoden;
3° de manier waarop en de frequentie waarmee de gegevens en de resultaten van de analyse aan onder meer de producenten, aan de kopers, aan [2 de bevoegde entiteit]2 worden meegedeeld.
----------
(1)<BVR 2012-12-07/09, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2014-12-19/B3, art. 97, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BVR 2017-09-15/13, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 21-10-2017>
Art.5.§ 1. Het type [1 bemonsteringsapparaat]1 wordt vooraf goedgekeurd door het ILVO. Op voorstel van het ILVO bepaalt de minister de voorwaarden waaraan die apparatuur moet voldoen.
Alle bemonsteringsapparaten die werken volgens een goedgekeurd type [1 bemonsteringsapparaat]1 als vermeld in het eerste lid, worden vooraf gekeurd door [1 een interprofessioneel organisme]1 als vermeld in artikel 3, § 3, tweede lid.
Alle goedgekeurde bemonsteringsapparaten, vermeld in het tweede lid, worden met een frequentie die bepaald wordt door de minister, aan een herkeuring onderworpen door [1 een interprofessioneel organisme]1 als vermeld in artikel 3, § 3, tweede lid.
[1 Het interprofessioneel organisme]1 moet haar keuringsmethode vastleggen in een document dat door de minister wordt goedgekeurd. Elke wijziging van de keuringsmethode moet vooraf door de minister worden goedgekeurd.
§ 2. De voor de inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig artikel 5, § 2 van het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij ministeriële besluiten van 4 oktober 2000, 6 oktober 2000, 27 februari 2003 en 19 mei 2006, verleende erkenning van een [1 bemonsteringsapparaat]1 blijft behouden.
§ 3. De melk mag alleen opgehaald en bemonsterd worden door een persoon die houder is van een vergunning, uitgereikt door [1 een interprofessioneel organisme]1 als vermeld in artikel 3, § 3, tweede lid.
De vergunning wordt enkel toegekend aan natuurlijke personen die met goed gevolg het vormingsprogramma, dat opgesteld en jaarlijks georganiseerd wordt door [1 het interprofessioneel organisme]1, hebben gevolgd.
In afwijking van de bepalingen van het tweede lid kan [1 het interprofessioneel organisme]1 een procedure vaststellen met de voorwaarden waaronder ze aan een persoon die houder is van een soortgelijke vergunning, uitgereikt door of in opdracht van een ander gewest, een vergunning kan toekennen.
[1 Het interprofessioneel organisme]1 houdt toezicht en controleert of de personen die de melk ophalen en bemonsteren in het bezit zijn van een vergunning. [1 Het interprofessioneel organisme]1 stelt een geschillenprocedure vast. Elke wijziging die [1 het erkende interprofessioneel organisme]1 aanbrengt aan de geschillenprocedure, vermeld in het eerste lid, moet vooraf meegedeeld worden aan [2 de bevoegde entiteit]2.
[1 Het interprofessioneel organisme]1 bezorgt jaarlijks aan [2 de bevoegde entiteit]2 een verslag met een beschrijving van :
1° het vormingsprogramma;
2° de resultaten van de uitgevoerde controles en het uitgeoefende toezicht;
3° de uitgereikte, geweigerde en opgeheven vergunningen;
4° de resultaten van de geschillenprocedure.
§ 4. De vergunning, vermeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, blijft geldig voor de resterende duur van de looptijd ervan. Na het verstrijken van de looptijd wordt de vergunning, vermeld in § 3, aangevraagd en toegekend volgens de in § 3 vastgestelde procedure en voorwaarden.
----------
(1)<BVR 2012-12-07/09, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2014-12-19/B3, art. 98, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK IV. - [1 Erkenning van een interprofessioneel organisme dat belast is met de bepaling van de samenstelling van melk]1.
----------
(1)
Art.6.§ 1. Om erkend te worden moet [3 een interprofessioneel organisme]3 voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° [1 ...]1
2° haar activiteiten voor de bepaling van de samenstelling van de melk uitoefenen in Vlaanderen;
3° in de statuten vastleggen dat in de beleidsorganen pariteit is tussen vertegenwoordigers van de producenten en vertegenwoordigers van de kopers;
4° beschikken over voorschriften die voor de bepaling van de samenstelling van melk onder meer de volgende aspecten beschrijven :
a) de wijze van [3 bemonstering]3;
b) de wijze waarop analyses worden uitgevoerd;
c) de interpretatie van de resultaten;
d) de manier waarop de resultaten worden meegedeeld;
e) de procedure om betwistingen te regelen;
f) de geschillenprocedure, vermeld in artikel 5, § 2, vierde lid;
5° geaccrediteerd zijn volgens de Europese norm EN ISO/IEC 17025 voor de analyses die uitgevoerd worden in het kader van de controle van de samenstelling van de melk, vermeld in artikel 3, § 3, eerste lid;
6° deelnemen aan de wetenschappelijke begeleiding, georganiseerd en uitgevoerd door het ILVO. De minister stelt de voorwaarden van die wetenschappelijke begeleiding vast;
7° de verslagen van de vergaderingen van de algemene vergadering en van de raad van bestuur bezorgen aan [4 de bevoegde entiteit]4;
8° zich onderwerpen aan het toezicht, de controlemaatregelen en de instructies van [4 de bevoegde entiteit]4.
In afwijking op het eerste lid, 2°, kan [3 een interprofessioneel organisme]3 de uitvoering van die bepaling overdragen aan [3 een ander interprofessioneel organisme]3 die in Vlaanderen niet erkend is, als die laatste :
1° door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen erkend is volgens het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen;
2° geaccrediteerd is volgens de Europese norm EN ISO/IEC 17025 voor de analyses die uitgevoerd worden in het kader van de controle van de samenstelling van de melk, vermeld in artikel 3, § 3, eerste lid.
[3 Het erkende interprofessioneel organisme]3 bezorgt jaarlijks aan [4 de bevoegde entiteit]4 een lijst met de overgedragen producenten en de betrokken interprofessionele organisaties.
Elke wijziging die een [3 erkend interprofessioneel organisme]3 aanbrengt aan de voorschriften, vermeld in het eerste lid, 4°, moet vooraf meegedeeld worden aan de minister.
Het ILVO legt de wijze waarop de wetenschappelijke begeleiding wordt uitgevoerd vast in een document dat door de minister goedgekeurd wordt. Elke wijziging van dat document wordt vooraf door de minister goedgekeurd.
[5 § 1/1. Het erkende interprofessionele organisme kan het bedrag van een inhouding ten laste van de producenten vaststellen om zijn activiteiten in het kader van dit besluit te financieren.]5
§ 2. De overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 september 2000 en het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006, erkende professionele organismen behouden deze erkenning en worden gelijkgesteld met een overeenkomstig § 1 [3 erkend interprofessioneel organisme]3.
§ 3. [2 Bij ontstentenis van een [3 erkend interprofessioneel organisme]3 kan een erkenning verleend worden aan een andere organisatie die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, met uitzondering van de voorwaarde, vermeld in punt 3°.]2
§ 4. De minister heft de erkenning van [3 een interprofessioneel organisme]3 of organisatie op als ze niet langer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 1, en nadat de volgende procedure doorlopen is.
De minister deelt de redenen voor de opheffing van de erkenning per aangetekende brief mee aan de organisatie in kwestie. Die beschikt, op straffe van verval, over vijftien werkdagen om met een aangetekende brief haar bezwaren kenbaar te maken en, in voorkomend geval, te verzoeken om gehoord te worden of verbeteringen voor te stellen om tegemoet te komen aan de ingeroepen redenen.
Daarna beschikt de minister over dertig werkdagen om, in voorkomend geval, de belanghebbende te horen, een beslissing te nemen en die met een aangetekende brief mee te delen.
----------
(1)<BVR 2010-09-10/23, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 27-12-2009>
(2)<BVR 2010-09-10/23, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 27-12-2009>
(3)<BVR 2012-12-07/09, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(4)<BVR 2014-12-19/B3, art. 99, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(5)<BVR 2017-09-15/13, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 21-10-2017>
HOOFDSTUK V. - Betaling van melk.
Art.7. De minister kan criteria vastleggen die de koper moet respecteren bij de betaling van de melk aan de producent.
Art.8. De minister kan de voorschriften vaststellen voor de melkafrekeningen.
HOOFDSTUK V/1. [1 Verplichte aangiften door kopers ]1
----------
(1)
Afdeling 1 [1 Maandelijkse aangifte van gegevens ]1
----------
(1)
Art. 8/1. [1 Deze afdeling voorziet in de uitvoering van artikel 151 van verordening (EU) nr. 1308/2013. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
Art. 8/2. [1 Iedere koper, erkend door de bevoegde entiteit van het Vlaams Gewest, bezorgt elke maand, uiterlijk op de 20ste van de maand om 24 uur, de gegevens, vermeld in artikel 151 van verordening (EU) nr. 1308/2013 en die betrekking hebben op producenten, gevestigd in België, aan de bevoegde entiteit. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
Afdeling 2 [1 Jaarlijkse aangifte van gegevens ]1
----------
(1)
Art. 8/3. [1 Iedere koper, erkend door de bevoegde entiteit van het Vlaams Gewest bezorgt elk jaar, uiterlijk op 31 januari om 24 uur, de individuele leveringsgegevens van alle producenten, gevestigd in België, waar hij melk heeft opgehaald in het voorgaande kalenderjaar, aan de bevoegde entiteit. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
HOOFDSTUK V/2. [1 Verwerking en bescherming van de gegevens ]1
----------
(1)
Art. 8/4. [1 De bevoegde entiteit kan voor de erkenning, vermeld in artikel 1/2, en voor de controle op de naleving van de bepalingen opgenomen in dit besluit de nodige gegevens en identificatiegegevens van de koper en de personen die de onderneming zullen vertegenwoordigen in het e-loket uit de Kruispuntbank van Ondernemingen halen en verwerken. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/32, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
Art. 8/5 [1 De bevoegde entiteit verwerkt de gegevens, vermeld in artikel 1/3, voor de beoordeling van de erkenningsaanvraag en voor de controle op de naleving van de bepalingen opgenomen in dit besluit, en verwerkt de gegevens, vermeld in artikel 8/2 en 8/3.
De bevoegde entiteit treedt op als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking, vermeld in het eerste lid.
De bevoegde entiteit zorgt voor de bescherming en de vertrouwelijkheid van de gegevens. ]1
----------
(1)
HOOFDSTUK VI. - Strafbepalingen.
Art.9. Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 8 van de wet van 28 maart 1975.
HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art.10. De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de samenstelling van melk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006;
2° het koninklijk besluit van 7 maart 1994 betreffende de erkenning van melkinrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1995, 8 augustus 1997, 17 september 2000 en 22 december 2005, en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006;
3° het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1996, 3 september 2000 en 10 oktober 2005.
HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen.
Art.11. Volgende ministeriële besluiten, die uitvoering geven aan de bij artikel 10 opgeheven koninklijke besluiten, blijven van toepassing, voor zover ze niet strijdig zijn met dit besluit en voor zover ze niet uitdrukkelijk door de minister worden opgeheven :
1° het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 19 mei 2006;
2° het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers.
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.