Artikels:
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° [1 groenvoedergewassen : de gewassen en kiemen van de volgende geslachten en soorten :
| a) grassen : | Poaceae (Gramineae) |
| 1) Agrostis canina L. | kruipend struisgras en heidestruisgras; |
| 2) Agrostis gigantea Roth | hoog struisgras; |
| 3) Agrostis stolonifer L. | wit struisgras; |
| 4) Agrostis capillaris L. | gewoon struisgras; |
| 5) Alopecurus pratensis L. | beemdvossenstaart; |
| 6) Arrhenatherum elatius (L.) P. Beauv. ex J. Presl | frans raaigras; |
| 7) Bromus catharticus Vahl. | paardengras; |
| 8) Bromus sitchensis Trin. | alaskadravik; |
| 9) Cynodon dactylon (L.) Pers. | bermudagras; |
| 10) Dactylis glomerata L. | kropaar; |
| 11) Festuca arundinacea Schreber. | rietzwenkgras; |
| 12) Festuca filiformis Pourr. | fijnbladig schapengras; |
| 13) Festuca ovina L. | schapengras; |
| 14) Festuca pratensis Hudson. | beemdlangbloem; |
| 15) Festuca rubra L. | roodzwenkgras; |
| 16) [<font color="red">2</font> Festuca trachyphylla (Hack.) Hack.]<font color="red">2</font> | hardzwenkgras; |
| 17) Lolium multiflorum Lam. | Westerwolds en Italiaans raaigras; |
| 18) Lolium perenne L. | engels raaigras; |
| [19) Lolium x hybridum Hausskn.]<font color="red">1</font> | gekruist raaigras; |
| 20) Phalaris aquatica L. | knolrietgras, Phalaris; |
| 21) Phleum nodosum L | klein timotheegras; |
| 22) Phleum pratense L. | timothee; |
| 23) Poa annua L. | tuintjesgras; |
| 24) Poa nemoralis L. | bosbeemdgras; |
| 25) Poa palustris L. | moerasbeemdgras; |
| 26) Poa pratensis L. | veldbeemdgras; |
| 27) Poa trivialis L. | ruwbeemdgras; |
| 28) Trisetum flavescens (L.) P. Beauv. | goudhaver; |
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017090802" target="_blank">2017-09-08/02</a>, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021102923" target="_blank">2021-10-29/23</a>, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
Onder groenvoedergewassen vallen ook de volgende hybriden die verkregen zijn door kruising van de bovenvermelde soorten met :
| 29) xFestulolium Asch. | hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Festuca met een soort van het geslacht Lolium; |
[<font color="red">1</font> ''b) Fabaceae (Leguminosae) | vlinderbloemigen |
1) Biserrula pelecinus L. | biserrula |
2) Galega orientalis Lam. | voedergalega |
3) Hedysarum coronarium L. | esparcette |
4) Lathyrus cicera L. | kekerlathyrus |
5) Lotus corniculatus L. | rolklaver |
6) Lupinus albus L. | witte lupine |
7) Lupinus angustifolius L. | blauwe lupine |
8) Lupinus luteus L. | gele lupine |
9) Medicago doliata Carmign. | |
10) Medicago italica (Mill.) Fiori | |
11) Medicago littoralis Rohde ex Loisel. | |
12) Medicago lupulina L. | hopperupsklaver |
13) Medicago murex Willd. | |
14) Medicago polymorpha L. | ruige rupsklaver |
15) Medicago rugosa Desr. | |
16) Medicago sativa L. | luzerne |
17) Medicago scutellata (L.) Mill. | slakkenklaver |
18) Medicago truncatula Gaertn. | |
19) Medicago x varia T. Martyn Sand | bonte luzerne |
20) Onobrychis viciifolia Scop. | steenklaver |
21) Ornithopus compressus L. | geel vogelpootje |
22) Ornithopus sativus Brot. | serradelle |
23) Pisum sativum L. (partim) | voedererwt |
24) Trifolium alexandrinum L. | alexandrijnse klaver |
25) Trifolium fragiferum L. | aardbeiklaver |
26) Trifolium glanduliferum Boiss. | |
27) Trifolium hirtum All. | |
28) Trifolium hybridum L. | bastaardklaver |
29) Trifolium incarnatum L. | inkarnaatklaver |
30) Trifolium isthmocarpum Brot. | |
31) Trifolium michelianum Savi | |
32) Trifolium pratense L. | rode klaver |
33) Trifolium repens L. | witte klaver |
34) Trifolium resupinatum L. | perzische klaver |
35) Trifolium squarrosum L. | |
36) Trifolium subterraneum L. | onderaardse klaver |
37) Trifolium vesiculosum Savi | |
38) Trigonella foenum-graecum L. | bokshoorn |
39) Vicia benghalensis L. | |
40) Vicia faba L. | veldboon |
41) Vicia pannonica Crantz | pannonische wikke |
42) Vicia sativa L. | voederwikke |
43) Vicia villosa Roth | zachte wikke'';]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017090802" target="_blank">2017-09-08/02</a>, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018> |
| c) andere soorten | |
| 1) Brassica napus L. var. Napobrassica (L.) Rchb. | koolrapen; |
| 2) Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. medullosa Thell. + var. viridis L. | mergkool; |
| 3) Phacelia tanacetifolia Benth. | facelie; |
| [3bis) Plantago lanceolata L.]<font color="red">1</font> | [smalle weegbree]<font color="red">1</font> |
| 4) Raphanus sativus L. var. oleiformis Pers. '' | bladrammenas, |
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017090802" target="_blank">2017-09-08/02</a>, art. 2, 009; En vigueur : 01-01-2018>
]1
[3 De minister bepaalt de voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen en kan de bepalingen, vermeld in dit punt 1°, aanvullen en wijzigen conform de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.]3
2° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring (bevoegde entiteit) officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften; <MB 2006-04-28/51, art. 135, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
3° basiszaad :
a) zaad van gekweekte rassen : zaad,
1) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;
2) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;
3) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;
4) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;
b) zaad van landrassen : zaad :
1) dat is voortgebracht onder officieel toezicht uit officieel als landras goedgekeurd materiaal op een of meer bedrijven binnen een nauwkeurig afgebakend gebied van oorsprong;
2) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;
3) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;
4) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;
4° gecertificeerd zaad : zaad van alle onder 1° opgenomen soorten, met uitzondering van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa :
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;
b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan de productie van zaad;
c) dat, onder voorbehoud van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad in bijlage I en II;
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet;
5° gecertificeerd zaad, eerste generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa) : zaad :
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad vastgesteld in bijlage I en II en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat dat het geval is;
b) dat bestemd is voor het voortbrengen van zaad van de categorie gecertificeerd zaad, tweede generatie dan wel voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;
c) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, vastgesteld in bijlage I en II;
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet;
6° gecertificeerd zaad, tweede generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., Medicago sativa) : zaad :
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste generatie of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad vastgesteld in bijlage I en II en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is;
b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;
c) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, vastgesteld in bijlagen I en II;
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet.
7° handelszaad : zaad :
a) dat soortecht is;
b) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor handelszaad opgesomd in bijlage II, onder III;
c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;
8° gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad of pootgoed, op grond van artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen;
9° kleine verpakking EG A : verpakking met een mengsel van zaden dat niet bestemd is voor de voortbrenging van groenvoedergewassen, met een nettogewicht van ten hoogste 2 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;
10° kleine verpakking EG B : verpakking met basiszaad, gecertificeerd zaad, handelszaad of - voorzover het geen kleine verpakkingen EG A betreft - een mengsel van zaden, met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, als ze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;
11° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden :
a) door autoriteiten van een staat;
b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat;
c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen die handelen onder het toezicht van een staat;
De personen, genoemd onder 11°, b) en c), mogen geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van bovenvermelde maatregelen;
12° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;
13° (bevoegde entiteit : [2 [4 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]4]2;) <MB 2006-04-28/51, art. 134, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
14° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.
Onder in de handel brengen, wordt niet verstaan :
a) de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen :
1) beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;
2) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft;
b) het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener. Daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment moet voldoen.
De voorwaarden voor de uitvoering van de bepalingen, bedoeld in het tweede lid, b) worden vastgesteld door de minister, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
§ 2. (...) <BVR 2005-12-16/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006; een wijziging bij MB 2006-04-28/51, art. 135, 003, die geacht is uitwerking te hebben met ingang van 01-04-2006, en dus na de inwerkingtreding van de opheffing van § 2, werd door Justel niet uitgevoerd>
----------
(1)<BVR 2010-05-21/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
(2)<BVR 2014-12-19/B3, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BVR 2021-10-29/23, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
(4)<BVR 2024-01-26/31, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 1/1. [1 Dit besluit voorziet in de omzetting van richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-09-08/02, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 1/2. [1 Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-12-19/B3, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.2. Dit besluit is niet van toepassing :
1° op zaaizaad dat bestemd is voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Unie, voorzover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, als die zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden en bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : " Uitvoer buiten de Europese Unie ";
2° op zaden in doorvoer, mits ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming.
HOOFDSTUK II. - De handel.
Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de hoedanigheid.
Art.3. § 1. Zaaizaad van de soorten, bedoeld in artikel 1, 1°, mag slechts in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad van rassen die voorkomen op de nationale catalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.
Deze bepaling geldt niet voor de volgende soorten van zaaizaad :
1° | Bermudagras | Cynodon dactylon (L.) Pers.; |
2° | Esparcette | Hedysarium coronarium L.; |
3° | Steenklaver | Onobrychis viciifolia Scop.; |
4° | Knolrietgras | Phalaris aquatica L.; |
5° | Tuintjesgras | Poa annua L.; |
6° | Bokshoorn | Trigonella foenum-graecum L.; |
7° | Pannonische wikke | Vici pannonica Crantz. |
§ 2. Zaaizaad van de volgende soorten mag slechts in de handel worden gebracht indien het gaat ofwel om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad van rassen die voorkomen op de nationale catalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen vastgesteld ter uitvoering van het genoemde koninklijk besluit van 8 juli 2001 of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld, ofwel om handelszaad :
1° | Bermudagras | Cynodon dactylon (L.) Pers.; |
2° | Esparcette | Hedysarium coronarium L.; |
3° | Steenklaver | Onobrychis viciifolia Scop.; |
4° | Knolrietgras | Phalaris aquatica L.; |
5° | Tuintjesgras | Poa annua L.; |
6° | Goudhaver | Trisetum flavescens (L.) P. Beauv.; |
7° | Bokshoorn | Trigonella foenum-graecum L.; |
8° | Pannonische wikke | Vicia pannonica Crantz. |
§ 3. In afwijking van § 1 en § 2, mag ook niet bewerkt zaad in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.
Art.4. § 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in de bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.
Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op gecertificeerd zaad van Trifolium pratense, dat bestemd is voor verdere voortbrenging van gecertificeerd zaad.
§ 2. (In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten of handelszaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden, met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit, en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.
De leverancier moet in dat geval de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen.) <BVR 2005-12-16/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006>
Art.5. <BVR 2005-12-16/50, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006> In afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, kan de bevoegde entiteit aan de producenten toestemming verlenen om de volgende zaden in de handel te brengen :
1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;
2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend.
De doeleinden waarvoor de vermelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen, evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de minister.
In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu te voorkomen. Voor de milieurisicobeoordeling die daarvoor uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing.
Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding.
Art.6. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 7, 8, 9 en 10, is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.
De minister mag van het bepaalde in het eerste lid afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.
Art.7. § 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad, behalve kleine verpakkingen EG B van gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 8 en 10 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
Voor een goede sluiting moet ten minste het in de eerste lid bedoelde etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt, ofwel moet op de sluiting een officieel zegel zijn aangebracht. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht niet opnieuw gebruikt te kunnen worden :
1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat zij niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;
2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben;
3° de sluitingen van papieren of plastic zakken die geen andere opening dan de vulopening hebben, op voorwaarde dat de zak wordt gesloten door de druk van het gewicht van de inhoud, dat de lengte van de sluiting ten minste 22 % van de breedte van de zak bedraagt en zaden bevat van de volgende soorten :
a) | Witte lupine | Lupinus albus L.; |
b) | Blauwe lupine | Lupinus angustifolius L.; |
c) | Gele lupine | Lupinus luteus L.; |
d) | Voedererwt | Pisum sativum L.; |
e) | Veldboon | Vicia faba L.; |
f) | Pannonische wikke | Vicia pannonica Crantz.; |
g) | Voederwikke | Vicia sativa L.; |
h) | Zachte wikke | Vicia villosa Roth. |
§ 2. Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het in artikel 8 en 10 bedoelde etiket melding worden gemaakt van de laatste sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en (de bevoegde entiteit) die de sluiting heeft verricht. <MB 2006-04-28/51, art. 136, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
Art.8. Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad, behalve kleine verpakkingen EG B van gecertificeerd zaad en handelszaad moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° a) aan de buitenkant voorzien zijn van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie.
b) de kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad.
c) als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.
d) als, in het geval, bedoeld in artikel 4 § 1, het basiszaad of gecertificeerd zaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
e) het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.
f) (het is toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;) <BVR 2005-12-16/50, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006>
2° een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punten 3, 5 en 6, voor het etiket en, sub b), punten 2, 4 en 6, voor handelszaad, zijn voorgeschreven. Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in artikel 8, 1°, bedoelde etiket.
Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig artikel 8, 1°, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.
Art.9. _ Kleine verpakkingen EG B moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° ze worden zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding op de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht plaatsvinden;
2° ze zijn aan de buitenkant, overeenkomstig bijlage IV van dit besluit, deel B, voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de gemeenschap. Bij doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen. Voor de kleur van het etiket is artikel 8, 1°, van toepassing;
3° ze zijn aan de buitenkant of op het sub 2° bedoelde etiket van de leverancier, voorzien van een officieel volgnummer. Bij gebruik van een officieel gometiket met dat volgnummer, is voor de kleur artikel 8 van toepassing.
Voorzover de in bijlage IV van dit besluit, deel B, bedoelde gegevens zijn overgenomen op het officiële gometiket, is de aanduiding bedoeld in het eerste lid, 2°, niet vereist.
Art.10. De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld :
1° certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;
2° partijnummer;
3° maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming, ten behoeve van de certificering;
4° soort ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift;
5° ras ten minste vermeld in Latijns schrift;
6° aanduiding prebasiszaad;
7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie gecertificeerd zaad of van de categorie gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering voorafgaat.
Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als, in het geval, bedoeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden voor de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
Art.11. <BVR 2005-12-16/50, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006> § 1. Zaad van groenvoedergewassen dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 17, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kan op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Als in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.
§ 2. Zaad van groenvoedergewassen dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet :
1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, 1°;
2° vergezeld zijn van een document dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in C van bijlage V.
§ 3. Zaad van groenvoedergewassen dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kan op verzoek officieel worden goedgekeurd als :
1° het rechtstreeks afkomstig is van :
a) basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 17, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;
b) de kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a) ;
2° het onderworpen is aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 17, § 1, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;
3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Art.12. Wat betreft het sluitingssysteem en de aanduiding van de verpakkingen voor het in de handel brengen van zaad van de categorie gecertificeerd zaad in bulk aan de eindverbruiker, is er in een vereenvoudiging voorzien, namelijk :
1° de recipiënten zijn afgesloten;
2° de gegevens op het officiële etiket moeten ook worden aangebracht op een door de leverancier aan de eindverbruiker te overhandigen document;
3° de hoeveelheden in bulk verkocht zaad worden aan het einde van ieder kalenderjaar door de leverancier aan (de bevoegde entiteit) medegedeeld. <MB 2006-04-28/51, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
Art.13. Voor zaad van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens dit besluit op de partij zaad is aangebracht of die partij vergezelt, duidelijk vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is.
Art.14. Als het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard of het handelszaad een chemische behandeling heeft ondergaan, wordt dat op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leveranciers of in de verpakking vermeld.
Bovendien wordt de naam van elke werkzame stof van het product of de gebruikte producten vermeld op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.
Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend, overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat al chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegestaan, overeenkomstig de voormelde reglementering.
De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, afwijkingen toestaan met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen.
Afdeling III. - Mengsels van zaden..
Art.15. § 1. Zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen mag in de handel worden gebracht onder de volgende voorwaarden :
1° als het niet bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt. In dat geval mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in dit besluit;
2° als het bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt. In dat geval, bevatten deze mengsels zaad van de rassen, genoemd in dit besluit en in het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, met uitzondering van de rassen, bedoeld in artikel 4, § 2, onder a, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;
3° als het bestemd is voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 29, § 1, 2° bedoelde genetische hulpbronnen. In dat geval mogen de mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van dit besluit.
De gevallen, bedoeld in punt 1° en 2°, moeten de diverse bestanddelen van de mengsels, als ze behoren tot een plantensoort genoemd in dit besluit en in de koninklijke besluiten houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, voordat ze gemengd worden, in overeenstemming zijn met de daarop van toepassing zijnde voorschriften voor het in de handel brengen ervan.
Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister de andere voorwaarden vaststellen, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels.
De minister kan ook, voor het in artikel 15, § 1, 3°, bedoelde geval, overeenkomstig de Beschikking 2004/371/EG van de Commissie van 20 april 2004 betreffende voorwaarden voor het in de handel brengen van zaadmengsels bestemd voor gebruik als voedergewas, de voorwaarden vaststellen waaronder de mengsels in de handel mogen worden gebracht.
§ 2. Artikel 5, 6, 8, 9 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de mengsels bedoeld in § 1. De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen.
§ 3. Voor de toepassing van § 2 worden kleine verpakkingen EG A gelijkgesteld met kleine verpakkingen EG B. Voor eerstgenoemde kleine verpakkingen, is het officiële volgnummer, bedoeld in artikel 9, eerste lid, 3°, evenwel niet vereist.
Art.16. De toepassing van bijlage IV, A, I, c), 5 en B, c), 11, van dit besluit is onderworpen aan de volgende voorwaarden :
1° de samenstelling en de benaming van het zaadmengsel wordt gedeponeerd bij (de bevoegde entiteit), ook wanneer het mengsel in het buitenland is verpakt. Deze (bevoegde entiteit) levert een omstandig ontvangstbewijs af dat geldt als toelating; <MB 2006-04-28/51, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
2° de samenstelling van het mengsel wordt vermeld op de verpakking of op een afzonderlijk vouwblad dat aan elke verpakking wordt gehecht. Nochtans kan, wat bijlage IV, B, c, van dit besluit betreft, worden volstaan met het ter plaatse in voorraad hebben van een document waarop de samenstelling is vermeld en dat op eenvoudig verzoek aan de koper wordt overhandigd.
Afdeling IV. - Overige bepalingen.
Art.17. § 1. (Zaaizaad van groenvoedergewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en dat het zaad in dat opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.
Bovendien moeten, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden zijn vervuld, vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap.) <BVR 2005-12-16/50, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006>
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op de volgende soorten zaad :
1° prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad slechts in de handel mag worden gebracht indien de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld. De minister kan daarvoor afwijkingen bepalen;
2° het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat van de Europese Unie gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/401/EEG moet voldoen.
Art.18. (Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij een algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de bevoegde entiteit, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, noch in de nationale rassencatalogus voorkomen tot de handel toelaten.) <BVR 2005-12-16/50, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006>
Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. In het geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het het voor handelszaad voorgeschreven etiket. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.
Art.19. De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art.20. <BVR 2005-12-16/50, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006; een wijziging bij MB 2006-04-28/51, art. 137, die geacht is uitwerking te hebben met ingang van 01-04-2006, werd door Justel niet uitgevoerd, daar zij geen rekening hield van de wijziging bij BVR 2005-12-16/50, art. 8> De bevoegde entiteit is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat :
1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad;
2° de keuring van het gewas op het veld;
3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;
4° het onderzoek in laboratoria;
5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen in artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14;
6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, zoals bepaald in artikel 20bis.
De bevoegde entiteit is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, vermeld in artikel 3, § 3.
Art. 20bis.<Ingevoegd bij BVR 2005-12-16/50, art. 9; Inwerkingtreding : 04-02-2006> De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in [1 artikel 1, § 1, 4°, d), 5°, d), 6°, d), 7°, c)]1, moet voldoen aan de volgende eisen :
1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht :
a) ze moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid;
b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;
c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn. Dat houdt in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen;
d) zij voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;
2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;
3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %;
4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;
5° de minister kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c, verliest. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.
----------
(1)<BVR 2008-09-05/38, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 25-10-2008>
Art.21. In het keuringsreglement, bedoeld in artikel 26, zijn de volgende voorwaarden en bepalingen opgenomen :
1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 20;
2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten die bestemd zijn voor de productie van zaaizaad en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 20.
Bovenvermelde personen worden door (de bevoegde entiteit) erkend wanneer uit een onderzoek blijkt dat deze voorwaarden zijn vervuld. <MB 2006-04-28/51, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
Art.22. <BVR 2005-12-16/50, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006> § 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikelen 1, § 1, 3°, a), 4), en b), 4), 5°, d), 6°, d), 7°, d), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.
§ 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;
2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevende zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens worden afgesloten.
De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden, bevoegd voor certificering, voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend;
3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen :
a) een onafhankelijk laboratorium zijn;
b) tot een zaadbedrijf behoren.
In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen;
4° de overheden, bevoegd voor certificering, oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontrole deugdelijk toezicht uit;
5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.
Art.23. De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.
Art.24. De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan de voorwaarden opgenomen in bijlage I en II.
Art.25. <BVR 2005-12-16/50, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006> § 1. Bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikelen 1, § 1, 3°, a), 4), en b), 4), 5°, d), 6°, d), 7°, d) volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 27 vermelde controles moet echter officieel gebeuren.
§ 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
§ 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe in de 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden door de overheden die bevoegd zijn voor certificering zijn gemachtigd;
2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens worden afgesloten.
3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën :
a) onafhankelijke natuurlijke personen;
b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;
c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen.
In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen.
4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend;
5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt tenminste 5%. Die steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.
De overheden, bevoegd voor certificering, vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.
6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.
Art.26. Op voorstel van (de bevoegde entiteit), stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenvoedergewassen vast. <MB 2006-04-28/51, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen.
Art.27. Met officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van groenvoedergewassen beantwoordt aan de in dit besluit vervatte voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering bestaat uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan, een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
Art.28. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese gemeenschap, neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld :
1° soort;
2° ras;
3° categorie;
4° producerend land en officiële keuringsdienst;
5° land van verzending;
6° invoerder;
7° hoeveelheid zaaizaad.
Art.29. § 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen :
1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;
3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
§ 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten :
1° in het onder § 1, 2° bedoelde geval, is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort;
2° in het onder § 1, 2° bedoelde geval, passende kwantitatieve beperkingen.
Art.30. De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.
Art.31. De facturen, contracten van catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen die, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a), 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b), 2, 6, 7 en 9.
Art.32. De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de bovengenoemde documenten werden opgemaakt, bewaren om ze ter plaatse aan de beambten belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit op hun verzoek voor te leggen.
Art.33. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.34. Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Art.35. Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001, wordt opgeheven.
Art.36. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen.
1. Op het perceel, mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden :
Gewas | Minimumafstand |
1 | 2 |
Brassica spp., Phacelia tanacetifolia : - voor de produktie van basiszaad; - voor de produktie van gecertificeerd zaad.} | 400 m 200 m |
Andere soorten of rassen dan Brassica spp., Phacelia tanacetifolia, Pisum sativum en rassen van Poa pratensis als bedoeld in het laatste lid punt 4 : | |
- voor de produktie van zaad voor de vermeerdering, percelen tot 2 ha; | 200 m |
- voor de produktie van zaad voor de vermeerdering, percelen groter dan 2 ha; | 100 m |
- voor de produktie van zaad bestemd voor de voortbrenging van groenvoedergewassen, percelen tot 2 ha; | 100 m |
- voor de produktie van zaad bestemd voor de 50 m voortbrenging van groenvoedergewassen, percelen groter dan 2 ha. | 50 m |
Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.
3. Planten van andere soorten, waarvan de zaden in het laboratorium moeilijk te onderscheiden zijn van het gewas, mogen slechts in geringe mate aanwezig zijn. In het bijzonder, moeten gewassen van de Lolium-soorten en x Festulolium aan de volgende voorwaarden voldoen : het aantal planten van een andere Lolium-soort dan het gewas mag niet meer bedragen dan :
- 1 per 50 m2 voor de productie van basiszaad;
- 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
4. Het gewas van de soorten Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.
In het bijzonder, gewassen van andere soorten, dan Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala of van Poa pratensis, moeten aan de volgende eisen voldoen : het aantal planten van deze soorten, die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan :
a) 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
b) 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
Voor Poa pratensis, mag het aantal planten van soorten, die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren, niet meer bedragen dan :
a) 1 per 20 m2 voor de productie van basiszaad;
b) 4 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
Voor rassen die volgens erkende procedures officieel worden ingedeeld als "van één kloon afkomstige apomictische rassen", kan een aantal planten die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren en waarvan het aantal niet meer bedraagt dan 6 per 10 m2, als in overeenstemming worden beschouwd met voornoemde normen voor de productie van gecertificeerd zaad.
5. [1 Het gewas is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van de zaden verminderen. Het gewas voldoet ook aan de volgende eisen:
1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringsmaatregelen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het gewas en de respectieve categorieën voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde nietquarantaineorganismen | voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) | drempel-waarden voor de productie van prebasiszaad | drempel-waarden voor de productie van basiszaad | drempel-waarden voor de productie van gecertificeerd zaad |
Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus (McCulloch 1925) Davis et al. [CORBIN] | Medicago sativa L. | 0 % | 0 % | 0 % |
Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] | Medicago sativa L. | 0 % | 0 % | 0 % |
Onder de voormelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen wordt verstaan: de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening.]1
6. (Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad en gecertificeerd zaad vastgesteld door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij veldkeuringen die uitgevoerd zijn onder officieel toezicht.) <BVR 2005-12-16/50, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2006>
Bij deze veldkeuringen, moeten de volgende punten in acht genomen worden :
a) de stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken;
b) er moet ten minste één veldkeuring plaatsvinden;
c) de grootte, het aantal en de verdeling van de perceelstukken, waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten volgens daarvoor passende methoden worden vastgesteld.
[2 7. Als na de toepassing van punt 4 en 6 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de bevoegde entiteit voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, conform de toepasselijke internationale normen.]2
----------
(1)<MB 2020-07-23/05, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2020>
(2)<MB 2022-03-24/12, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. N2. Bijlage II. - Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen.
[2 Deze bijlage voorziet in de gedeeltelijke omzetting van uitvoeringsrichtlijn 2012/37/EU van de Commissie van 22 november 2012 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG van de Raad wat betreft de voorwaarden waaraan zaaizaad van Galega orientalis Lam. moet voldoen, het maximumgewicht van een partij zaaizaad van bepaalde soorten groenvoedergewassen en de monstergrootte van Sorghum spp.]2
[1 I. GECERTIFICEERD ZAAD
1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.
Het zaaizaad van de onderstaande soorten moet aan de volgende normen of andere voorwaarden voldoen. Het moet de volgende minimale raszuiverheid hebben :
-Poa pratensis, rassen als vermeld in bijlage I, punt 4, derde zin, tweede gedeelte. Brassica napus var. napobrassica en Brassica oleracea convar. acephala : 98 %
- Pisum sativum, Vicia faba :
-gecertificeerd zaaizaad, eerste vermeerdering : 99 %
-gecertificeerd zaaizaad, tweede vermeerdering : 98 %.
[11 - Trifolium subterraneum, Medicago spp., met uitzondering van M. lupulina, M. sativa, M. x varia:
1° voor de productie van basiszaad: 99,5%;
2° voor de productie van gecertificeerd zaad voor verdere vermeerdering: 98%;
3° voor de productie van gecertificeerd zaad: 95%.]11
Of aan de eisen van minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de veldkeuringen, vermeld in bijlage I.
2. Het zaaizaad moet voor kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten, inclusief de aanwezigheid van bittere zaden in zoete rassen van Lupinus spp., aan de volgende normen of andere voorwaarden voldoen.
A. Tabel. [4
[<font color="red">1</font> soort | kiemkracht | minimale mechanische zuiverheid (% van het gewicht) | maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten (% van het gewicht) | <td colspan="3" valign="top">
| minimum kiemkracht (% zuiver zaad) | maximum bestanddeel hardschalige zaden (% zuiver zaad) | | totaal | van één enkele soort | Elytrigia repens |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7]<font color="red">1</font> |
<td colspan="7" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
<td colspan="4" valign="top">[<font color="red">1</font> maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten
(% van het gewicht)<td colspan="3" valign="top">maximumgehalte, in aantal, aan zaden van andere plantensoorten in een monster, waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)eisen voor het gehalte aan lupinezaden van een andere kleur en voor bitterstofhoudende lupinezaden |
Alopecurus myosuroides | Melilotus spp. | Raphanus raphanistrum | Sinapis arvensis | Avena fatua, Avena sterilis | Cuscuta spp. | Rumex spp. andere dan Rumex acetosella en Rumex maritimus | |
8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15]<font color="red">1</font> |
<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
[<font color="red">1</font> 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
Poa annua | 75(a) | | 85 | 2,0(c) | 1,0(c) | 0,3 | 0,3 | | | | 0 | 0(j)(k) | 5(n) | |
Poa nemoralis | 75(a) | | 85 | 2,0(c) | 1,0(c) | 0,3 | 0,3 | | | | 0 | 0(j)(k) | 2(n) | |
Poa palustris | 75(a) | | 85 | 2,0(c) | 1,0(c) | 0,3 | 0,3 | | | | 0 | 0(j)(k) | 2(n) | |
Poa pratensis | 75(a) | | 85 | 2,0(c) | 1,0(c) | 0,3 | 0,3 | | | | 0 | 0(j)(k) | 2(n) | |
Poa trivialis | 75(a) | | 85 | 2,0(c) | 1,0(c) | 0,3 | 0,3 | | | | 0 | 0(j)(k) | 2(n) | |
Trisetum flavescens | 70(a) | | 75 | 3,0 | 1,0(f) | 0,3 | 0,3 | | | | 0(h) | 0(j)(k) | 2(n) | ]<font color="red">1</font> |
<td colspan="15" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
[<font color="red">1</font> 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
FABACEAE (Leguminosae) | | | | | | | | | | | | | | |
Biserrula pelecinus | 70 | | 98 | 0,5 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Galega orientalis. | 60 (a)(b) | 40 | 97 | 2,0 | 1,5 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10(n) | |
Hedysarum coronarium | 75(a)(b) | 30 | 95 | 2,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(k) | 5 | |
Lathyrus cicera | 80 | | 95 | 1 | 0,5 | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j)(k) | 20 | |
Lotus corniculatus | 75(a)(b) | 40 | 95 | 1,8(d) | 1,0(d) | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Lupinus albus | 80(a)(b) | 20 | 98 | 0,5(e) | 0,3(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | (o)(p) |
Lupinus angustifolius | 75(a)(b) | 20 | 98 | 0,5(e) | 0,3(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | (o)(p) |
Lupinus luteus | 80(a)(b) | 20 | 98 | 0,5(e) | 0,3(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | (o)(p) |
Medicago doliata | 70 | | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago italic | 70(b) | 20 | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago littoralis | 70 | | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago lupulina | 80(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Medicago murex | 70(b) | 30 | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago polymorpha | 70(b) | 30 | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago rugosa | 70(b) | 20 | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago sativa | 80(a)(b) | 40 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Medicago scutellata | 70 | | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago truncatula | 70(b) | 20 | 98 | 2 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Medicago x varia | 80(a)(b) | 40 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Onobrychis viciifolia | 75(a)(b) | 20 | 95 | 2,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(j) | 5 | |
Ornithopus compressus | 75 | | 90 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Ornithopus sativus | 75 | | 90 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Pisum sativum | 80(a) | | 98 | 0,5 | 0,3 | | | 0,3 | | | 0 | 0(j) | 5(n) | |
Trifolium alexandrinum | 80(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium fragiferum | 70 | | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium glanduliferum | 70 (b) | 30 | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium hirtum | 70 | | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium hybridum | 80(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium incarnatum | 75(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium isthmocarpum | 70 | | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium michelianum | 75 (b) | 30 | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium pratense | 80(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium repens | 80(a)(b) | 40 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium resupinatum | 80(a)(b) | 20 | 97 | 1,5 | 1,0 | | | 0,3 | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium squarrosum | 75(b) | 20 | 97 | 1,5 | | | | | | | 0 | 0(l)(m) | 10 | |
Trifolium subterraneum | 80(b) | 40 | 97 | 0,5 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trifolium vesiculosum | 70 | | 98 | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Trigonella foenum-graecum | 80(a) | | 95 | 1,0 | 0,5 | | | 0,3 | | | 0 | 0(j) | 5 | |
Vicia benghalensis | 80(b) | 20 | 97(e) | 1 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Vicia faba | 80(a)(b) | 5 | 98 | 0,5 | 0,3 | | | 0,3 | | | 0 | 0(j) | 5(n) | |
Vicia pannonica | 85(a)(b) | 20 | 98 | 1,0(e) | 0,5(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | |
Vicia sativa | 85(a)(b) | 20 | 98 | 1,0(e) | 0,5(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | |
Vicia villosa | 85(a)(b) | 20 | 98 | 1,0(e) | 0,5(e) | | | 0,3 | | | 0(i) | 0(j) | 5(n) | |
ANDERE SOORTEN | | | | | | | | | | | | | | |
Brassica napus var. napobrassica | 80(a) | | 98 | 1,0 | 0,5 | | | | 0,3 | 0,3 | 0 | 0(j)(k) | 5 | |
Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis) | 75(a) | | 98 | 1,0 | 0,5 | | | | 0,3 | 0,3 | 0 | 0(j)(k) | 10 | |
Phacelia tanacetifolia | 80(a) | | 96 | 1,0 | 0,5 | | | | | | 0 | 0(j)(k) | | |
Plantago lanceolata | 75 | | 85 | 1,5 | | | | | | | 0(i) | 0(j)(k) | 10 | |
Raphanus sativusvar. oleiformis | 80(a) | | 97 | 1,0 | 0,5 | | | | 0,3 | 0,3 | 0 | 0(j) | 5 | ]<font color="red">1</font> |
<td colspan="15" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
[<font color="red">1</font> 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
POACEAE (Gramineae) | | | | | | | |
Agrostis canina | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis capillaris | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis gigantea | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis stolonifera | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Alopecurus pratensis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Arrhenatherum elatius | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (i)(j) |
Bromus catharticus | 0,4 | 20 | 5 | 5 | 5 | | (j) |
Bromus sitchensis | 0,4 | 20 | 5 | 5 | 5 | | (j) |
Cynodon dactylon | 0,3 | 20(a) | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Dactylis glomerata | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca arundinacea | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca filiformis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca ovina | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca pratensis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca rubra | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca trachyphylla | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
x Festulolium | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium multiflorum | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium perenne | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium x hybridum | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Phalaris aquatica | 0,3 | 20 | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Phleum nodosum | 0,3 | 20 | 2 | 1 | 1 | | (j) |
Phleum pratense | 0,3 | 20 | 2 | 1 | 1 | | (j) |
Poa annua | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa nemoralis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa palustris | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa pratensis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa trivialis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Trisetum flavescens | 0,3 | 20(c) | 1 | 1 | 1 | | (i) (j) |
FABACEAE (Leguminosae) | | | | | | | |
Biserrula pelecinus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Galega orientalis | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(e) | (j) |
Hedysarum coronarium | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(e) | (j) |
Lathyrus cicera | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(d) | |
Lotus corniculatus | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (g)(j) |
Lupinus albus | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Lupinus angustifolius | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Lupinus luteus | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Medicago doliata | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago italic | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago littoralis | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago lupulina | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Medicago murex | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago polymorpha | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago rugosa | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago sativa | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Medicago scutellata | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago truncatula | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago x varia | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Onobrychis viciifolia | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Ornithopus compressus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Ornithopus sativus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Pisum sativum | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Trifolium alexandrinum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium fragiferum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium glanduliferum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium hirtum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium hybridum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium incarnatum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium isthmocarpum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trifolium michelianum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium pratense | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium repens | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium resupinatum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium squarrosum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium subterraneum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trifolium vesiculosum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trigonella foenum-graecum | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Vicia benghalensis | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(d) | |
Vicia faba | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Vicia villosa | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h) |
ANDERE SOORTEN | | | | | | | |
Brassica napus var. napobrassica | 0,3 | 20 | 2 | | | | (j) |
Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis) | 0,3 | 20 | 3 | | | | (j) |
Phacelia tanacetifolia | 0,3 | 20 | | | | | |
Plantago lanceolata | 0,3 | 20 | 3 | | | | |
Raphanus sativus var. oleiformis | 0,3 | 20 | 2 | | | | ]<font color="red">1</font> |
<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
]4
B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel, vermeld in deel I, punt 2, A :
a) Alle na voorbehandeling niet-gekiemde verse en gezonde zaden worden beschouwd als gekiemde zaden.
b) Hardschalige zaden worden tot aan het aangegeven maximumpercentage beschouwd als kiemkrachtige zaden.
c) Een maximaal totaal gewichtspercentage van 0,8 % aan zaden van andere Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.
d) Een maximaal gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Trifolium pratense geldt niet als onzuiverheid.
e) [5 [12 een maximaal gewichtspercentage van 0,5 % aan zaden van Lupinus albus, Lupinus angustifolius, Lupinus luteus, Pisum sativum, Vicia faba en Vicia spp. in andere relevante soorten geldt niet als onzuiverheid.]12.]5
f) Het voorgeschreven maximale gewichtspercentage aan zaden van een enkele soort geldt niet voor zaden van Poa spp.
g) De aanwezigheid van maximaal twee zaden van Avena fatua en Avena sterilis in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van die soorten.
h) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Avena fatua en Avena sterilis in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, als een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van die soorten.
i) Het aantal zaden van Avena fatua en Avena sterilis wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 12, is voldaan.
j) Het aantal zaden van Cuscuta spp. wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 13, is voldaan.
k) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.
l) Voor de bepaling van het aantal zaden van Cuscuta spp. moet het gewicht van het monster tweemaal zo groot zijn als het voor de relevante soort aangegeven gewicht, vermeld in kolom 4, bijlage III.
m) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, als een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.
n) Het aantal zaden van andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 14, is voldaan.
o) Het percentage van het aantal zaden Lupinus spp. van een andere kleur mag niet meer bedragen dan :
-in bittere lupinen : 2 %;
-in andere Lupinus spp. dan bittere lupinen : 1 %.
p) Het percentage van het aantal bittere zaden in rassen van Lupinus spp. mag niet meer bedragen dan 2,5 %.
3. [10 Het zaad is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen. Het zaad voldoet ook aan de volgende eisen:
1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:
[<font color="red">1</font> soorten | <td colspan="6" valign="top">maximumgehalte aan zaden van andere plantensoortenoverige normen of eisen |
| totaal (% van het gewicht) | aantallen in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage II, kolom 4 (totaal per kolom) | <td colspan="5" valign="top">
| | van één enkele soort | Rumex spp. andere dan Rumex acetosella en Rumex maritimus | Elytrigia repens | Alopecurus myosuroides | Melilotus spp. | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8]<font color="red">1</font> |
<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onder de voormelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen wordt verstaan: de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening.]10
II. BASISZAAD
Voor basiszaad gelden de voorwaarden, vermeld in deel I, tenzij het hieronder anders is bepaald :
1. Zaad van Pisum sativum, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala, Vicia faba en van rassen van Poa pratensis als vermeld in bijlage I, punt 4, derde zin, tweede gedeelte, moet aan de volgende normen of eisen voldoen : de minimale raszuiverheid moet 99,7 % bedragen.
Of aan de eisen voor minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de veldkeuringen, vermeld in bijlage I.
2. Het zaad moet aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
A. Tabel :
[6
soorten | <td colspan="6" valign="top">maximumgehalte aan zaden van andere plantensoortenoverige normen of eisen |
| totaal (% van het gewicht) | aantallen in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage II, kolom 4 (totaal per kolom) | <td colspan="5" valign="top">
| | van één enkele soort | Rumex spp. andere dan Rumex acetosella en Rumex maritimus | [<font color="red">1</font> Elymus repens]<font color="red">1</font> | Alopecurus myosuroides | Melilotus spp. | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021092106" target="_blank">2021-09-21/06</a>, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
[<font color="red">1</font> 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
POACEAE (Gramineae) | | | | | | | |
Agrostis canina | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis capillaris | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis gigantea | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Agrostis stolonifera | 0,3 | 20 | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Alopecurus pratensis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Arrhenatherum elatius | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (i)(j) |
Bromus catharticus | 0,4 | 20 | 5 | 5 | 5 | | (j) |
Bromus sitchensis | 0,4 | 20 | 5 | 5 | 5 | | (j) |
Cynodon dactylon | 0,3 | 20(a) | 1 | 1 | 1 | | (j) |
Dactylis glomerata | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca arundinacea | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca filiformis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca ovina | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca pratensis | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca rubra | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Festuca trachyphylla | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
x Festulolium | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium multiflorum | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium perenne | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Lolium x hybridum | 0,3 | 20(a) | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Phalaris aquatica | 0,3 | 20 | 2 | 5 | 5 | | (j) |
Phleum nodosum | 0,3 | 20 | 2 | 1 | 1 | | (j) |
Phleum pratense | 0,3 | 20 | 2 | 1 | 1 | | (j) |
Poa annua | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa nemoralis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa palustris | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa pratensis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Poa trivialis | 0,3 | 20(b) | 1 | 1 | 1 | | (f) (j) |
Trisetum flavescens | 0,3 | 20(c) | 1 | 1 | 1 | | (i) (j) |
FABACEAE (Leguminosae) | | | | | | | |
Biserrula pelecinus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Galega orientalis | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(e) | (j) |
Hedysarum coronarium | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(e) | (j) |
Lathyrus cicera | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(d) | |
Lotus corniculatus | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (g)(j) |
Lupinus albus | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Lupinus angustifolius | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Lupinus luteus | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h)(k) |
Medicago doliata | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago italic | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago littoralis | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago lupulina | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Medicago murex | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | |
Medicago polymorpha | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago rugosa | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago sativa | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Medicago scutellata | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago truncatula | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Medicago x varia | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Onobrychis viciifolia | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Ornithopus compressus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Ornithopus sativus | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Pisum sativum | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Trifolium alexandrinum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium fragiferum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium glanduliferum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium hirtum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium hybridum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium incarnatum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium isthmocarpum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trifolium michelianum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium pratense | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium repens | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium resupinatum | 0,3 | 20 | 3 | | | 0(e) | (j) |
Trifolium squarrosum | 0,3 | 20 | 5 | | | | |
Trifolium subterraneum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trifolium vesiculosum | 0,3 | 20 | 5 | | | | (j) |
Trigonella foenum-graecum | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Vicia benghalensis | 0,3 | 20 | 5 | | | 0(d) | |
Vicia faba | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | |
Vicia villosa | 0,3 | 20 | 2 | | | 0(d) | (h) |
ANDERE SOORTEN | | | | | | | |
Brassica napus var. napobrassica | 0,3 | 20 | 2 | | | | (j) |
Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis) | 0,3 | 20 | 3 | | | | (j) |
Phacelia tanacetifolia | 0,3 | 20 | | | | | |
Plantago lanceolata | 0,3 | 20 | 3 | | | | |
Raphanus sativus var. oleiformis | 0,3 | 20 | 2 | | | | ]<font color="red">1</font> |
<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
]6
B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel, vermeld in deel II, punt 2, A :
a) De aanwezigheid van in totaal 80 zaden van Poa spp. geldt niet als onzuiverheid.
b) De voorwaarde, vermeld in kolom 3, is niet van toepassing op zaaizaad van Poa spp. Het totale maximale aantal zaden van andere Poa spp. dan de soort die onderzocht wordt, mag niet meer dan 1 bedragen in een monster van 500 zaden.
c) De aanwezigheid van in totaal 20 zaden van Poa spp. geldt niet als onzuiverheid.
d) Het aantal zaden van Melilotus spp. wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 7, is voldaan.
e) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Melilotus spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van Melilotus spp.
f) Voorwaarde c), vermeld in deel I, punt 2, is niet van toepassing.
g) Voorwaarde d ), vermeld in deel I, punt 2, is niet van toepassing.
h) Voorwaarde e), vermeld in deel I, punt 2, is niet van toepassing.
i) Voorwaarde f), vermeld in deel I, punt 2, is niet van toepassing.
j) De voorwaarden k) en m), vermeld in deel I, punt 2, zijn niet van toepassing.
k) Het percentage van het aantal bittere zaden in rassen van Lupinus spp. mag niet meer bedragen dan 1 %.
III. HANDELSZAAD
Voor handelszaad gelden de voorwaarden, vermeld in deel I, punt 2 en 3, tenzij het hieronder anders is bepaald :
1. De gewichtspercentages, vermeld in deel I, punt 2, A, kolom 5 en 6, worden met 1 % verhoogd.
2. Voor Poa annua geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 10 % aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.
3. Voor andere Poa spp. dan Poa annua geldt een maximaal totaal gewichtspercentage 3 % aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.
4. Voor Hedysarum coronarium geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Melilotus spp. niet als onzuiverheid.
5. Voorwaarde d ), vermeld in deel I, punt 2, is niet van toepassing op Lotus corniculatus.
6. Voor Lupinus spp. :
a) bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 97 gewichtspercent;
b) mag het percentage van het aantal zaden Lupinus spp. van een andere kleur niet meer bedragen dan :
-in bittere lupinen : 4 %;
-in andere Lupinus spp. dan bittere lupinen : 2 %.
7. [7 [13 Voor Vicia spp. geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 6% aan zaden van Vicia pannonica, Vicia villosa, Vicia benghalensis of aanverwante cultuursoorten in andere relevante soorten niet als onzuiverheid.]13.]7
8. [8 [14 Voor Vicia pannonica, Vicia sativa, Vicia villosa en Vicia benghalensis bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 97 gewichtspercent.]14.]8]1
[9 9. [15 Voor Lathyrus cicera bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 90 gewichtspercent. Een maximaal totaal gewichtspercentage van 5 % aan zaden van vergelijkbare soorten geldt niet als onzuiverheid]15.]9
----------
(1)<BVR 2010-05-21/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
(2)<MB 2013-09-27/04, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 04-11-2013>
(3)<MB 2017-10-02/09, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<MB 2017-10-02/09, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<MB 2017-10-02/09, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(6)<MB 2017-10-02/09, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(7)<MB 2017-10-02/09, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(8)<MB 2017-10-02/09, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(9)<MB 2017-10-02/09, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(10)<MB 2020-07-23/05, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2020>
(11)<MB 2017-10-02/09, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(12)<MB 2017-10-02/09, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(13)<MB 2017-10-02/09, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(14)<MB 2017-10-02/09, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(15)<MB 2017-10-02/09, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. N3.[1 Bijlage III.
[<font color="red">1</font> soort | maximum gewicht van een partij (in ton)(a) | minimumgewicht van een monster dat van een partij wordt genomen (in g)(b)(c) | gewicht van een monster voor de bepaling van de aantallen, bepaald in bijlage II, deel I, punt 2, A, kolom 12-14 en in bijlage II, deel II, punt 2, A, kolom 3-7 (in g) |
1 | 2 | 3 | 4 |
POACEAE (Gramineae) * | | | |
Agrostis canina | 10 | 50 | 5 |
Agrostis capillaris | 10 | 50 | 5 |
Agrostis gigantea | 10 | 50 | 5 |
Agrostis stolonifera | 10 | 50 | 5 |
Alopecurus pratensis | 10 | 100 | 30 |
Arrhenatherum elatius | 10 | 200 | 80 |
Bromus catharticus | 10 | 200 | 200 |
Bromus sitchensis | 10 | 200 | 200 |
Cynodon dactylon | 10 | 50 | 5 |
Dactylis glomerata | 10 | 100 | 30 |
Festuca arundinacea | 10 | 100 | 50 |
Festuca filiformis | 10 | 100 | 30 |
Festuca ovina | 10 | 100 | 30 |
Festuca pratensis | 10 | 100 | 50 |
Festuca rubra | 10 | 100 | 30 |
Festuca trachyphylla | 10 | 100 | 30 |
x Festulolium | 10 | 200 | 60 |
Lolium multiflorum | 10 | 200 | 60 |
Lolium perenne | 10 | 200 | 60 |
Lolium x hybridum | 10 | 200 | 60 |
Phalaris aquatica | 10 | 100 | 50 |
Phleum nodosum | 10 | 50 | 10 |
Phleum pratense | 10 | 50 | 10 |
Poa annua | 10 | 50 | 10 |
Poa nemoralis | 10 | 50 | 5 |
Poa palustris | 10 | 50 | 5 |
Poa pratensis | 10 | 50 | 5 |
Poa trivialis | 10 | 50 | 5 |
Trisetum flavescens | 10 | 50 | 5 |
FABACEAE (Leguminosae) | | | |
Biserrula pelecinus. | 10 | 30 | 3 |
Galega orientalis Lam. | 10 | 250 | 200 |
Hedysarum coronarium | | | |
- vruchten | 10 | 1.000 | 300 |
- zaaizaad | 10 | 400 | 120 |
Lathyrus cicera | 25 | 1000 | 140 |
Lotus corniculatus | 10 | 200 | 30 |
Lupinus albus | 30 | 1.000 | 1.000 |
Lupinus angustifolius | 30 | 1.000 | 1.000 |
Lupinus luteus | 30 | 1.000 | 1.000 |
Medicago doliata | 10 | 100 | 10 |
Medicago italic | 10 | 100 | 10 |
Medicago littoralis | 10 | 70 | 7 |
Medicago lupulina | 10 | 300 | 50 |
Medicago murex | 10 | 50 | 5 |
Medicago polymorpha | 10 | 70 | 7 |
Medicago rugose | 10 | 180 | 18 |
Medicago sativa | 10 | 300 | 50 |
Medicago scutellata | 10 | 400 | 40 |
Medicago truncatula | 10 | 100 | 10 |
Medicago x varia | 10 | 300 | 50 |
Onobrychis viciifolia | | | |
- vruchten | 10 | 600 | 600 |
- zaaizaad | 10 | 400 | 400 |
Ornithopus compressus | 10 | 120 | 12 |
Ornithopus sativus | 10 | 90 | 9 |
Pisum sativum | 30 | 1.000 | 1.000 |
Trifolium alexandrinum | 10 | 400 | 60 |
Trifolium fragiferum | 10 | 40 | 4 |
Trifolium glanduliferum | 10 | 20 | 2 |
Trifolium hirtum | 10 | 70 | 7 |
Trifolium hybridum | 10 | 200 | 20 |
Trifolium incarnatum | 10 | 500 | 80 |
Trifolium isthmocarpum | 10 | 100 | 3 |
Trifolium michelianum | 10 | 25 | 2 |
Trifolium pratense | 10 | 300 | 50 |
Trifolium repens | 10 | 200 | 20 |
Trifolium resupinatum | 10 | 200 | 20 |
Trifolium squarrosum | 10 | 150 | 15 |
Trifolium subterraneum | 10 | 250 | 25 |
Trifolium vesiculosum | 10 | 100 | 3 |
Trigonella foenum-graecum | 10 | 500 | 450 |
Vicia benghalensis | 20 | 1000 | 120 |
Vicia faba | 30 | 1.000 | 1.000 |
Vicia pannonica | 30 | 1.000 | 1.000 |
Vicia sativa | 30 | 1.000 | 1.000 |
Vicia villosa | 30 | 1.000 | 1.000 |
ANDERE SOORTEN | | | |
Brassica napus var.napobrassica | 10 | 200 | 100 |
Brassica oleracea convar. acephala | 10 | 200 | 100 |
Phacelia tanacetifolia | 10 | 300 | 40 |
Plantago lanceolata | 5 | 20 | 2 |
Raphanus sativus var.oleiformis | 10 | 300 | 300]<font color="red">1</font> |
<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2017100209" target="_blank">2017-10-02/09</a>, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden. ]1
[2 * Het maximumgewicht van de partij mag worden verhoogd tot 25 ton als de leverancier daartoe door de bevoegde autoriteit gemachtigd is.]2
----------
(1)<MB 2017-10-02/09, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<MB 2018-12-03/05, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. N4. Bijlage IV. - Aanduidingen.
A. Officieel etiket.
I. Te vermelden gegevens.
a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad :
1. "EG-systeem";
2. Keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffend kenteken;
[1 2/1. Officieel volgnummer;]1
3. Partijnummer;
4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... (maand en jaar)" of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in (maand en jaar)". In het geval van x Festulolium worden de namen van de soorten van het geslacht Festuca en Lolium vermeld;
5. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
6. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift;
7. Categorie;
8. Producerend land;
9. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;
10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht;
11. Voor gecertificeerd zaad van de tweede en volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad, de vermelding : het aantal generaties vanaf het basiszaad;
12. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, § 2, sub a), van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "niet bestemd voor de teelt van voedergewassen";
13. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
b) Voor handelszaad :
1. "EG-systeem";
2. "Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd)";
3. Keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffende kenteken;
[1 3/1. Officieel volgnummer;]1
4. Partijnummer;
5. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... (maand en jaar)" of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit tot goedkeuring als handelszaad, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in... (maand en jaar)";
6. Soort (*) ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
7. Teeltgebied;
8. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;
9. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht;
10. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden " nacontrole verricht... (maand en jaar) " en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
(*) Voor lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen.
c) Voor zaadmengsels :
1. "Zaadmengsel voor... (gebruiksdoeleinde)";
2. Instantie die de verpakking heeft gesloten en Lidstaat of desbetreffend kenteken;
[1 2/1. Officieel volgnummer;]1
3. Partijnummer;
4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in (maand en jaar)". In het geval van x Festulolium worden de namen van de soorten van het geslacht Festuca en Lolium vermeld;
5. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras tenminste dienen te worden vermeld in Latijns schrift, vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de koper schriftelijk in kennis wordt gesteld van de gewichtsverhouding en indien deze officieel is gedeponeerd;
6. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;
7. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht;
8. Waar ten minste voor de kiemkracht van alle bestanddelen van het mengsel nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
II. Minimumafmetingen.
110 mm x 67 mm.
B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (kleine verpakking EG).
Te vermelden gegevens :
a) Voor gecertificeerd zaad :
1. "Kleine verpakking EG B";
2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;
3. Officieel volgnummer;
4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;
5. Partijnummer indien de gecertificeerde partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd;
6. Soort ten minste vermeld in Latijns schrift;
7. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift;
8. Categorie;
9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;
10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht;
11. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, lid 2, sub a), van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "niet bestemd voor de teelt van voedergewassen".
b) Voor handelszaad :
1. "Kleine verpakking EG B";
2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;
3. Officieel volgnummer;
4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;
5. Partijnummer indien de gecontroleerde partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd;
6. Soort (*) ten minste vermeld in Latijns schrift;
7. "Handelszaad";
8. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;
9. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht.
(*) Voor de lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen.
c) Voor zaadmengsels :
1. "Kleine verpakking EG A" of "kleine verpakking EG B";
2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;
3. Kleine verpakking EG B : officieel volgnummer;
4. Kleine verpakking EG B : dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;
5. Kleine verpakking EG B : partijnummer indien de gebruikte partijen niet door het officiële volgnummer kunnen worden geïdentificeerd;
6. Kleine verpakking EG A : partijnummer waardoor de gebruikte partijen kunnen worden geïdentificeerd;
7. Kleine verpakking EG A : naam of kenteken van de Lidstaat;
8. "Zaadmengsels voor... (gebruiksdoeleinden)";
9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;
10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht;
11. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras ten minste dienen te worden vermeld in Latijns schrift, de vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de gewichtsverhouding aan de koper op diens verzoek kan worden medegedeeld en deze officieel is gedeponeerd.
----------
(1)<MB 2016-12-22/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. N5. Bijlage V. - Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lidstaat.
A. Op het etiket te vermelden gegevens :
1. Voor de veldkeuring veran twoordelijke instantie en Lidstaat of hun kenteken.
[1 1/1. Officieel volgnummer;]1
2. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.
3. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift.
4. Categorie.
5. Referentienummer van het veld of van de partij.
6. Opgegeven netto- of brutogewicht.
7. De vermelding "niet definitief goedgekeurd zaad".
B. Kleur van het etiket
Het etiket is grijs van kleur.
C. Op het document te vermelden gegevens :
1. Instantie die het document afgeeft.
[1 1/1. Officieel volgnummer;]1
2. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.
3. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift.
4. Categorie.
5. Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.
6. Referentienummer van het veld of van de partij.
7. Oppervlakte die is geteeld voor de productie van de bij het document behorende partij.
8. Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.
9. Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad.
10. Verklaring dat, bij de teelt, waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.
11. In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.
----------
(1)<MB 2016-12-22/43, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>