Details





Titel:

23 MEI 2007. - Koninklijk besluit met betrekking tot de private privak. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-06-2007 en tekstbijwerking tot 06-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2, 2/1
HOOFDSTUK II. - Inschrijving.
Art. 3, 3/1
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening.
Art. 3/2, 3/3, 4-9
HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art. 10, 10/1, 10/2, 10/3
HOOFDSTUK IV. - Financiële instrumenten uitgegeven door de private privak en hun overdracht of verwerving.
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Beleggingsbeleid.
Art. 13-16
HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen.
Art. 17
HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art. 18
HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding.
Art. 19-20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003A03317 



Uitvoeringsbesluit(en):

2013003329  2017011027  2018012096  2022042338 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 Dit besluit regelt het statuut van de private privaks, bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art.2.[1 In dit besluit wordt verstaan onder:
   1° private beleggers: beleggers die, in het kader van een aanbieding die geen openbaar karakter heeft in de zin van de wet van 19 april 2014, voor eigen rekening ingaan of zijn ingegaan op de volgende aanbiedingen van effecten uitgegeven door een private privak:
   a) aanbiedingen van effecten die een totale tegenwaarde van ten minste 25.000 euro per belegger en per categorie effecten vereisen;
   b) aanbiedingen met een nominale waarde per eenheid van ten minste 25.000 euro;
   2° de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 183, eerste lid, 5° van de wet van 19 april 2014:
   a) aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden, uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen;
   b) winstbewijzen en andere met winstbewijzen gelijk te stellen waarden, uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen;
   c) obligaties en andere schuldinstrumenten, uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen;
   d) rechten van deelneming uitgegeven door andere niet-genoteerde instellingen voor collectieve belegging voor zover zij, overeenkomstig hun beheersreglement of statuten, een beleggingsbeleid voeren dat nauw aansluit bij het statutair doel van de private privak en voor zover deze beleggingsinstellingen de nodige informatie verschaffen waaruit blijkt dat de beleggingen beantwoorden aan dit statutair beleggingsbeleid;
   e) alle andere effecten en rechten, uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen, waarmee de onder de litterae a) tot d) vermelde financiële instrumenten via inschrijving, aankoop of omruiling kunnen worden verworven;
   f) eenvoudige leningen, al dan niet met financiële zekerheidstelling, toegestaan aan niet-genoteerde vennootschappen;
   3° "FSMA": de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
   4° "wet van 19 april 2014": wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;]1
  [2 5° "UBO-register": het register zoals bedoeld in de artikelen 73 tot 75 van de wet van 18 september 2017 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en de beperking van het gebruik van contanten en het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register;
   6° "FOD Financiën": de Federale Overheidsdienst Financiën, zoals opgericht bij het koninklijk besluit van 17 februari 2002.]2
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (2)<KB 2022-09-18/09, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

Art.2/1. [1 De bevoegdheden toegekend aan de FOD Financiën, bij de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, en bij dit besluit, worden uitgeoefend door de Algemene Administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


HOOFDSTUK II. - Inschrijving.
Art.3.[1 § 1. Een vennootschap kan, alvorens beleggingen als bedoeld in artikel 183, eerste lid, 5°, van de wet van 19 april 2014 te hebben gedaan, bij de FOD Financiën haar inschrijving als private privak aanvragen in overeenstemming met de in dit besluit bepaalde modaliteiten.
   De vennootschap wordt ingeschreven op de lijst van private privaks indien aan de vereisten van dit besluit is voldaan en na analyse van de statuten van de onderneming, die de volgende bepaling bevatten:
   "Deze vennootschap verbindt zich ertoe de bepalingen van de wet van 19 april 2014 die betrekking hebben op het statuut van de private privak als bedoeld in artikel 298 van dezelfde wet, alsmede de bepalingen van ket koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak en alle gebeurlijke wijzigingen daarvan, na te leven."
   De FOD Financiën stelt de FSMA in kennis van elke inschrijving.
   § 2. Een vennootschap verkrijgt slechts het aangevraagde statuut als private privak nadat ze de bevestiging van de FOD Financiën heeft ontvangen van haar inschrijving op de daartoe gehouden lijst. Ze zal slechts genieten van dit statuut, zolang ze ingeschreven blijft op deze lijst.
   De FOD Financiën stelt elk jaar een lijst op van de private privaks die ingeschreven zijn. Deze lijst en alle wijzigingen die er in de loop van het jaar zijn aangebracht, zijn beschikbaar bij de FOD Financiën, desgevallend door ze beschikbaar te stellen op zijn website.
   § 3. Ten laatste de 30ste kalenderdag volgend op de dag waarop de aanvraag tot inschrijving geldig werd gedaan of waarop het dossier vervolledigd werd, bevestigt de FOD Financiën de inschrijving per elektronische weg aan de aanvrager.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-09-18/09, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

Art.3/1. [1 De private privak kan, onder de bij de wet bepaalde voorwaarden, verschillende categorieën van rechten van deelneming creëren, waarbij elke categorie overeenstemt met een afzonderlijk deel, of compartiment, van haar vermogen. Deze moeten ook bij de FOD Financiën ingeschreven worden. De artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, § 2, zijn van overeenkomstige toepassing op elk compartiment. De duur van de compartimenten mag niet meer bedragen dan die van de private privak. Wanneer de private privak verschillende compartimenten heeft, moet de boekhouding van elk compartiment afzonderlijk worden gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-05-08/17, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>


HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening.
Art.3/2. [1 § 1. De private privak deelt aan de FOD Financiën, binnen een termijn van 30 kalenderdagen, elke wijziging met betrekking tot de gegevens die tijdens de inschrijving wordt meegedeeld.
   De gegevens meegedeeld door de private privak moeten volledig en juist zijn. Indien de door haar verstrekte gegevens onvolledig en/of onjuist zijn, moet de private privak deze aanvullen en/of verbeteren. De aangevulde en/of verbeterde gegevens moeten binnen de in het eerste lid bedoelde termijn aan de FOD Financiën worden meegedeeld.
   § 2. In afwijking van de termijn bepaald in paragraaf 1, deelt de private privak onmiddellijk de sluiting van de vereffening mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


Art.3/3. [1 Op grond van de artikelen 305/1 tot 305/6 van de wet van 19 april 2014, zijn de private privaks gehouden gebruik te maken van de elektronische diensten die door de FOD Financiën worden ter beschikking gesteld voor elke aanvraag tot inschrijving op de lijst van de private privaks, elke uitwisseling van informatie of documenten, of alle communicatie tussen de private privaks en de FOD Financiën.
   De toepassingsmodaliteiten van de elektronische diensten, en die met betrekking tot het gebruik van alternatieve verzendingsmethoden in geval van onbeschikbaarheid van het beveiligd elektronisch platform, worden door de FOD Financiën gepubliceerd op zijn website.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


Art.4.Aandeelhouders of vennoten met stemrecht mogen niet met elkaar verbonden zijn in de zin van [2 artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2. Zij attesteren dit [1 op het moment dat zij aandeelhouder of vennoot van de private privak worden]1 middels gedagtekende en ondertekende inschrijving in het register van de effecten op naam. Zij moeten de private privak inlichten en binnen de zes maanden terugtreden als aandeelhouder of vennoot als daar na deze attestatie wijziging in komt. Aandeelhouders of vennoten die dit niet hebben geattesteerd in het register van de effecten op naam of die nog niet zijn teruggetreden, worden niet toegelaten tot een algemene vergadering.
  In afwijking van het eerste lid, kunnen aandeelhouders of vennoten die met elkaar verbonden zijn in de zin van [2 artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2 ervoor kiezen om, voor de toepassing van dit hoofdstuk, als één aandeelhouder of vennoot te worden beschouwd. Zij lichten de private privak daarover in.
  Aandeelhouders of vennoten met stemrecht die door een familiale of aanverwante band tot in de vierde graad met elkaar verbonden zijn, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk samen beschouwd als één aandeelhouder of vennoot.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (2)<KB 2022-09-18/09, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

Art.5. De vennootschap telt minstens zes aandeelhouders of vennoten.

Art.6. Benevens de bepalingen van het Wetboek vennootschappen, kunnen algemene vergaderingen slechts beslissen met meerderheden van minstens vier aandeelhouders of vennoten die samen meer dan 50% bezitten van de stemrechten verbonden aan alle stemrechtverlenende effecten.

Art.7.De artikelen 5 en 6 gelden niet indien de private privak onder haar aandeelhouders of vennoten minstens één van volgende rechtspersonen of entiteiten telt :
  1° [1 instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet van 19 april 2014;]1
  2° [1 vennootschappen bedoeld in artikel 180, § 2, 1°, van de wet van 19 april 2014;]1
  3° Belgische en buitenlandse pensioenfondsen en hun beheervennootschappen, bedoeld in artikel 6 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen;
  4° vennootschappen die door het nemen van een deelneming in een private privak uitvoering geven aan bijzondere opdrachten die hen in het kader van de tenuitvoerlegging van de economische politiek van een overheid zijn toevertrouwd op grond van een door deze overheid uitgevaardigde reglementering;
  en één of meerdere van deze rechtspersonen of entiteiten minstens 30% van de stemrechten verbonden aan alle stemrechtverlenende effecten bezitten en zij op grond van hun regulering of statuten dergelijke participaties mogen bezitten.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art.8.Artikel 6 geldt niet indien de private privak onder haar aandeelhouders of vennoten minstens één van volgende rechtspersonen of entiteiten telt :
  1° de rechtspersonen of entiteiten bedoeld in artikel 7;
  2° [1 Belgische en buitenlandse kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en beursvennootschappen;]1
  3° [1 Belgische en buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten van beleggingsdiensten in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;]1
  en één of meerdere van deze rechtspersonen of entiteiten minstens 20% en maximaal 30% van de stemrechten verbonden aan alle stemrechtverlenende effecten bezitten en zij op grond van hun regulering of statuten dergelijke participaties mogen bezitten.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art.9.In geval de artikelen 7 of 8 toepassing vinden, mag geen enkele aandeelhouder of vennoot die niet bedoeld wordt in die artikelen, een controle in de zin van [1 artikel 1:14 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1 over de private privak uitoefenen.
  ----------
  (1)<KB 2022-09-18/09, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art.10.[1 § 1. Met toepassing van artikel 300, § 5, van de wet van 19 april 2014, zendt (zenden) de commissaris(sen) een voor eensluidend verklaard afschrift van zijn(hun) verslag(en) aan de FSMA wanneer het melding maakt van een inbreuk op artikel 3, 7°, van de voormelde wet.
   § 2. [2 Met toepassing van artikel 185bis, § 3, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, schrapt de FOD Financiën de vennootschap van de lijst van de private privaks:
   1° op verzoek van de private privak zelf;
   2° op vraag van de FSMA, bij inbreuk op artikel 3, 7°, van de wet van 19 april 2014.
   De FOD Financiën kan de vennootschap tevens schrappen van de lijst van de private privaks:
   1° wanneer na een ingebrekestelling verzonden per elektronische weg, de private privak geen fiscale aangifte heeft gedaan of haar bijlagen bij de fiscale aangifte niet heeft vervolledigd met een voor eensluidend verklaard afschrift van het in artikel 300, § 5, van de wet van 19 april 2014 bedoeld verslag, binnen de bepaalde termijn van 30 kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de ingebrekestelling;
   2° wanneer na de inschrijving inbreuken worden vastgesteld op de bepalingen en verplichtingen betreffende de private privak, zoals opgenomen in de wet van 19 april 2014 of in de artikelen 1 tot 17 van dit besluit, die niet zijn verholpen binnen de bepaalde termijn van 30 kalenderdagen die volgt op de dag waarop de FOD Financiën de betreffende inbreuk ter kennis heeft gebracht.
   De FOD Financiën stelt de FMSA in kennis van elke schrapping.]2]1
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (2)<KB 2022-09-18/09, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

Art.10/1. [1 § 1. In het kader van hun opdracht betreffende de controles van de private privaks bedoeld in artikel 305, § 2 van de wet van 19 april 2014, en overeenkomstig artikelen 3 en 10 van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten, kunnen de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën de volgende gegevens raadplegen van de natuurlijke personen die in het UBO-register zijn geregistreerd als uiteindelijke begunstigde van de geraadpleegde vennootschap:
   1° de naam;
   2° de voornaam;
   3° het identificatienummer van het Rijksregister of elk ander vergelijkbaar identificatiemiddel dat wordt afgeleverd door de staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is;
   4° de datum waarop de natuurlijke persoon de uiteindelijke begunstigde is geworden van de instelling voor collectieve belegging;
   5° de omvang van het uiteindelijke belang in de informatieplichtige.
   § 2. In de kader van deze raadpleging, de in paragraaf 1 vermelde gegevens mogen niet worden meegedeeld door de Algemene Administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën aan iedere andere derde.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


Art.10/2. [1 In het kader van haar opdracht betreffende de controles van de private privaks bedoeld in artikel 305, § 2 van de wet van 19 april 2014, kan de Algemene Administratie van de Thesaurie de lijst van de private privaks overmaken aan de Algemene Administratie van de Fiscaliteit teneinde te verifiëren of de instelling haar verplichting tot indiening van haar belastingaangifte bij de FOD Financiën naleeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


Art.10/3. [1 Elke private privak stelt een financieel jaarverslag op, dat moet worden meegedeeld aan de FOD Financiën, op diens verzoek.
   Het financieel jaarverslag dat moet worden opgesteld door de private privak, bevat een balans, een uitgesplitste rekening met de inkomsten en uitgaven van het boekjaar, een verslag over de werkzaamheden tijdens het voorbije boekjaar evenals elke betekenisvolle informatie waardoor de houders van rechten van deelneming, kennis kunnen nemen van de evolutie van de werkzaamheden en de resultaten van de institutionele instelling voor collectieve belegging. Telkenmale het verslag ter beschikking wordt gesteld van de deelnemers, wordt hen tevens en onder dezelfde vorm het verslag van de commissaris bij dat verslag ter beschikking gesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-09-18/09, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>


HOOFDSTUK IV. - Financiële instrumenten uitgegeven door de private privak en hun overdracht of verwerving.
Art.11. De financiële instrumenten uitgegeven door de private privak zijn voor de duur van de private privak op naam.

Art.12.§ 1. Bestaande effecten van een private privak kunnen worden verworven door :
  a) een private belegger;
  b) [2 een persoon die, in het kader van een private overeenkomst die niet resulteert uit een aanbieding die een openbaar karakter heeft in de zin van de wet van 19 april 2014, voor de verwerving van één of meerdere effecten van eenzelfde categorie van de private privak een tegenprestatie van ten minste 25.000 euro heeft betaald;]2
  c) [2 een persoon die, via een verrichting op een georganiseerde markt die niet resulteert uit een aanbieding die een openbaar karakter heeft in de zin van de wet van 19 april 2014, voor de aankoop van één of meerdere effecten van eenzelfde categorie van de private privak een prijs van ten minste 25.000 euro heeft betaald;]2
  d) erfgenamen van een effectenhouder.
  In de gevallen bedoeld in het eerste lid, a) en b), maken de overdrager en de overnemer een ondertekende en gedagtekende verklaring over aan de private privak waarin zij de verrichting op afdoende wijze beschrijven en bevestigen dat het om een toepassing gaat van het eerste lid, a) of b). Zij maken stukken ter staving over aan de private privak.
  In de gevallen bedoel in het eerste lid, c) en d), maakt de overnemer een ondertekende en gedagtekende verklaring over aan de private privak waarin hij bevestigt dat het om een toepassing gaat van het eerste lid, c) of d)
  § 2. De private privak gaat slechts over tot inschrijving in het register van de effecten op naam wanneer deze effecten :
  a) door de private privak zelf werden aangeboden aan private beleggers;
  b) werden verworven in overeenstemming met de bepalingen van de eerste paragraaf.
  Wanneer de private privak er kennis van heeft of krijgt dat een verwerving van de effecten, ondanks de verklaring(en) zoals bedoeld in § 1, tweede of derde lid, onregelmatig is, weigert zij de inschrijving van desbetreffende effecten in het register of schorst zij de betaling van dividenden of interesten verbonden aan de desbetreffende effecten.
  § 3. Partijen bij een overeenkomst tot overdracht moeten deze overeenkomst afsluiten onder voorwaarden die de integrale inschrijving van de overgedragen effecten in het effectenregister in overeenstemming met § 2 mogelijk maken.
  § 4. De in §§ 1 tot 3 van dit artikel vastgestelde regeling wordt opgenomen in de uitgiftevoorwaarden van de effecten van de private privak, in de statuten, in voorkomend geval in het prospectus voor de toelating tot de verhandeling op een georganiseerde en voor het publiek toegankelijke markt, alsook in elk stuk met betrekking tot een uitgifte of verrichting met betrekking tot de effecten van een private privak of waarin een dergelijke verrichting wordt aangekondigd of aanbevolen, dan wel met betrekking tot de toelating van dergelijke effecten tot de verhandeling op een georganiseerde en voor het publiek toegankelijke markt.
  ----------
  (1)<KB 2017-03-05/11, art. 42, 005; Inwerkingtreding : 09-04-2017>
  (2)<KB 2018-05-08/17, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

HOOFDSTUK V. - Beleggingsbeleid.
Art.13.Met betrekking tot de vennootschappen waarin zij belegt, kan de private privak aandeelhoudersovereenkomsten sluiten die [1 onder meer]1 de uitoefening van het stemrecht regelen of die haar toelaten een invloed uit te oefenen op het bestuur of op de aanstelling van de leiders. Zij kan tevens toetreden tot overeenkomsten die de vrije overdraagbaarheid van effecten beperken.
  Deze overeenkomsten moeten conform [2 de artikelen 7:56 en 7:78 tot 7:81 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2 zijn en zij moeten door een eerstvolgende algemene vergadering worden bekrachtigd voor zover zij aanleiding geven tot een belangenconflict met de effectenhouders van de private privak.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (2)<KB 2022-09-18/09, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2018-05-08/17, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art.15.De private privak mag met betrekking tot haar activa geen overeenkomsten houdende eigendomsoverdracht sluiten met andere instellingen voor collectieve belegging indien eenzelfde persoon het beheer in de zin van [1 artikel 3, 41°, a), van de wet van 19 april 2014]1 waarneemt.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art.16.[1 Met toepassing van [2 artikel 304, § 3, tweede lid van de wet van 19 april 2014]2, dient onder "bijkomend of tijdelijk" verstaan te worden, het aanhouden, te rekenen vanaf het derde jaar volgend op het jaar van oprichting van de private privak, van de in het eerste lid van die paragraaf bedoelde termijnbeleggingen, liquide middelen, effecten of afgeleide financiële instrumenten, voor een globaal bedrag van maximaal 30 % van het balanstotaal, zoals blijkt uit de toepassing van de gemeenrechtelijke boekhoudregels, of voor een maximale duur van 2 jaar.
   Het eerste lid is niet van toepassing tijdens de vereffeningsperiode. Bijgevolg kan een private privak tijdens de vereffeningsperiode de beleggingen vermeld [2 artikel 304, § 3, van de wet van 19 april 2014]2 onbeperkt aanhouden.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/17, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (2)<KB 2022-09-18/09, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 16-12-2022>

HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen.
Art.17. Artikel 106, § 9, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt vervangen als volgt :
  " § 9 In de hierna aangegeven mate wordt afgezien van de inning van de roerende voorheffing op dividenden die worden uitgekeerd door een Belgische beleggingsvennootschap met vast kapitaal als bedoeld in artikel 2, 5°, van het koninklijk besluit van 18 april 1997 met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven of door een private privak als bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles :
  a) de roerende voorheffing is niet verschuldigd op het gedeelte van het uitgekeerde inkomen dat afkomstig is van meerwaarden op aandelen verwezenlijkt door de beleggingsvennootschap;
  b) wanneer de verkrijger een buitenlandse vennootschap is, is de roerende voorheffing daarnaast evenmin verschuldigd op het gedeelte van het uitgekeerde inkomen dat afkomstig is van dividenden uit aandelen die door buitenlandse vennootschappen zijn uitgegeven. "

HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art.18. Het koninklijk besluit van 15 mei 2003 met betrekking tot de private privak en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1997 met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven wordt opgeheven op datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding.
Art.19. Een private privak die werd ingeschreven met toepassing van artikel 5 van 15 mei 2003 met betrekking tot de private privak en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1997 met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven behoudt zonder verdere formaliteit zijn inschrijving.

Art. 20. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.