Details





Titel:

2 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap ["Agentschap voor Onderwijsdiensten"]. <BVR 2006-03-31/61, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2006> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2005 en tekstbijwerking tot 31-08-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van het agentschap.
Art. 6-8
HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden.
Art. 9-10
HOOFDSTUK IV. - Controle, opvolging en toezicht.
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen.
Art. 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004036005 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap.
Artikel 1. Binnen het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, onder de benaming ("Agentschap voor Onderwijsdienstencentrum"), hierna "het agentschap" te noemen. <BVR 2006-03-31/61, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Onderwijs en Vorming.

Art.2.[1 Het agentschap heeft als missie : als betrouwbare partner tussen beleid, scholen en andere actoren, bijdragen tot kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-11-23/47, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.3.[1 Het agentschap heeft tot taak :
   1. het verzorgen van de administratieve en financiële dienstverlening voor scholen;
   2. het ondersteunen en informeren van scholen;
   3. het nagaan of de middelen correct worden gebruikt;
   4. het meewerken aan de realisatie van het beleid en de beleidsevaluatie, in samenwerking met het departement en de andere agentschappen;
   5. het bijdragen tot een correcte en tijdige toepassing van de financieringswet.
   Onder " scholen " wordt verstaan : alle actoren die samen " school " maken : onderwijsinstellingen en scholen voor basis-, secundair en deeltijds kunstonderwijs, leerlingen en ouders, inrichtende machten en schoolbesturen, schoolleiding, personeelsleden, onderwijsinspectie, pedagogische begeleidingsdiensten, centra voor leerlingenbegeleiding, lokale overlegplatforms[2 en onderwijsinternaten]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-11-23/47, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  (2)<BVR 2023-07-14/23, art. 60, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.4.Overeenkomstig [1 artikel III.61 van het bestuursdecreet van 7 december 2018, regelt het ondernemingsplan]1 de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken vervult, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/12, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.5. Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap.

HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van het agentschap.
Art.6. Het agentschap ressorteert onder het hiërarchisch gezag van de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs en Vorming, hierna genoemd "de minister".

Art.7. De minister stuurt het agentschap aan, inzonderheid via een beheersovereenkomst.

Art.8. Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid.

HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden.
Art.9. Het hoofd van het agentschap heeft delegatie van beslissingsbevoegdheid voor de aangelegenheden die zijn vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid.

Art.10. Bij het gebruik van de delegaties gelden de algemene regelingen, voorwaarden en beperkingen, zoals vervat in het voornoemd besluit, met inbegrip van de bepalingen inzake subdelegatie, de regeling bij vervanging en de verantwoording.

HOOFDSTUK IV. - Controle, opvolging en toezicht.
Art.11.[1 Met behoud van de toepassing van artikel III.61, III.62, III.114 en III.115 van het bestuursdecreet van 7 december 2018, met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, organisatiebeheersing en interne audit, is de minister verantwoordelijk voor de opvolging van en het toezicht op het agentschap.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/12, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.12. De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers.

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen.
Art.13. De Vlaamse Regering stelt de datum vast waarop dit besluit in werking treedt.
  (NOTA : inwerkingtreding vastgesteld op 01-04-2006 door BVR 2006-03-31/61, art. 1, 2°)

Art.14. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap " Onderwijsdienstencentrum ", wordt ingetrokken.

Art. 15. De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs en vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.