7 OKTOBER 2005. - [Besluit van de Vlaamse Regering aangaande het Agentschap [Innoveren en Ondernemen]] <BVR2009-01-30/39, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> <BVR2015-12-18/42, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-11-2005 en tekstbijwerking tot 05-02-2021)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Aansturing en leiding van het agentschap.
Art. 6-8
HOOFDSTUK IV. - Financiële middelen.
Art. 9
HOOFDSTUK V. - Controle, voortgangscontrole en toezicht.
Art. 10-12
HOOFDSTUK V/1.
Art. 12/1, 12/2, 12/3
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 13-16
2006036542 2007035271 2007035499 2007035747 2007036484 2009035397 2010200319 2015036628 2019041150 2020010093 2020015737 2020016126 2020041602 2021030410 2021041515 2023040741 2024005620
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° [1 ...]1
2° de minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid.
----------
(1)<BVR 2019-05-10/12, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK II. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap.
Art.2.§ 1. Binnen het Vlaams Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, onder de benaming [2 Agentschap Innoveren en Ondernemen]2, hierna " het agentschap " te noemen.
Alle officiële akten, officiële aankondigingen of andere officiële stukken die uitgaan van het agentschap moeten de benaming van het agentschap vermelden, met onmiddellijk daarvoor of daarna de (leesbaar en voluit geschreven) woorden : " intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid van de Vlaamse overheid ".
Die verplichting geldt niet voor informatieverstrekking om promotionele redenen of voorlichtingsredenen.
§ 2. Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie. Het agentschap wordt opgericht voor de uitvoering van het economisch beleid.
§ 3. Het agentschap heeft een centrale zetel. De minister bepaalt de vestigingsplaats van de centrale zetel. Het hoofd van het agentschap kan beslissen om een of meer vestigingen buiten de centrale zetel op te richten.
----------
(1)<BVR 2009-01-30/39, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2015-12-18/42, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.3.[1 Gedreven door de noden van de ondernemingen en de economische en maatschappelijke uitdagingen draagt het Agentschap Innoveren en Ondernemen bij tot een versterkt klimaat van duurzame economische groei en jobcreatie in Vlaanderen via:
1° het stimuleren van alle vormen van ondernemerschap;
2° het verhogen van het groeipotentieel en het innoverend vermogen van de Vlaamse ondernemingen;
3° het creëren van stimulerende omgevingsfactoren voor het ondernemen.
In het kader van de vervulling van de missie, vermeld in het eerste lid, vervult het agentschap essentieel een regisseursrol en treedt het slechts op als actor in complementariteit met de activiteiten van de private sector en intermediaire organisaties.]1
----------
(1)<BVR 2015-12-18/42, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.4.[1 § 1. [2 1. Om de missie, vermeld in artikel 3, waar te maken, voert het agentschap, op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, de volgende taken uit:
1° het informeren van ondernemers en kandidaat-ondernemers over ondernemerschap en innovatie;
2° het creëren van een cultuur van ondernemerschap en innovatie bij ondernemers en kandidaat-ondernemers;
3° het stimuleren en ondersteunen van andere bestuurslagen en beleidsdomeinen binnen de Vlaamse overheid tot het voeren van een innovatiegericht en ondernemingsvriendelijk beleid;
4° het aansturen en organiseren van een front-office als universele toegangspoort voor de ondernemingsvragen aan de overheid en voor specifieke vragen over het overheidsinstrumentarium gericht op ondernemingen;
5° het selecteren en financieel steunen van projecten en activiteiten van ondernemingen, maar ook van andere instellingen, organisaties en personen, ter bevordering van het innoverend vermogen en ondernemerschap;
6° het regisseren en coördineren van een actief en transparant netwerk van actoren die middelen ontvangen van het agentschap voor de uitvoering van projecten en activiteiten ter bevordering en ondersteuning van het innoverend vermogen en ondernemerschap in Vlaanderen;
7° het ontwikkelen en uitvoeren van het ruimtelijk-economisch beleid, met inbegrip van het brownfieldconvenantenbeleid en bemiddelingsopdrachten;
8° het coördineren en uitvoeren van de taken met betrekking tot `toegang tot het beroep' in het algemeen en in het bijzonder de taken met betrekking tot ondernemersvaardigheden, ambulante en kermisactiviteiten en beenhouwer-spekslager;
9° het ontwikkelen en uitvoeren van een integraal handelsvestigingenbeleid, waaronder in het bijzonder het behandelen van socio-economische vergunningen;
10° het gericht faciliteren en financieel ondersteunen van de deelname aan "ondernemings-georiënteerde" internationale programma's;
11° het uitvoeren van opdrachten voor de Europese Commissie, waaronder het beheer van de EFRO-fondsen;
12° Het Agentschap voert de promotie en draagt bij tot het belang van design en productontwikkeling;
13° het administratieve en inhoudelijke en financiële beheer en de opvolging van initiatieven en opdrachten, opgedragen door de Vlaamse Regering;
14° het uitvoeren van taken van beleidsondersteuning;]2
[3 15° het stimuleren van de ondernemersvorming.]3
[4 16° het bepalen van de manier en de nadere inhoud van de toegang van de burger tot de gegevens over de rechtspersonen en natuurlijke personen in hun hoedanigheid van ondernemer in overleg met de betrokken overheidsinstanties en externe overheden als vermeld in artikel II.7, achtste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. De toegang is beperkt tot de gegevens die op de burger zelf, in zijn hoedanigheid van ondernemer, betrekking hebben.]4
§ 2. [2 Het Agentschap beschikt over een eigen inspectiedienst die toeziet op de correcte aanwending van de financiële stimuli en belast is met de controle en het toezicht op en voorstelling van minnelijke schikking inzake alle bevoegdheden toegewezen aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
De minister duidt de ambtenaren aan die:
1° met behoud van de ambtsbevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie, bevoegd zijn om zelfs individueel de in artikel 5, 8, 9 en 11 van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002, 27 december 2005, 20 juli 2006, 29 december 2010, 3 april 2013, 20 november 2013 en 27 maart 2014, bedoelde inbreuken op te sporen en door middel van proces-verbaal vast te stellen;
2° na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de bepalingen van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002; 27 december 2005, 20 juli 2006, 29 december 2010, 3 april 2013, 20 november 2013 en 27 maart 2014, of haar uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 6, § 1, van dezelfde wet bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som kunnen voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen;
3° na inzage van de processen-verbaal waarin een in artikel 13, § 1, 1° tot met 5°, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 2005, 20 juli 2006, 22 december 2009 en 21 januari 2013, bepaalde overtreding wordt vastgesteld, en die opgemaakt zijn door de in artikel 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2005, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som kunnen voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen;
4° na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de bepalingen van hoofdstuk I van titel II van de wet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, gewijzigd bij arrest van het Arbitragehof van 29 april 1999, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2002, 16 januari 2003, 11 mei 2003, 22 december 2003, 4 juli 2004, 28 april 2010 en 15 december 2013, wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 15, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 11 mei 2003, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som kunnen voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen;
5° na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de bepalingen van de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008 en 8 april 2010, of haar uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 11, § 1, van dezelfde wet bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som kunnen voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.]2
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [2 ...]2
§ 5. [2 ...]2
§ 6. [2 ...]2]1
----------
(1)<BVR 2009-01-30/39, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2015-12-18/42, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<BVR 2020-11-20/11, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<BVR 2021-01-15/12, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 29-12-2018>
Art.5. Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaamse Gewest en eventueel namens de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK III. - Aansturing en leiding van het agentschap.
Art.6. Het agentschap ressorteert onder het hiërarchisch gezag van de minister.
Art.7.
<Opgeheven bij BVR 2019-05-10/12, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8. Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap.
HOOFDSTUK IV. - Financiële middelen.
Art.9. De ontvangsten worden gerealiseerd en de uitgavenkredieten worden aangewend door het agentschap overeenkomstig de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, de bepalingen van de begrotingsdecreten en eventuele andere decreten, de delegatieregeling en de beheersovereenkomst.
HOOFDSTUK V. - Controle, voortgangscontrole en toezicht.
Art.10. De minister is verantwoordelijk voor de voortgangscontrole van en het toezicht op het agentschap.
Art.11. De daartoe aangewezen diensten van het Vlaams Ministerie die belast zijn met de financiële en budgettaire aangelegenheden zijn bevoegd voor de financiële controle en de certificering van de rekeningen.
Art.12. De minister kan, in het kader van de voortgangscontrole en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers.
HOOFDSTUK V/1.
Art. 12/1.
<Opgeheven bij BVR 2015-12-18/42, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 12/2.
<Opgeheven bij BVR 2015-12-18/42, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 12/3.
<Opgeheven bij BVR 2015-12-18/42, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.13. Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 tot oprichting van het Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid wordt opgeheven.
Art.14. In artikel 21, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie worden de woorden " Subsidieagentschap Economie " vervangen door " Agentschap Economie ".
Art.15. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit besluit in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-04-2006, door BVR 2006-06-30/60, art. 1)
Art. 16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.