3 MAART 2011. - Besluit van de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten houdende delegatie en subdelegatie van sommige bevoegdheden inzake onderwijs aan ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Delegatie op het gebied van de uitvoering van de begroting
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Delegaties op het gebied van personeelsaangelegenheden
Art. 8-9
HOOFDSTUK IV. - Delegaties op het gebied van rechtsgedingen
Art. 10
HOOFDSTUK V. - Delegaties op het gebied van briefwisseling
Art. 11-13
HOOFDSTUK VI. - Delegaties op het gebied van onderwijs
Art. 14-15
HOOFDSTUK VII. - Regeling bij vervanging
Art. 16
HOOFDSTUK VIII. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art. 17-21
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 22-24
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° administrateur-generaal : het personeelslid dat belast is met de leiding van het Agentschap voor Onderwijsdiensten;
2° algemeen directeur : de algemeen directeur van het Agentschap voor Onderwijsdiensten;
3° afdelingshoofd : het personeelslid dat belast is met de leiding van een afdeling op N-1 niveau binnen het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijnde :
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Scholen Basisonderwijs en de Centra voor Leerlingenbegeleiding;
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Personeel Basisonderwijs en de Centra voor Leerlingenbegeleiding;
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Scholen Secundair Onderwijs en het Deeltijds Kunstonderwijs;
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Personeel Secundair Onderwijs en het Deeltijds Kunstonderwijs;
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel;
- het personeelslid dat belast is met de leiding van de afdeling Informatie- en Communicatietechnologie.
Art.3. § 1. De bij dit besluit gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend binnen de perken en met inachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in de bepalingen van de relevante wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, dienstorders en andere vormen van reglementeringen, instructies, richtlijnen en beslissingen.
§ 2. De bij dit besluit gedelegeerde bevoegdheden kunnen enkel uitgeoefend worden binnen de perken van de taakstelling van de betrokken afdeling en van de kredieten en middelen die onder het beheer van de betrokken afdeling ressorteren.
Art.4. Als in dit besluit de bevoegdheid voor bepaalde aangelegenheden expliciet gedelegeerd wordt, strekt de delegatie zich ook uit tot :
1° de beslissingen die moeten worden genomen in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van de bedoelde aangelegenheden;
2° de beslissingen van ondergeschikt belang of aanvullende aard die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheid of er inherent deel van uitmaken;
3° het afsluiten van overeenkomsten.
HOOFDSTUK II. - Delegatie op het gebied van de uitvoering van de begroting
Art.5. De algemeen directeur en het afdelingshoofd hebben delegatie om, in het kader van de uitvoering van de begroting en binnen de perken van de in de begroting vastgelegde kredieten en middelen die onder het beheer van hun afdeling ressorteren, de beslissingen te nemen met betrekking tot het aangaan van verbintenissen en het nemen van de eraan verbonden vastleggingen, het goedkeuren van verplichtingen en de eruit voorvloeiende uitgaven en betalingen, het vaststellen van vorderingen en het verkrijgen van ontvangsten en inkomsten.
Art.6. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 5, treden de algemeen directeur en het afdelingshoofd in het kader van de ontvangsten- en uitgavencyclus en van het systeem van interne controle, op als inhoudelijk ordonnateur voor hun afdeling.
Art.7. § 1. De delegatie aan de algemeen directeur en het afdelingshoofd, verleend bij de artikelen 5 en 6, geldt onverminderd de bevoegdheden en opdrachten van de andere actoren in de ontvangsten- en uitgavencyclus en het systeem van interne controle.
§ 2. De delegatiehouder kan de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5 en 6, na overleg met de administrateur-generaal, subdelegeren aan ambtenaren van de andere niveaus van zijn entiteit die hij met de behandeling van de dossiers in kwestie heeft belast.
HOOFDSTUK III. - Delegaties op het gebied van personeelsaangelegenheden
Art.8. Op het gebied van personeelsmanagement hebben de algemeen directeur en het afdelingshoofd delegatie om ten aanzien van de personeelsleden van hun afdeling de beslissingen te nemen in verband met :
1° het bepalen van de inhoud van het programma en de evaluatiecriteria van de proeftijd, rekening houdend met de afspraken ter zake in het managementcomité Onderwijs en Vorming;
2° het goedkeuren en opvolgen van opleidings- en vormingsactiviteiten, rekening houdend met de prioriteiten van het vormingsplan;
3° het toestaan van jaarlijks vakantieverlof, omstandigheidverlof, dienstopdrachten, vormingsverlof en dienstvrijstelling;
4° het zorgen voor permanentie van de dienstverlening, het bepalen van de werkprestaties.
Art.9. De algemeen directeur en het afdelingshoofd zijn gemachtigd staten van verschuldigde sommen betreffende presentiegelden en reis- en verblijfskosten, in zover ze verband houden met de werking van de aan hun afdeling verbonden raden en commissies, goed te keuren.
HOOFDSTUK IV. - Delegaties op het gebied van rechtsgedingen
Art.10. § 1. Op het gebied van rechtsgedingen heeft het afdelingshoofd dat belast is met de leiding van de afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel delegatie om de beslissingen te nemen in verband met :
1° het goedkeuren en betalen van het bedrag van de erelonen en de vergoedbare kosten van de advocaten;
2° het goedkeuren en betalen van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van vonnissen, arresten, dadingen, minnelijke schikkingen en schulderkenningen.
§ 2. Op het gebied van rechtsgedingen hebben de ambtenaren van rang A2 en A1 van de cel Juridisch Advies en Arbeidsongevallen van de afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel delegatie om :
1° advocaten aan te stellen volgens de algemene richtlijnen van de administrateur-generaal;
2° in het kader van rechtsgedingen voor de hoven en rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Rekenhof, met uitzondering van de rechtsgedingen voor het Arbitragehof, alle noodzakelijke proceshandelingen te stellen;
3° met betrekking tot dossiers arbeidsongevallen, buiten dienst ongevallen en beroepsziekten de rechtsgedingen te voeren als eiser, verweerder of tussenkomende partij;
deze delegatie omvat het nemen van beslissingen betreffende :
a) het instellen van rechtsgedingen met betrekking tot terugvorderingen in ongevallendossiers met een aansprakelijke derde;
b) het verrichten van alle noodzakelijke proceshandelingen;
c) het instellen van rechtsmiddelen tegen vonnissen of arresten, of desgevallend het berusten erin.
HOOFDSTUK V. - Delegaties op het gebied van briefwisseling
Art.11. § 1. De algemeen directeur en het afdelingshoofd hebben delegatie voor de ondertekening van de briefwisseling van hun afdeling met andere diensten van de Vlaamse overheid en met derden. De ambtenaren hebben echter subdelegatie voor het ondertekenen van informatieve briefwisseling in individuele dossiers die zij behandelen.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1 worden volgende categorieën van briefwisseling, alvorens aan de geadresseerde te worden verzonden, aan het visum van de administrateur-generaal voorgelegd :
- briefwisseling van beleidsmatige aard, tenzij deze een louter informatief karakter heeft;
- andere briefwisseling die het niveau van individuele dossiers overstijgt, tenzij deze een louter informatief karakter heeft;
- antwoorden op vragen om uitleg, interpellaties en schriftelijke vragen van Vlaamse volksvertegenwoordigers;
- antwoorden op brieven van het Rekenhof.
§ 3. De administrateur-generaal kan, bij eenvoudige beslissing, instructies uitvaardigen die ertoe strekken :
- bijkomende categorieën van briefwisseling aan zijn voorafgaand visum te onderwerpen;
- briefwisseling betreffende bepaalde individuele dossiers aan zijn voorafgaand visum te onderwerpen;
- de bedoelde categorieën van briefwisseling nader te omschrijven.
Art.12. De algemeen directeur en het afdelingshoofd hebben delegatie om gewone en aangetekende zendingen, bestemd voor hun afdeling, in ontvangst te nemen, met uitzondering van de dagvaardingen betekend aan de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaams Gewest.
Art.13. De ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten van minimum rang C2 zijn gemachtigd uittreksels en afschriften die betrekking hebben op de afdeling waarin ze tewerkgesteld zijn eensluidend te verklaren en af te leveren.
HOOFDSTUK VI. - Delegaties op het gebied van onderwijs
Art.14. § 1. De algemeen directeur en het afdelingshoofd zijn gemachtigd om een beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de opname in de financierings- of subsidiëringsregeling van structuuronderdelen met toepassing van artikel 68 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
2° de opname in de financiering of in de toelageregeling van structuuronderdelen met toepassing van de artikelen 6, 24 en 24bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met uitzondering van de financiering of subsidiëring van een nieuwe school;
3° de financiering of subsidiëring van het ambt van directeur zoals bepaald in artikel 127 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
4° de vaststelling en de toekenning van lestijden volgens de schalen zoals bepaald in artikel 132 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
5° de vaststelling en de toekenning van aanvullende lestijden zoals bepaald in de artikelen 138 en 139 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
6° de vaststelling en de toekenning van bijkomende lestijden aan de gefusioneerde school bij een vrijwillige fusie, zoals bedoeld in artikel 146 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
7° de vaststelling en de toekenning van het urenpakket voor het ambt van kinderverzorger in het gewoon kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 146bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
8° de vaststelling en de toekenning van uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel volgens de richtgetallen in het buitengewoon basisonderwijs, zoals bepaald in de artikelen 148 en 149 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
9° de vaststelling en de toekenning van de puntenenveloppe voor administratieve ondersteuning zoals bedoeld in artikel 153quinquies, § 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
10° de vaststelling en de toekenning van de puntenenveloppe voor ICT-coördinatie zoals bedoeld in artikel 153quinquies, § 2, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
11° de vaststelling en de toekenning van vervangingseenheden voor korte afwezigheden zoals bedoeld in artikel 153undecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de vervangingen van korte afwezigheden;
12° de toekenning van lestijden of uren voor projecten buitengewone onderwijsontwikkelingen, zoals bedoeld in artikel 172bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
13° de vaststelling en de toekenning van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschappen basisonderwijs, met toepassing van artikel 125duodecies, § 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 betreffende de puntenenveloppen voor de scholengemeenschappen basisonderwijs;
14° de vaststelling en de toekenning van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid, met toepassing van artikel 125duodecies 1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 betreffende de puntenenveloppen voor de scholengemeenschappen basisonderwijs;
15° de vaststelling en de toekenning van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid in het gewoon gefinancierd of gesubsidieerd kleuter-, lager- of basisonderwijs, zoals bepaald in artikel 194quater van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
16° de vaststelling en de toekenning van het ambt van directeur in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs zoals bepaald in titel IX van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
17° de vaststelling en de toekenning van het pakket uren-leraar in het voltijds secundair onderwijs zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 tot vastlegging van het pakket uren-leraar in het voltijds secundair onderwijs en in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 betreffende de oprichting en instandhouding van betrekkingen in het ambt van leraar secundair onderwijs, belast met het geven van praktische vakken, die voor de verzorging en het onderhoud van de teelten en de veestapel in het voltijds gewoon secundair onderwijs worden ingezet;
18° de vastlegging en de toekenning van de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs zoals bepaald in titel XI van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
19° de vaststelling en de toekenning van een forfaitaire puntenenveloppe aan de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs zoals bepaald in titel XIbis van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
20° de vaststelling en de toekenning van een forfaitaire puntenenveloppe aan instellingen die binnen het studiegebied Maritieme opleidingen de optie Rijn- en Binnenvaart organiseren zoals bepaald in titel XIter van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
21° de vaststelling en de toekenning van een betrekking van topsportschoolcoördinator aan de topsportscholen zoals bepaald in titel XIquater van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
22° de vastlegging en de toekenning van de middelen geïntegreerd ondersteuningsaanbod zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon voltijds secundair onderwijs;
23° de vaststelling en de toekenning van een specifiek pakket uren-leraar onthaalonderwijs zoals bepaald in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs;
24° de vaststelling en de toekenning van de middelen voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs zoals bepaald in de artikelen 86 tot en met 92 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap;
25° de vaststelling en de toekenning van het lesurenpakket in het buitengewoon secundair onderwijs zoals bepaald in het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen van het buitengewoon onderwijs;
26° de vaststelling en de toekenning van het urenpakket paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in de secundaire scholen voor buitengewoon onderwijs zoals bepaald in het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs;
27° de vaststelling en de toekenning van GON-eenheden zoals bepaald in hoofdstuk IIbis van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;
28° de vaststelling en de toekenning van de omkadering voor de studierichting beeldende kunst zoals bedoeld in de artikelen 28 tot en met 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende kunst;
29° de vaststelling en de toekenning van de omkadering voor de studierichtingen muziek, woordkunst en dans zoals bedoeld in de artikelen 41 tot en met 43 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans;
30° de toekenning van bijkomende lestijden of bijkomende uren voor het onderwijzend, paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel zoals bepaald in artikel 155 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat, artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen van het buitengewoon onderwijs en artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs, na positief advies van en in overleg met de verschillende onderwijsnetten en de minister of zijn vertegenwoordiger;
31° de vaststelling en de toekenning van aanvullende lestijden of lesuren onderwijzend personeel, zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 betreffende de integratie van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs;
32° de vaststelling en de toekenning van het paramedisch personeel en van het personeel in het kader van een internaat of tehuis zoals bepaald in het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;
33° de vaststelling en de toekenning van het werkingsbudget met toepassing van :
- de artikelen 76 tot en met 87 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
- de artikelen 2 tot en met 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2009 houdende de werkingsbudgetten in het basisonderwijs en de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs;
34° de vaststelling en de toekenning van werkingstoelagen met toepassing van :
- het artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
- titel I van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;
- hoofdstuk III van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1991 tot vaststelling van het puntengewicht per leerling, student of interne, bedoeld in artikel 3, § 2, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;
35° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor anderstalige nieuwkomers met toepassing van artikel 67, § 2, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 1998 betreffende de toelage voor anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs;
36° de toekenning van de vergoeding aan schoolbesturen van scholen die fungeren als examencommissie met toepassing van artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 1998 betreffende de regels voor het uitreiken van het getuigschrift van basisonderwijs en het vastleggen van de vorm ervan;
37° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor geïntegreerd onderwijs zoals bepaald in artikel 11 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
38° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor geïntegreerd onderwijs zoals bepaald in artikel 19 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft;
39° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor bedrijfstage zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende personeelsleden in het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan;
40° de vaststelling en de toekenning van de toelage zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 betreffende de integratie van leerlingen met een matige of verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs;
41° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor vervoerskosten betreffende het tijdelijk en permanent onderwijs aan huis zoals bepaald in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren;
42° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor ICT-coördinatie zoals bedoeld in de artikelen X.52 tot met X.55 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende onderwijs XIV en in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 betreffende de ICT-coördinatie in het onderwijs;
43° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor nascholing met toepassing van de artikelen 8 tot en met 11 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
44° de vaststelling en de toekenning van de toelage voor mentorschap in toepassing van het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap in Vlaanderen;
45° de vaststelling en de toekenning van een toelage voor leerplichtige kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben met toepassing van artikel 27quater van het decreet basisonderwijs van 23 februari 1997;
46° de vaststelling en de toekenning van middelen zoals bedoeld in hoofdstuk VIII van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I en in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen;
47° de vaststelling en de toekenning van reis- en verblijfkosten zoals bedoeld in artikel 25 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 1997 over de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de commissies van advies voor het buitengewoon onderwijs;
48° de toekenning van de vergoeding aan de voorzitters van de lokale overlegplatforms zoals bepaald in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen;
49° de toekenning van de vergoeding aan de voorzitter en de vaststelling en de toekenning van de reis- en verblijfskosten aan de andere leden zoals bepaald in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 september 2002 betreffende de commissie inzake leerlingenrechten;
50° de vaststelling en de toekenning van de werkingsbudgetten van de centra voor leerlingenbegeleiding en de permanente ondersteuningscellen met toepassing van artikel 53 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;
51° de vaststelling van de omkadering van de centra voor leerlingenbegeleiding met toepassing van de artikelen 67 tot en met 71 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;
52° de vaststelling en de toekenning van de subsidie aan de centra voor deeltijdse vorming zoals bepaald in artikel 95 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap;
53° de vaststelling en de toekenning van de subsidie-enveloppe voor K-diensten zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften;
54° de vaststelling en de toekenning van de bijkomende financiering in toepassing van artikel 9 van het decreet van 18 november 2005 houdende diverse bepalingen inzake onderwijs;
55° de vaststelling en de toekenning van de jaarlijkse werkingsmiddelen voor de Koninklijke Beiaardschool in Mechelen zoals bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2004 houdende de organisatie en de financiering van de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen;
56° de vaststelling en de toekenning van de toelagen bedoeld in de artikelen 190, § 3, en 195 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, voor de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding die met brugpensioen zijn;
57° de vaststelling en de toekenning van de vervoerskosten met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer.
§ 2. De ambtenaren van minimum A1-niveau zijn gemachtigd om een beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de afwijkingen op de verplichting om gevestigd te zijn in eenzelfde complex van gebouwen of in elk geval in eenzelfde of aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zoals bepaald in artikel 62 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
2° de toelating om leerlingen tijdelijk buiten de bestaande vestigingsplaatsen onder te brengen wegens uitzonderlijke redenen van tijdelijke aard, zoals bepaald in artikel 108 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
3° de toelating om leerlingen wegens uitzonderlijke redenen tijdelijk onder te brengen in gebouwen in gemeenten waar de instelling geen vestigingsplaatsen of filialen heeft, zoals bepaald in artikel 93, § 4, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende onderwijs;
4° de afwijkingen op de leeftijdsgrens in het buitengewoon onderwijs, met toepassing van het artikel 4 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;
5° de afwijking op de vastgestelde groepsgrootte voor leerlingen die gegroepeerd worden, zoals bepaald in artikel 10, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende kunst" en artikel 11, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans";
6° de afwijkingen op de verlof-, de vakantie- en uurregeling, met toepassing van artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
7° de afwijkingen op de verplichting om de inschrijvingsgelden uiterlijk op 15 oktober over te maken, overeenkomstig artikel 12, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
8° de individuele toetsing van de redenen van afwezigheid die als geldig kunnen worden aanvaard met toepassing van het artikel 3, § 3, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
9° de afwijkingen op de voorwaarden aangaande het statuut van anderstalige nieuwkomer met toepassing van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs;
10° de toelating om uren-leraar om te zetten in uren-opsteller a rato van één uur-leraar per twee uren-opsteller, op basis van artikel 57 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende kunst";
11° de toekenning van speciale onderwijsleermiddelen zoals bepaald in artikel 91 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en in de artikelen 67 en 68 van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;
12° de vrijstellingen zoals bedoeld in :
- artikel 17, § 1, 1° en 2°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
- artikel 28, § 1, 1° en 2°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
13° de tijdelijke afwijking op de vereiste taalbekwaamheid zoals bedoeld in :
- artikel 17sexies, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
- artikel 19sexies, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
14° de bepaling van de vakpraktijk zoals bedoeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;
15° de erkenning van de nuttige ervaring voor de bepaling van het bekwaamheidsbewijs en voor de toepassing van artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
16° de verhaalprocedure zoals bedoeld in artikel 9, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs;
17° de verhaalprocedure zoals bedoeld in artikel 10, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs;
18° de verhaalprocedure zoals bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars;
19° het verhaal zoals bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
20° de beroepsprocedure tegen de aanwerving van een houder van een "ander" bekwaamheidsbewijs, zoals bepaald in artikel 9, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting "beeldende kunst" en artikel 9, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "muziek, woordkunst en dans";
21° de wijziging en het voortijdig einde van de loopbaanonderbreking met toepassing van artikel 17, § 1 en § 4, en artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;
22° de bepaling van het modelformulier voor de mededeling aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten van iedere toelating tot de proeftijd of vaste benoeming aan de hand van een formulier, met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van vaste benoeming aan het departement Onderwijs;
23° de afwijkingen in geval van laattijdige aanvragen van terbeschikkingstelling en de beëindiging van reaffectatie en wedertewerkstelling zoals bedoeld in de artikelen 25, § 3, en 41, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;
24° de afwijkingen op de cumulatiebeperking, namelijk het optrekken van de grens van een derde tot twee derde van de opdracht, enkel voor het verleden, zoals bedoeld in het artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 december 1978 ter uitvoering van het artikel 77, § 2, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 en houdende afwijking van sommige bepalingen van de koninklijke besluiten tot vaststelling van de voorwaarden vereist voor het oprichten van betrekkingen in de rijksinrichtingen voor technisch en kunstonderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
25° de vaststellingen van hoofdambt en bijbetrekking, enkel voor het verleden, met toepassing van :
a. het artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 1993 tot regeling van de cumulatie van een activiteit als zelfstandige met een ambt in het onderwijs;
b. het artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 1993 tot regeling van de cumulatie van een andere bezigheid of een pensioen met uitzondering van het overlevingspensioen, met een ambt in het onderwijs;
26° het verhaal tegen een aanstelling in bijbetrekking, enkel voor het verleden, zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 1993 tot uitvoering van het artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
27° de afwijkingen op de cumulatie, enkel voor het verleden, zoals bedoeld in artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan. De uitdrukking enkel voor het verleden kan geen betrekking hebben op de periode waarop artikel 18 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III van toepassing is;
28° het verhaal tegen de toewijzing van een betrekking op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 1993 tot uitvoering van artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
29° het verhaal tegen de toewijzing van een betrekking aan een personeelslid dat opnieuw in actieve dienst treedt in uitvoering van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende bepaalde aspecten van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde personeelsleden van het onderwijs;
30° het verhaal tegen de toewijzing van een betrekking aan een personeelslid dat als gepensioneerde in het onderwijs in dienst treedt in uitvoering van artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende bepaalde aspecten van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde personeelsleden van het onderwijs;
31° de individuele aanvragen tot het bekomen van terugbetalingsfaciliteiten bij terugvorderingen van salaris of salaristoelagen.
§ 3. De ambtenaren van rang A1 van de afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel zijn gemachtigd om elke beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de juridische erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg naar en van het werk voor alle onderwijspersoneel en de toekenning van een schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;
2° de goedkeuring van staten van verschuldigde sommen betreffende kosten in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten voor alle onderwijspersoneel;
§ 4. De ambtenaren van minimum C1-niveau zijn gemachtigd om een beslissing te nemen met betrekking tot :
de beslissing op basis van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 1997 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
§ 5. De ambtenaren van minimum rang D2 van de afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel zijn gemachtigd om de beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de juridische erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg naar en van het werk, met uitzondering van de negatieve beslissing, voor alle onderwijspersoneel;
2° de juridische erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg naar en van het werk, met uitzondering van de negatieve beslissing, voor alle ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, in toepassing van artikel X, 23, § 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid.
§ 6. De ambtenaren van minimum rang D1 zijn gemachtigd om de beslissing te nemen met betrekking tot :
de vaststelling en de toekenning van lesuren in het kader van onderwijs aan huis zoals bepaald in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren;
Art.15. § 1. Deze subdelegaties worden meegedeeld aan het Rekenhof en aan de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs en Vorming.
§ 2. Bij gebruik van de in hoofdstuk II, IV en VI bedoelde subdelegaties plaatst de delegatiehouder boven de vermelding van zijn graad, zijn naam en zijn handtekening de formule "Namens de Vlaamse minister bevoegd voor het beleidsdomein onderwijs en vorming, voor de administrateur-generaal".
§ 3. Over het gebruik van de in hoofdstuk II, IV en VI bedoelde bevoegdheden wordt jaarlijks gerapporteerd door middel van een activiteitenverslag dat door de administrateur-generaal aan de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs en Vorming wordt meegedeeld.
HOOFDSTUK VII. - Regeling bij vervanging
Art.16. § 1. De bij dit besluit verleende delegaties worden tevens verleend aan het personeelslid dat met de waarneming van de functie van algemeen directeur of van afdelingshoofd belast is, of de algemeen directeur of het afdelingshoofd vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het betrokken personeelslid, boven de vermelding van zijn graad, zijn naam en zijn handtekening, de formule " voor de algemeen directeur, afwezig ", respectievelijk " voor het afdelingshoofd van..., afwezig ".
§ 2. Bij gebruik van de in hoofdstuk II, IV en VI bedoelde subdelegaties plaatst het personeelslid dat de algemeen directeur of het afdelingshoofd vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering boven de vermelding van zijn graad, zijn naam en zijn handtekening de formule "Namens de Vlaamse Minister bevoegd voor het beleidsdomein onderwijs en vorming, voor de administrateur-generaal, voor de algemeen directeur, afwezig ", respectievelijk " voor het afdelingshoofd van..., afwezig "".
HOOFDSTUK VIII. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art.17. § 1. Bij het gebruik van de in dit besluit verleende delegaties dient de nodige zorgvuldigheid in acht genomen te worden.
§ 2. Het gebruik van de verleende delegaties kan door de administrateur-generaal nader worden geregeld bij eenvoudige beslissing die wordt verspreid onder de vorm van een dienstorder of nota.
Art.18. De algemeen directeur en het afdelingshoofd organiseren het systeem van interne controle op zodanige wijze dat de verleende delegaties op een adequate wijze worden gebruikt en misbruiken worden vermeden.
Deze verantwoordelijkheid betreft eveneens de aangelegenheden waarvoor de beslissingsbevoegdheid door de administateur-generaal werd gesubdelegeerd aan andere personeelsleden.
Art.19. De algemeen directeur en het afdelingshoofd zijn ten aanzien van de administrateur-generaal verantwoordelijk voor het gebruik van de verleende delegaties.
Art.20. Over het gebruik van de verleende delegaties wordt jaarlijks verantwoording afgelegd door middel van een rapport dat door de algemeen directeur en het afdelingshoofd aan de administrateur-generaal wordt voorgelegd, dit uiterlijk de vijftiende werkdag na het verstrijken van de periode waarop het rapport betrekking heeft.
Het rapport bevat de nodige informatie over de beslissingen die met toepassing van de verleende delegaties in de betrokken periode werden genomen.
De in het rapport verstrekte informatie is exact, toereikend en ter zake dienend; zij is niet overmatig. Ze is op een degelijke wijze gestructureerd en wordt op een toegankelijke wijze voorgesteld.
De administrateur-generaal kan bij eenvoudige beslissing nadere instructies geven betreffende de concrete informatie die per gedelegeerde aangelegenheid in het rapport verstrekt moet worden en een verplicht te volgen schema voor de rapportering vaststellen.
Art.21. § 1. De administrateur-generaal kan, buiten de verplichte periodieke rapportering, op ieder ogenblik aan de algemeen directeur en het afdelingshoofd verantwoording vragen betreffende het gebruik van de delegatie in een bepaalde aangelegenheid.
§ 2. De administrateur-generaal heeft het recht om, bij eenvoudige beslissing, de verleende delegaties tijdelijk, geheel of gedeeltelijk op te heffen.
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.22. Het besluit van de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten van 14 maart 2007 houdende delegatie en subdelegatie van sommige bevoegdheden inzake onderwijs aan ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, wordt opgeheven.
Art.23. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 juli 2009.
Art. 24. De beslissingen genomen tussen 13 juli 2009 en de datum van het besluit worden geacht genomen te zijn conform de bepalingen van dit besluit.
Brussel, 3 maart 2011.
De administrateur-generaal,
G. JANSSENS